donderdag 16 juli 2015

FIETSEN

Mijn broer Tinus, heeft niet lang meer te leven. Tinus, de man met de verstandelijke handicap, die leeft op het niveau van iemand van anderhalf jaar. Zijn nieren doen het nauwelijks meer en hij heeft suikerziekte. Een nieuwe nier en nierdialyse kan hij geestelijk niet aan, dus leeft hij nu vooral op morfine om de pijn te stillen en het medicijn haldol om het delier ten gevolge van de morfine een beetje te onderdrukken.
Toen hij nog in Limburg woonde, ging ik, sinds de dood van mama, één keer per jaar naar hem toe. Sinds ik hem verhuisde van Echt (in Limburg) naar Middelharnis op Goeree-Overflakkee, ga ik één keer per maand naar hem toe. Nu, in deze laatste fase van zijn leven heb ik besloten elke wéék een keertje bij hem langs te gaan.

Rond een uur of elf kom ik aan bij zijn woning. Hij is dan diep in slaap. Een begeleidster vertelt me dat hij dezer dagen zowat 23 uur per dag slaapt. Geen wonder dan, dat hij het dan uitschreeuwt van de pijn, als hij zijn bed uit moet komen. Alles aan hem is dan natuurlijk verstijfd.

Hanna, een begeleidster, port Tinus, speciaal voor mij wakker. Het eerste wat hij zegt is:
‘Marco, Marco, Marco,’ dat is de naam van ons jongste broertje (44 jaar), een mongool … sorry, foutje!! … zo mag ik hem tegenwoordig niet meer noemen, hè? Marco heeft dus het syndroom van down.
Hij zegt niet; ‘Ha, broer, Jee maar Marco Marco Marco’. Een paar minuten later ziet Tinus dat ik er toch ook nog ben dan volgt: ‘ Broertje, broertje’.

Ik ben gaan fietsen van Rotterdam naar Middelharnis. Zestig kilometer. Ik ben kapot. Heb totaal geen gevoel meer in mijn lul. Ondanks het zeemleren kruis in mijn  fietsbroek en het zadel dat volgespoten is met gel.
‘Geef mij ook maar wat van die morfine om de pijn in mijn perineum te verdoven’ wil ik vragen aan Hanna maar daar ben ik uiteindelijk weer eens te schijterig voor.

Tinus ziet er echt niet meer uit. De eerste de beste halfdode heroïnejunk ziet er beter uit dan mijn broer. Hoewel ik stierf van de honger heb ik de helft van mijn brood (één met kaas en één met duo pénotti) aan Tinus opgevoerd. Ik vraag me af of ze hem daar nog wel wat te vreten geven. Zo gretig gaan die stukjes brood van mij naar binnen.
‘Je kan nog wel een half uurtje met hem gaan wandelen, hoor,’ zegt Hanna.
Als we wandelen zingen we altijd liedjes … kinderliedjes … andere kent hij niet … behalve ‘ik ben zo blij dat mijn neus van voren zit en niet opzij‘dan. Normaal brult hij al de kinderliedjes mee, die ik inzet maar nu houdt hij zijn kaken stijf op elkaar. Alleen bij ‘O sewiesewo sewiese walla susanna, sie so se wiese wo se wiese wies wies wies’, pruttelt hij even mee.
Na de wandeling ga ik weg, geef hem nog wel even een zoen op zijn jukbeen. Een hug is niet mogelijk, zoals hij daar zit in zijn rolstoel.

Ik fiets weer terug. Bij Hellevoetsluis begint mijn voorband godverdomme zachtjes leeg te lopen. Het is dan nog tien kilometer tot metrostation Spijkenisse Centrum. Tien kilometer. Tien kilometer en vier keer de band weer oppompen. Ik haal het metrostation godzijdank voor het spitsuur. Want er mogen in het spitsuur geen fietsen meer in de metro. Om half zes was ik thuis. Kapot. Ga douchen en een beetje slapen.

