maandag 15 december 2014

BIEB

Het is maandag, één uur in de middag en hartstikke druk voor de ingang van de bieb (= bibliotheek). De toegangsdeuren gaan weldra open. Op andere dagen opent de bieb om tien uur ’s ochtends. ’s Ochtends staan er ook wel wat mensen te wachten tot ze naar binnen mogen maar dat zijn er niet zo veel.
Nu, op deze maandag, staan er enkele tientallen mensen, bijna te trappelen van ongeduld om naar binnen te mogen. Wat de wachtenden vandaag extra onrustig maakt is het slechte weer: koud en nat.
Ik moet zelf ook nog tien minuten wachten. Op de bovenste verdieping van de bieb heb ik een werkruimte gereserveerd voor mij en de dertig jarige Poolse Irina. Ik geef Nederlandse les aan haar. Zij is er nog niet. Het is nog vroeg.

Helemaal vooraan,  staan, bijna tegen de deur aangeplakt, veel studentachtige types. Ze staan startklaar voor de race om de beste studeerplekjes op de vijfde en zesde verdieping.  
Natuurlijk zijn er ook behoorlijk wat mensen, die alleen maar een boek komen terugbrengen en een nieuw boek gaan lenen. Die staan meestal niet zo te dringen, die staan op enkele tientallen meters toe te kijken, wachten rustig af tot de deur opengaat en de grootste drukte weg is.
Voor sommige mensen, die hier staan te wachten is de bieb, in herfst en winter,  een uitkomst pur sang. Daklozen bijvoorbeeld, zij vinden hier warmte en onderdak, pakken nu hier eens een foldertje dan weer daar een boek. Ze lezen, kijken tv of computeren wat. De hele tijd op één plek ‘hangen’ mogen ze immers niet. Doen ze dat toch dan worden ze de bieb uitgestuurd. Daarom ook liften of roltrappen ze van de ene naar de andere verdieping, totdat het om zeven uur ’s avonds tijd wordt om wat te eten en naar de nachtopvang te gaan.

Dan zie ik Leen; hij ziet mij ook. We kennen elkaar van de sportschool en van het IFFR (het  internationale filmfestival van Rotterdam). Leen is een goed geconserveerde zeventiger. Vijfenzeventig jaar moet hij inmiddels zijn. Hij lijkt wel zestig; gebruinde huid, geen rimpeltje te zien, slank. We hebben een paar jaar samen op de sportschool gespind: … heel hard gefietst maar geen meter vooruitgekomen.  Leen is toen van de ene op de andere dag naar een andere sportschool gegaan, zonder afscheid te nemen. Dat vond ik wel een beetje lullig van hem…. dat zeg ik hem ook …. kan die ook bestwel inkomen.
Leen en ik hebben ook een paar jaar als vrijwilliger gewerkt voor het IFFR. We waren ‘zaalwacht’ , controleur van de toegangskaartjes. Dat gaat Leen in januari 2015 weer doen. Ik niet meer,  ... ik ga alleen nog maar naar films kijken.
Leen wil nog wel even aan me kwijt dat hij hier niet is gekomen om boeken te lenen. Zijn zoon heeft hem gevraagd wat boeken terug te brengen. Zelf is hij niet zo’n lezer.
‘Wat kom jij hier eigenlijk doen?’ vroeg hij aan mij.
‘Nou,’zeg ik,’ik geef Nederlandse les aan  …… aan haar.’ Ik wijs naar de kleine  Irina, die, geheel gekleed in het blauw, lachend komt aangelopen.
‘Zoooo, leuke vrouw!’ zegt Leen en hij verdwijnt  (wèèr zonder gedag te zeggen) met die grote groep de bieb in.

