donderdag 14 juli 2022

SITA, ONZE HOND (10)

 

Normaal loop ik met m’n baasje naar het bos. Hij laat me daar los en daar ga ik dan een half uurtje als een dolle rondrennen. Heerlijk, daar niet van maar één keer in de veertien dagen is wel een beetje weinig. Ik heb gewoon wat meer nodig.…logisch toch….als een beetje hond moet je hier elke dag willen zijn … zeker een jachthond als ik.

Als ik een week of tien in Rotterdam woon, ga ik mezelf proberen uit te laten. Eerst thuis aan de deurknop hangen. Zo krijg ik de voordeur open .. en later glip ik met een andere bewoner van ons pand naar buiten. Aanvankelijk blijf ik in de buurt … in de rustige smalle straatjes……ik word dan nog wel eens teruggebracht door een goedbedoelende buur, die vindt dat een hond als ik niet alléén op straat hoort te lopen:

‘o, o , o, o , stoute Sita,‘ hoor ik dan, ‘jij ken toch niet alléén buiten spelen, dat is toch veelste gevaarlijk knulletje.’

Ik laat nu alweer een tijdje mezelf uit en het gaat altijd goed. Mijn baasjes kunnen dit niet meer terug draaien. Ik merk dat ik mijn mannetje wel sta in het verkeer. Ik steek heus niet over bij een rood stoplicht en ook als er geen stoplicht is, stoppen ze  toch wel voor mij. Jee heeft er nu ook vertrouwen in dat ik goed op mezelf pas. Hij doet tegenwoordig zelf de deur voor me open. Zijn  manier om mij uit te laten. Ze hebben een chip in mijn lijf laten zetten. Als ik eens mocht verdwalen, weten ze bij de politie precies wie ik ben, waar ik woon etc. Kunnen ze me scannen. Zodoende ben ik nu bijna elke dag aan de Kralingse Plas te vinden. Soms komt er ineens een mens naar me toe, dat me begint te aaien. Meestal een of andere kennis van Jee en Carola. `Wat doe jij hier zo alleen, Sitaatje? Is je baasje hier ook?’ Op die vragen weet ik geen antwoord. Mensen verstaan toch geen hondentaal. Dus doe ik geen moeite. Bovendien heb ik het hier veel te druk met andere leuke dingen ... konijnen, duiven, zwemmen.

Oei, dit is even pech hebben. Ik let even niet goed op. Een vent in een blauwe broek, een wit overhemd  en een blauwe pet op zijn kop, maakt mij vast aan een riem. Hij sleurt me mee naar een auto, waar een vrouw bij staat. Die vrouw is net zo gekleed als die kerel. Ze hebben me gevangen genomen en brengen me naar een benauwd gebouwtje van de dierenbescherming. Er zijn kooien, waar ook katten en andere honden vastzitten. Constant gejank, geblaf en gemiauw. Niet goed word ik er van. Ik val in de kooi waar ze me induwen, meteen in slaap.

Hoe lang het allemaal geduurd heeft weet ik niet. Een soort bewaker maakt mijn kooi open, doet me aan de riem en trekt me naar buiten. Hé, daar zie ik Jee staan! Door die chip van mij hebben ze hem snel kunnen vinden. Ik ben dolgelukkig hem te zien, spring vrolijk tegen hem op en lik hem van vreugde in zijn gezicht. Jee aait me wel en geeft zachte klopjes op mijn rug maar hij lijkt me toch niet echt  blij.

‘Honderd euro krijg ik van u, meneer Jee, voor de kooikosten en de prik.’ zegt de man van de dierenbescherming.  PriK?! O, dat is het. Ik dacht al wat voel ik toch in me poot. Een prik tegen hondsdolheid, die geven ze hier aan alle loslopende honden, die ze op pikken.

Ze worden hartelijk bedankt!

(wordt vervolgd)

woensdag 13 juli 2022

SITA, ONZE HOND (9)

‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola tegen mij, terwijl ze me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker …

Zo af en toe gaan Jee en ik naar het Kralingse Bos. Best leuk … want er komen hier veel speelkameraadjes. En hun baasjes en vrouwtjes … maar daar bemoei ik me  niet mee.