Gelukkig kookt Gabriëla vanavond. Ik had er geen fut meer voor gehad.

woensdag 15 juli 2015

VROEG WAKKER

Deze ochtend ben ik vroeg wakker. Tien voor zes. Ik heb dan bijna vijf en een half uur geslapen. Te weinig eigenlijk. Minimaal zes uur is oké. Maar ja, het is niet anders. Slapen kan ik niet afdwingen ….ja, met nòg meer pillen … maar dat wil ik niet.
Het komt me wel goed uit, die vroegte, want ik wil veel doen vandaag. Misschien wel te veel om in dit stukje te verhalen. Ik wil naar de sportschool,  naar m’n ex Carole, naar de RET, naar fysiotherapie, naar de bios, dit stukkie schrijven en eten maken.

Terwijl ik dit schrijf, schiet me te binnen dat ik nog wat uit de vriezer moet halen voor het avondeten. Dat ga ik nu dus maar even doen. Het wordt tomatencrème met erwten, gehakt en rijst. Lekker! Hoe ik dat weet? Gisteren at ik precies hetzelfde. Ik bewaarde de helft voor vandaag.

Ik vind de sportschool (F4F) tegenwoordig weer leuker, omdat er nu ook bij de mannen weer een sauna is. Het is wel geen ‘stoomsauna’ maar een ‘infrarode’. Heerlijk om al die pijnlijke plekjes aan mijn lijf met die warmte te verwennen. Met name mijn geteisterde heiligbeen, onderaan de ruggengraat. Sinds ik een hernieuwde poging waagde tot joggen speelt dat heiligbeen steeds meer op … bij het traplopen, bij het opstaan, omdraaien, gaan liggen, op m’n hurken zitten en … buigingen maken. Die infrarood warmte doet dan zo goed! Tijdelijk althans, want zodra ik  buiten ben in dat natte kouwe colère weer van ons, schiet het heiligbeen gelijk weer in zijn gebruikelijke pijnmodus.
Ook leuk bij F4F maar wel weer héél anders leuk is Thea. Ze zit naast me te ‘roeien op het droge’. We raken aan de praat. Ze heeft het enige Breiwinkeltje van Rotterdam. In het Oude Noorden, in de Benthuizerstraat. Het winkeltje is vlakbij de kruising met de Zaagmolenstraat. Je moet er eens gaan kijken!  Echt leuk.
Wol, katoen, breipennen en haaknaalden en ga zo maar door, ze verkoopt het allemaal plus de benodigde accessoires. Thea is nou negenenzestig en heeft nog steeds veel lol in d’r winkeltje. Haar omzet zou wel vele malen hoger kunnen zijn als ze zich op internet zou storten. Dat doet ze dus niet. Ze haat computers. Maar voor haar opvolger ligt daar een goudmijntje. Bij mijn weten is de spoeling in deze handel, ook op internet, erg dun. Voorlopig heeft zich nog geen koper aangediend  …  maar ze is ook niet echt fanatiek op zoek naar iemand die het stokje van haar wil overnemen.
Ze stopt nu wel met roeien en laat mij nog een paar minuutjes peddelen.

Na het sporten eerst even wat spulletjes terugbrengen naar mijn ex, Carole. Ik leende een mooie grote schaal van haar voor de bowl. In die schaal trakteerde ik mijn  verjaardagsgasten op bowl. Vrijwel iedereen genoot er van. Ik had een eenvoudig recept genomen. Stukjes verse perzik (kilo), twee potten kersen (zonder pit), anderhalve liter witte wijn, suiker, vanillesuiker, een fles champagne en een klein flesje kirsch. Heerlijk! Iedereen die er alleen maar een beetje van proefde ging al een beetje tipsy naar huis. Tot op heden heb ik godzijdank nog niemand over bekeuringen of ongevallen in het verkeer gehoord.

Carole is blij dat ik even bij haar langs kom, dan hoeft ze tenminste niet door dat rotweer heen om naar mijn tijdelijke verblijfplaats te fietsen. Ze heeft namelijk een handtekening van me nodig om het Ziggo-contract op haar naam te laten zetten. Door onze echtscheiding is dat nodig.
We drinken samen een bak koffie en het kibbelen begint alweer. Hoogste tijd om te vertrekken.  Voordat ik wegga zegt ze me nog dat het geld van de verkochte volkstuin nu binnen is ... na ruim vijftien jaar is definitief een einde gekomen aan de volkstuinperiode.