 Irina en ik geven elkaar een handje: ‘Altijd zó druk hier!’ zegt ze.

zondag 14 december 2014

NAAR BUITEN

Iwan belde ’s ochtends om tien uur bij me aan. Mijn vrouw sliep nog. Hij belde haar wakker. ‘Sorry,’ zei hij en bood me zijn sleutelbos aan ‘de verwarmingsmonteur komt vandaag.  Wil jij opendoen?’
‘Nou, Iwan ik wil best open doen hoor, àls ie belt, maar ik weet zeker, dat hij vandaag niet komt.  Het is zondag.
‘Neen, het is maandag’.
 ‘Neen, Iwan het is echt zondag.’
Toen keek hij voor de zekerheid maar even op zijn horloge en daar stond het: zondag 14 december.
‘Ja, verdomd, je hebt gelijk.’ Hij stopte zijn sleutelbos weer in zijn jaszak en ging, zoals hij het noemde ‘effe naar buiten’.

‘Effe naar buiten’ moet ik ook hoognodig eens. Het is een mooie dag. Blauwe lucht, wel een beetje koud. Ik ben een paar dagen binnen gebleven, na dat operatietje aan mijn pink. Het was ook steeds rotweer sindsdien. Eerlijk gezegd durfde ik ook niet naar buiten te gaan. Ik voelde me erg uit mijn evenwicht met die enorme hoeveelheid verband om mijn linkerpink (en dan ook nog eens in die mitella).
Ik weet bijna zeker dat ik ga vallen, als ik naar buiten ga. Bijvoorbeeld over ongelijk liggende stenen, een bananenschil, een plastic zak of over een uitstekende boomwortel.
Zaterdag probeerde ik te fantaseren, dat ik ergens liep, bijvoorbeeld langs de Rotte, dat is bij mij aan de overkant.  Heel wankel liep ik daar met die pink, nog steeds in die mitella. En toen stak er opeens een windje op en ‘woeps’ of beter gezegd ‘plons’ daar ging ik natuurlijk al: de Rotte in. Ja, ik val zo om in mijn situatie. Dus heb ik, gezien het bovenstaande, maar het  zekere voor het onzekere genomen en ben gewoon lekker thuis gebleven.
Vandaag is het zondag en heb ik  geen mitella meer om. Het is een mooie dag. Prachtig blauwe lucht; beetje koud. Hoe zal ik naar buiten gaan? Fietsen doe ik graag. Maar ik twijfel. Zou ik met mijn linkerhand (de zielige hand) mijn stuur wel stevig vast kunnen houden en, wat veel belangrijker is: zou ik ineens hard in de remmen kunnen knijpen? Wat gebeurt er als ik per ongeluk door een diepe kuil in de weg fiets? Dan schieten misschien wel spontaan alle hechtingen uit de wond.
Lopen is op dit moment toch het beste. Het is fijn om buiten te zijn na vierdagen binnen zitten. Wel koud. Links achter me hoor ik kort achter elkaar twee stevige klappen op het water: een zwanenechtpaar is geland op de Rotte en is alweer rustig aan het zwemmen.
Ik zie een wielrenner in professionele outfit, stevig doorstappen met zijn fietsje aan de hand; lekke band. Oh, wat afschuwelijk, denk ik. Gelukkig dat ik niet met de fiets gegaan ben, in die kou, met die hand en dan een lekke band ….
Het is, merk ik nu, toch eigenlijk wel een beetje te koud voor me om te wandelen. Mijn hele lichaam zit wel goed ingepakt, dat wel maar de vingers van mijn linkerhand worden veel te koud, die krijg ik door al dat verband niet in m’n handschoen gepropt. Ik ga maar weer gauw op huis aan

zaterdag 13 december 2014

KOOR

Niets zo ontspannend als zingen. Dat geloof ik graag als ik mijn vrouw en haar zangmaatjes bezig zie en hoor.’Het Koor’ zo noemen ze zich heel toepasselijk. Eens per maand komen ze bij elkaar. Bij toerbeurt: nu eens bij de een thuis, dan weer bij de ander. Godzijdank, mag ik wel zeggen. Vanavond zitten ze bij mij thuis. Het Koor zit in de woonkamer en ik schrijf dit stukkie in mijn werkkamer. Ook onze poes Thijs zit vanavond in mijn werkkamer. Wat heeft hij hier eigenlijk te zoeken? Teistert het gezang ook zijn oren? Hij staart tenminste met een diep wanhopige blik naar me terwijl het koor ‘Silent night’ zingt.

