vrijdag 20 februari 2015
donderdag 19 februari 2015
TE VOET
Vanochtend ben ik om acht
uur opgestaan. Vroeg voor mijn doen, tegenwoordig. Ik moet de wekker zetten
want uit mezelf word ik niet wakker om die tijd. Zeven uurtjes slaap heb ik dan
gehad. Ik heb om tien uur een afspraak met de Poolse Anita. Ze krijgt Nederlandse
les van mij in de bibliotheek. Voorlopig moet ik eerst nog even ontbijten. Ik
eet mijn zelfgebakken boterhammetjes, met banaan en honing. En een kop thee. Ja, tegenwoordig
drink ik thee. Sinds een week of zes heb ik de koffie afgezworen. Ik las in ergens
op internet een artikel, dat koffie heel slecht is voor de lever en dat
geloofde ik zomaar. (Google maar op
‘koffie’ en ‘lever’ als je hierover meer wilt weten.) Aangezien ik
zogenaamd ‘voor mijn gezondheid’ al genoeg pillen moet slikken die slecht zijn
voor mijn lever, dacht ik: ‘koffie, weg ermee!’.
Thee is ook goed binnen te
houden: een heerlijk dampende pot Earl Grey thee is niet te versmaden.
Bij een goed ontbijtje
hoort voor mij ook een goede ochtendkrant. Na een slechte bezorgperiode rond de
jaarwisseling, ligt die krant nu elke ochtend weer keurig netjes op tijd in de
bus. Wat me in de krant van vanochtend vooral opvalt is de hopeloze triestheid
van Oost-Oekraïne. Zowel van de Oekraïnse militairen als van de burgers in dat kleine
dorpje Debaltseve. Als ratten zitten ze in de val. Ze worden bestookt door
separatisten en door Rusland gesteunde milities. Nota bene is drie dagen geleden
een bestand afgekondigd. ‘Maar over Debaltseve zijn geen afspraken gemaakt,’
huichelt Poetin. Die Russische president gaat over lijken.
Ik heb zin om te wandelen
dus ik ga te voet naar de bibliotheek. Het is niet zo’n sensationele wandeling.
Er valt niet veel over te zeggen. Behalve dan misschien over slagerij de Groene
Weg waar ik langs loop. Dit is de duurste en meest élitaire slagerij van
Rotterdam. Voor slechts 25 euro koop je maar liefst drie ons biologisch
dynamisch rundgehakt koopt en voor nog geen 5 euro heb je al een onsje paardenrookvlees.
Maar goed … ik ben te voet op weg naar de bieb.
De afspraak is om tien
uur. Anita is er nog niet. Als ze er om kwart over tien nog niet is, ga ik
twijfelen aan onze afspraak. Ik ben zo stom geweest om mijn mobieltje weer eens
thuis te laten dus ik weet niet of zij iets gesmst heeft. Ik kan ook geen contact
opnemen met haar. Om de tijd te overbruggen tussen nu en mijn volgende afspraak,
besluit in wat te gaan lezen in de bieb. Ik ben hier nu toch.
Ik pak een boek van een
onbekende schrijfster, een francaise, die een Franse prijs heeft gewonnen voor
schrijfsters onder de 25 jaar. Ik neem me voor om dit boek, ondanks alles, te blijven lezen tot
ik weg moest naar de volgende afspraak.
Het boek speelt zich af in
Zürich en gaat over een kapper, die de belangrijke taak heeft, ervoor te zorgen,
dat de president er goed geknipt en geschoren uit ziet. Hij is zowel zijn
kapper als zijn schoonheidsspecialist. Ook zijn neus- en oorharen knipt hij en
gezien de sterke baardgroei van de president moet hij zeker twee keer per dag
geschoren worden.
Op een dag dringen twee
terroristen de kapsalon van het presidentieel paleis binnen. De terroristen
knevelen en blinddoeken de kapper en de president en voeren ze in een
gereedstaande auto naar een hoger gelegen gebied.
Wat ben ik blij, dat ik niet
verder hoef te lezen in dit boek. Ik ben inmiddels al drie keer in slaap
gevallen.
Het is nu half één, tijd
om, te voet, naar de Libyer, Abdul, te
gaan om hem Nederlandse les te geven. Om één uur heb ik met hem afgesproken bij
hem thuis op de Schiekade.
