zondag 13 maart 2016

WANDELEN

Het is vandaag prachtig weer. Onbewolkt, een aangename temperatuur en alleen in de schaduw fris. Te mooi om binnen te blijven zitten.  Afspraken heb ik vandaag niet, dus ik ga er op uit. Ik stap bij mij naast de deur op de metro (Prinsenlaan) en rijd mee tot het eindpunt Nesselande. Vandaar wil ik, langs de Rotte, terugwandelen naar huis.
Ik heb geen idee hoe lang die wandeling zal duren. Mijn smartphone wil ik eerst nog als een soort tomtom instellen maar als dat na een kwartier nog niet gelukt is stop ik er maar mee, doe de smartphone in mijn rugzak en ga aan de wandel. Alleen … na een paar passen realiseer ik me dat ik zo maar lukraak een bepaalde kant oploop … avontuurlijk wellicht maar ook dom!. Ik zie een oude baas (75 schat ik) op een bankje zitten en vertel hem dat ik langs de Rotte wil gaan wandelen en vraag hem welke kant ik dan het beste op kan gaan. De man staat op,  … kijkt enige tijd recht voor zich uit, lijkt na te denken  …  zegt niks. Hij draait zich vervolgens een halve slag … zegt weer even niets …. En dan klinkt:
’Jaaaaa, ik wéét het wel, want ik fiets er zo naar toe.’ Dan draait hij zich een kwartslag en hij wijst recht voor zich uit:
‘Neem die weg … het is één rechte weg… aan het einde van die weg is een fietspad en dat fietspad loopt langs de Rotte … waar moet je heen?’
‘Naar Rotterdam,’ zeg ik.
‘Goed, ga dan op dat fietspad linksaf.’
‘Nou, dank u wel, meneer.’
En wat iedereen tegenwoordig tot vervelens toe zegt, zegt ook deze man tegen mij:
‘Nog een fijne dag verder.’
Dan voel ik me weer verplicht om tegen die enigszins afwezige doch aardige man terug te zeggen:
‘Ja, u ook meneer.’
Het ‘heerst’ ….. en ik wìl helemaal tegen niemand zeggen: ‘… en een fijne dag verder …’ maar toch flap ik dat walgelijke clicheetje er soms zomaar ineens uit.

Ik nader nu een tweesprong en twijfel even welk van de twee weggetjes voor mij het goeie is.
Vòòr mij loopt een vrouw achter een wandelwagen. Ik versnel mijn pas om haar de weg te vragen:
‘Dag mevrouw, ik wil naar de Rotte. Welke ……’ Ik val stil. De vrouw kijkt mij glimlachend aan. Kippenvel. Haar gezicht .. twee druppels water mijn moeder. Ze heeft ook dat  rood golvende haar.  Sproetjes … die bril …haar ogen … dat vriendelijk gezicht. Ze zal een jaar of veertig zijn.
‘Naar de Rotte is gewoon rechtdoor’ zegt ze vriendelijk. ‘Gaat u naar Rotterdam?’
Ik vertel haar wat ik van plan ben.
‘Zo, dat is nog hele wandeling. Ik denk toch gauw  vier uur. Ga straks bij het fietspad naar links.’
‘Okee, dank u wel!‘
Ik geef het mongooltje in de wandelwagen een aai over zijn bolletje:
‘Dag, jongen ’ zeg ik tegen het kleine ventje …..‘dag mevrouw.‘


‘Fijne dag verder’ kon ik nog net inslikken.