 Op deze zaterdagavond zingt Het Koor , allerlei zeer toepasselijke kerstliederen, van Happy Xmas van John Lennon tot Winter Wonderland van Bing Crosby (?).  De laatste jaren wordt het koor uitsluitend begeleid door één gitarist. Koen is die gitarist en zingt ook gewoon mee. Nou ja, gewoon, in feite heeft hij de mooiste zangstem. Hij heeft, wat in vocale kringen ‘een groot bereik’ wordt genoemd. Voor een man kan hij opmerkelijk hoog zingen.  Hij kan dus ook wel behoorlijk laag zingen maar dat is iets wat veel mannen wel kunnen.  Als er eens ergens een solo gezongen moet worden, dan wordt er altijd eerst naar Koen gekeken en die weigert vrijwel nooit. Nu zingt hij toevallig:  ‘Let it snow’.
Lea is de oprichtster van Het Koor. Jaren geleden. Misschien, inmiddels al twintig jaar geleden, vroeg ze aan mijn vrouw, Koen, Piet, Thea, Odiel en nog een paar, om gezellig liedjes te komen zingen bij haar thuis.
Het Koor zingt nu ’Jingle Bells’, een uiterst opgewekte, iets te luidruchtige versie. Lea, met haar oorpijnigende sopraangeluid is hierin iets te overheersend. Kater Thijs krijst en  springt naar de knop van de balkondeur in een poging om buiten te komen.
Piet was er helemaal in het begin bij. Een goede accordeonist. Zingen kon hij voor geen meter. Dat hoefde ook helemaal niet. Erg lang heeft hij niet meegespeeld, omdat hij, zoals hij het zelf uitdrukte ‘niet graag onder zijn niveau speelde’. Binnen Het Koor noemden ze hem een ‘kapsoneslijer’.
   
Diny, de violiste, kan redelijk zingen. Viool spelen kan zij absoluut niet. Zelf denkt ze, dat het net andersom is. Af en toe kondigt Diny aan, dat ze ‘slecht bij stem’ is: ‘Vanavond ga ik beslist niet zingen’, zegt ze dan, ‘vanavond speel ik alleen maar viool.’
‘Neeeeeeeee,’ schreeuw ik dan heel hard, in mezelf. Normaal  wordt er op zo’n avond gepraat, gelachen, gezongen. Allemaal best uit te houden. Ik kan er  bij lezen, tv kijken, stukkie schrijven… soms pak ik m’n mp3 speler en ga ik muziek liggen luisteren op m’n bed. Maar als Diny zegt dat ze de hele avond viool gaat spelen, ben ik weg, fiets naar de bioscoop en koop twee kaartjes om de hele avond onder de pannen te zijn.


Even goed luisteren … wat zingen ze ….. ‘We wish you a merry Christmas’ …  ik hoor mijn vrouw, de alt. Dit klinkt wel goed.

vrijdag 12 december 2014

ONTSLAG

Ze is een slimme vrouw, achter in de vijftig, gewerkt vanaf haar 16e, begonnen als thuishulp en opgeklommen tot psychiater. Haar werkgever is failliet gegaan. De vrouw is ontslagen en zit nu sinds een week thuis. Blijft lang in bed liggen. Pyjama houdt ze gewoon de hele dag aan. Ochtendjas er overheen. Gaat niet naar buiten.  De vrouw staat uren voor het raam; nu eens aan de voorkant dan weer aan de achterkant. Bij goed weer staat ze vaak op het balkon.  Getrouwd is de vrouw nooit. Wel samengewoond met een vriend. Was te benauwend. Ze woont toch liever alleen.
Poetsen doet ze niet meer. Geen zin. Spullen verplaatsen wel. Alle planten zet ze op het balkon. Het zijn er veel. Ze kan er zelf nauwelijks nog bij.