Ik ben heel erg benieuwd
waarom Anita vanmorgen niet is komen opdagen … ik denk dat ze me wel gesmst zal
hebben.
woensdag 18 februari 2015
NEE ZEGGEN
KARIN
Mijn vrouw was met haar
vriendin Martha een paar dagjes de stad uit. Ik zou voor de kinderen zorgen en wilde mijn donkere
kamer in gebruik nemen. Tja, alle benodigdheden om foto’s af te drukken had ik
in huis, een vergrotingsapparaat, vloeistof, bakjes, papier, rode lamp,
pincetten, droger … ik weet mijn god niet wat nog meer. Het tijdperk van de
digitale foto was nog erg ver weg.
De jongens, ze waren toen
nog respectievelijk 4 en 6 jaar, lagen tussen half acht en acht uur in bed. Ik
verduisterde de badkamer, want daar ging het allemaal plaats vinden. Ik had een
rolletje laten ontwikkelen met wat vakantiefoto’s van ons gezinnetje op Texel.
Stond ik net met die rode lamp aan in de badkamer,
ging de bel. Het is natuurlijk geen
verplichting om de deur open te doen als de bel gaat. Maar van erg heftig op
die bel drukken, worden de jongens misschien wel wakker. Dus alles maar weer
goed afdekken in de badkamer en kijken wie daar aan de deur is.
Bleek het Karin te zijn,
mijn studiegenoot op de Nutsacademie. We deden Sociale Agogiek; zaten in het tweede
jaar. Samen waren we bezig aan een werkstuk ‘Sociale begeleiding in de
Stadsvernieuwing’. Karin had een deel af, dat kwam ze brengen. Ze wilde het
alvast door mij laten lezen. Ik zei, dat ik nu geen tijd had om het door te
lezen en er over te praten.
‘Ik heb net alles klaar
gezet om foto’s af te gaan drukken, Karin, dus ….’
‘O, leuk, Jee, mag ik met
je mee kijken hoe je dat doet?’
Nu pas viel het me op dat
Karin er anders dan anders uitzag. Vooropgesteld: Karin was absoluut mijn type
niet. Ze had iets te dikke, heel erg witte benen, nauwelijks kont, nauwelijks tiet,
een wit spichtig gezichtje met veel sproeten ….. maar het aller …allerergste vond
ik, dat ze onophoudelijk wauwelde ... naast me op de fiets … op het schoolbankje…..in de
kantine.
Wel had ze prachtig lang
zwart haar dat reikte tot op haar billen. Deze avond had ze vlechten gemaakt;
zoals Pippi Langkous. Stond haar leuk. Ze had haar bril afgelaten en haar
hinderlijk besproete gezichtje, bepoederd. Haar ogen opgemaakt. Zo, met haar korte
zwarte corduroy rokje en haar zwarte maillot, zag ze er zelfs een beetje sexy
uit.
‘Heb je gehoord wat ik
vroeg, Jee, ik zou het leuk vinden, om met je mee te kijken hoe je die foto’s
gaat afdrukken.’ Zoals ze nu tegen me sprak, sprak ze nooit tegen me: met een warme,
zwoele stem. Ze rook ook lekker. Zou ze gehoord hebben dat ik vanavond alleen
thuis ben? Maar van wie dan?
Ik heb altijd al moeilijk
nee kunnen zeggen, dus Karin mocht bij mij in de donkere badkamer mee komen
kijken naar hoe ik de vakantiefoto’s ontwikkelde.
Over mijn afdrukwerk was Karin
zeer enthousiast. Ze raakte me, zo in die donkere badkamer steeds lichtjes met haar handen aan. Per
ongeluk (?) ging ze met haar armen, buik en benen langs me heen. Karin was zo
anders. Zo zwoel en fysiek had ik haar nog nooit meegemaakt. Ze wauwelde zelfs
niet.
Normaal gesproken kan ik
nooit zo makkelijk ‘neen’ zeggen maar dit keer kostte het me wel heel erg veel
moeite.
We hebben nog wel samen een
mooie foto afgedrukt van mijn vrouw en de jongens op het Texelse strand. Hij
hangt nu nog bij ons op de fotowand.
