zaterdag 1 januari 2022

UITVERKOCHT

Het theater is uitverkocht. Het is al behoorlijk vol gestroomd met toeschouwers, die tezamen behoorlijk nerveus rumoerig met elkaar aan het lachen, praten zijn. Wij hebben de slechtst denkbare  plaatsen. Helemaal boven achterin, op de achterste rij twee stoelen en op de een na laatste rij twee stoelen. We zijn met zijn vieren. Mijn twee dochters, mijn vrouw en ik. Het is nog een hele klim naar onze plaatsen en als we boven zijn zien we een stel kinderen op onze plaatsen zitten. Hun ouders die op de op twee na achterste rij zitten gebaren gelijk tegen hun kinderen dat ze bij hen moeten komen zitten. Het zijn gehoorzame kinderen.

Al deze toeschouwers hier hebben nu wel kaartjes gekocht voor deze voorstelling maar ze kunnen niet weten wat ze wachten staat.  De lichten worden gedoofd, het wordt langzaam stil in de zaal en een spotlight staat gericht op de rechter zijingang. De deuren gaan daar open en er komt een groep mannen, een tiental mannen, de zaal binnen, waarvan negen gehuld in djellaba’s. De negen vormen een kring rondom een man, op sandalen, gehuld in een aantal dekens met een hoofddeksel van bont.  Vanaf mijn plaats is zijn gezicht nauwelijks te zien.  De groep van tien schrijdt voort op het trage ritme van de meditatieve muziek. De man in het midden zal hoogstwaarschijnlijk  Donald Groot zijn,  op hem zijn de nieuwsgierige toeschouwers allemaal afgekomen.   De groep loopt rechts de zaal in eerst naar boven en gaat dan halverwege de zaal naar links en daalt vervolgens de linker trappen af richting het podium’.  Donald Groot stapt als laatste het podium op en neemt plaats voor het negental in de djellaba’s.  De zaal applaudisseert en Donald maakt een diepe buiging.  Hij omhelst dan heel liefdevol zijn negen helpers en maakt aanstalten om het podium te verlaten.  Hij verkiest de linkerzijde, zijn gezicht moet nu voor de onderste rijen wel duidelijk te zien zijn. Wij moeten nog doen zonder beeld van zijn gezicht. Donald spreekt een heer aan op rij tien, denk ik, Donald geeft hen een hand, aait hem over zijn  hoofd en zegt iets tegen hem  … wat hij zegt is voor ons natuurlijk onverstaanbaar; maar ik heb ook de indruk dat de mensen om hem heen er niets van horen. De man op de hoek van rij tien staat direct op nadat Donald naar boven is doorgelopen op. De man gaat naar de zijingang naar buiten en ogenblikkelijk springt er één van de begeleiders van Donald van het podium en rent hem achterna. Ondertussen is Donald doorgelopen naar, ik schat, rij vijftien hij maakt weer contact met een toeschouwer, die op de stoel het dichtst bij trap zit, een vrouw dit keer  ook met haar praat hij even kort en als Donald verder naar boven doorloopt staat de vrouw op gaat naar de  zijuitgang van het theater beneden.   Ook nu springt er weer een van Donalds begeleiders van het podium en gaat achter de vrouw aan. Ondertussen is er hier boven ook wel iets te zien van het gezicht van Donald, een vriendelijk, vertrouwen wekkend gezicht. Bij ongeveer rij twintig stopt hij weer even, er volgt hetzelfde ritueel en ook nu weer springt er een begeleider van het podium en gaat achter de toeschouwer aan.  En kort nadat de derde toeschouwer en Donalds derde begeleider uit het theater zijn verdwenen, komt de eerste toeschouwer weer terug de zaal met in zijn kielzog de begeleider  en enkele honderden stokstaartjes, die allemaal een plaatsje proberen te bemachtigen op de schoot van een van de van angst en opwinding gillende toeschouwers. Op dat moment zie ik voor het eerst het gezicht van Donald Groot, vriendelijk, warm en ontspannen lachend,  Het is helemaal niet het gezicht van Donald Groot maar dat van mijn lievelingsoom.  Op het moment dat ik het gezicht van ome Jan zie is mijn droom opeens voorbij.