Het leukst vind ik hier het spel met de konijnen. Geloof me of niet: ik heb nog nooit een konijn gevangen. Daar gaat het me ook niet om. Ik geniet er alleen al van om die kleine lieve diertjes een beetje te dollen. Ontspannen loop ik het bos in. Waar die konijnen zitten heb ik dan al precies geroken. Zij mij nog niet. Ze zitten maar een beetje te dommelen …  te trillen met hun neusvleugeltjes en somber naar het gras te staren. Ondertussen ben ik ze op vijftig meter genaderd. Op twintig meter van ze ga ik sprinten … en op vijf meter hebben ze pas door dat ik aan kom sjezen. Ze geven geen kik….althans ik hoor die kik niet en toch slaan ze  allemaal tegelijk op de vlucht. Ze zijn razendsnel op de eerste meters. Net kleine jaguars. Bijna heb ik er een te pakken, het scheelt maar een haartje. Ze rennen het grasveld over … ik race zigzaggend achter ze aan en dan  schieten die angsthazen met z’n allen de struiken in. Dat is voor mij einde oefening, want ik ben veel groter … dus snelheid maken in die dichte begroeiing kan ik wel vergeten.

Daarna stop ik met jagen. Ga wat drinken uit de Kralingse Plas. Ik pauzeer even om te plassen en als ik moet voor het draaien van een drol.

Na de pauze: het duivenspel … het opjagen van de duif … .ook leuk! Dood maak ik ze nooit. Waarom zou ik? Om op te vreten? Al die veertjes in mijn bek … blehhh, jasses, bah! Het geeft mij een kick om zo’n troep duiven aan het schrikken te maken. Ze staan een beetje afwezig murmelend om elkaar heen te drentelen op zoek naar zaadjes of anders eetbaars . Totaal onverwachts spring ik dan midden in die groep … het is niet te geloven hoe ze dan opvliegen. Dat gaat wel zo stuntelig. Ze vliegen tegen elkaar op. Ze vallen weer half op de grond. Het duurt een paar minuten voordat ze allemaal een  verdieping hoger in een boom van de schrik zitten te bekomen.

Het allerfijnste in het Kralingse Bos is het water. De grote Kralingse Plas. Ik ben een waterrat. En zeker bij warm weer  geeft dat water een weldadige verkoeling. Ik hoef verder helemaal niks in die plas. Ik hou niet van vis en voor andere hondjes heb ik geen belangstelling, zelfs niet voor loopse teefjes. Ik ben zo helemaal relaxed bij mezelf.

'Waar is baasje, Sita?' Weet ik veel.  Bekenden van Jee  vragen me dat nogal eens als ik in het bos rondloop. Eigenlijk ga ik pas kijken waar hij is, als ik zijn fluitje hoor en fluiten doet hij pas als we naar huis moeten.

Af en toe kom ik nog wel eens in de verleiding om me rond te wentelen in een verzameling paardenvijgen of een nog smeuïg kadavertje (van een mol, een konijn of een vis). Dat doe ik maar niet omdat ik thuis gegarandeerd getrakteerd wordt op een misselijk makende behandeling met mensen-shampoo.

Ik ga dan gewoon maar wat anders doen. Met een paar maatjes spelen. De meeste zijn wel aardig. Op de pittbulls na, die reageren zó vreselijk agressief op mij…  geen idee waarom.

 

(wordt vervolgd)

dinsdag 12 juli 2022

SITA, ONZE HOND (8).

 

Poes gaat er als een speer vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de visite. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

Als Carola die ‘snuggere’ kat met dat plakje cervelaat de woonkamer in ziet rennen, ja, dan gaan natuurlijk alle alarmbellen rinkelen. Ik duik zelf zo ver mogelijk onder de keukentafel … dicht bij enkele gevallen augurken … zodat dat ze me niet zullen vinden … ijdele hoop, want binnen de kortst mogelijke tijd ben ik zuur. Jee pakt me nogal fors bij mijn nekvel en zegt (onnodig hard):’Krijg je hier niet genoeg te eten Sita? Foei!’

Hij duwt me voor straf ‘een poosje’ de badkamer in … de badkamer … met die misselijk makende zeepgeurtjes … mensen zijn er dol op … niks voor mij. Een poosje noemt hij dat … pas als alle bezoek weg is, mag ik er uit.