THIJS
Met onze kater, Thijs gaat het een beetje beter. Hij
kan zijn koppie al weer wat hoger houden. Kalium doet dus zijn werk. Hij eet
ook iets meer. Dus wie weet komt Thijs er wel boven op. Duimen!
dinsdag 17 februari 2015
ALLERBELABBERDST
Thijs
De dierenarts heeft onze
kater Thijs, die zijn koppie niet meer kan oprichten onderzocht. Wij dachten
dat hij een tia had gehad. De dokter, die hem afgelopen maandag grondig onderzocht,
constateerde: zijn hartje is onregelmatig en zwak, hij heeft ondergewicht en verhaart
erg: grote plukken van zijn vacht vinden we door ons hele huis. Kortom zijn
conditie is allerbelabberdst.
De dokter wil een
bloedonderzoek laten doen om te weten te komen of de nieren van onze kater goed
zijn, of hij suikerziekte heeft en of hij voldoende kalium in zijn lijf heeft.
Kaliumgebrek kan er volgens haar de oorzaak van zijn dat Thijs zijn kop niet
meer omhoog kan houden.
Vanmiddag rond half vijf
belde de dokter met de uitslag van het bloed onderzoek: de nieren zijn goed,
hij heeft geen suiker maar wel een groot gebrek aan kalium. We denken dat de
dokter het goed gezien heeft, dat kaliumgebrek de oorzaak is van zijn slap
hangende kopje. Ik heb internet nog es geraadpleegd daar staat een verhaal over
de ziekte van Thijs, hypolalaemie met een foto precies zoals onze kater nu is.
Voor wie het wil bekijken, hier is de link:
De dierenarts vertelt dat
we bij haar kaliumpoeder (Tumil-K) kunnen kopen. Eén keer per dag moet er een
half theelepeltje over Thijs zijn eten worden gestrooid; het is te hopen dat
hij zijn eten dan nog wil opeten.
De dokter wil geen valse hoop
wekken: Thijs is er überhaupt gewoon slecht aan toe; dat kaliumgebrek kan dan
wel een beetje worden weggewerkt maar aan zijn zwakke hartje is weinig meer te
doen.
Saskia
Saskia is een leuke,
sportieve vrouw. Ze is lid van de atletiekvereniging PAC, eigenlijk alleen maar voor het
(recreatief)trainen van de vijftien kilometer. In een gemengde groep loopt ze,
met zo’n 20 mannen en 10 vrouwen.
Ze werkt bij de Stichting
Jeugdzorg in Schiedam; 32 uur per week als juridisch medewerker. Aan twee
medewerkers geeft ze leiding.
Twee keer in de week loopt
ze bij PAC door het Kralingse Bos. Als ze dat niet had dan zou ze al lang gestrest
thuis zitten. Het lopen is echt een uitlaatklep en tegelijkertijd een oppepper
van jewelste.
Toen ze begon met haar
werk in Schiedam kon ze het gemakkelijk alleen aan. Nu doet ze in haar eentje
het werk van twee. Er is gewoon geen geld voor uitbreiding.
Thuis gaat het allerbelabberdst.
Haar man Peter werkt bij de politie. Grea en Hester, ze schelen een jaar,
zitten op het vwo en gooien er met de pet naar; dat wordt blijven zitten dit
jaar.
Door Peters onregelmatige
diensten en Saskia’s bezigheden zien ze elkaar niet of nauwelijks. Of ze is aan
het rennen bij PAC of ze ligt uitgeteld in bed als Peter thuis komt en bij haar
in bed stapt.
Ze voelt wel dat Peter
haar borsten, haar buik, haar billen streelt en zij voelt zijn opwinding ook
wel maar ze doet alsof ze slaapt. Peter kan haar al jaren niet meer bekoren.
Niet dat ze helemaal geen
behoefte heeft. Integendeel! Noem haar allesbehalve frigide. Wat haar ontbreekt
is moed.
Saskia voelt onder het hardlopen,
dat Eric, een leuke vent, belangstelling voor haar heeft. Ze durft er alleen
niet op in te gaan.
zondag 15 februari 2015
TINUS & THIJS
TINUS
Eén zondag in de maand ga
ik in Middelharnis op bezoek bij mijn verstandelijk gehandicapte broertje Tinus
(bijna 64). Het is met bus 136 van het Zuidplein ongeveer een uurtje rijden.