Nu ik vijfenzestig ben denk ik gratis te kunnen reizen in het Openbaar Vervoer van de RET maar dat valt vies tegen: ook dàt recht wordt, net als mijn pensioen en mijn AOW, drie maanden opgeschort. Sta ik ff voor lul voor dat RET-loket met mijn OV-chipkaart en dat aanvraagformulier ‘gratis reizen’in mijn handen:
‘Meneertje, over drie maandjens, om percies te zijn op durtien (durtien!!) oktober, magt ik u hiero bij mijn terugzien. Volgaarne,’ sprak een duidelijk minderbegaafde RET lokettist. Als ik me niet vergis had die sukkel er veel lol in om mij af te poeieren. Maar dat zal mijn wantrouwige aard wel zijn.


Niet alles past in dit stukje: de fysio niet en ook de bios niet. Morgen misschien. 

dinsdag 14 juli 2015

WERKWEEK

Op de laatste dag verras ik de groep met een door mijzelf bereide maaltijd. De jongens en meisjes maken onder leiding van mijn collegae Paulien en Fred een wandeling over de heide. De heide, die juist in deze periode zo fraai in bloei staat. Paulien, Fred en ook ik wel, kunnen ons al uren tevoren verkneukelen over de aanblik van die prachtige purper gekleurde heidevlakte. Aan de meeste van deze jongelui, allen pakweg tussen de zestien en negentienjaar, is dit niet besteed. Zij zijn vooral bezig elkaar te versieren, af te katten, de loef af te steken, de grond in te boren of af te zeiken.
Die purperen heide zal ik missen. Blij toe ben ik, dat ik dat gezeverzeik van die jongelui, vandaag niet hoef aan te horen. Met een smoesje (pijn aan mijn voet) druk ik me. Ik heb het stiekeme plannetje opgevat om voor dat zooitje ‘rot en verveliaas’ te gaan koken. Ik ga iets maken dat past bij het lekkere weer van vandaag: witlofsalade, een rauwkostschotel, heerlijk. Nog nooit heb ik iemand horen zeggen dat dat niet te vreten was.  Zo bij stukjes en beetjes zal ik het hele recept prijsgeven. Trouwens, één ding vind ik wel jammer: Regina is niet in mijn buurt. Zij is één van tamelijk volwassen dametjes van deze groep. Allemaal leerlingen van het vormingscentrum voor werkende jongeren In de Ruivenstraat in het Oude Noorden van Rotterdam. Ze zijn op werkweek in het groepsvakantieverblijf ‘de Lavendel’ … het is een afscheidsweekje. Regina is achttien en toont uitzonderlijk veel belangstelling voor de mannelijke leiding van de groep. Tot nu toe heb ik haar glansrijk kunnen weerstaan. Maar nu, in deze schreeuwende stilte, zou ik willen dat ze er was. Niet om het een of ander maar gewoon om me gezellig te helpen die maaltijd klaar te maken. Regina is een mooie, pittige tante met lang dik donkerrood haar en een brutaal sproetenbekkie. Ze heeft pronte borsten en een stevige kont. In de groep is ze een brutaaltje. Gaat het conflict nooit uit de weg. Zoals bijna alle roodharigen heeft ze een blanke huid. Haar fraaie slanke benen zijn dan ook spierwit … hoewel … alleen haar kuiten zijn nu een beetje door de zon verbrand.
Ik moet niet te lang zo blijven mijmeren over haar, want dan komt er niks terecht van die witlofsalade. Inkopen doen nu. Naar de dichtstbijzijnde super. Zal AH wel weer worden. We zijn met zijn veertienen dus ik moet veertien stronken witlof, veertien appelen en veertien bananen kopen. Verder heb ik een pak sinaasappelsap, een zak gezouten pinda’s en een zak rozijnen nodig. Verder veertien tartaartjes en veertien porties aan aardappelpuree met kaas. Toetjes daar doe ik met deze maaltijd niet aan want de maaltijd op zich is al zowat een fruitig toetje.