De kussens van het bankstel, haar bed en haar matras, gooit ze het raam uit, op het kleine stukje openbaar groen daar beneden. Het is halverwege de nacht. Van het geluid van vallende kussens zal niemand wakker worden. Maar wel van de afgrijselijke schreeuw, die de vrouw daarop laat volgen.
Met de decoupeerzaag zaagt ze vervolgens haar bed, het bankstel en de salontafel in kleine stukken. Met haar arm schuift ze het glaswerk uit het dressoir en uit de keukenkastjes. Het valt in vele scherven uiteen. Met het serviesgoed jongleert ze even waarna het met een klap kapot laat vallen. Foto’s, ‘belangrijke’ papieren, schoenen, kleren worden allemaal uit de kasten gehaald en uit het raam gemikt … de stevige wind neemt ‘belangrijke papieren’ en lichte kleding mee. Haar gruwelijke schreeuw snijdt door merg en been.
De vrouw trekt schilderijen en familiefoto’s van de muren. Die wanddecoraties kiepert ze linea recta het raam uit. Koelkast, oven, tv zijn haar te zwaar. Daarvoor vraagt ze wel een buurman, later. Pc,tv,dvd en telefoon, gooit ze nu meteen over boord. Daar achteraan gaat al het gezaagde hout.
Langzamerhand ontwaken de buren. Zij zien de troep in hun groen.
De vrouw is aan andere kant van het huis bezig. Ze kiepert de kamerplanten van haar balkon de tuin beneden in. De buren van die tuin zijn weg. Overwinteren in Griekenland. Zijn voorlopig nog niet terug. Alle planten liggen beneden. De vrouw pakt de spade uit haar berging. Al haar kamerplanten geeft ze een mooi plekje geven in die tuin.
Net als ze klaar is komen twee mannen in fluorescerende kleding de vrouw tegemoet. Achter de mannen staat een gele ambulance, met de zwaailichten aan. De mannen schrikken van haar helse schreeuw.
‘Bent u mevrouw van der Loop?’ vraagt een van de mannen.
Ze kijkt de man verslagen aan en gromt naar hem.
Buren zijn naar buiten gekomen om te kijken naar hun buurvrouw.
‘Moet u niet even een warme jas aantrekken?’vraagt een van de mannen.
Weer antwoordt ze alleen grommend. De vrouw is geknakt.
Andere buren zijn binnen gebleven; sommigen staan door het raam naar hun buurvrouw te gluren vanachter het gordijn.
‘Geeft u me maar een arm, mevrouw.’

Ze gromt, loopt door en stapt in de voor haar klaarstaande ambulance.

donderdag 11 december 2014

BOODSCHAPPEN

Elke zaterdagochtend doet de man zijn wekelijkse boodschappen bij Bas  van der Heijden. Op het boodschappenlijstje staat bijna altijd hetzelfde: melk, yoghurt, groenten, fruit, vlees, koffie, koek,  pindakaas, brood, krentenbollen,  spa rood, appel- en sinasappelsap en bier.
Dit keer zijn mandarijnen en visfilets in de aanbieding, dus die heeft de man ook in zijn winkelwagentje gedeponeerd. Meestal is hij tussen de 30 à 35 euro kwijt voor zo’n hoeveelheid boodschappen.
Het is druk bij de kassa; er zijn vier klanten met zeer goed gevulde wagentjes voor hem. Na bijna een kwartier is de man, eindelijk, aan de beurt. Zoals gewoonlijk bij Bas van der Heijden, wordt er aan de kassa flink met zijn gekochte spullen gesmeten. Niet alleen met de pot pindakaas, het blik bruine bonen en de kartonnen pakken yoghurt, neen, ook de zakken met peren, appels, bananen worden met kracht tegen de rand van de kassatafel geflikkerd. De man vindt zich eigenlijk wel een beetje dom, dat hij nog steeds bij Bas van der Heijden zijn boodschappen doet.