vrijdag 31 december 2021

DE NIEUWE

 Peter Leidsman wordt onze nieuwe beleidsmedewerker. De sollicitatiecommissie was niet unaniem geweest: twee tegen een. Al  vanaf het moment dat Hans Doeler, een van de leden van de sollicitatiecommissie, de sollicitatiebrief van Leidsman in handen kreeg,  voelde hij al meteen een soort aversie tegen die man.  Hij had nog maar net twee regels gelezen van die brief of hij had al geen trek meer in de rest … alleen dat handschrift al, dat leek wel het handschrift van een jonge meid van de huishoudschool  in plaats van  de academisch geschoolde dertiger die we voor die functie zoeken. Ook de kruiperige toon die  Leidsman aansloeg al in het begin van zijn brief, (Geachte leden van de sollicitatiecommissie èn (!), geachte dames en heren,)daar gingen zijn haren recht van overeind staan … en op het eind dan ook nog: ‘Hoogachtend’ Peter Leidsman in plaats van gewoon ‘met vriendelijke groeten’. Hij had er echt geen behoefte aan om meer van de brief van die man te lezen. Die Peter zag er in het sollicitatiegesprek ook niet uit in zijn driedelig blauwe kostuum met een dichtgeknoopte giletje. Wij, van de sollicitatiecommissie,  zaten daar met z’n drieën in spijkerbroek en t-shirt.   

Hans moest hem dus gelijk al niet en dat communiceert hij ook met Tonia en Bertus (collega’s van het secretariaat) ondanks de geheimhoudingsplicht van de leden van de sollicitatiecommissie. Peter  Leidsman  is het uiteindelijk toch wel geworden en inmiddels zit hij in zijn eigen kamer achter zijn eigen bureautje ‘ons beleid’ uit te stippelen … in Peter zijn werkkamer staat ook nog het bureau van Liza, zijn secretaresse.

Met een lul-smoesje loopt Hans de kamer van Peter  binnen, hij wil zogenaamd weten wat de staatssecretaris van milieu geschreven heeft over de verdere ontmanteling van de kolencentrales in de Rijnmond.  Terwijl Peter een slokje wil nemen van zijn koffie geeft Hans hem per ongeluk expres een duw tegen zijn arm, waardoor de inhoud van het kopje koffie gedeeltelijk op de papieren op zijn bureau en gedeeltelijk op dat sjieke blauwe pak van Peter neerplenst.

‘Oooo, sorry Peter, jezus, wat stom, zeg … ik ga wel even een doekje voor je halen ….’

‘Ik ga zelf wel,’ zegt Peter.

Peter staat vlug op en rent met Hans mee in de richting van de keuken, voor een droge theedoek of zo. Hans staat met een theedoek Peters broek droog te wrijven. Maar Peter wil eigenlijk eerst zijn met koffie doordrenkte papieren redden: ‘laat maar ..’zegt hij en loopt met de theedoek weer snel naar zijn bureau om die paperassen droog te deppen. Dat lukt natuurlijk van geen kanten. Peter zal de stukken opnieuw moeten uitprinten.

Liza komt binnen in Peter zijn werkkamer en flapt er gelijk uit: ‘Zóoo Peter, kan je nou niet eens behoorlijk een kop koffie in je fikken houden, jongen?’  (Ja, Liza kan scherp uit de hoek komen.)

‘Neen Liza,’ zegt Hans, (wat een klootzak, hè?‘, denkt hij maar hij zegt het niet) ‘het zit anders in mekaar: het is mijn stomme fout. Ik stootte  per ongeluk tegen Peter zijn arm aan … zodoende, met dit als resultaat.

