vrijdag 14 juli 2023

SCHOONMOEDERTJE.

 

Schoonmoedertje.

Op de markt zie ik mijn oud-collega Ruud lopen. Een lange vent. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85m. Ruud moet mij gezien hebben, al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik er geen behoefte aan heb iemand te ontmoeten; dat ik het liefst bij mezelf wil blijven. Af en toe kijk ik om, Ruud zie ik even niet meer. Zou die al van de markt af zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij zal hij wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door, naar de lantarenpaal waar ik mijn fiets aan heb vast gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Iemand vertelde me eens dat Ruud getrouwd was met een vrouw, die twaalf jaar ouder was dan hij. Het was een ‘moetje’ Dat meisje dat bij hen liep, moest wel hun dochter zijn. Ruud zal nu veertig zijn. Dan is die vrouw tweeënvijftig.  Op een afstandje is dat leeftijdsverschil nauwelijks waarneembaar.

 Familie ‘Ruud’ loopt naar de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos zakje met wat fruit, vermoed ik. Ruud en zijn dochter knabbelen aan een banaan. Het kan haast niet anders of hij moet me zo herkennen. Vlak bij mijn fiets, passeren we elkaar rakelings. Maar nee hoor, hij loopt gewoon door. Zijn bananenschil duwt hij nota bene vlak voor mijn fiets in een rioolput  en loopt vervolgens rustig door.

Nu wil ik hem tòch even spreken. Ik heb nog een appeltje met hem te schillen: die ‘sufgelulde’zoals hij me destijds noemde, zit me nog steeds niet lekker.

 ‘Hé Ruud! Ruud! Hoi! Ken je me niet meer?’

‘Neen man, geen flauw idee, maar verras me eens?

‘Ik ben Ad van Spangen.’

‘Sorry, maar ik ken geen Ad van Spangen.’ 

‘Nee, Ruud, mijn naam is ook niet Ad van Spangen. Ik heet Ad en we hebben drie jaar lang samengewerkt in Spangen.’

‘O, ja nou gaat het me weer dagen, jij was die sufgelulde. Toen ik daar kwam werken, zat je maar naar je toetsenbord te staren. Dat was gauw afgelopen. Binnen twee weken had ik je aan het werken gekregen: het eerste wat we samen deden was onze werkruimte opknappen. Hoe is ’t ermee, jongen?’

 Ik wist dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt had. Hij was toen met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

‘Trouwens Ruud, ben je een lekker een dag je uit in Rotterdam met je dochter en je schoonmoedertje?’ We schudden elkaar de hand.

 ‘Ja, we zijn wèl een lekker dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dit is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, ho maar Ruud, dat weet ik heus wel; ik maak maar een geintje.’ Ruud is duidelijk ‘not amused’: zijn gezicht staat zelfs op onweer.

 Het is van zo dichtbij, goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer zo piep is. Ze heeft een behoorlijk gerimpeld koppie. Maar … eerlijk is eerlijk: die dochter van Ruud is top: heel mooi rood haar heeft ze, net als haar vader.

donderdag 13 juli 2023

KORTE BROEK.

Nadat ik een pond gemengd gehakt en mergpijp voor de hond heb gekocht, fiets ik naar Bristol voor een paar korte broeken. In een reclameblaadje zie ik dat korte broeken in de aanbieding zijn. Nog geen vijftien euro voor een korte broek tot halverwege de bovenbenen. Precies de broek die ik zoek. Van die wijde, slobberige, zogenaamd korte broeken, tot op of over de knie, houd ik niet.