Op driekwart van de
afstand, in Oude Tonge, sprong met een enorme knal een van de glazen deuren van
de bus aan gruzelementen. Er was geen mens in de buurt te zien die een steen
gegooid of een kogel afgeschoten kon hebben. De buschauffeur mocht met deze
kapotte bus niet verder rijden. Toevallig is in Oude Tonge ook de busremise van
Arriva, dus de chauffeur kon daar een
nieuwe bus ophalen. We moesten allemaal uitchecken en in de nieuwe bus kregen
we van de chauffeur ‘vrij reizen, voor de overlast’.’
Dit oponthoud had hooguit vijf
minuten vertraging tot gevolg gehad.
Tinus had er geen weet van
en als ik hem erover verteld zou hebben, dan had hij het niet begrepen. Hij zou
hooguit een paar keer gevraagd hebben ‘waarom’
En na mijn antwoord zou
hij wederom gevraagd hebben ‘waarom’.
Het is altijd een klein
feestje om binnen te komen in de huiskamer waar Tinus zit. Zodra mijn broer me
ziet, staat hij blij, opgewonden op uit zijn stoel. Komt naar me toe en roept
dan met zijn hoge ietwat hese stem ‘broertje, broertje’. Hij pakt mijn arm vast
en sleept me naar de anderen aanwezigen in de woonkamer. ‘Broertje, broertje’ roept hij dan. Dat doet
me goed, zo’n entree. Fijn zo’n welkom.
Vaste prik op zo’n
zondagmiddag is een wandeling van anderhalf à twee uur. Tot een half jaar terug
liep Tinus zelf nog en goed ook. Maar nadat hij zijn voet op maar liefst drie
plaatsen tegelijk gebroken had, is hij afhankelijk geworden van een rolstoel.
De stemming van Tinus
tijdens zo’n ‘normale’ wandeling was nou niet bepaald altijd goed te noemen.
Hij liep vaak te zuchten en te steunen. Een van de leidsters in Middelharnis
zei het zo: ‘Tinus loopt gauw te miepen.’
Gezeten in een rolstoel en
voortgeduwd, bestaat er geen vrolijker
mens dan Tinus. Het is lachen, gieren, brullen en vrolijke liedjes zingen, helemaal
op zo’n prachtige zondagmiddag als deze.
THIJS
Thijs is ziek.
Zaterdagavond merkten we het. Thijs is onze rode kater. Hij is ongeveer twaalf
jaar, precies weten we het niet want we hebben hem van Thijs, een vriend van
onze oudste zoon. En die Thijs heeft hem weer van iemand die hem als piepklein
poesje op straat gevonden heeft.
Onze kater Thijs kan zijn kop
niet meer oprichten. Het is heel erg eng
om te zien. Het lijkt alsof zijn kop niks meer te maken heeft met rest van zijn
lijf. Hij slaapt gelukkig het merendeel van de tijd. Maar als hij wat doet,
sjokt hij, met zijn kop nauwelijks een
paar centimeter boven de grond van zijn slaapplaats naar zijn etensbakje, naar
zijn kattenbak en weer terug.
Brokjes eten kan hij niet
meer, hij gooide die brokjes voorheen altijd achter in zijn keel maar die
beweging kan hij niet meer maken. Wat ie nu wel eet is kleine reepjes ham. Dat
gaat niet echt gemakkelijk maar hij krijgt er wat van binnen. Drinken gaat goed.
Godzijdank. Alleen lukt het hem nu niet meer om de kattenbak in te stappen. Met
als gevolg dat ik vandaag al twee grote plassen urine vòòr de kattenbak heb
moeten opdweilen. Poepen heeft hij nog niet gedaan. Van Thijs zijn drolletjes hebben
we doorgaans weinig last omdat die altijd keihard zijn. Dus van mij mag Thijs
overal in huis poepen.
Mijn vrouw belde vanmiddag
haar vriendin Tonia om haar te
feliciteren met haar verjaardag. En natuurlijk vertelt ze haar het verhaal van
Thijs. Blijkt een kat van haar vriendin dezelfde verschijnselen te hebben gehad.