dinsdag 8 maart 2016

COMA-ZUIPEN

Zingen doe ik nog steeds elke maandagavond. Het koor is verhuisd naar het nieuwe ontmoetingscentrum Alexanderhof in Prinsenland. Die organisatie ziet het wel in ons koortje zitten, want we hebben een splinternieuwe piano gekregen.
Het is een seniorenkoor. Het zou me niet verbazen als ik, met m’n 65 jaar, de jongste ben. Het is niet alleen een koor voor oudjes. Het was tot gisteravond ook een koor voor blanke oudjes. Tot gisteravond, want toen voegde zich voor het eerst een donker (Surinaams ?) echtpaar bij ons koor. Ik merk al snel, dat ook zij bewijzen: ‘iedereen kan zingen’ …   en als iedereen zijn best doet gaat het heel leuk klinken.
Het was voor die Surinaamse mensen best moeilijk om zo voor de eerste keer mee te zingen zonder teksten.  Ik dacht, laat ik ze mijn tekstboek geven, dan kijk ik mee bij mijn buurman Piet … maar daar was buurman Piet niet zo van gediend. Ik kon mijn tekstboek wel uitlenen aan die Surinamers maar dan zat ik zonder. Piet liet duidelijk blijken dat hij ‘het niet zo had’ op die buitenlanders.
In deze nieuwe ruimte hoor je jezelf veel duidelijker zingen dan voorheen; het gezang klinkt ook minder vol.
Er werden liedjes gezongen als Sophietje, Edelweiss, Droomland, Hava nagila. Het toppunt van de avond is altijd het nummer Jungen komm bald wieder, dat gezongen wordt door de mannen … nu dus door die nieuwe Stanley, Piet en ik. Er wordt na afloop van dat lied altijd hard geapplaudisseerd voor ons mannen … dat streelt ons ego.

Wat een hemeltergend bullshit over dat kutkoor … dit stukje blèhhh.
Ik kom maar niet tot iets boeienders. Misschien had ik vanavond beter niks kunnen schrijven.
Misschien had ik ook eens het effect van coma-zuipen op mijn lijf moeten gaan uitproberen. Bovenop de kast bij mij staat een verrukkelijke jonge jenever (alcoholpercentage 25%). Die zóú ik in één teug leeg kunnen drinken bij wijze van experiment. Niet doen. Geen goed idee.
Eén keer ben ik op een feestje ‘out’ gegaan van de alcohol. Ik was 25 jaar en had in een warme ruimte whisky zitten drinken … flink wat  glazen … moest daarvan plassen … het was erg koud op de wc … daar ben ik out gegaan. Door een andere feestganger werd ik gevonden, liggend voor de wc-pot met mijn pik in mijn hand. Sindsdien houd ik het maar op één of twee pilsjes per avond. Meer dan genoeg.

Ik zag op het NOS-journaal dat er ondanks alle beperkende maatregelen voor alcoholgebruik onder jongeren er maar liefst 20 procent meer jongeren ‘coma zuipen’ … de gemiddelde leeftijd van de zuipertjes is 14,5 jaar! Het zou je kind maar wezen. Een kinderarts zei, dat onderzoek had aangetoond, dat bij herhaald coma-zuipen het intelligentie - quotiënt van een kind flink afneemt. Logisch eigenlijk. De kinderarts vertelde ook het verontrustende detail, dat onder de bij hem binnengebrachte comateuze kinderen ook gewonde meisjes waren met hun slipje op de enkels …

Er zullen helaas wel ouders zijn die zich niet veel interesseren voor hun kinderen en ze maar laten begaan. Maar ik denk dat meeste ouders van deze coma-zuip-patientjes totaal geen weet hebben van wat hun schatjes uitvreten en zich een ongeluk schrikken, als ze door het ziekenhuis alsnog op de hoogte worden gesteld. De vraag is dan of deze ouders nog voldoende het gezag over hun kinderen hebben om ze weer in het gareel te krijgen.  Misschien bestaat er ook al een hulpaanbod voor die ouders en hun kinderen … daar weet ik niks van.

Nog beter zou het overigens zijn als het kind zelf na één keer flink coma-zuipen concludeert ‘dit was eens maar nooit weer’. 

maandag 7 maart 2016

PRAATPAAL

Veertien jaar was ik toen mijn moeder bepaalde dat ik haar praatpaal zou zijn. Ze moest heel wat aan mij kwijt. Veel vriendinnen had ze niet. De meeste buurvrouwen vertrouwde ze niet en voor haar zussen was ma zelf een soort uitlaatklep.
Mijn moeder was voor haar kinderen een heel leuke, lieve, vrolijke moeder. Als praatpaal hoorde ik haar echter wel eens uit haar rol schieten.  
Ik voelde me vereerd in die rol en (ook niet onbelangrijk) ik wist altijd precies wat ma over alles en iedereen dacht. Ook wat ze dacht over mij: ik was geweldig, een ijverige middelbare school leerling en altijd bereid om zijn moeder een handje te helpen, hetzij met het huishouden, hetzij bij het verzorgen van de jongere broertjes, het zij bij het doen van boodschappen.