Kom ik bij Appie Hein, de super, staat daar Regina aan een filtersigaretje te lurken. Haar mascara is doorgelopen.
‘Ik loop de hele tijd stijf gearmd met Fredje,’ zegt Regina tegen mij.
Zegt Fred dat ze niet de hele tijd zo tegen hem op moest lopen rijen.
Regina geeft Fred dan een flinke zwieper, waardoor hij, tot grote hilariteit van de groep, omvalt.
‘Ophoepelen jij en meteen!!’ had Fred gezegd ‘ga maar terug naar ‘de Lavendel’, ik wil je hier niet meer zien. Dat gehang van jou kan ik nu effe niet hebben. Ik heb wel wat anders te doen.’

Ik geef haar een papieren zakdoekje om de mascara weg te poetsen. Als troost omhels ik haar even en dan gaan we samen de supermarkt in.
Gaat mijn wens toch nog in vervulling.
Ze gaat me helpen. Ik laat haar het leeuwendeel van het snijwerk  doen, Regina is in haar element. De stronken witlof, de appel, de bananen snijdt Regina in kleine stukjes. Doet ze goed. Ze fleurt helemaal op. Ik hussel het fruit ,de groente, de rozijnen door elkaar en giet er de sinaasappelsap overeen. De pinda’s moeten in kleine bakjes bij borden gezet worden. Voor het bakken van de tartaartjes is het nog veel te vroeg
.
Regina zegt dat ze een beetje moe is. Ze gaat even liggen. Heupwiegend beweegt ze zich naar de slaapzaal.
Ze heeft me te pakken.
Het is nu nog geen één uur. De groep wordt pas terug verwacht rond zes uur. Om vijf uur gaan Regina en ik, de tafels dekken. Om kwart voor zes of misschien nog beter als iedereen terug is, gaan we de puree maken en de tartaartjes bakken. Dat is toch zó gepiept en bovendien is dan de maaltijd op zijn lekkerst.


Belangstellend loop ik nog even naar de slaapzaal …. naar Regina … even vragen hoe het er mee is. Poedeltje naakt ligt ze op haar bed te bladeren in een Viva. Uitnodigend lachend komt haar brutale bekkie achter die Viva vandaan ….

maandag 13 juli 2015

KANARIEGEEL

Vrijwel alles wat ik nu schrijven noem, is eigenlijk geen schrijven maar tikken. Ik tik mijn ‘stukkies’.  Via mijn toetsenbord naar de computer naar mijn beeldscherm en zo via www de hele wijde wereld over. Denk niet, dat ik me illusies maak, hoor! In Japan, ik noem maar wat, zullen ze mijn schrijfsels niet lezen. Tenzij daar een naar Japan geëmigreerde Oude Noorderling toevallig gaat zitten googlen. Naar Feyenoord of naar Coentje Moulijn en dan bij mijn stukkie ‘Noord-Zuid-Coentje Moulijn-LionelMessi uitkomt. Maar dat zou wel héél erg toevallig zijn.
Het mooie van dat www.web is dat het niet uitmaakt waar je bent. Ik heb dit soort stukkies, de laatste vijf jaar, vanuit heel wat verschillende steden getikt. Zeg maar van Terschelling (Oerol) tot Marseille (Theaterfestival).

Verreweg de meeste stukkies zijn geschreven in Delfshaven, waar ik acht jaar woonde en in het Oude Noorden, waar ik  alles bij mekaar bijna 40 jaar woonde. In de Rottebocht en het Rottekwartier. Na mijn scheiding, nu pas  vier weken terug, komen mijn schrijfsels uit de Provenierswijk.