‘Zho ondeuchend hontje, komw dl nou maal uijt … je zawl ownderhawnd wewl moewten piesen, hè, Sita…’.

Jee is straalbezopen … hij staat op z’n benen te tollen … en die moet dan met mij naar buiten … ik ben geen ‘dronkendroppies geleidehond!’. Zo lazarus als hij is, vergeet hij me mijn riem om te doen. Ik ren naar beneden. Jee waggelt achter me aan. Ik race naar mijn poepveldje langs de Rotte,  heb hoge nood. Terwijl ik daar zit te poepen dwarrelt een lekker luchie mijn neus in. Vanmiddag rook ik hier ook al zoiets. Kon het niet direct thuisbrengen. De geur wordt steeds iets sterker, ik weet geloof ik wat het is … het is: het rottend kadaver van een grote rat. O, wat ruikt dat zalig. Op die open gereten rat krioelt het van de maaien. Ik kan het niet laten om mijn neus in die krioelende maaienmassa te steken en al dat heerlijks  op te snuiven. Mijn kop en mijn oren wrijf ik er doorheen en ik ga er met mijn rug boven op liggen kronkelen … van voor naar achter … van links naar rechts … ook mijn flanken geef ik  een beurt … genieten is dat … ik voel die kleine maaitjes over mijn rug kriebelen. Nu ruik ik naar rottend vlees … naar ‘wild’, geen enkel wild beestje herkent mij nog als gevaarlijke jachthond … en dat is makkelijker jagen.

Jee trekt mij mee naar huis; hij is zo in de lorum, kan nauwelijks op zijn benen staan … hij loopt maar te snuiven ...heeft geen idee dat die stank van mij komt.

’Getver,  Carola, ruik jij dat ook? Ik word er zowat onpasselijk van.'

Carola weet gelijk die stank van mij komt. Ze zegt verder niks tegen Jee (die toch al uitgeteld op de bank ligt). Ze zet me in bad … ‘zit!’ zegt ze nog. Ze stikt bijna in mijn lucht. Het water dat ze over me sproeit is lauw.  Nee hè, wat doet ze nou? Gaat ze me insoppen met ei-shampoo … dat kan echt niet … dan hoef ik me voorlopig niet te vertonen aan de jongens van de buurt, want bij ons hoort een ei er juist níét bij.

‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola nog tegen me, terwijl ze me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker trouwens.

 

(wordt vervolgd)

maandag 11 juli 2022

SITA, ONZE HOND (7).

 

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … hihi. Heerlijk. Na een lekkere wip smaakt paardenvlees nog lekkerder. Wow, wat word ik hier verwend.

‘Nou, Carola, onze Sita, leert me wel nieuwe dingen.’

Terwijl Jee  zijn handen wast vertelt hij in geuren (!!) en kleuren  wat ie net heeft meegemaakt … het stelt niks voor … maar ach, als je niks gewend bent. Nu ga ik effe pitten …  dromen over mijn  boxertje, mmm.

De bel blijft vandaag maar gaan … Jee is jarig, vandaar … steeds weer nieuwe bezoekers komen binnen ……de meesten zien me wel zitten: ‘Hé, wat een leuk beestje, Jee … (aai, aai) … sinds wanneer heb je een hond ... hoe heet ie?’ Er zijn er ook bangeriken, die kijken naar me of ik gevaarlijk of onrein ben: ’Hè bah Jee, jij een hond?! …niks voor jou!’ Bij diè figuren ga ik zo dadelijk hinderlijk in de weg liggen ... af en toe een stinkscheetje laten. Tja, daar vragen ze toch om.

Jee krijgt van zijn broer Mart een wurgband cadeau. ‘Bedankt Mart maar ik ben geen sadist. Neem maar weer mee naar huis,’ zegt mijn baasje.  ‘O, ik dacht dat je er wel blij mee zou wezen,’ zei zijn broer beteuterd.  Neeeeeen, gelukkig niet:  apetrots ben ik op mijn baasje.

Het lijkt net of ik ook een beetje jarig ben, want ik krijg van een neef van Jee, een rode kunstkluif. Ik ruik meteen dat een andere hond die al in zijn bek heeft gehad …  niks voor mij.