Nou, dan ga ik maar weer eens aan het werk, als ik nog wat voor je kan doen dan Peter, moet je het me laten weten, hè?’ ’Ja, doe ik Hans en bedankt, hoor.’ Hij lacht als een boer met kiespijn. Liza komt nog met een droge theedoek aanzetten voor Peters bureaustoel, die nog zeiknat is. Luid gelach klinkt nu op uit de richting van het secretariaat.

donderdag 30 december 2021

HONING

Zaterdagochtend tussen halftien en tien uur komt iedereen binnendruppelen in het vormingscentrum De Ros. Acht zestienjarigen - zes meiden, twee knullen - en twee groepsleiders, Koos en ik. Het is hier i deaal om het schooljaar af te sluiten: volop bos, duin, strand en we boffen met het weer. Ria arriveert als laatste.

    Als iedereen zich gesetteld heeft, maken we ons op voor een flinke boswandeling. In twee groepjes van vijf. Ria maakt wat problemen omdat ze  beslist niet bij Koos in de groep wil. Een van de meisjes van mijn groep wil wel met haar ruilen.

   Zoals alle leerlingen werkt Ria vier dagen per week. Zij komt elke woensdag naar school. Dan showt ze de laatste mode uit de boetiek waar ze werkt. In haar dancing outfit, zit ze vooral s’ochtends onder de praatsessie, onderuitgezakt, haar gezicht half bedekkend met haar hand. Dromerig staart ze voor zich uit.

   Ze houdt meer van doe-dingen.

 

Het bos is een dicht aaneengegroeid struikgewas met sompige paden en muggenrijke meertjes.

   “O Ceeeeees, getverdegetver een eng beest!”

   Ria springt tegen me op en klampt zich aan me vast. Er loopt daar inderdaad een tamelijk grote maar volkomen ongevaarlijke spin.

   “Joh, stel je niet zo aan. Dat beest is veel banger voor jou!”

   Haar hartje is behoorlijk op hol is geslagen. Ze is warm. Haar prikkelend zoete parfum laat mijn hart rock-'n-rollen.  

   “Is hij al weg?”

   “Bijna,” zeg ik met een knipoog naar de anderen. In afwachting van tot we verder kunnen wandelen schieten ze een paar foto’s. Ik geniet nog even van haar warme lijf en vlak voordat ze me met een diepe zucht loslaat drukt ze nog even, heel krachtig haar onderlichaam tegen me aan.

    In het toeristenwinkeltje bevredigen we onze kooplust. Ik neem voor mijn vrouw Thea een pot honing mee. De anderen kopen van alles; een van de jongens een zakmes; de meisjes parfums. Ria zoekt een speciaal lipstickje uit, dat ze gelijk op doet.

   “Mooi he, Cees?”

   Haar lippen glitteren, lijken groter, vochtiger en dikker; een lichte tinteling gaat door mijn eikel; ik zeg dat ik die lippenstift niet vind passen bij een boswandeling.

   “Heb jij nog wat gekocht, Cees?”

   “Honing voor mijn vrouw; daar is ze dol op,” zeg ik.

 

Na de wandeling is de lunch en dan gaan we de donkere kamer in. Samen staan Ria en Ik gebogen over het bakje met ontwikkelingsvloeistof. Ze is verrukt als langzaam het plaatje zichtbaar wordt: Ria, Cees en het enge beest. Haar lange haren kietelen mijn wang en de zachte amandelgeur van haar parfum geeft me kriebels in mijn buik. Als ik even met foto flapper om ze wat te drogen zie ik dat ze wat meer knoopjes van haar bloesje heeft losgemaakt.

   “Ze zijn mooi hè, Cees?”

   “Ja, ze zijn heel mooi, vooral die bij het enge beest.”

   Ik krijg het warm. Ze ziet er uitdagend uit. Het lijkt of ze wil zeggen:

   “Cees, hier ben ik, pluk me.”

   Het is heel verleidelijk maar plukken kan ik haar niet. Dat kost me mijn baan en mijn huwelijk.

 

Na het diner gaan we met z’n allen video kijken en misschien een beetje swingen. Ik ga zelf alvast afscheid nemen van mijn groepje. Morgenochtend zijn we er vast te duf voor. Want van slapen zal wel weinig komen.

 

Ik had het idee dat ik al een tijdje geslapen had. Door haar strelende bewegingen over mijn buik werd ik wakker. Ria lag naadloos tegen me aan. Zo te voelen nog met haar nachtponnetje aan.

   “Mag ik bij je blijven liggen?’

