zondag 31 augustus 2014

DOUCHE

Op advies van mijn huisarts ga ik niet zo veel onder de douche. Ik heb een te droge huid vindt hij. Dus beperk ik me tot twee ultra korte poedelbeurten van hooguit vier minuten per week.
Maar denk alsjeblieft niet dat dat doktersadvies ten koste gaat van de broodnodige hygiëne: ik zorg er vanzelfsprekend wèl voor dat alle geurgevoelige plekken dagelijks een wasbeurt krijgen. Gewoon, aan de wastafel! In de eerste vijftien jaren van mijn leven deed ik het altijd zo; tot mijn tiende zelfs aan het keukenaanrecht.
Héél erg rouwig ben ik trouwens niet over het douche-advies van mijn huisarts. In mijn huidige woning is het namelijk geen lolletje om te douchen … natuurlijk word ik er wel goed schoon van maar het is gewoon een klote-douche. Waanzinnig eigenwijs is die: ik kan aan de knoppen draaien wat ik wil, maar die douche bepaalt gewoon zelf de kracht en de temperatuur van de waterstraal. Nu eens moet ik gillend wegspringen voor een kokend heet maar lullig straaltje water; dan weer word ik door een keiharde ijskoude straal bijna de badkamer uitgespoten. Het is echt een waardeloze douche.
In mijn vorige huis, ik woonde toen in Schiemond, had ik een ligbad; het was  een heerlijk bad. Ik ging daar weliswaar niet elke dag in liggen maar toch wel minstens vier keer per week en als ik zin had, ook wel meer.  Gemiddeld lag ik dan zo’n half uur te ontspannen in het weldadig warme water. Ik gebruikte toen die Hammam badgel, die gel met die geurige samenstelling. Dat was genieten.
Ik testte mezelf hoe lang ik onder water kon blijven. Neus dicht, ogen dicht en neus richting bodem van het bad. Het gaf me het gevoel van drijven in een zwembadje, onder water. Meestal kwam ik uit zo tussen de drie à vier minuten. Niet slecht, toch.
Van de vorige huurders van dat huis heb ik de bubbelbadinstallatie voor een habbekrats overgenomen.  Zo’n bubbelinstallatie bestaat uit een soort stofzuigerslang en een rubberen zitelement, ter grootte van de badbodem. In dit zitelement zitten gaten ter grootte van een smartie. Met kracht wordt daar lucht doorheen geperst (via die stofzuigerslang);  deze lucht wordt door de gaten van het zitelement het badwater weer ingebubbeld. En dan kan er ook nog eens, door aan een knop te draaien, van héél zacht tot héél hard gebubbeld worden. Als ik daar nog zou wonen, zou ik het advies van mijn huisarts aan mijn laars lappen.

Maar helaas: ik woon daar niet meer. Mijn vrouw had het daar niet meer naar haar zin. Niet om die badkamer, hoor, want dat bad kon haar niet zo veel schelen. Dat gebruikte ze eigenlijk alleen maar om in te staan, onder de douche. Ze hield gewoon niet zo van ‘badderen’; ze had er altijd gauw genoeg van. Nee ze wilde uit  dat huis weg omdat ze daar in die buurt weinig contact kon krijgen met andere buurtbewoners. We gingen dus verhuizen naar het Rottekwartier, naar het huis met de douche, waar ik godzijdank zo weinig mogelijk gebruik van mag te maken.

zaterdag 30 augustus 2014

LUCY

Vanmiddag zat ik met Rody, een neef van me in Pathé Schouwburgplein. Dat komt zo: van  een vriendin kreeg ik voor mijn laatste verjaardag  een Pathé-bioscoopbon en omdat Rody er vandaag toch was en we ons stierlijk verveelden, stelde ik voor om naar de bioscoop te gaan. Nu heb ik om je de waarheid te zeggen een rothekel aan Pathé.
Veel liever ga ik naar Cinerama of LantarenVenster (LV). Het soort films dat in die laatste twee bioscopen geprogrammeerd wordt staat me meer aan en ook het publiek gedraagt zich over het algemeen meer zoals het hoort in een bioscoop, vind ik. De films van LV zijn over het algemeen wat artistieker, gedurfder, geëngageerder en de bioscoop vertoont vrijwel alle goede tot redelijk goede Nederlandse speelfilms en ook zijn daar regelmatig films vanuit andere culturen  en subculturen te zien.
Pathé Schouwburgplein maar eigenlijk het gehele Pathé-concern speelt veel meer op zeker. Alle grote kassakrakers of films met hitpotentie, worden aangekocht.  Het gaat hier meestal om peperdure Amerikaanse producties en een enkele keer ook om Nederlandse maar, zoals gezegd, dan moet succes zowat gegarandeerd zijn.
 Wat me vooral tegenstaat bij Pathé Schouwburg is de stuitende ‘ongezelligheid’, ik zou bijna zeggen de ‘kou’. Het interieur is allemaal zo metaal, zo hard en hoekig. En de drankjes? Daar  valt weinig op aan te merken, hoewel, die zijn daar veel kouder dan elders. Toch ook even een positieve noot: de koffie is er uitmuntend, daar heb ik niets dan lof voor, die is lekker pittig en heerlijk warm.  Het popcorn-aanbod bij Pathé is hinderlijk. Gigantische dozen popcorn, voor jonge kinderen nauwelijks te omvatten, worden tijdens de voorstelling duidelijk hoorbaar weggeknauwd.
De rumoerigheid (hard praten)  en ingetogen agressiviteit (beetje stoeien, beetje duwen, beetje stompen) is ook iets wat me tegenstond. Ik kon er vooral niet tegen als dat gedoe onder de voorstelling doorging. Vooral wanneer er niemand van de leiding tegen optrad. Maar ook dat zij gezegd:  tegenwoordig is dat gelukkig anders … verbeterd.
Heerlijk vind ik nou juist van LV, dat je daar tijdens welke voorstelling dan ook, je een speld kan horen vallen en wat me helemaal blij maakt: er is daar in dat theater helemaal geen popcorn te koop.