Voorlopig is het gezellig; genoeg te eten. Niet dat ze mij uit zichzelf  iets zullen aanbieden....oh nee,  … bedelen mak ik ook al niet …  maar er valt gelukkig af en toe wat te snaaien: … olienootje hier … chippie daar … kloddertje slagroom … plopje filet américain … gemorst stukkie van een amandelbroodje … wie het kleine niet eert …

Vrouwtje Carola staat in de keuken augurken in plakjes cervelaatworst te rollen … zonde,  van die overheerlijke plakjes worst …   het water loopt me in me mond.  Carola geeft me alvast een plakje, als ik braaf ga zitten tenminste … lief …

Daar zie ik opeens mijn poezenvriendin. Ze zit in de keuken te snuffelen. Ik heb geen zin in gedoe … laat haar maar. Poesje kijkt in de richting van de schaal cervelaatworst met augurkjes. Ze heeft in ieder geval smaak! Jammer voor haar: dezelfde smaak als ik.

Binnen hebben ze de grootste lol … Jee zit glunderend te vertellen over hoe ik vast kwam te zitten  aan dat boxertje en hoe we door die emmer water weer los raakten. Het is de dijenkletser  van de avond.

Er is nu niemand in de keuken. Behalve ik dan. Ga ik nu alvast wat te eten scoren. Ik spring op het aanrecht en eet zo snel mogelijk alle plakjes cervelaatworst weg rond de augurken. Ik kan helaas niet voorkomen, dat ik wat worst en augurk knoei. De poes gaat er snel vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze het hebben; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de gasten. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

(wordt vervolgd)

zondag 10 juli 2022

SITA, ONZE HOND (6)

Daar staat Jee dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een gretige loopse boxer.

Jee is woedend. Zijn gezicht staat op onweer, zijn ogen bliksemen, zijn stem buldert over het Zwaanshals: ‘Ga d’r af!’ Tegelijk geeft ie me een flinke zet. Zou hij soms jaloers wezen?

Hoe dan ook, ik zit nog bovenop mijn verovering. Door nóg een zet van Jee, beland ik  achter mijn boxertje. Zo komen zij en ik kontje aan kontje te staan. Zij trekt mij achteruit … voelt niet echt lekker….mijn stijve zit nog in haar kutje … ik krijg hem er niet uit … een beetje naar voren …  een beetje naar achteren … nee hoor, we zitten muurvast. Zouden we voor altijd aan elkaar vastzitten? Nu eens loopt zij voorop dan ik weer. Leuk is anders.  Jee kijkt of tie water ziet branden. Een stel jongelui staat ons duidelijk uit te lachen. Ik krijg er zo langzamerhand schoon genoeg van.

De man van de ‘doe het zelf zaak’ aan de overkant, roept dat ie wat weet. Geweldig. Hij komt gelijk aanzetten met een emmertje water. Dat gooit hij over onze achterkantjes .. en onmiddellijk geschiedt het wonder … we zijn los. Pfoeh, dat lucht op. Als ik me omdraai is dat lieve boxertje al in geen velden of wegen meer te bekennen … ik ruik haar alleen nog een beetje.

‘Bedankt!, roept Jee naar de ‘doe het zelver’. Dat was me wat … mensen, die getuigen waren van mijn grappige act met die boxer, staan nog even na te praten. Jee is daar beslist niet voor in de stemming. Als een haas snelt hij  naar huis. Hij is zeker vergeten dat ik nog moet poepen .. en niet zo’n beetje ook …  Jee blijft maar doorlopen. Oké, dan zit er niks anders op dan dat ik voluit op de rem ga staan. Goh, zowaar stopt  Jee even. Ik doe het op het trottoir, kan niet anders … geen tijd meer om een plaatsje op de rijweg te zoeken. Jee zal wel nijdig zijn.

‘Verdorie, viespeuk, niet op de stoep, Sita, dat weet je toch!’ en hij probeert mijn hoop met zijn plastic zakje op te pakken … dat gaat hem nooit lukken, want deze hoop is veel te week … met wat papieren zakdoekjes schuift hij zoveel mogelijk poep de rioolput in. Jee doet de buitendeur voor me open.  