   “Als je stil ligt, anders kan ik niet slapen!”

   Langzaam voel ik gaat haar hand in de richting van mijn stijve gaan.

   Ze pakt hem beet en vraagt:

   “Kan je hiermee dan wel slapen, Cees?”

   “Nee, je hebt gelijk, hiermee kan ik niet slapen,” en ik draai me naar haar om.

We zoenen, strelen, bijten, kietelen, knijpen wild en zacht; ik sla mijn armen om haar heen; zij klemt haar benen strak om mijn rechter bovenbeen en maakt kleine wiegende bewegingen met haar heupen. Ik vraag haar of het oké is als ik haar nachtpon uitdoe; ze trekt het ding zelf al uit en drukt zich weer tegen me aan. Ik doe het licht aan en streel met mijn vingertoppen haar zachte blanke huid en zeg dat ik haar sproetjes tel. Ze moet er om lachen; de kleine schokjes van haar lijf vertellen over haar opwinding.

   Ze ziet de pot honing op mijn nachtkastje staan.

   “Die is voor je vrouw, he? Mag ik ook een beetje proeven?”

   “Ja, natuurlijk.” Ik wil een lepeltje gaan pakken. 

   “Cees,” ondeugend knikt ze in de richting van mijn piemel,

   “Stop hem er eens in.”

   Vlak voor mijn erectie het begeeft plop ik een flinke dot honing uit de pot

   Ria neemt de weer snel groeiende honingplopper, in de mond en laat pas los als alles opgezogen is. Als ik dan wat honing over haar lijf wil gieten, zegt ze:

   “Alleen als je me heel goed schoon likt.”

   Het begint al weer dag te worden als Ria met haar neusje door mijn borsthaar woelt:

   ”Jij weet de lekkere plekjes perfect te vinden, Cees.”

 

We nemen afscheid rond 10 uur die zondagochtend. We vliegen elkaar nog eens allemaal om de nek. Wensen elkaar succes.

   “Zeg jij het tegen je vrouw?” vraagt Ria.

   “Ja hoor,” lieg ik, “dat is geen probleem bij ons. Ik zou er zelf ook geen probleem mee hebben als zij plezier zou maken met een ander.”

   “En jij, Ria? Zeg jij het tegen je vriend?”

   “Nee joh, ik kijk wel uit, die gozer is zo vreselijk agressief, die zou jou echt afmaken.”

   Daar komt hij aan op zijn Puch. Ze rent naar hem toe; ze zoenen elkaar in de rook van de uitlaatgassen. Ze stapt achterop en klampt zich stevig aan hem vast.

   “Dag Cees, straks lekker smullen met je vrouw,” zei ze met een duivels lachje.

   Later toen Thea mijn souveniertje zou uitpakken begreep ik pas Ria’s lol. Met haar glitterlipstick  had ze op het deksel van de honingpot een hart getekend met de namen Cees en Ria en op het etiket was de foto van ‘Ria, Cees en het enge beest’ geplakt.

   Mijn vrouw en ik hebben daar inderdaad nog lange tijd enorm van gesmuld.

   

 

  • eerder geplaatst in november 2003

woensdag 29 december 2021

STRAND

Hij moet er even uit. Lang hoeft hij niet na te denken over zijn bestemming: Hoek van Holland Strand. Dat het regent kan hem niet schelen. Met z’n regenpak en zijn laarzen aan stapt hij de deur uit richting metrostation Prinsenland. Makkelijk reisje tegenwoordig in bijna een uur is hij er; het laatste stukje vanaf Hoek van Holland Haven brengt een bus hem naar het strand. Het is stil in de metro.  De kinderen hebben vakantie en om te winkelen is het geen weer. Eigenlijk is het ook voor hem geen weer om er uit te gaan. Maar toch …

