Posts tonen met het label verliefdheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verliefdheid. Alle posts tonen

donderdag 9 november 2023

SERIE: 'OPA EN OMA' DEEL 6: HOTELDEBOTEL

Wat vooraf ging:

Mijn lieve oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Een dronkenlap verkracht en bezwangert Maria. Ze is dan 17. Abortus is taboe in het katholieke Den  Bosch, waar zij woont. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt werk bij rijkelui.

Maria verlangt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, kalmeert haar en gaat samen  met haar op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een jongen: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.

Bij de familie in ’t Hout in Schiedam vindt Maria, werk, onderdak en de onontbeerlijke steun die een jonge ongehuwde moeder nodig heeft. Met de oudste dochter, Lidwien, van de familie heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn manier ook mee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … wanneer meneer in ’t Hout in haar buurt komt  … voelt ze kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder heeft gevoeld.

 

Deel 6. Hoteldebotel.

Het kon haast niet anders, wist Maria, dit moest wel zoiets als verliefdheid zijn. Telkens als meneer van ’t Hout in de buurt kwam ging haar hart wat sneller kloppen maar ook ging ze allerlei dingen veel te gehaast en dus fout doen. Zo spoelde ze het lekkere groenteprakje, dat ze nog maar net voor Kareltje had klaar gemaakt,  zonder nadenken, door de gootsteen en haar zoontje, dat eerst verbaasd keek, zette vervolgens een keel op, want hij zag zijn lekkere hapje weggespoeld worden.

’s Ochtends om zeven uur ging meneer van ’t Hout altijd naar zijn werk. Normaal lag Maria dan nog in bed, al dan niet te tutten met Kareltje maar nu schoot ze elke dag haar duster aan, liep snel met haar kind in haar arm naar het raam en keek meneer door een kier van het gordijn na, zo lang als ze hem maar kon zien. Haar ademhaling raakte daar al helemaal van slag van.

 

Maria was nou wel verliefd maar blij was ze niet, want eigenlijk kan het toch helemaal niet. Meneer van ’t Hout was getrouwd met mevrouw van ’t Hout en Maria vond ze alle twee zò aardig. Hoeveel hadden ze al niet voor haar gedaan?! 

Ze kon haar verliefdheid, haar blijheid, haar opgewondenheid gewoonweg niet onderdrukken. Niet als ze allèèn was. Niet als ze met Kareltje, Lidwien of mevrouw van ‘t Hout was maar helemaal niet als hij in de buurt was. Ze smolt voor hem. Als hij in de buurt was,  was Maria altijd helemaal hoteldebotel. Maar die euforie van Maria werd afgewisseld door momenten van diepe neerslachtigheid.

Meneer van ’t Hout vond Kareltje duidelijk  een leuk ventje. Hij had erg te doen gehad met het kleine mannetje toen het zijn arm gebroken had. Sinds die tijd had hij er een gewoonte van gemaakt om zo af en toe bij Maria en haar zoontje langs te wippen. Ook mevrouw van ’t Hout kwam geregeld mee.  Thee werd er dan gedronken; soms nam meneer een flesje wijn mee, dat ze met z’n drieën gezellig opdronken. Er werd dan steeds luider gesproken; volop gelachen en wat meneer en mevrouw niet  konden weten was, dat Maria er niet echt bij was bij de gesprekken. Maria zei wel eens wat maar wat ze zei, stelde niet zo veel voor. Onder hun zeer vrolijke gesprekken,  vleide zij zich in haar fantasie tegen hem aan en kuste zijn hals en zijn wangen.

Ze kotste van zichzelf als ze, eenmaal uit die fantasie,  de leuke mevrouw van ’t Hout zag. Leuk als mens dan, vond Maria. Lief ook, hartelijk  en een uitstekende moeder. Ze was alleen niet zo mooi als ik, dacht Maria. Er konden wel wat kilootjes vanaf. Voor haar leeftijd had ze ook al een behoorlijke onderkin … maar eigenlijk misstond die haar niet eens. En ja, ze had ook een lui oog maar daar kon ze helemaal niks aan doen.