Volgens haar was het een beroerte. Zij was met haar kat naar de dierenarts
geweest. Niks aan te doen stelde die. Tonia vertelde dat er op den duur wel een
kleine verbetering optrad: de kop kon een beetje beter opgericht worden en ook
het lopen ging ietsjes soepeler.
Toch was het dier binnen
drie maanden dood, niet door een spuitje van de dierenarts maar door een nieuwe
beroerte.
Morgen heeft onze
dierenarts spreekuur. Die moet onze Thijs maar eens goed bekijken.
zaterdag 14 februari 2015
KANKERKALE
Vanmiddag was ik op de sportschool.
Normaal ga ik nooit op zaterdag maar ik moest deze week nog een keer inhalen,
want ik was afgelopen donderdag niet geweest. Het was gelukkig lekker rustig.
Ik deed zo mijn routineoefeningetjes aan de bijbehorende apparaten:
buikspieren, biceps, triceps … terwijl een
drietal Turkse jongens een beetje stond te geinen. Ze hadden het raam aan de voorgevel
opengezet en een van hen riep iets vanaf de eerste étage naar voorbijlopende vrouwelijke
hulpagenten (met van die fluorescerende groene hesjes). Ik kon niet verstaan
wat de jongens zeiden, de voorbijlopende agentes blijkbaar ook niet.
‘Hé hoor je me niet, ben
je doof soms?’ lol.
Het raam werd dichtgedaan
en Inmiddels was een behoorlijk frisse wind de sportschool ingetrokken. Ik ging
verder met het oefenen van mijn hamstrings en de borst- en buikspieren. Weer
werd het raam opengedaan om een passerend clubje dames joelend en juichend toe
te schreeuwen. Ik was al behoorlijk bezweet van de eerdere oefeningen en ik
voelde de tocht flink langs me heen gaan. Het raam werd weer gesloten.
Ik had de drie boys
tijdens mijn verblijf in de oefenruimte
overigens nog niet zien trainen. Ze stonden een beetje met elkaar te kletsen,
naar buiten te kijken en af en toe een beetje te klieren met dat raam. Voor zo
ver ik weet, moeten de sporters gewoon van die ramen afblijven. Als de ramen
open moeten, zorgt de leiding daar wel
voor.
Ik was nu toe aan de
oefeningen voor de liezen. Het turkje met sikje komt voor het apparaat staan
waar ik op bezig ben. Hij lacht en zwaait naar een naderende een jongeman
buiten, die zwaait terug. Het Turkje zwiept het raam open en begint tegen het
figuur buiten te schreeuwen.
‘Hallo,’ zeg ik, ‘wil je dat raam dicht doen, het is
koud.’
‘Nee, ik moet even praten
met broertje ….’
‘Je moet het raam nu dicht
doen, het is koud, ik wil niet ziek
worden.’
‘Ja, even maar, ik doe raam
straks dicht ….
‘Nee,’ zeg ik, ‘niet
straks …NU!’
‘Wat zeg je?’
‘Nú moet je het raam dicht
doen.’
‘Nee, ik ga eerst met broertje
praten …
‘Okee,’ zei ik, ‘dan loop ik wel even naar beneden, naar de
leiding.’
‘Ja, doe maar man, doe
maar, ik ben niet bang. Kankerkale!
‘Je hoeft ook niet bang te
zijn, zei ik.’
‘Ga dan! Ga dan! Kankerkale!
Ik leg de locatieleider
uit wat er is gebeurd. Hij loopt onmiddellijk met me mee naar boven. De jongen
blijkt inderdaad niet bang uitgevallen. Hij is er in ieder geval niet voor op
de loop gegaan. Met zijn twee maatjes staat hij te druk gebarend te praten. Ik
wijs de locatieleider aan, met wie van de jongens ik het aan de stok heb.
Briesend komt hij op me af
en bijt me toe, dat hij mijn hond niet is. Hij zegt me dat ik hem heb behandeld
als mijn hond, door hem te vragen dat raam nú te sluiten.