Normaal roept een lieflijke (namaak?)damesstem om dat mondkapjes verplicht zijn in de metro maar nu klinkt de plat-Rotterdamse stem van (waarschijnlijk) de metrobestuurder zelf, die zegt dat je nu maar meteen ‘mot uitstappe als je geen mondkappie wil drage.’ Zoiets had hij nog niet eerder gehoord. Natuurlijk was hij weer eens vergeten zijn mondkapje van onder zijn kin naar zijn neus te trekken.  Op station Capelsebrug  rijdt een scootmobiel  de metro in met een geheel in een regentent gehulde dame. Alleen haar in-en-in bleke, bijna gelige gezicht steekt er uit .. lijkt haast wel kanker.  Ze is in druk in gesprek gewikkeld met iemand die haar alsmaar goede raad aan het geven is, die zij consequent in de wind slaat. ‘Nee daar begin ik niet aan ….’ ‘Dat heb ik nou al zo vaak geprobeerd …’ ‘Ik heb geen zin in ruzie, hoor…’ ‘Dat is veel te omslachtig …’ ‘ Nou, Desi,’ zucht ze ’ik moet er zo weer uit dus ik ga maar weer eens hangen. Doei, groetjes …’  Al stuntelend met haar scootmobiel lukt het haar nog net op tijd de metro te verlaten.

Jaren geleden reed hij met de auto naar Hoek van Holland en vandaar liep hij over het strand naar  ’s Gravenzande.  Het naaktstrand. Het was daar wel relaxt. Hij was er af en toe met zijn vriendin Carola. Kinderen hadden ze toen nog niet. Dat was wel rustig. Er waren destijds op dat naaktstrand überhaupt weinig gezinnen met kinderen. Hij herinnert zich nog dat Carola zich daar niet zo erg op haar gemak voelde. Topless vond ze geen probleem  maar helemaal in haar blootje voelde zich al snel ongemakkelijk. Ze deed het toch wel, dacht hij, om hem een plezier te doen.  Maar het ging wel  ten koste van haar spontaniteit, en ook van haar sportiviteit. Hij had badmintonrackets meegenomen …  nou, ze ging echt niet met hem badmintonnen … hij moest maar iemand anders gaan zoeken. Dat deed hij natuurlijk niet. Het was met haar of met niemand. Zonnen, lezen, drinken, eten en … niet te vergeten: samen spetteren in de zee.

Zo’n temperatuurtje als destijds op het naaktstrand is het hier in Hoek van Holland vandaag niet, hoewel  het voor eind december erg zacht is: 13 graden.  Het voelt alleen wat kouder aan door die miezerregen en tamelijk frisse wind.  Verlaten hier …  nauwelijks meeuwen … daar ziet hij toch nog een hond, een Gordon Setter, de koude zee trotseren. ‘Sita, kom!’ hoort hij achter zich. Dat lijkt wel de stem van Carola. Verbaasd kijkt hij om. Maar ze is het niet. Dat kan ook helemaal niet. De kletsnatte hond komt nog even aan hem snuffelen. Hij aait hem over zijn natte snuit: ‘hallo Sita’… en als een speer rent de hond naar zijn vrouwtje.

Tegen de harde wind in loopt hij verder over het strand, langs de branding in de richting van de pier, waarachter een immens groot containerschip  de Nieuwe Waterweg op vaart.  

dinsdag 28 december 2021

EEN PASSENDE BAAN

Sedert 1995 reist Johan elke werkdag per trein heen en weer tussen zijn woonplaats Enschede en Rotterdam, waar hij directeur is van het NIMEZOF, een zorginstelling voor niet-meer-zo-frisse ouderen. Wie Johan, letterlijk en figuurlijk een dikke vijftiger, van huis ziet gaan met de zwarte gleufhoed op het welvarende rode hoofd met strak getrimd baardje, de statige lakense jas, de glimmend gepoetste zwarte schoenen, de attachékoffer en de laptop, kan al licht de indruk krijgen dat hij directeur is van een instelling waar jaarlijks vele miljoenen omgaan. Bij de organisatie, die hij zeven jaar geleden op de rails heeft gezet, werken, tien man, zoals Johan het noemt, ofwel: negen vrouwen en hijzelf.