Mijn maat weet ik nooit precies. Ik denk vierendertig; zeker weten doe ik het niet. Een verkoopster kan mijn maat wel opnemen. Een jongedame met een mouwloze donkerblauwe werkjas, is bezig bij een kledingrek om groene T-shirtjes van kleerhangers af te halen en er blauwe T-shirtjes voor in de plaats te hangen. Geen leuk werk. Ze heeft er niet veel zin in. Met een norse uitdrukking op haar gezicht smijt ze de groene T-shirtjes als natte vaatdoeken in een grote gele plastic bak. Veel moeite om leuk op haar werk te verschijnen, heeft ze niet gedaan. Het enige aantrekkelijke aan haar vind ik haar prachtig glanzende, zwarte haar. Klein en tenger is ze. Een meisje nog. Hooguit zeventien. Ze is nog weinig in de zon geweest. Haar gezicht en ook haar benen zijn nog wit. Ze heeft wallen onder haar ogen, alsof ze een paar nachten slecht geslapen heeft. Een trieste indruk maakt ze op mij. Triest en verwaarloosd.

Voor klanten is het altijd prettig als het verkopend personeel een frisse, opgewekte indruk maakt. Bij Bristol heeft dat blijkbaar geen prioriteit. Af  en toe kijkt de verkoopster schichtig mijn kant op. Ze zal me in de gaten moeten houden: misschien is hij de kleptomaan, die zijn rooie Dirck van der Broek-tas aan het volstouwen is.   

Wat ik moet weten is, welke maat korte broek ik moet hebben. Ik stap met mijn vraag op de tengere verkoopster af. Zenip, zo heet ze, kijkt me vriendelijk aan en pakt een meetlint uit haar jaszak.

‘Ik zal even uw heupmaat opmeten, meneer’. Haar stem heeft een mooi, donker timbre. Had ik niet verwacht.

‘U heeft maat vierendertig. Er hangen nog genoeg broeken van die maat in dat rek daar, waar u net stond.’

Ik bedank haar en ga even later met drie korte broeken het pashokje in. Ze  heeft het goed opgemeten. Maatje vierendertig past. De broeken hebben ook precies de juiste lengte.

Ik koop een spijkerstof, een corduroy en een katoenen broek. Het is lekker weer, dus ik houd de beige broek gelijk aan. De lange broek, die ik aan had toen ik Bristol binnenliep, heb ik in mijn Dirk van der Broektas gepropt; bovenop het gehakt en de mergpijp.

Bij de kassa leg ik twee van de korte broeken èn het prijskaartje van de derde broek neer … van de broek, die aangehouden heb dus. De filiaalchef wordt er bijgehaald, want zo iets heeft het kassa-meisje nog nooit meegemaakt. Hij doet moeilijk … wil dat ik hem uittrek  … maar daar begin ik niet aan ... alle betalingsgegevens liggen bij de kassa ... uiteindelijk gaat hij met tegenzin akkoord.  

Met opgeheven hoofd stap ik Bristol uit. Echt korte-broeken-weer vandaag. Ga nu eerst effe naar Capri: met de Rotterdampas een oubliehoorn met twee tagliatelli-bolletjes scoren.       

woensdag 12 juli 2023

DATE

Er is niemand in het herentoilet. Alle wc-deuren staan open en de acht urinoirs zijn allemaal vrij. Er hangt een kunstmatig sinaasappelgeurtje in de ruimte. Ik moet plassen meer niet. Ik kies voor één van de urinoirs. Die zijn vrijwel altijd schoon, in ieder geval goed bruikbaar. Af en toe sta ik wel eens te dansen in andermans pies. Normaal plas ik het liefst zittend maar de wc-brillen op herentoiletten zijn doorgaans goor, nat, onhygiënisch en plakkerig. Daar durf ik niet op te gaan zitten. Soms werkt er in de toiletruimte een heer of juffrouw van de retirade. In dat geval waag ik mijn billen wel eens aan een wc-bril. Met grote passen loopt een man in een Feyenoord - shirt met dito petje achter me langs, stapt een wc in en knalt de deur achter zich dicht. Ik was mijn handen en droog ze aan een luidruchtige handendroger.