Wanneer ik op vakantie was schreef ik vanuit die zogenaamde cybercafé’s. Daar huurde ik een werkplek achter een computer en tikte mijn lotgevallen uit. Vanuit Marseille, Avignon, Limoges, Arles, Brussel en Antwerpen stuurde ik mijn vakantiestukkies de wereld in. Lees: naar familie en vrienden in Rotterdam. Dan ging ik na de vakantie in Rotterdam weer verder met tikken, over van alles en nog wat.

In vakanties schrééf ik voor m’n nieuwe columns, de ideetjes, gebeurtenissen en observaties allemaal wèl daadwerkelijk op. Ik had daar een klein schriftje voor van 15 bij 10 cm. Daar schrééf ik dingen in op waarvan ik dacht:
‘ja dat kan ik in een column wel gebruiken’.
Zo schreef ik eens op:
‘Vier lange mannen in kanariegele broeken en witte t-shirts. Broeken met zwarte bretels.
Of:
‘Vier lange mannen in kanariegele broeken, witte t-shirts. Zwarte bretels en kanariegele  hoedjes. Ze kijken een paar minuten roerloos naar de terrasgangers. Dan gaan ze zingen, A capella. Bekende Franstalige liedjes. 'Paris s'éveille', Milord, Bruxelles.Veel terrasgangers zingen vrolijk mee.

Ik schreef dat soort dingetjes heel kort op in dat schriftje. Daarmee toog ik naar de cybershop.

Ik herinner me nu toch nog één verhaal, dat ik eerst helemaal uitschreef. Begin zeventiger jaren; vorige eeuw dus. Dat was een schoolopdracht ‘schrijf eens een verhaaltje in de stijl van Simon Carmiggelt’. Nog niet eens zo lang geleden was hij de beroemdste columnist van Nederland. In het Parool schreef Simon C.
Ik weet het nog precies. Het stukje ging over een tramconducteur, die bijna aan zijn pensioen toe was. Ongelooflijk lang was ik daar mee bezig. Wel tien keer opnieuw moeten beginnen. Terwijl, als je werkt met het Microsoft tekstprogramma Word, dan kan je
een letter,
een woord,
een zinsdeel,
een zin of
een alinea
een bladzijde,
een hoofdstuk weghalen.
Je tikt vervolgens in wat je wilt dat er komt te staan en verder kan je alles gewoon lekker laten staan.
Wat scheelt dàt een hoop gekras, weggegooid papier en ergernis!

Vroeger was ik onafscheidelijk van de pen. Tegenwoordig gebruik ik hem alleen nog voor de boodschappenbriefjes, ansicht- of wenskaarten, om mijn handtekening te zetten, kleine memo’s in huis te schrijven , gericht aan mijn huisgenoten :
‘ik ben naar de sportschool; eet wel gewoon mee!

Voor de rest ben ik helemaal digitaal!

zaterdag 11 juli 2015

ROESTVRIJ STAAL??

Het was zijn eerste verjaardag zonder haar ... ik bedoel: zonder Carole, die alle feestelijkheden in huis altijd prima en tot in de finesses wist te regelen. Ze kocht ook doorgaans genoeg in … nooit te weinig of veel te veel. De komende dagen vier ik mijn verjaardag: twaalf en dertien juli. Dertien juli wordt ik vijfenzestig jaar.
Eindelijk mag ik dan elke dag na negen uur ’s ochtends GRATIS met het Rotterdamse Openbaar Vervoer. Daar tegenover staat dan wel dat ‘ze’ drie maanden van mijn pensioen en AOW inpikken. Bezopen! Ik ben natuurlijk niet de enige, die gepakt wordt.
Het blijft vreemd dat wij, ouderen van Nederland, deze verslechtering zo makkelijk door onze strot hebben laten duwen. En dat nog wel in een periode, dat de ene na de andere graaier, de wijk nam naar een of ander lucratief buitenland of overzees gebiedsdeel. Om dáár van ònze pensioencentjes een luizenleventje te gaan lijden.