Over mijn twee oudste zussen was ze niet alleen maar positief. Zo piesten Ria, mijn oudste zus, en Lenie, nog heel lang in hun bed. Dat deden ze natuurlijk niet expres. Daar konden ze ook niks aan doen. Maar hoe lief en aardig ma doorgaans ook was, ze noemde mijn zussen tegenover mij nogal eens ’zeiknesten’ en zei dat ze doodmoe van werd van dat bedplassen.

Ria had er nooit zin in om naast het kostgeld, dat ze betaalde, nog eens extra bij te dragen aan het uiterst krappe gezinsbudget.
(Ria besteedde haar verdiende centjes liever aan leuke kleding en mooie schoenen. Ze zag er graag leuk uit en geef haar eens ongelijk?!)
Maar ma was daar ontstemd over en ze bleef er tegen mij over zeiken.
Lenie en ik waren ma’s oogappels omdat wij wèl bereid waren een extra duit in het gezinszakje te doen.
Op een avond vertelde ma me het ‘belangrijke’ nieuws dat Ria jaloers was. Ze noemde haar toen zelfs een  ‘jaloers kreng’. Ik kon toen als veertienjarige het begrip ‘jaloezie’ amper doorgronden.

Wat ma niet wist (of ze wist het wel en ze hield haar mond erover) was, dat ik in die periode als een gek lag te masturberen in mijn bedje. Ik werd helemaal opgeslurpt door mijn wilde fantasieën met de mooie overbuurvrouw. Ik zorgde er wèl voor dat mijn lakens niet bevuild raakten: ik ving mijn kleverige goedje op, in een oud t-shirt en verstopte dat tussen mijn matras en het spiraal van mijn bed. Als ma dit geweten had, zou ze mij zeker een ‘stiekeme viespeuk’ hebben genoemd.

Over mijn vader heeft ze me ook verteld. Niks positiefs. Daar heb ik al wat over geschreven. Volgens ma wilde hij alleen maar ‘dat’. Meer dan ‘dat’ hoefde voor hem niet. Kon hij ook niet. Ze zei: ‘Als er een natte dweil tegen zijn ‘gevalletje’ kwam kreeg hij al ‘zo’n grote’.. ook zei ze tegen mij dat ze misselijk werd, als zijn ‘gevalletje’ haar aanraakte. Dat ze samen toch nog zoveel kinderen hebben gemaakt, snapte ze nog steeds niet.


Ik zat er bij en keek  …eh … luisterde ernaar, soms kon ik haar begrijpen, heel vaak ook niet. Het was tenslotte de belevingswereld van een volwassene. Toch bleef ik het aanhoren, want ik voelde me vereerd, dat ze mij had uitgekozen om stoom af te blazen.

zaterdag 5 maart 2016

ROOM

Gisterenmiddag heb ik de film ‘Room’ gezien van regisseur Lenny Abrahamson. De film draait deze week voor het eerst. Ik zag hem in Cinerama in Rotterdam. Lees hieronder wat over ‘Room’. Ik heb gebruik gemaakt van de recensie in de Volkskrant van 3 maart jl.

Moeder en haar zoon Jack van vijf jaar, zitten opgesloten in een kleine ruimte van nog geen tien vierkante meter. Er staan wat meubels, een wc, een badkuip, een televisie. Er komt alleen wat daglicht naar binnen via een klein dakraampje. Door dat dakraampje is te zien of het regent of sneeuwt. Ook dwarrelt er af en toe een herfstblaadje op. Soms is het rechthoekige raampje helemaal blauw … dan schijnt dus de zon, die voor moeder en zoon overigens nooit te zien is.
Jack leeft hier al vanaf zijn geboorte. Is nooit buiten geweest. Voor hem is dit hier binnen gewoon alles … dit is zijn hele leven: zijn moeder (Ma) …. alle dingen in deze ruimte ... wat op tv te zien is … wat door het dakraampje te zien is … en Old Nick, de man, die dagelijks even langs wipt. Dat is waaruit het leven van Jack bestaat. Ma leert hem dat alles wat hij op de televisie ziet niet echt is.

Ma  vindt het nog niet nodig dat Jack weet wie Old Nick is, waar hij vandaan komt. Nick brengt boodschappen en speelgoed de ruimte binnen en altijd als hij komt doet hij ook dingen met Ma, dingen waar Ma helemaal geen zin in heeft.