Ik sjees naar boven. Mijn vrouwtje Carola doet de voordeur open. Ze hoorde me al aankomen. Carola zegt lieve woordjes tegen me, aait me over m’n rug en trekt zachtjes aan mijn staart. Mmmm, lekker.  Fijn, ze heeft al een verse bak water neergezet en in mijn voederbak liggen stukken paardenhart. Ik dacht al: ‘wat ruik ik.

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … Heerlijk. Paardenvlees smaakt altijd het best na een lekkere wip. Wat wordt er hier toch goed voor me gezorgd.

 (wordt vervolgd)

zaterdag 9 juli 2022

SITA, ONZE HOND (5).

Tot mijn afgrijzen zie ik, als ik binnenkom die geniepige rooie kat uit mijn etensbak zitten eten … is ze helemaal gek … zoiets maakt me razend … ik jank, blaf en spurt naar mijn eten … de kat springt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein beetje eten over in mijn bak. Alles schrok ik, als een uitgehongerde naar binnen. Ik proef het niet eens. Rotkat!

Slaap hier wel goed … op die comfortabele driezitter … goed voor mijn rug … ruikt nog wel een beetje naar die muffe kat  … maar dat is nog maar effe. Heb die rooie niet meer gezien sinds ze aan me eten zat … en dat is haar te geraaien ook.

Ik lig er in alle vroegte nog voor dood bij, als ik opeens een schuiver krijg … van Jee nog wel. Vind me terug op het tapijt. Baasje Jee staat tegen me te foeteren. De stoom komt uit zijn oren, … wat ik er van begrijp is dat ik nooit meer op die bank mag. Hoe kon ik dat nou weten? ‘Allemaal hondenharen … je krabt het leer kapot … hondenstank,’ dat is wat ik van zijn gebral opvang. Daar gaan we alweer, de vriendelijkheid is gesmolten als sneeuw voor de zon.’ Jee kijkt woedend en wijst naar het halletje. Dáár moet ik liggen, bij mij mand … in dat tochtige halletje, vlakbij de etensbak van die ellendige kat.

Ik doe net alsof ik lig te pitten. Jee gaat naar de wc … onder de douche … ik geef geen sjoege … hij pakt mijn riem … normaal blaf, hijg en ren ik,  spring ik tegen hem op, als hij me gaat uitlaten … maar nu effe niet … nu doe ik ijzig … kom nou! ‘Hé, Sita, kom op we gaan.’ Hij laat de riem zachtjes tegen m’n rug vallen.

Ik ren de trappen af; moet dan voor de buitendeur wachten op die slome Jee.  Buiten ga ik gelijk snuffelen. Ruik zo veel mogelijk kleine plasjes. Als ik al zowat een halve kilometer weg ben, roept Jee me terug … ik moet aan de riem … de angsthaas. Voor mij hoeft hij niet bang te zijn, mij overkomt niks. Ik heb een goede engelbewaarder.

Jee moet er maar aan wennen, dat ik hou van doorlopen … en als ik erg moet poepen, plassen of ik ruik een loops vrouwtje, dán ben ik niet te houden … zeker niet door Jee … toch al niet bepaald het type krachtpatser.

‘Rustig, Sita!’, zegt Jee herhaaldelijk; hij trekt dan overdreven hard aan de riem. Hij wurgt me zowat. Ik geloof dat ik me lelijk vergist heb in hem.  Maar oké, ik hou me rustig, … tòtdat ik een loopse teef ruik. Ze loopt aan de overkant en ziet er sappig uit: glad, strak, slank, grote, dikke, natte lippen, helemaal mijn type. Ik ruk me los en sprint naar de overkant. Op het zelfde moment hoor ik een rauwe kreet, achter me … ligt Jee te jammeren. Fietsers en automobilisten kunnen hem ter nauwer nood ontwijken. Een passerende fietser stopt en helpt hem op de been. Daar staat hij dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën aan de overkant. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een héél gretige loopse boxer.