De grootste gore graaier vind ik de ‘heer’ Staal (voornaam ErIK), een van de directeuren van Vestia. Deze heer Staal, heeft in dienst van Vestia vele honderden miljoenen euro’s verkwanseld. Euro’s, waarmee talloze huurders, jarenlang gratis in vrije sector woningen hadden kunnen wonen.
Afgelopen donderdag las ik nog in de krant dat hij een zogenaamd toezichthoudende accountant met een kluitje in het riet stuurde. Staal speldde die accountant op de mouw dat al die honderden miljoenen euro’s aan derivaten (een bijzonder soort aandelen) meer dan het vijfvoudige zouden opleveren. Die zak van een accountant moest van Staal tegen het personeel en de huurders zeggen: ‘niet iedereen kan en hoeft te begrijpen waar Staal met zijn derivaten mee bezig is.’ En hij zei het nog ook! Wat een lul!

Staal en co hebben het Vestia-schip bijna tot zinken gebracht. Bijna … op het laatste moment besloot Blok (de minister) Vestia te redden. Hoe? Door alle  Nederlandse woningbouwcorporaties te laten opdraaien voor de verderfelijke spelletjes van Staal … bij … Vestia. Met als gevolg ook dat alle huurders van Nederland moesten boeten.

Die Staal moest zo nodig speculeren. Leuk en lucratief speeltje dacht hij te hebben. Nu zit hij ergens op Aruba. Daar heeft hij een enorm huis gebouwd. Alsof het zo nog niet genoeg was: eiste meneer ook nog schaamteloos zijn achterstallige pensioengeld bij Vestia op: 300 miljoen euro. Staal vond dat hij daar recht op had. De Nederlandse rechter steunde hem daarin. Staal had er namelijk hard voor gewerkt en ervoor betaald dus …..
Zo onbillijk, deze man, deze Staal, heeft zo’n duidelijke wanprestatie geleverd. Misschien niet eens opzettelijk. Maar voor een wanprestatie met een dergelijke omvang moet je toch aangepakt worden.
Huurders met relatief een piepklein beetje huurschuld, worden met steun van de rechterlijke macht meedogenloos op straat gegooid. Terwijl deze onverzadigbare, boosaardige graaiwolf Staal, mag zo luxueus blijven wonen als hij maar wil; mag blijven graaien zo veel hij maar wil.

Maar … had ik het eigenlijk niet over de organisatie van mijn verjaardag? Dat wordt vast een puinhoop … ik weet nog nauwelijks wie er wanneer gaat komen. Heb dus maar lukraak wat drank ingekocht. Mocht  zondag alles op gaan, dan kan ik maandag gelukkig weer bij Dirk en Bas terecht.
Ik heb alleen maar drank ingekocht. Hoop echt op dorstig bezoek. Want als ik alles zelf moet gaan opzuipen, wat ik ingeslagen heb,  loop ik voor het eind van de maand al bij de Bouman. Het enige dat ik van de gasten op mijn verjaardagsparty vraag, is om iets te eten mee te nemen.
Mijn roestvrijstalen aanrecht is nu nog als een biljart zonder krijt, keu’s en ballen. Alleen in mijn hoofd lijkt het op een grasveld na een popfestival.

Lees meer van jeejeepee op

vrijdag 10 juli 2015

KATTENPIS

 Ik was vrij laat gebleven op de verjaardag van Patsy, een vriendin van me, voorheen ‘een vriendin van ons’. Carole was al eerder weggegaan. Ze zag bleek, Keek moe uit haar ogen. De laatste weken waren niet bepaald gemakkelijk voor haar geweest. Ik vond het inmiddels ook welletjes om te vertrekken. Het feestvarken, eens een hartstochtelijk minnares van me, was naar mijn gevoel, iets te druk in de weer met een mannetje, Eric-Jan, noemde hij zich. Hij had Patsy’s zoon kunnen zijn. Voor mij zou er deze nacht van Patsy weinig te genieten overblijven, dacht ik zo.
Ik was dat bier helemaal vergeten. Was met Rien aan de praat geraakt zonder slokjes tussen door te nemen. De SP, hadden we het over,  boeit altijd. Ik dronk mijn nog halfvolle blikje bier in een teug leeg. Bleeeehhh, wat is lauw bier toch goor. Vooral dat van Heineken … nee hoor grapje … alle bier.
Ik groette iedereen en toen zei Rien op luide toon dat ik die mooie, lieve vrouw van mij, als ik straks thuis ben, maar eens een flinke pakkerd moest geven. ‘Ooooo, zit dat zo?’ denk ik, ‘Rein weet blijkbaar nog van niks.’
Ik bedoel: Carole en ik zijn gescheiden, of beter gezegd: zijn aan het scheiden en wij wonen al een paar weekjes niet meer bij elkaar.
‘Misschien weet niemand hier nog van niks. ’ 
Dus ik denk: ‘ik lul maar een beetje met Rien mee.’