Ik kijk even in de spiegel. Meer dan mijn hoofd zie ik niet. Zo dadelijk heb ik een ‘date’, met een dame, Natalie geheten. Toch nog vergeten mijn neus- en oorharen te knippen. Ik wrijf nog een beetje ‘soep’ uit mijn ogen. Mijn tanden zijn wat gelig maar schoon; net  gepoetst. Meer kan ik er echt niet aan doen. Mijn haar is keurig geknipt. Baardje getrimd. Jammer wel dat ik de laatste paar maanden steeds van die rode vlekken heb op mijn voorhoofd. Vooral als er een beetje zon is. Ook nu weer. Die vlekken verdrogen, gaan schilferen en dan dwarrelen die schilfers op mijn kleren maar even goed ook  op mijn eten of in mijn drinken. Met zo’n date komt dat wel erg slecht uit.

Achter me stapt de Feyenoordsupporter de wc uit. Iets te hard zwaait hij de deur weer dicht, waardoor de stank uit die wc heel eventjes hinderlijk om me heen komt hangen. De man pakt uit zijn binnenzak een grote viltstift en schrijft op de buitenkant van de groene wc-deur: ’AJAX DOOD’ met een doodskopje er achter. Met een waarschuwend vingertje komt hij op me af en zegt dreigend: ’En jij gaat toch zeker wel je mondje dicht houden, hè, poepie?!’

Normaal zou ik bang worden van zo’n kerel. Nu niet. Ik heb de beveiligingscamera’s hier gezien. Hij niet, denk ik.

Stukken rustiger dan dat hij hier binnenkwam loopt hij naar buiten. Begrijpelijk wel. Hij is kwijt wat ie kwijt moest. Wat ik echter niet begrijp, is dat hij hier weg wandelt zonder zijn handen te wassen.

O jee, mijn gulp staat nog open, slordig! Goed dat ik nog even kijk. Ik heb nu mijn kaki broek aan en die heeft gulpknoopjes. Waarom de confectie-industrie nu ineens weer is overgegaan op herenbroeken met gulpknoopjes, daar begrijp ik helemaal niks van. Een rits is veel makkelijker.

Als ik de toiletruimte uitloop zie ik dat een beveiligingsmedewerker de Feyenoorder overmeesterd heeft. Een collega belt, waarschijnlijk om assistentie. Zal zo wel komen. De politie moet tegenwoordig ook voor iedere pietluttigheid opdraven.

 

Mijn date is er nog niet. Ik zal vandaag toch niet wèèr tevergeefs een uur aan dat tafeltje moeten wachten?

dinsdag 11 juli 2023

BEZOEK.

Bezoek.

Voor het eerst is Marien bij me op bezoek. Hij is van de wandelclub.

M’n vriendin, Cora, is een dagje shoppen in Amsterdam. Met een vriendin.

Daar eten ze ook wat.

Marien eet vandaag bij mij mee.

 ‘Wat wil je drinken, Marien? vraag ik.

‘Wat hebbie? vraagtie.

‘Pils, wijn, fris, sap.’

‘Rode of witte wijn?’

‘Ik heb alleen witte.’

‘Geef dan maar een biertje … o, eh, wat voor bier heb je eigenlijk in huis?’

‘Ik heb altijd maar één soort in huis, dat is Dors, van de Jumbo? Moet je er een glas bij?’

‘Nou nee, Jee, laat dat bier maar zitten ook  …  doe mij maar een sappie, sinaasappelsap graag.’

‘Sinaasappelsap heb ik geloof ik niet, Marien, nee … wel  appelsap, lekkere koude appelsap.’

‘Prima, dan neem ik dàt toch; maar eerlijk gezegd, Jee,  hóéft sap van mij nooit zo koud te zijn ... op kamertemperatuur komt de zuivere vruchtensmaak  veel beter tot zijn recht, vind íkpersoonlijk.’

‘Dàt kan ik je helaas niet aanbieden. Alle sappen die ik in huis heb, staan nu koud. Ik  kàn natuurlijk nú wel even een pak appelsap uit de koelkast halen, dan is het  over een dikke twee uur wel op kamertemperatuur.’

‘Heb je misschien ook abrikozen-perziksap koud staan?

‘Jazeker.’

‘Wil je dan voor mij alvast een pak abrikozen-perziksap uit de koelkast halen … voor straks. Maar voor nu lust ik wel een  koud appelsapje van je.’

‘Proost Marien, op een fijne avond.’