   Reizen doet hij altijd eerste klas, zodat in alle rust gewerkt kan worden met de laptop op schoot. Die tijd in de trein heeft Johan hard nodig: hij bedenkt daar de plannen en strategieën. Bij overeenstemming in het managementteam, bestaande uit hemzelf en de coördinator zorg, is er niets aan de hand. Maar komt er in het managementoverleg kritiek, dan schorst Johan de vergadering onmiddellijk, omdat hij nu eenmaal niet in staat is adequaat te reageren. Eerst de trein in en met de laptop op schoot de bekritiseerde beleidsnotitie bijstellen.

   Nu staat op zijn computerscherm al enkele dagen het trefwoord ‘schoolzwemmen’ te knipperen. Gesprekken in de enige wandelgang die het NIMEZOF rijk is, leveren zo nu en dan best eens iets aardigs op, zoals dat flitsende idee om niet-meer-zo-frisse ouderen in te schakelen in de laagste klassen van de basisschool en dan met name bij het zwemonderricht.

   “Ja, ja, ja… interessant,” reageerde Johan, met lichte hoofdschuddende beweginkjes, “zet dat voor ons overleg van morgen maar even op papier als je wilt, dan kunnen we er misschien wat dieper op in gaan.”  Vervolgens snelde hij naar zijn kamer, kroop direct achter zijn pc en tikte het woord ‘zwemlessen’ in, om over na te denken straks in de intercity naar Enschede.

  Johan ziet zichzelf als een helder scribent en een begenadigd spreker. De realiteit is echter volslagen anders. De NIMEZOF-medewerker is het spoor meestal volledig bijster na het lezen van twee, hooguit drie volzinnen uit willekeurig welke beleidsnotitie van zijn hand dan ook. Vers van de pers verdwijnen zijn stukken alweer in de papierbak. De hilariteit bij zijn medewerkers over zijn notities vertaalt Johan als signalen van een goede werksfeer en open communicatie binnen de organisatie.

Nu kan een beleidsnotitie in de vuilnisbak gegooid worden, dat gaat echter niet met Johans onbegrijpelijke, soms onverstaanbare en altijd veel te lange  inleidingen. Met de blik op nul en het verstand op oneindig kan zo’n verhaal, zij het met moeite, uitgezeten worden. Toch gebeurt het niet zelden dat een ingedommelde toehoorder wakker schrikt van zijn of haar eigen gesnurk. Jammer is dat, want op zich is het werkveld van ‘de niet-meer-zo-frisse oudere’ ontzettend levendig, interessant en allesbehalve slaapverwekkend. Helaas is Johan er nog niet in geslaagd een vonkje enthousiasme over te brengen. De chemie heeft ook steeds ontbroken tussen Johan en de anderen binnen het NIMEZOF, hoe hij ook zijn best heeft gedaan. 

   Veel krediet verspeelde Johan bij het team met zijn pertinente weigering om aan het bestuur het ‘bubbelproject’ voor te leggen. Dit bruisende plan voorziet in de verlevendiging van de entreehal van Verzorgingscentrum De Steunkous. Centraal in dat plan staat een groot bubbelbad voor niet-meer-zo-frisse ouderen, dat, indien de financiën het toelaten, zal worden uitgebreid met een superglijbaan van vijfenzeventig a tachtig meter. Johan vindt het idee ‘getuigen van een verregaande mate van smakeloosheid’. 

   De van overheidswege verordonneerde centralisatie betekent het verlossende einde voor het alsmaar stroever functionerende NIMEZOF. Het niet-meer-zo-frisse ouderenwerk is inmiddels overgenomen door de grootstedelijk organisatie de Wip. Voor negen van de tien medewerkers verandert er door deze overname niets in hun werk en inkomen. Maar voor Johan ligt dat problematischer want zijn functie verdwijnt en op de vacature ‘directeur’ van de Wip hoeft hij sowieso niet te reageren want hij voldoet bij lange na niet aan het geschetste profiel. In eerste instantie is Johan de fulltime baan ‘Beheerder Bubbelbad Steunkous’ aangeboden maar daar kan hij, zeer  begrijpelijk overigens, absoluut de motivatie niet voor opbrengen.  Personeelszaken is bereid flink in Johan te investeren teneinde een passende baan voor hem te vinden; zolang die niet gevonden is kan hij, met behoud van salaris, voor minimaal 15 uur per week,  aan de slag als ‘begeleider niet-meer-zo-frisse schoolzwemouderen’.