‘Ja, oké Rien, doe ik, Carole krijgt, via mij, van jou een stevige pakkerd, jongen!
‘Hé Rein,’ vervolg ik, ‘we hebben elkaar lange tijd niet gezien, zullen we van de week in Faas (een leuke kroeg op het Zwaanshals) ff bijpraten onder het genot van een Trappistje Trippel?’
Dat vond hij een uitstekend idee, Dus zaten we de woensdag daarop in een vrijwel geheel verlaten café Faas. Dat kwam misschien omdat er pas een nieuwe eigenaar was. De vorige eigenaar, Ruud, zou nu met zijn reet op de Kaap Verdische eilanden zitten.  Maar goed hier in het nieuwe Faas moet het nog allemaal op gang komen.

Het scheelde niet veel of Rein begon te huilen toen ik hem van onze scheiding vertelde.
‘Ja, hij kende ons toch al weer bijna twintig jaar, dat is toch ook geen kattenpis!’ zei die. Ik had de indruk dat hij te beduusd was om door te vragen over onze scheiding. Misschien vond hij het wel te indiscreet om er over door te vragen.

Wel begon hij te vertellen over zijn eigen scheiding. Zijn langste relatie duurde ‘pakweg’een half jaar en die is uitgegaan om onenigheid over dieren.

Het was een warme dag in juli zoals vandaag. Rien was bij zijn vriendin, Maria thuis en zijn hondjes draafden vrolijk door het hele (piepkleine) huisje heen. Op een gegeven moment moest er ‘gestad’worden … ‘geshopt worden’, zeggen we tegenwoordig. Dat betekent zeker twee a drie uur winkel in winkel uit en Rien zijn beestje mochten niet mee. Oh nee, die moesten van Maria in het kleinste, benauwdste en heetste kamertje van het huisje opgeborgen worden.  
‘Dat overleven Tommie en Timmie niet,’ wist Rien, ‘de Yorkshireterriërtjes zijn zo vreselijk gevoelig.’
Maar Maria hield voet bij stuk:
’Ik wil die kuttenlikkertjes niet in mijn huiskamer hebben, als ik weg ben! Klaar!’ zei ze.
‘Dan ben ik ook klaar met jou. Dierenbeul, die je er bent. Mij zie je hier niet meer.’
‘Blij toe! Rot maar lekker op. Ik was je toch al làng meer dan zat!
En weer kreeg Rien waterlanders in zijn ogen.

‘Dàt was nog eens dramatische scheiding, Rien’ zei ik en ging zes Trappistjes afrekenen. Zeventwintig eurootjes (!) … óók geen kattenpis. 

donderdag 9 juli 2015

TRAGER

Om acht uur vertrekken we. We lopen eerst naar de Maas. Het is vanuit het Rotterdamse Oude Noorden niet de kortste weg naar Hoek van Holland maar het voordeel van deze route is, dat we alle gerealiseerde nieuwbouwgiganten van Rotterdam weer eens goed van nabij kunnen aanschouwen. De meningen zijn nogal verdeeld maar ik vind het groots, nee kolossaal, letterlijk en figuurlijk. Natuurlijk is het tegelijkertijd jammer dat er langs de Maas niet meer van die kleine antieke  juweeltjes te vinden zijn als Hotel New York, het Henkespand, en Las Palmas. Laten we ook het beroemde Witte Huis bij het Haringvliet niet vergeten. Jarenlang heette dat ‘de wolkenkrabber, van Rotterdam, Nederland en Europa’ te zijn. Dat Witte Huis is in de 2e Wereldoorlog wonder boven wonder ontsnapt aan de Duitse bombardeerdrift.