‘Ja, proost Jee, leuke avond.’

‘Stom hè? Ik vind dat Dors bier best goed binnen te houden;  mijn zoon noemt het zwerversbier.’

‘Die zoon van jou heeft geen verkeerde smaak, Jee. ’

‘Iets anders …  heb jij een kat in huis. Er hangt hier een verstikkende kattenpislucht.’

‘Onze kater is kierewiet. Hij piest náást in plaats van ìn zijn kattenbak en zijn pies zit in, onder en tussen het zeil. Dat wil wel stinken. Vandaar die penetrante geur.

‘Ziedaar: Spijker, onze kater, de boosdoener. Ja, dat komt allemaal door jou, hè Spijker, door jou zitten we samen in de stank, viespeuk!’ Spijker begint te snuffelen aan Marien, die angstig stijf met zijn knieën tegen elkaar gedrukt, op mijn luie stoel zit. Spijker kijkt Marien in een flits in zijn ogen en in een wip zit hij, spinnend, bij hem op schoot en staat hij te dauwtrappen op zijn corduroybroek. Onze kater heeft een voorliefde voor bange mannen.

Heel voorzichtig, om Spijker niet te storen, pakt Marien zijn glaasje koude appelsap en neemt een klein (angstig) slokje. Hij vermant zich en durft Spijker te aaien. Voor Spijker is de lol er af en hij verdwijnt naar zijn hoekje in de woonkamer.

‘Kom Marien, we gaan de keuken in.’ We eten peentjes en peultjes met gebakken aardappelen en biefstuk. Geen culinair hoogstandje. Schil jij de aardappelen, Marien? Een half pondje is genoeg voor ons twee. De aardappelen liggen in die witte bak achter het middelste keukenkastje. Dan begin ik vast met het afhalen van de peultjes.’ 

maandag 10 juli 2023

CONTROLE (XL)

Kokendheet is het op het terras van het Maastheater. De koeling maakt het binnen aangenaam. Mijn vriendinnen Tamara en Connie zitten, als ik aankom al aan een frisje. Ik bestel een pils en loop naar hun tafeltje.

 ‘Verrek’, zegt Connie,’ ben jij het Jos, ik herken je zowat niet zonder baardje’. Tamara had me wèl herkend, aan mijn houding, maar nu ze mijn gezicht ziet zegt ze óók dat ik onherkenbaar ben.   Mijn gezicht ziet er wel goed uit zo, vindt Tamara. Connie kijkt Tamara aan, alsof zij zoete broodjes zit te bakken en zegt tegen mij:  ‘Neen, sorry hoor Jos, mèt dat baardje leek je een stuk  jonger, nu ben je een saaie  zeventiger met hangwangetjes’.

Jammer dan. De een vindt dit, de ander dat. Mijn baardje moest er af; mijn huid was geïrriteerd. Had ik last van: veel jeuk en roos. Het is voor nu iedereen ‘effe wenne’.

We zijn hier voor de voorstelling Controle (XL), een dikke medley van breakdance, fysieke komedie, live muziek, film en bizarre humor. De voorstelling is een technisch hoogstandje: op een bewegende vloer worden in één uur in een wervelend tempo acrobatische acts en dansfiguren vertoond door acht super elastische jonge mannen in witte turn-outfits.

Technisch vond ik de voorstelling adembenemend, alleen bóéide het me niet aldoor.  Enkele danspresentaties werden te lang uitgesponnen, werden daardoor wat te eentonig. Tamara vond sommige dansen ook wat langdradig worden. Loes vond alles helemaal prima. Technisch, was het uit de kunst, daar waren we het alle drie over eens.

Terwijl we napraten op het terras, komt een jongen van een jaar of tien op een groot wit speelgoedpaard naast ons tafeltje staan:  ’Ik ben Ridder Johan op mijn witte paard’.