 

 

  • Eerder geplaatst in maart 2003.

 

maandag 27 december 2021

ONGEZWAVELDE PRUIMEN

 Vandaag is de dead-line. Dan moet ik Tirza terugbrengen bij de bieb . Tirza is een boek dat Arnon Grünberg geschreven heeft. Een fantastisch boek. Ik raad het iedereen aan.  Het gaat over een gebroken man (Hofmeester heet hij met zijn achternaam). Zijn echtgenote is bij hem weggelopen. Hij is, als boekbeoordelaar bij een uitgeverij, ontslagen en is al zijn spaargeld kwijtgeraakt aan een hedge fund. Het enige wat hij nog heeft kunnen behouden is zijn dierbaarste bezit: zijn dochter Tirza. Na haar eindexamenfeestje gaat Tirza met haar nieuwe vriendje naar Namibië.  Hofmeester zal zijn dochter moeten loslaten.  Meer verklap ik niet. Lezen!!!

Als ik het boek vandaag niet inlever krijg ik een boete, niet zo héél erg hoog maar toch …  zondegeld. Ik ga geen nieuw boek lenen in de bieb omdat ik zelf voor 27 euro een nieuw boek heb gekocht bij Donner: ‘de  Mitsukoshi  troostbaby company’ van Auke Hulst. Ik had nog nooit van die schrijver gehoord maar hij boeide me bijzonder tijdens het interview dat hij gaf in het literaire programma van de VPRO:  ‘Brommer op zee.’  Dat boek heeft meer dan zeshonderd bladzijden. Eer ik daar doorheen ben zijn we al zeker drie weken verder. Vandaar dat ik geen  nieuw boek leen.  Auke Hulst schreef over  een schrijver die een robotdochter koopt, die het verlies van een ongeboren kind moet compenseren. Ondertussen werkt die schrijver aan een roman waarin zijn alter ego terugkeert in de tijd, met als doel de loop van de geschiedenis te veranderen – al was het maar in een verhaal. Laten werkelijkheid en fictie zich in handen van een schrijver wel dwingen?

In de bieb loop ik Grizela tegen het lijf; ze is Pools. Leuk om haar weer eens te zien. Met haar heb ik een paar jaar Nederlandse conversatie gedaan.  Het gaat niet zo goed met haar, eufemistisch uitgedrukt. Angstig probeert ze mijn blik te ontwijken. Ze heeft een psychose gehad en weet nog niet zeker of ze er al helemaal uit is. Engelen in haar hoofd willen haar steeds een bepaalde kant op duwen, een kant die haar bang maakt.  Bij de GGD heeft ze hulp gezocht en gevonden; ze slikt nu pillen maar die gaan pas over een paar weken werken.  Ik vind het vreselijk voor die lieve schat.  ‘Kom, dan gaan we een kopje thee drinken, Grizela?’  ‘Nee, bedankt, ik moet naar werk.’(Vakkenvuller is ze bij Kruidvat en dat met haar universitaire opleiding). ‘Tot ziens.’ … en weg is ze.       

Ik ga vandaag ook nog even naar de markt om gedroogd fruit te kopen voor mijn dagelijkse portie muesli.  Ik heb zure abrikozen, ongezwavelde pruimen, dadels en een kilo muësli nodig. Misschien, heel misschien ga ik ook nog een mooie zwarte hoed kopen voor bij mijn onlangs aangeschafte  statige, lange, zwarte jas. Bij dezelfde kraam als waar ik die jas kocht, heb ik sjieke zwarte hoeden gezien voor twintig euro.

Een psychose is natuurlijk vreselijk en je kan het eigenlijk niet met elkaar vergelijken maar kiespijn is toch zeker zo gruwelijk.  Paracetamol helpt nauwelijks, hooguit een kwartiertje. Godzijdank heb ik  een soort ‘paracetamol plus’ daar slaap ik de hele nacht op.  De tandarts heeft een kaakoverzichtsfoto gemaakt en daaruit heeft hij geconcludeerd dat ik een wortelkanaalbehandeling nodig heb. Vier januari gaat dat gebeuren. ‘O, valt wel mee hoor,’ lacht de tandarts. Als ik alleen al het woord ‘wortelkanaalbehandeling’ hoor, lopen de rillingen over mijn rug.