Ben en  ik  gaan lopen naar Hoek van Holland en terug met de trein. Normaal gesproken moeten we naar de Hoek kunnen lopen in een kleine zeven uur. Tenminste als er niks tegen zit. Van een blaar bijvoorbeeld, kan je flink last hebben. Een van ons kan een voet verzwikken. We kunnen aangevallen worden door een zwerm bijen of een bos kraaien en we kunnen zo stom zijn een verkeerde weg in te slaan.

Eigenlijk is dit allemaal ter voorbereiding van de Vierdaagse in Nijmegen. Ben en ik gaan daar dertig kilometer per dag lopen. Zo’n loopje als vandaag is een prima voorbereiding.
Ben is heus een goeie vent maar een slechte loper. Het is niet anders. Hij loopt in feite te traag naar mijn zin. Dat betekent dus dat ik  langzamer moet gaan lopen. Ja, wanneer ik in mijn eigen tempo ga lopen, dan loop ik die Vierdaagse solo en dat is toch ook weer niet de bedoeling. Bovendien sneu voor Ben, die toch ook zijn stinkende best doet?! Desalniettemin vind ik dat slome geslenter he-le-maal niks! Ik loop me dan he-le-maal op te vreten.  Weet je hoeveel dat scheelt op dertig kilometer: anderhalf uur. Anderhalf uur lang, geen lekker zonovergoten terrasje. Anderhalf uur lang geen lekkere grote koele pils. Maar je moet wat over hebben voor een maatje.

Het voordeel is dat Ben wel een gezellige vent is en … hij weet van alles. Hij weet allerlei leuke dingen te vertellen over moderne containerschepen, de tweede Maasvlakte, de sleepboten van de Rotterdamse Havendienst, je weet wel die boten die zo hoog kunnen spuiten als er iets feestelijks aan de hand is. Maar ook weet hij veel van de vogels, langs de oever van de Maas zoals daar zijn de enorme hoeveelheden meeuwen en de zwanen om er maar een paar te noemen. Van de zwanen weet hij te vertellen dat ze steeds vaker en steeds langer ook met hun kop onder water kunnen blijven. Dat komt door het relatief schone milieu bij ons. Ben kan daar apetrots op wezen.
Ook van konijnen weet Ben veel en die zie je hier ook veel, soms wel eens een beetje te veel. Net als al die schijtmeeuwen. Ook lopen hier veel honden los maar dat zijn dan weer geen wilde honden natuurlijk. Dat zijn huis, tuin en keukenbeesten. Ben weet van elke hond precies zijn ras. Die grote hond daar met die kleine zwarte krulletjes is géén Surinaamse herder maar een grote poedel en die grote witte hond met die zwiepstaart en die sik, dat is gewoon een geit. Ben had dat gelijk door. Ik hoorde pas dat die hond een geit was toen die zijn bek open deed en ‘bèèèeh’ zei … maar …  tussen ons gezegd,  kan het me aan m’n reet roesten, wat Ben allemaal loopt te vertellen … hij gaat zijn gang maar! …. alleen … als tie lult over iets wat ie lèùk vindt, gaat hij gelijk een beetje harder lopen, heb ik gemerkt. Komt ie op viereneenhalve kilometer per uur. Voor mij mooi mee genomen.
Tegen vieren kwamen we aan in de Hoek. Niet gek … met zo’n vent als Ben d’r bij. En we hadden toch ook nog ruim een half uur zitten schaften met uitzicht op die stank en meststoffen producerende  Albatrosfabriek  bij Roozenburg.


Ben heeft dit stukje tekst als eerste mogen lezen en vond het zelf  leuk om hier en daar nog iets geinigs toe te voegen. Dat heb ik goed gevonden. Ik had dat alleen nooit toe moeten staan. Mijn excuses daarvoor!!

Jee