‘Zooo,’ reageren wij vriendelijk lachend: ‘Goedendag, Ridder Johan op je witte paard’… en hij galoppeerd verder. Nog geen kwartiertje later staat ie weer naast onze tafel: ’Ridder Johan heeft dorst’. En, typisch Connie weer, ze pakt haar glaasje appelsap, geeft het aan de ridder, die het glas helemaal leeg klokt, wat beslist niet Connie’s bedoeling was; ze had zelf pas één slokje op. Een paar minuten later staat hij er alweer: ’Loop nou maar effe lekker door Ridder Johan,’ zeg ik. Toch wil hij nog wat gaan zeggen: ‘Neen, ophoepelen met je schimmel en gauw.’ Connie en Tamara vinden mij een beetje te cru tegen dat knaapje. De Ridder loopt om ons tafeltje heen tot hij achter me staat. Met zijn vlakke handje geeft hij zachte tikjes op mijn kale hoofd.

De vader van de ridder, die wat tafeltjes verderop zit, ziet zijn zoon mij slaan en staat op om Johan bij me weg te halen. Maar als Connie en Tamara naar de vader roepen dat ik Johan een beetje geplaagd heb, blijft hij schaapachtig lachend, alleen achter zijn jus d’orange zitten.

In het Maastheater wordt een grote diversiteit aan voorstellingen gegeven. Ook veel kindertheater. Waarschijnlijk was dit Johans try-out voor zijn eerstvolgende optreden.

zondag 9 juli 2023

DROGE MOND.

 Zondagochtend word ik wakker met een kurkdroge mond. Ik heb vast de hele nacht gesnurkt. Mijn vriendin, Cora ligt tenminste niet meer naast me. Zij vlucht naar een andere slaapplaats als ik lig te snurken. Mijn droge mond kan ook komen van het zuipen van gisteravond bij de Drie Ballons, mijn stamkroeg. Dàt kan ik me nog goed herinneren. Ik weet niet meer wanneer ik daar ben weggegaan; ook niet dat ik thuis gekomen ben. Blijkbaar bèn ik wèl thuisgekomen, want ik lig hier in mijn eigen bed.

Nu ik wat wakkerder word zie ik wat braaksel liggen … op mijn hoofdkussen, het hoeslaken, het dekbed …  ik zal er ook wel in gelegen hebben ... inderdaad zit er wat aan mijn wang en in mijn haar. Ik ga douchen en gooi dat vieze beddengoed in de was ... dzjiezus … koppijn! ‘Eigen schuld dikke bult,’ ….

Meestal  knap ik niet erg op van onze klote douche: eentje die doet wat ie wil. Nu eens sproeit ie kokend heet water dan ineens weer ijskoud. Ook nu weer. Gek word ik er van. Met nòg meer hoofdpijn kom ik onder de douche vandaan. Maar die zurige stank is weg en mijn mond is weer vochtig genoeg.

Omdat mijn huid snel uitdroogt, smeer ik er vandaag eens een lekker  lotionnetje van Cora op. Ik schiet mijn roze badjas aan.  Die staat me echt goed, al zeg ik het zelf. Voor alle zekerheid kijk ik nog even in de grote spiegel. Kan ik me van top tot teen bekijken. Inderdaad prima die badjas. Alleen die onuitgeslapen kop en die harige witte benen, dat is geen porum. Aan mijn gezicht valt wat te doen: ik trek mijn mondhoeken omhoog en wrijf mijn ogen goed uit. Aan die witte harige benen zit ik gewoon vast.

Ik vind het zelf ook raar, maar  wanneer ik flink gezopen heb, ben ik de andere dag opgewonden. Zeg maar gerust bere-geil. Ik schrijf maar op, zoals het is, het is niet anders. Ik ga dus maar eens kijken of ik Cora er toe kan verleiden om met haar behoeftige vriendje een nummertje te maken.

Dan zal ik haar toch eerst  ergens in huis moeten vinden. Ze zal wel liggen te slapen op de driezitsbank in de woonkamer. Daar ligt ze. Alleen het kijken naar haar contouren, onder het dekbed met  ‘lieve-kleine-diertjes-motief’, windt me al op.  Ze is nog zó diep in slaap.

