Wat vooraf ging:
Mijn lieve oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door
haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers
en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.
Een dronkenlap verkracht en bezwangert Maria. Ze is dan 17.
Abortus is taboe in het katholieke Den
Bosch, waar zij woont. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’.
Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt werk bij rijkelui.
Maria verlangt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met
schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen.
Maria moet de leugenachtige Wijnaldia,
die haar misbruikt, haastig ontvluchten.
Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), trekt de breisels van Maria
uit elkaar. ‘Collega’zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich
over Maria, kalmeert haar en gaat
samen met haar op zoek naar nieuwe
kleertjes.
Maria bevalt van een jongen: Kareltje. Haar steun en
toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.
Bij de familie in ’t Hout in Schiedam vindt Maria, werk,
onderdak en de onontbeerlijke steun die een jonge ongehuwde moeder nodig heeft.
Met de oudste dochter, Lidwien, van de familie heeft Maria een klik. Kareltje
helpt op zijn manier ook mee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.
En … wanneer meneer
in ’t Hout in haar buurt komt … voelt ze
kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder heeft gevoeld.
Deel 6. Hoteldebotel.
Het kon haast niet anders, wist Maria, dit moest wel zoiets
als verliefdheid zijn. Telkens als meneer van ’t Hout in de buurt kwam ging
haar hart wat sneller kloppen maar ook ging ze allerlei dingen veel te gehaast
en dus fout doen. Zo spoelde ze het lekkere groenteprakje, dat ze nog maar net
voor Kareltje had klaar gemaakt, zonder
nadenken, door de gootsteen en haar zoontje, dat eerst verbaasd keek, zette
vervolgens een keel op, want hij zag zijn lekkere hapje weggespoeld worden.
’s Ochtends om zeven uur ging meneer van ’t Hout altijd naar
zijn werk. Normaal lag Maria dan nog in bed, al dan niet te tutten met Kareltje
maar nu schoot ze elke dag haar duster aan, liep snel met haar kind in haar arm
naar het raam en keek meneer door een kier van het gordijn na, zo lang als ze
hem maar kon zien. Haar ademhaling raakte daar al helemaal van slag van.
Maria was nou wel verliefd maar blij was ze niet, want
eigenlijk kan het toch helemaal niet. Meneer van ’t Hout was getrouwd met
mevrouw van ’t Hout en Maria vond ze alle twee zò aardig. Hoeveel hadden ze al
niet voor haar gedaan?!
Ze kon haar verliefdheid, haar blijheid, haar opgewondenheid
gewoonweg niet onderdrukken. Niet als ze allèèn was. Niet als ze met Kareltje,
Lidwien of mevrouw van ‘t Hout was maar helemaal niet als hij in de buurt was.
Ze smolt voor hem. Als hij in de buurt was,
was Maria altijd helemaal hoteldebotel. Maar die euforie van Maria werd
afgewisseld door momenten van diepe neerslachtigheid.
Meneer van ’t Hout vond Kareltje duidelijk een leuk ventje. Hij had erg te doen gehad
met het kleine mannetje toen het zijn arm gebroken had. Sinds die tijd had hij
er een gewoonte van gemaakt om zo af en toe bij Maria en haar zoontje langs te
wippen. Ook mevrouw van ’t Hout kwam geregeld mee. Thee werd er dan gedronken; soms nam meneer
een flesje wijn mee, dat ze met z’n drieën gezellig opdronken. Er werd dan
steeds luider gesproken; volop gelachen en wat meneer en mevrouw niet konden weten was, dat Maria er niet echt bij
was bij de gesprekken. Maria zei wel eens wat maar wat ze zei, stelde niet zo
veel voor. Onder hun zeer vrolijke gesprekken,
vleide zij zich in haar fantasie tegen hem aan en kuste zijn hals en
zijn wangen.
Ze kotste van zichzelf als ze, eenmaal uit die
fantasie, de leuke mevrouw van ’t Hout
zag. Leuk als mens dan, vond Maria. Lief ook, hartelijk en een uitstekende moeder. Ze was alleen niet
zo mooi als ik, dacht Maria. Er konden wel wat kilootjes vanaf. Voor haar
leeftijd had ze ook al een behoorlijke onderkin … maar eigenlijk misstond die
haar niet eens. En ja, ze had ook een lui oog maar daar kon ze helemaal niks
aan doen.
Maria vroeg zich af of meneer haar in zijn fantasie zou
omhelzen of misschien iets anders zou doen.
Maar dit mag, verdorie
allemaal niet, dit kan niet, dit wil ik niet, dit moet stoppen.
Morgen: deel 7. Een huilbui.