Maria vroeg zich af of meneer haar in zijn fantasie zou omhelzen of misschien iets anders zou doen.

Maar dit mag, verdorie  allemaal niet, dit kan niet, dit wil ik niet, dit moet stoppen.

 

Morgen: deel 7. Een huilbui.

zaterdag 24 juni 2023

ONNODIG KWETSEN.

 Mijn vriendin zei dat ze een avondje is wezen stappen. Ik lig in die periode net met een zware longontsteking in het ziekenhuis.

 ’Wezen stappen? Met wie dan?’

‘Wat? …  Met wie dan?’

‘Nou, gewoon, met wie ben je dan wezen stappen?

‘Dat ga ik jou niet aan je neus hangen …’ Nee, ik vind het onnodig kwetsend zowel voor hem als voor jou. Ik denk dat het voor jou echt niet goed zou voelen als ik je over al mijn kleine verliefdheden zou gaan vertellen.’

‘Al je kleine verliefdheden? …….. zijn het er zo veel dan?’

‘Ik weet niet precies hoeveel, hoor, maar het gaat altijd wel weer snel over.  En het gebeurt alleen maar in mij hoofd, hè. Die ander weet nergens van. Ze zijn meestal van op mijn werk. Soms heb ik wel eens twee verschillende op een dag. Het gebeurt ook dat ik een maand lang één kleine verliefdheid heb. Heb jij dan nooit zoiets?’

‘Ehhh, om je de waarheid te zeggen …. Ja …… ik heb bijvoorbeeld zo’n kleine verliefdheid met …’

‘Nee stop! dat wil ik niet horen. Wat jij met een ander hebt of wil hebben of denkt te hebben, dat hoef ik niet te weten, hoef ik niet te horen.’

‘Van zo’n kleine verliefdheid heb jij meestal geen last hoor, schatje, nee, want ik doe meestal toch niks met zo’n kleine verliefdheid.’

‘Meestal doe je niks met zo’n kleine verliefdheid? …  meestal?’

‘Nou ja ik bedoel niet helemaal niks natuurlijk: ik haal wel eens een kop koffie voor hem, of geef hem een boterham van mij als hij trek heeft, ik lach vriendelijk naar hem als ik hem in de metro tegenkom. Met sommigen doe ik inderdaad helemaal niks: dan kijk ik stuurs voor me uit als hij naast me zit. Wat ik wil zeggen is dat jij heus niet bang hoeft te zijn dat je iets te kort komt, hoor. Want het is allemaal even vluchtig even luchtig; het is meestal zo weer over. Een heel enkele keer wordt die kleine verliefdheid wel eens wat heftiger …’

‘Ja, zo had ik laatst een tamelijk heftige kleine verliefdheid met Loreena,’

‘Hè dat had je nou niet moeten zeggen, wat zei  je nou? …… Loreena ……. wat, die stagiaire bij jou op de afdeling werk?  Wat heb jij daar mee gehad? Die is toch veel te jong voor jou?’

‘We zijn na het werk wat gaan drinken in die Irish pub tegenover ons werk. Aan de bar gezeten, gedronken, gepraat,  gelachen, gestreeld, ik heb Loreena toen even met de auto naar huis gebracht. We hebben gezoend. ‘And that‘s all!’

‘Zo’, dus jullie hebben gezoend? Getongzoend soms? Nee, dat zal wel niet hè?’

‘Nee, Loreena en ik hebben elkaar een zoen op de mond gegeven. Met gesloten mond. En maak je er nou alsjeblieft niet onnodig druk over, want dit stelt allemaal niks voor, Loreena heeft een heel leuk vriendje en ik heb een leuke vriendin en dat willen we allebei zou houden, toch?’

‘Oh, als bij mij een kleine verliefdheid eens wat heftiger wordt, dan kan het wel eens gebeuren, dat mijn fantasie een beetje op hol slaat …dan haal ik me allerlei spannende dingen in mijn hoofd … maar dat is op zich heel onschuldig.’

‘Okee, en met wie heb je nu die heftige kleine verliefdheid? ….. o nee dat mag ik niet weten, hè? ….. dat zou me toch alleen maar onnodig kwetsen????