 

zondag 26 december 2021

BOOSTER-MEAL

 De GGD vraagt hem gemakkelijke kleding aan te trekken, want dat prikt zo veel makkelijker.  Ze denken daar toch niet dat hij in een t-shirtje zijn Booster-prik komt halen. Het is winter en vandaag (tweede kerstdag) iets onder nul. Hij doet het niet om te zieken maar hij trekt z’n gewone winterkloffie aan naar zijn priklocatie: het Schuttersveld. Hij excuseert nog zich wel bij de veel te dikke maar aardige prikster dat hij zo warm is aangekleed. (Een dikke jas, een warme katoenen coltrui en een  thermo shirt met lange mouwen). ‘Geeft niet hoor,’ zegt ze, ‘ het is toch heel rustig vandaag, doet u maar kalm aan.’  Het lukt hem niet om zijn katoenen coltrui en zijn thermoshirt over zijn mondkapje heen uit te trekken. De prikster (ze heet Karla Braafheid, dat staat op haar naamplaatje, Carla met een  ‘K’) ziet hem onbeholpen otteren met uitkleden en zegt dan, zonder hem aan te kijken, dat hij zijn thermoshirt wel mag aanhouden. Alleen zijn katoenen coltrui moet hij uit doen. ‘Doe  voordat u uw coltrui uittrekt, uw mondkapje af en zet het meteen daarna weer op alstublieft, ik vraag u dit in verband met het besmettingsgevaar, we kunnen immers niet voorzichtig genoeg zijn, dank u wel.’  Het is zo gebeurd, die prik. Geen enkele pijn. De volgende klant staat al te trappelen  voor de prikcabine.   Hij krijgt van de prikster het bewijs van zijn  vaccinatie in zijn rechterhand geduwd. terwijl hij nog bezig is zijn linkerhand in zijn coltrui te wurmen.  Hij kleedt zich in alle rust verder aan: trui aan, muts op, jas aan, het vaccinatiebewijs in de binnenzak van de jas, drukkertjes van de jas dicht, want het was volgens Karla (met een  ‘K’) toch niet druk vandaag. ‘U kunt nog een kwartiertje in de wachtruimte plaats nemen, fijne dag,’ zegt ze terwijl ze alweer bezig is met de volgende klant. ‘Geen probleem,’ zegt hij ‘en … werk ze!’

Van het Schuttersveld in Crooswijk is het maar een paar minuten  lopen naar het huis van zijn vriend Keith (met een K), een Rotterdammer in hart en nieren, maar geboren in Liverpool. Hij is door Keith uitgenodigd voor: ‘a modest christmas meal’.  Het is zeker alweer vier maanden geleden dat hij bij Keith thuis was. Eigenlijk veel te lang … maar het scheelt dat hij hem elke donderdagavond aan de telefoon heeft.  Hij schrikt ervan hoe Keith er uit ziet. Een oud wijf lijkt het wel, zo zonder zijn kunstgebit en zijn lange grijze haren los hangend in plaats van in een paardenstaart, zoals anders. ‘It’s sunday and than I never wear my ponytail nor I have my dentures in.’ lacht Keith. 

Bij de zwarte thee met  scones en een heerlijk stuk fruitcake, bekomt hij van de schrik. Keith is voor de rest  geen spaan veranderd. Ze hebben het zoals  altijd over hun favoriete onderwerpen als voetbal (Liverpool en Sparta), muziek, alcohol en vrouwen. Hij heeft een vrolijk wijntje meegenomen maar die mag weer mee terug. Keith heeft de drank al jaren geleden afgezworen na een turbulente alcoholrijke periode.              

Het twee-gangen kerstdiner  dat Keith hem voorschotelt bestaat uit kalkoen en kerstpudding. Engelser kan haast niet. Hij geniet er van. Keith heeft zijn stinkende best gedaan.