Het turkje met de sik bleef
te keer gaan, nu ook tegen de locatieleider. Alle aanwezigen op de eerste
verdieping van de sportschool hebben hem zeker wel tien keer horen brullen dat
hij mijn hond niet was. Hij moest uiteindelijk zijn lidmaatschapskaart aan de locatieleider
afgeven en zich verder gedeisd houden.
Ik heb die middag geen
last meer gehad van dat opgewonden standje. Ik heb nog lekker een uurtje
geroeid, gefietst en gecrossed.
Bij het verlaten van de
sportschool vertrouwde de locatieleider me toe dat deze jongen nog weinig kans
heeft in deze school toegelaten te worden.
vrijdag 13 februari 2015
ONTMAAGD
Het is vandaag precies 45 jaar geleden, dat ik haar
ontmoette, dat ik haar versierde (of zij mij?), dat we samen op een heerlijk
feest waren en daar wild dansten en dronken werden. 13 februari 1970 was
het en aan Valentijnsdag (14 februari) werd
toen nog niet gedaan. Dat begon pas rond 1995.
We zaten allebei nog op
school, ik op de toneelschool en zij op de kunstacademie. We kenden elkaar twee weken toen ze bij me op
bezoek kwam. In Utrecht. Mijn hospita had haar zien aankomen en verbood haar bij
mij te blijven slapen. Toen we ’s avond tegen tienen nog op m’n kamer zaten,
kwam ook haar man zich er mee bemoeien, boosaardig,dreigend: ‘Weg wezen!’ Ik
heb toen al mij spulletjes bij elkaar gepakt. Mij zouden ze niet meer terug
zien. Ze kregen nog een halve maand huur van mij. Daar konden ze naar fluiten.
We waren nu dakloos. Maar
ik wist dat we terecht konden in het grote kraakpand op het Wilhelminaplein.
Een aantal klasgenoten van me zat daar ook. We waren welkom. Er was nog een
mooie kamer vrij. Midden in de kamer lag een tweepersoonsmatras met een wit
hoeslaken er omheen.
Ik wist niet precies hoe
zij zich voelde maar ik was zo geil als boter. We hielden elkaar al lekker
stevig vast tijdens de wandeling naar het kraakpand, we maakten grapjes,
lachten, beten elkaar zachtjes en zoenden elkaar.
Condooms!! Godverdomme! Ik
had er nog geen moment aan gedacht. Jezus!! En in die tijd sloten alle winkels
om zes uur. De drogisterijen dus ook … en het is nu al tegen middernacht.
We hadden het alle twee
nog nooit gedaan. Zowel opgewonden als nerveus waren we. Zij eenentwintig, ik
negentien. Zonder condoom wilde ze er niet aan beginnen. Van een zinderend
voorspel kon nu eigenlijk geen sprake meer zijn. Ze pakte pen en papier en
begon druk te rekenen. Voor mij viel er heel weinig te rekenen: mijn pik was nu
tien centimeter kleiner dan tien minuten geleden. Het rekenen had haar niet de
zekerheid gegeven waar ze naar zocht. Haar ei zou naar alle waarschijnlijkheid
pas morgen springen … dacht ze … Ze besloot het er trillend van de zenuwen toch
maar op te wagen:
‘Laten we het in Godsnaam dan
maar doen,’zei ze. ‘Kom dan maar op!’
Mijn pik stond razendsnel
weer fier overeind, dat wel, maar voor
het lekkere en het mooie kwam ik veel te
vroeg klaar. Zij niet.
Wèl waren nu alle twee in
één keer ontmaagd. Dat kon maar gebeurd zijn.
Een bloedvlek, ter grootte van een pioenroos en zo
ontiegelijk mooi rood, zat in het hagelwitte laken.
Ze was dus niet klaar
gekomen en de ontmaagding was ook al pijnlijk. Ook nu nog. We konden niet echt
blij zijn. Beteuterd lagen we naast elkaar. Ik had mijn arm om haar heen
geslagen. Haar handpalmen had ze zo laag mogelijk op haar buik gelegd. Het leek
alsof ze nog steeds aan het rekenen was.
‘Je bent al net als al die
andere mannen, Jee,’ zei ze. ‘Voorbehoedsmiddelen daar denk je niet aan, dat
moet de vrouw maar doen, nietwaar?’
Abonneren op:
Posts (Atom)