Vorige week zaterdag heeft de man zich nog beklaagd bij de filiaalhouder over het gooi- en smijtwerk aan de kassa. Jorrit Hokus, zo heet de filiaalchef daar, wilde het beschadigde fruit zien en liep hoofdschuddend samen met de man naar de betreffende kassière:
‘Moet je eens kijken waar die man dankzij jou nu mee zit, Annemarie,  een opengebarsten banaan, een gebutste peer en een beurse appel. Ga als de donder drie mooie verse stukken vervangend fruit halen en snel een beetje. Mijn excuses meneer het zal niet meer gebeuren, zei Jorrit de filiaalhouder.’

Het maakt dus geen moer uit; deze week is het precies zoals de week ervoor.  
De man is bezig zijn boodschappen over te laden van het boodschappenwagentje in de rode Bas-tassen als er een dame naast hem komt staan
‘Goedemorgen meneer, ik zie dat u producten die in deze supermarkt verkocht worden, in uw boodschappentassen aan het laden bent, klopt dat,’ vroeg ze.
‘Eh, ja, natuurlijk klopt dat,’zei de man enigszins verbouwereerd, ‘maar, hoezo?’
‘In dat geval, meneer, zou ik graag de aankoopbon die u bij de kassa ontvangen heeft even willen inzien,’ zegt de vrouw.
‘Ja maar, de kassière vroeg me of ik de kassabon wilde hebben; ‘neen’ zei ik, waarop zij geen kassabon voor mij uitdraaide,’zegt de man.
De vrouw vond dat geen probleem en vraagt hem de kassière aan te wijzen, die hem geholpen heeft. De man heeft nu wel een probleem want de kassière die hem geholpen heeft zit nu niet meer achter die kassa’s.
De man moet omschrijven hoe ze er uit ziet: ze draagt zoals alle kassières de bekende rode Bas bedrijfskleding, ze is tamelijk dik, ook haar armen, haar handen en haar hoofd waren een beetje dikkig en op haar hoofd zaten nogal wat puistjes met gele koppen erop (vooral op haar kin). Ze had verder prachtige goudkleurige oorbellen in met een voorstelling van het sterrenbeeld weegschaal.
‘O, dat is Medan, die werkt vandaag niet eens, dus zij kan het niet geweest zijn,’ zei  filiaalchef Hokus toen hij de omschrijving hoorde.
‘Tja,’ zei de vrouw, ‘dan zit er toch niets anders op meneer, dan dat u al uw boodschappen weer in het boodschappenwagentje terug zet.’
‘Maar ik heb verdomme die boodschappen net hier gekocht en betaald ook,’ zei de man, die duidelijk in de war raakte; hij leek zowaar zelfs boos te worden.
‘Ja, bewijst u maar eens dat u die boodschappen betaald heeft,’ zei de vrouw en tegelijk gaf ze twee potige vakkenvullers, die een eindje verderop stonden toe te kijken een seintje om de man een handje te helpen bij het leeg maken van zijn tassen.