Ondanks alles biedt de weerzinwekkende ruimte Jack toch de overzichtelijkheid en de bescherming, die hij nodig heeft. Hij voelt zich er op zijn gemak. Jack speelt met spullen om hem heen alsof het zijn vriendjes zijn. Als Ma en Jack grapjes maken,  zou je haast vergeten in wat voor mensonterende situatie ze zitten.

Door de manier waarop er gefilmd is lijkt de ruimte veel groter dan hij in werkelijkheid is. Hoe dan ook: Jack heeft meer dan genoeg aan deze ruimte.
Maar op een dag acht Ma de tijd rijp om haar zoon de waarheid te vertellen namelijk, dat er buiten de muren van deze ruimte wel degelijk een andere werkelijkheid bestaat. Ma heeft zelf in die werkelijkheid geleefd, als kind, als puber. Toen kwam Old Nick in haar leven. Hij kidnapte haar en sloot haar hier in deze ruimte op. Ma zint op plannen om Jack uit de ruimte te laten ontsnappen. Ze wil dat doen door Old Nick ‘er in te luizen’. Uiteindelijk lukt dat haar nog ook. Na de ontsnapping van Jack en uiteindelijk ook de bevrijding van Ma volgt het belangrijke en uitgebreide slotakkoord van de film. Daar laat ik niet veel over los, alleen dat mooi vertoond wordt hoe Ma en Jack ieder voor zich maar ook samen hun trauma’s verwerken.
Aangrijpend is ook het moment dat Jack een klein hondje aait. Zo’n beestje dat Jack alleen kent als iets dat er niet echt bestaat, iets van op tv.


Mooie film! In de Volkskrant werd de film gewaardeerd met vijf sterren. Ik geef zes sterren!

vrijdag 4 maart 2016

HONDJE

Gisterenmiddag stond ik even op het balkon, het was lekker weer, blauwe onbewolkte hemel, niet te veel wind en tamelijk zacht. Ik kijk een beetje rond over het binnenterrein en mijn oog viel op een tamelijk kleine, blonde man met blauwe bodywarmer, die zijn hondje, een zwarte cocker spaniel, aan het uitlaten was. Niks bijzonders zou je zeggen, man liet hond uit. Ik keek weer wat verder rond en zag een donkere dame lopen met een meisje in het rood, dat duidelijk nog maar net kon lopen. De vrouw was groot en moest diep naar opzij buigen om het meisje een hand te kunnen geven. 
Toen hoorde ik plotseling het gejank van een hond, dat door merg en been ging. Ik vroeg me af of dat gejank van die cocker spaniel kwam. Het kon ook nog van een van de balkons van mijn flatgebouw gekomen zijn.
Voor alle zekerheid bleef ik dat mannetje met die spaniel even volgen en opeens zag ik het die man doen: hij liep over het gras en gaf zijn hondje een flitsend ‘hakkie’ … op zijn snuitje. Weer dat jammerlijke gejank. Het beestje wilde niet meer achter zijn baasje aanlopen. Hij bleef staan … zette zich schrap in het gras. Maar zijn baasje was natuurlijk veel sterker. Die won het van het hondje. Maar dat was nog niet alles. Bij zijn voordeur hing deze ‘hondenliefhebber’ zijn hond nog even op aan zijn eigen riem en liet hem heel even boven het trottoir bungelen. Vervolgens liet ie hem op de straattegels pletteren. Ditzelfde tafereel herhaalde zich nog eens … en dat allemaal op klaarlichte dag.

Dit kon ik niet zo maar laten gebeuren, dit mishandelen van zo’n lief hondje. Die cocker spaniels zijn toch meestal heel lieve, zachtaardige hondjes. Ruzie met die kerel wilde ik ook niet. Mijn bedoeling was eigenlijk alleen, om hem rustig te zeggen, wat ik hem zojuist met zijn hondje had zien doen, dat ik daar boos om was en dat ik van plan was dat aan de politie te melden. Dat was mijn bedoeling maar ik had alleen nog maar tegen hem gezegd: ‘wat ie met zijn hondje had gedaan’ of hij siste me agressief toe: ‘Weg, weg, weg,’ en hij zwaaide zijn linkerarm al omhoog om me een oplawaai te verkopen. Normaal ben ik nooit zo’n held maar haast instinctief deed ik een stap naar voren, naar hem toe en zei: ’Wat!? Wil je me slaan? Kom dan maar op, als je durft!’ Hij hield zich, gelukkig, gelijk in. Ik ging toch maar weg bij die sadist. Thuisgekomen belde ik met dat hele verhaal de dierenbescherming. Die raadde me aan ook nog de politie te bellen omdat het dierenmishandeling was, een misdrijf.