 

(wordt vervolgd)

vrijdag 8 juli 2022

SITA, ONZE HOND. (4)

 

‘Ik weet zeker dat jullie veel plezier aan Sita zullen beleven,’ zegt Ton. ‘Ja, dat denk ik ook,’ zegt Ans. De schijnheilen.  Ze gaan weg, aaien me nog even … voor mij hoeft dat helemaal niet … ben blij dat ik van dat stel af ben, dat wil je niet weten. Ik ga echt geen uitgebreid afscheid van ze nemen … een knuffel voor de baby? …  ach, ze verstaan me toch niet. 

Dalijk lekker effe naar buiten, met Jee of Carola, maakt mij niet uit. ‘k sta wel op klappen.

Vier keer per dag word ik hier uitgelaten, wow. Leuke buurt ook. Wel oud. Veel smalle straatjes. Nauwelijks groen. Er staan een paar bomen op een smal strookje gras langs het water. Lekker voor een frisse duik. Te weinig bomen hier. Aan elke boom ruik ik wel honderd verschillende reuen. Ik kan niet alles ruiken. Kan niet overal bij. Sommige plasjes zitten veel te hoog voor mij.

Jee doet zijn best om me het naar de zin te maken. Hij roept ‘Sita’ en staat met een tak in zijn hand … oké dan, laat ik hem zijn zin maar geven. Ik ren naar hem toe en spring hoog op (daar ben ik goed in) om die tak te pakken. Dat lukt me nu niet omdat Jee die tak stiekem ineens een stuk hoger houdt. Dan zwiept hij die tak een eind weg … ’zoek’ roept hij dan. Ik ga de tak halen … leg hem voor Jee zijn schoenen. ‘Braaf zo Sita’ zegt hij dan en aait me. Gooit ie de tak wèèr weg … breng ik hem wèèr terug … enz … enz … ja, daaaag, na vijf keer heb ik het wel gezien. Ik ga nu in ieder geval even wat anders doen … beetje rondsnuffelen. Hopen liggen er genoeg. In alle soorten en maten. Even een kleine inspectie houden. Jammer. Er liggen alleen maar goed verteerde hopen …  de niet goed verteerde zijn het lekkerst, daar zitten nog smakelijke resthapjes in.

Hallo hé, wat krijgen we nou? Daar komt een klein baasje aan met een grote hond. ‘Kom Sita, kom.’ hoor ik Jee roepen, 'kom.' Nou, ik ben echt niet bang, hoor.

Die hond, een bouvier,  wordt losgelaten … hij heeft een muilkorf op … duitgeteld,e sukkel. ’t Lijkt of hij dat hoort … hij komt op me af gerend … ik wacht tot hij vlak bij mij is en dan spurt ik vlak langs hem in de richting van zijn kleine baasje, dat nu nog  vriendelijk staat te lachen en mij zelfs over aait. Wat zou die reus gaan doen….ben benieuwd. Oké, daar komt hij weer aan … ik ga rondjes lopen, net iets harder dan hij … de bochten maak ik  steeds iets scherper … o, o,o, wat is dat toch moeilijk voor die grote jongen …..en vooruit: nóg een ietsiepietsie harder…..en het bochtje nóg iets scherper en ja hoor, daar gaat ie  op zijn gemuilkorfde bek. Geweldig! Uitgeteld.

‘Sita, kom!’ roept mijn baas dwingend. Nagenietend trippel ik triomfantelijk naar hem toe. Hij geeft me een paar bemoedigende klopjes. Ja, Jee is heel trots op mij. Ben wel buiten adem. Zweet me rot. Laat m’n tong zo ver mogelijk uit mijn bek hangen.

Ondertussen heb Ik wel trek gekregen, dus ik ren als een speer naar boven. Hoe snel ik ook boven ben, ik zal toch op Jee moeten wachten. Als hij de deur heeft geopend, glip ik gauw vòòr hem naar binnen. Honger. Dorst.  Als ik binnenkom, zie ik tot mijn afgrijzen die geniepige rooie kat uit mijn bak zitten eten … is ze helemaal belatafeld  … daar kan ik zo kwaad om worden… ik jank, blaf en spurt naar mijn etensbak … de kat springt verschrikt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein pestbeetje over in mijn bak. Dat schrok ik achter mekaar naar binnen. Ik proef niet eens wat ik eet. Rotkat!

(wordt vervolgd)