Omdat de man wat te luidruchtig dreigt te worden, hetgeen onnodige onrust zou veroorzaken onder de andere klanten in de winkel, nemen de vakkenvullers de man stevig tussen hen in en duwen hem in een naast het filiaal gereedstaande Bas vrachtwagen.  Hij is duidelijk niet de enige die vanmorgen geen kassabon hoefde te hebben. Er zitten tenminste al heel wat klantjes in die vrachtwagen.  

woensdag 10 december 2014

INGREEP

Vandaag geopereerd aan  mijn kromgegroeide pink. De ziekte van Dupuytren dus. Van half acht tot half vier ben ik in het ziekenhuis geweest en ik moet zeggen: het viel me mee. Hoewel, ik weet nu om 23.30 uur nog niet alles, want de plaatselijke verdoving is, bij lange na, niet uitgewerkt. Mijn linkerarm is log en loodzwaar aan en daarom moet ie in een mitella. De voorspelling is dat de verdoving rond twaalf uur morgenmiddag uitgewerkt zal zijn. Pas dan zal duidelijk worden of de hele ingreep werkelijk meegevallen is. Ik heb van het ziekenhuis een stel pittige pijnstillers mee gekregen, pantropazol en paracetamol 1000, dus dat voorspelt niet veel goeds. Tot op heden heb ik gelukkig nog niks geen pijn gevoeld. Alle prikjes en krasjes  ook, ze zaten in mijn lijf voordat ik er erg in had.
Een bijzonder montere Surinaamse verpleegkundige, Carmen genaamd,  ontving me op de afdeling. Zij moest enkele voorbereidingen treffen voor de operatie: me een bed toewijzen, me een hesje geven waarin ik geopereerd zou gaan worden, persoonlijke gegevens en mijn medicijnen controleren in de pc en m’n bloeddruk opnemen.  Ze legde ook alvast twee paracetamolletjes voor me klaar naast een glaasje water.
Carmen, een jaar of vijftig, schat ik, doet haar werk letterlijk zingend en dat doet ze heel mooi, vind ik. Ze is sopraan en loopt door de gangen van het ziekenhuis, in haar hagelwitte uniform gospelsongs te zingen. Met speels gemak zingt ze: ‘He ’s got the whole world in his hand’ en het hele verdere  repertoire van wijlen Mahalia Jackson, de beroemde zwarte Amerikaanse gospelzangeres. Carmen is een zeer gelovige vrouw. Ze zingt in het koor van de Pinkstergemeente en daarnaast zit ze ook nog in een musicalkoor. Haar favoriete musicals zijn ‘Cats’ en  ‘Hair’, vertelde ze en hoe kan het ook anders: ‘Jesus Christ Superstar’. Musicalliederen zing ze nooit in de ziekenhuisgangen, dat vindt ze niet passen.
Deze  vocaal zeer getalenteerde Carmen, vertelde me over haar vier kinderen, alle vier muzikaal getalenteerd. Haar dochter Sharity zingt in hetzelfde koor als haar moeder.  Sharity is een supertalent volgens  Carmen; ze is herhaaldelijk benaderd door producers en managementbureaus om ‘het vak’ in te gaan maar mama Carmen heeft daar tot nog toe steeds een stokje voor kunnen steken. Carmen wilde, dat haar dochter eerst haar opleiding bouwkunde aan de TU in  in Delft zou afmaken. Zoon Eddie is een religieuze rapper actief in kerken door het hele land. Zijn broer Carlos heeft een eigen studio, die dag in dag uit afgeladen vol is en Donald is eigenlijk nog maar net begonnen met de muziek, keyboard, na het ongeluk, waarbij hij een dwarslaesie opliep. Hij knalde, tijdens een inhaalmanoeuvre  met zijn motor frontaal op een tegenligger.
‘Het is een wonder dat die jongen het overleefd heeft. En nu heeft ie godzijdank de muziek gevonden … voorheen was hij altijd alleen maar met cijfertjes bezig,’zei Carmen. Het relaas van haar zoon Carlos stemt haar zichtbaar wat droevig. Logisch. Ze wendt zich nu snel tot een patiënt, die zich zojuist op de afdeling heeft gemeld. Carmen draait haar routinematige riedeltje af.

Ik ben inmiddels thuis en heb gemerkt dat het bijzonder praktisch is om twee handen te hebben. Onder de vele dingen waar ik nu niet toe in staat ben is, helaas, afwassen.