Ik heb niet de hele middag voor het raam gestaan om te zien of er politie langs gekomen is bij die agressieveling. Aan het einde van de middag werd ik uiteindelijk door de politie gebeld. Ze hadden met die vent gesproken, hij ontkende alles. Zolang zich geen getuigen melden van de mishandeling kan hem, volgens de politie, niks worden gemaakt. Ik ben best een beetje beducht voor die klootzak maar desondanks ga ik vanavond officieel aangifte doen … ik laat dat arme hondje niet stikken.       

donderdag 3 maart 2016

ERFENISJE

Een paar maanden geleden is mijn broer Tinus overleden. Hij was verstandelijk gehandicapt en woonde in een woonzorgcentrum in Middelharnis. Speciaal voor mensen zoals hij. Tinus had dan nog op de anderen, die bij hem in huis woonden, voor, dat hij zelf kon lopen. Die anderen zaten, zonder uitzondering  in heel knap gefabriceerde rolstoelen. Maar Tinus is er dus niet meer. Hij is 64 geworden; zijn lichaam was helemaal op. Zijn broers en zussen hebben hem gecremeerd in Crooswijk. Daar, bij het crematorium hoorden we van de boekhouder, dat Tinus niet al zijn geld had opgemaakt. Hij, die boekhouder, beloofde niks, maar als hij zich niet vergiste, zat er wel een klein erfenisje aan te komen.

En gisteren 2 maart 2016 was het dan zo ver … het kleine erfenisje was op mijn bankrekening bijgeschreven. In eerste instantie had ik er nog niet eens erg in … ik had gedacht dat dat geld van Tinus pas tegen de kerst zou komen, die boekhouder was niet zo’n vlotte … Neen, ik dacht eerst, dat ik de huur- en zorgtoeslag vervroegd op mijn bankrekening had gekregen maar het was toch echt het erfenisje van Tinus. Toch leuk zo’n extraatje.
Wat ik er mee ga doen weet ik nog niet. Er spookt van alles door mijn hoofd. Het Ronald Mc Donaldhuis bijvoorbeeld, dat huis, weetjewel, waar kinderen met een tumor en kanker worden opgevangen en waar hun ouders, broertjes, zusjes en oma’s ook de hele dag mogen blijven. Daar zou ik het wel aan willen schenken. Die organisatie kan het goed gebruiken. Maar er zijn zoveel goede doelen. Ik kan er natuurlijk voor kiezen om alle doelen, die ik góéie doelen vind een deel van het erfenisje te geven. Dat zou ik wel kunnen maar dat doe ik niet. Als ik het geef aan een goed doel, dan aan één goed doel. ‘Artsen zonder grenzen’, prima vind ik het, dat die afgestudeerde artsen met gevaar voor eigen leven, in oorlogssituaties, gewonde en zieke mensen behandelen. Klasse!
Of het Liliane fonds. Dat fonds helpt kinderen, die het slachtoffer zijn geworden van een oorlog: delen van hun beentjes of armpjes moesten worden geamputeerd. Daarvoor in de plaats worden dan op kosten van het Liliane fonds protheses bij de kinderen aangemeten en leren ze weer bewegen met die kunstarmpjes en -beentjes. Dat Lilianefonds gun ik het eigenlijk nog het meest.

Toch vind ik dat ik ook mezelf niet tekort moet doen.
Ik ben helemaal niet op de hoogte van wat je tegenwoordig betaalt in een sexclub, voor een gezellig avondje met twee frisse, sappige dames als gezelschap. Ik denk dat ik met het geld van het erfenisje zeker wel een keer terecht zal kunnen in zo’n tent. Lijkt me bijzonder aanlokkelijk …  egoïstisch, dat wel … maar zeer aanlokkelijk.