Dit vindt ze lekker, zeker weten: ik streel over het dekbed, haar schouders, armen, rug, benen … en als ik haar billen wil gaan strelen, draait ze zich als door een wesp gestoken om:

‘Blijf verdomme van me af klootzak, gore zuiplap. Ik heb vannacht zowat geen oog dicht gedaan. Dankzij jou!  Lul, dat je d’r  bent.’

Zo snel als mijn opwinding kwam, is ie ook weer verdwenen. Ik loop naar de werkkamer, start de pc op en ga naar www.sudokunet.nl om de puzzel van de dag op te lossen. 

zaterdag 8 juli 2023

DICHTER.

Ik heb vandaag, bij Melief-Bender op de Oude Binnenweg een paar koele Westmalles Trippel gedronken met Midas Gen. Een oud collega. Ik heb hem jaren niet gezien. In de zeventiger jaren werken we beiden in een farmaceutisch fabriekje. Ik maak hoestsiropen en allerlei zalfjes. Midas verpakt die in dozen. Vervolgens worden ze aan apotheken geleverd.  Midas kan veel meer dan dat simpele inpakwerk. Na de vierde klas sjeest hij voor het gymnasium. Hij is gedichten gaan schrijven en voordragen. Erg hoog rijst zijn ster niet. Schrijven blijft hij doen … voor zichzelf … hoewel … hij krijgt een uitkering van de sociale dienst ... als tegenprestatie moet hij eens per kwartaal een bundeltje verzen bij de soos inleveren.   

Één van zijn werken vergeet ik nooit:  ‘Draag het hier in de kroeg nog eens voor, man,’ vraag ik hem. Hij weigert het pertinent. Terwijl ik juist denk, dat hij graag voordraagt uit eigen werk. Zeker dit kostelijke gedicht:

 

Behoed.

Een zaak met herenhoeden,

Een hoer met zoete zaden

Een heer met hoedenzaken

Een hoed met herenzaken

Een heer met zakenhoeden

Een hoer moet niet zaniken

Een hoed met zere haken

Een haak met hoerenzakken

Een zak met haren zoeken

Dus wees op je hoede

En zet hem op!

 

Midas Gen

 

Het lijkt zo simpel maar ga er maar eens aanstaan. ‘t Is altijd een weergaloos succes op de bühne!

‘Ik sta nu bijna twintig jaar droog,’ zegt Midas en gooit zijn biertje in één teug achterover. ‘Ik ben ook nog anderhalf jaar opgenomen geweest in de Bouwman, voor mijn verslaving.’

Dat verbaast me nou helemaal niks, want als we elkaar leren kennen daar bij dat farmaceutische fabriekje, is hij al alcoholist. We moeten daar om half acht ’s ochtends beginnen maar Midas kwam nooit vòòr half negen aankakken. Met een kegel van jewelste … om half negen dus al! Hij heeft het zo goed geregeld, dat één van zijn collega’s zijn urenkaart vòòr half acht klokt.

In het fabriekje is volop alcohol aanwezig. Alcohol, dat nodig is als ingrediënt voor diverse medicinale drankjes en tincturen. Tussen half negen en negen uur bereidt Midas zijn cocktail. In een literfles tijmsiroop mixt hij drie delen alcohol: op een deel water. Daar nipt hij de hele dag van. Na verloop van tijd zien we de bedrijfsapotheker, de kleine, naïeve Chinees Tan, steeds radelozer zoeken in de voorraadkast. Hij vraagt, ons, productiemedewerkers, zorgelijk of we de laatste tijd alcohol gemorst hebben, zonder het te noteren. Wij weten van de prins geen kwaad.

Niet eerder dan in 2005 wordt Midas opgenomen in de Bouwmankliniek. Zo ontzettend lang, bijna dertig jaar, redt hij het zonder professionele hulp. Ik gooi bij Melief-Bender  vier Westmalles Trippel achterover en Midas hijst lekker met me mee … of zijn begeleiders daar nou zo blij mee zijn, betwijfel ik.

‘Ik ga er van door, Midas. See you.’

Als ik mijn fiets van slot haal, hoor ik Midas nog een Duveltje bestellen.