De verdoving begint nu toch al een beetje uit te werken. Af en toe voel ik een venijnig pijnscheutje.

dinsdag 9 december 2014

OPERATIE PINK

Morgen word ik geopereerd. Mijn pink groeit alsmaar krommer en ik krijg hem niet meer overeind (die pink dus). Om negen uur moet ik  in Franciscus zijn. Om twaalf uur wordt het mes in mijn hand gezet en als het goed is moet om tien voor een mijn pink weer rechtstaan …  

Tot op  heden ben ik drie keer eerder onder het mes geweest. De eerste keer was ik nog  een peutertje: mijn amandelen werden geknipt, ik kreeg een kapje over mijn mond en neus; binnen de minuut was ik buiten westen. Hoe lang het geduurd heeft weet ik niet maar ik stierf van de pijn en vooral de aanblik van al dat bloed over dat witte laken, dat om mijn nek was geknoopt …. Ik dacht dat ik dood zou gaan.

Toen ik tweeëndertig  jaar was en mijn vrouw en ik twee kinderen wel genoeg  vonden, besloot ik om me te laten steriliseren.  Een simpelere ingreep bestaat er waarschijnlijk niet: plaatselijk verdoven, sneetje maken in mijn zak, zaadleider dicht branden en klaar is Kees. Mannen in mijn omgeving, die het al hadden laten doen, stemden me optimistisch: je voelt er niks van; je drinkt een lekkere bak koffie na afloop en je pakt de auto naar huis. Mijn vrouw was, zoals gewoonlijk,  eigenwijs. Zij had al lang en breed besloten dat ze mij zou brengen en ophalen. Ze zou (ook in Franciscus) wel op de gang op me wachten. Gottegottegot wat was ik blij dat ze er was. Ik zal me wel weer vreselijk aangesteld hebben, had erg veel pijn tussen mijn benen en liep als een oud opaatje, dat het in zijn broek had gedaan. Elke stap deed me pijn.  Ik schaam me er best een beetje voor maar bij het in- en uitstappen van de auto moest ik zelfs een beetje huilen van de pijn.

De laatste medische ingreep tot nu toe was het laseren van de spataderen in mijn linkerbeen. Dat been werd plaatselijk verdoofd en met een laserapparaat werden de spataderen weggelaserd.
Deed weinig pijn. Ik was al blij. Opeens voelde ik iets kokend heets tegen mijn kuit. Heel even maar. Kleinzerig als ik nu eenmaal ben, gilde ik het uit: ’AAAAUW!!’ .  Wat er precies gebeurde kon ik niet zien want mijn linkerbeen was afgeschermd. Ik heb zo’n vies vermoeden dat die chirurg  expres iets heets (wat???) tegen mijn kuit hield. Hij stond echt zogenaamd onschuldig rond te kijken. ‘Heeft u pijn, meneer,’ vroeg hij quasi bezorgd. ‘Nu niet meer,’ zei ik.

En dan ga ik nu onder het mes voor de ziekte van Dupuytren, zo wordt de ziekte genoemd, die mijn pink alsmaar krommer trekt.
‘Reken maar dat u zes uur kwijt bent met die operatie, meneer’,  zei een verpleegkundige, ‘maar dan staat uw pink ook wel weer keurig rechtop.’   Van negen tot drie uur dus! Wat duurt dat eigenlijk lang! Morgen gebeurt het. Mijn arm wordt  verdoofd  door een injectie onder mijn oksel.  Als ik het nodig vind, kan ik, voor onder de operatie, vragen om een licht slaappilletje. Dat lijkt me helemaal zo gek nog niet.

Na de ingreep mag ik niet lopend,  fietsend of met de tram naar huis. Ik moet dus een taxi nemen of iemand met een auto vragen, want zelf heb ik geen auto. Gelukkig komt mijn buurvrouw me ophalen.