Neen, toch maar geen schenkingen aan goeie doelen of  bezoeken aan sexclubs.  Ik ga vannacht, met Tinus zijn geld, gewoon eens lekker ouderwets gokken in het Holland Casino! Daar heb ik de kans om het geld te verdubbelen; alles gaat dan naar een goed doel … de kans bestaat echter ook dat ik alles verspeel … tja, in beide gevallen ben ik dan weer even rijk als op 1 maart 2016. 

woensdag 2 maart 2016

SPINAZIE

Eerst even naar de apotheek om mijn pillen te halen tegen het ‘zomaar in de broek plassen’. Heb ik tegenwoordig nodig. Schaam me dood voor die meiden in de apotheek. Dat is vandaag mijn eerste activiteit buitenshuis.
Dan naar de Jumbo. Daar ga ik voor zo’n vijfentwintig euro levensmiddelen kopen. Dure zaak, hoor, die Jumbo! Ik ben er helaas wel op aangewezen, omdat het de dichtstbijzijnde super is en ik nog niet zo ver kan sjouwen met mijn nog niet helemaal herstelde lichaam. Wat zielig! Al wandelend naar de Jumbo neem ik me voor om ‘stamppot spinazie met kaas’ te gaan eten vanavond. Als ik me bij  de groenteafdeling buk om de laatste zak van 300 gram spinazie te pakken duwt iemand zowat een winkelwagentje mijn kont in. Ik hoor ‘sorry’ en wat binnensmonds  gemompel: ‘laatste zak spinazie verdomme’ … het geluid klinkt alsof het uit de mond komt van een doorrookte havenarbeider maar als ik me omdraai blijkt er een keurig gesoigneerde oudere dame bij die stem (en dat winkelwagentje) te horen en … ik kan zo wel zien: een travestiet is het niet.
‘Ja, u heeft pech mevrouw maar misschien hebben ze die zakken nog in de voorraad liggen … ik zou het even vragen als ik u was.’
‘Ja, dat lijkt me zo’n gek idee nog niet, baste ze .. tja, want ik zat vanmorgen aan mijn ontbijtje en toen dacht ik, het lijkt me heerlijk om vandaag eens spinazie te eten … lekker en ook nog zo gezond, hè? Nou, ú gaat in ieder geval vanavond wèl spinazie eten … weet u wat u dan eens moet proberen? Een stamppotje spinazie met kaas … dat is me toch lekker!!!
‘Dat lijkt me een uitstekend idee, mevrouw,’ lulde ik met haar mee,‘ Ik loop meteen naar de kaasafdeling. Welke kaas kan ik het beste nemen, denkt u? Oude of oud belegen?’
‘Zelf neem ik altijd oud belegen … oooh als ik er aan denk dan loopt het water me al in de mond … oooh ik hoop toch zo dat er nog  wat spinazie is … even aan die verkoopster daar vragen: verkoopster … oehoe … verkoopstertje’(dat ‘oehoe’ klinkt helemaal niet bij dat ruige stemgeluid van haar.)
Ik loop snel door naar de kaasafdeling. Een paar meter achter me is de zware-stem-dame druk in de weer met een in het geel gestoken Jumbo medewerkstertje. Ik had graag kaasblokjes gekocht maar nou heb ìk pech: er waren noch oude noch oud belegen kaasblokjes te koop. Ik besloot toen maar voor het eerst sinds mijn val een homp kaas van een pond  te kopen. Ik hoop dat ik het voor elkaar krijg om dat stuk kaas in blokjes te snijden. Alleen vrees ik dat mijn rechterhand er nog te zwak voor is, hoewel ik sinds de val, al weer heel wat dingen heb leren doen met rechts: sinds deze week kan ik de veters weer strikken van mijn wandelschoenen, met een stokertje en een ragertje de spleetjes tussen mijn tanden schoonmaken, knippen met een gewone schaar, met de nagelknippertje mijn nagels knippen, mijn deurslot met de sleutel openen en … m’n kont afvegen! Het is me alleen nog niet gelukt mezelf fatsoenlijk te bevredigen met rechts.


Die kaas heb ik trouwens keurig in blokjes kunnen snijden en samen met de puree en spinazie heb ik er een heerlijke stamppotje van gemaakt waarvan ik lekker heb zitten smullen.