Ik ben dus met mijn neef Rody in Pathé naar de film Lucy gaan kijken. Zonder die cadeaubon had ik die film nooit gezien, omdat ik in principe niet naar deze bioscoop ga … maar dat heb ik al duidelijk gemaakt.  Op die cadeaubon kan ik niet alleen gratis naar de film maar er zit ook een  drankje bij. Ik laat mijn neef kiezen: hij neemt een flesje cola en er zit  … jawel  hoor… een halve emmer popcorn bij  … hij kiest voor zoete… Rody helemaal blij!
Het is nog steeds koud en ongezellig daar bij Pathé Schouwburg maar een grote verbetering is de relatieve rust die heerst in het hele pand: je kan gewoon op je gemak met je kind of je neef naar de film kijken. Mensen praten nu uit zichzelf al niet mee onder de voorstelling. Ze eten nog wel die vermaledijde popcorn  … ook die neef van mij dus … maar gek genoeg, Rody  zit vlak naast me knauwen …..en ik heb nergens last van ! Mijn neef is trouwens razend enthousiast over de film Lucy ..… ik wat minder maar slecht vind ik hem nou ook weer niet.

Lucy (met in de hoofdrol Scarlett Johansson) is een, tamelijk ongeloofwaardige soort, pseudo-filosofische actiefilm over het optimaal gebruiken van je hersencapaciteit; je kan overigens  tijdens de film het beste je verstand op nul zetten.

’t Is best een aardige film; gemaakt met flair en vette knipogen: de bloedbaden zijn prima weg te spoelen met cola en popcorn.  

vrijdag 29 augustus 2014

MARKTHAL

Het wordt echt een schitterend gebouw, die nieuwe overdekte Rotterdamse Markthal . Met 100 marktkramen, 200 appartementen en een parkeergarage voor 1200 auto’s. Hij ligt, als je zo van de Laurenskerk afkomt rechts van Station Blaak. 1 oktober gaat ie open. De hal is helemaal bedacht door MVDRV architecten, 5 architecten dus, als ik goed tel. Zij hebben het interieur een beetje afgekeken van dak van de Santa Caterina-markt in Barcelona.
Ik vraag me af wat het zal gaan worden, gaat die hal werkelijk de harten van ons Rotterdammers veroveren, want de termen, exclusiviteit , diversiviteit, kwaliteit, beleving en educatie zijn dan wel veelbelovend maar ze klinken allemaal wel duur, toch … terwijl de mensen van die markthal toch zouden moet weten, dat wij Rotterdammers dol zijn op goed & goedkoop!
Zullen we onze ouwe trouwe buitenmarkt op de Binnenrotte wel kunnen missen, vergeten, loslaten? Want het is natuurlijk een fantastische markt, waar we allemaal veel van houden en waar wij ook heel veel kunnen kopen voor heel weinig. Van rode kool tot kousenband, van peterselie tot djahé, van bintjes tot zoete aardappelen , van appels tot lychees, en ga zo maar door.
En dan is daar nog m’n rommelmarktje, persoonlijk ben ik niet zo van afdeling tweedehands kleren maar meer van de leuke spulletjes. Wie heeft daar niet, al is het maar één keer in zijn leven,  een persoonlijk juweeltje tegen een zeer schappelijk prijsje weggeplukt. Voor twee gulden vijftig werd ik jaren terug de eigenaar van een Statenbijbel uit 1898.  Ik ben er nog steeds heel blij mee. De waarde is nu waarschijnlijk vertienvoudigd maar daar gaat het niet om. Wat zal er straks met onze rommelmarkt gebeuren? Geen denken aan, dat die een plek krijgt in die nieuwe hal. De exacte plannen zijn nog niet bekend maar in het Rotterdamse wordt al gefluisterd dat de huidige marktplaats, de Binnenrotte dus, een parkachtig gebiedje zal worden. Boompjes, grasperkjes, leuke zitjes …. of daar plaats zal zijn voor de verkoop van tweedehandsspulletjes? …. lijkt me haast van niet … hooguit ijsjes … Vietnamese loempia’s.

 Om wat te mogen verkopen in die nieuwe hal moet aan nogal wat voorwaarden voldaan worden. Van de ruim 200 marktkooplieden, wagen zich er misschien daarom, slechts zestien aan  de grote stap naar die hal.  Er is een heuse ballotagecommissie. Denk niet dat je als groenten- en fruithandelaar alleen op je kwaliteitsfruit en je mooie ogen wordt toegelaten … nee, je handel moet ook nog es allemaal biologisch zijn … en: je zal je waar een beetje spectaculair aan de man moeten kunnen brengen. Voor de oude garde marktkooplui zal het even wennen zijn: een  kraam in de Markthal: die moet zeven dagen per week van 9.00 uur – 20.00 uur geopend zijn!
De ijssalon van de Meent is er een die al zeker is van een overdekte plek; een van de honderd; voor 42 euro per plek. IJs? In de markthal? Geef mij maar een lekker ijssie buiten in het zonnetje.
De vele marktkooplui die de overstap niet (willen) maken vrezen wel voor hun toekomst. Vlak voor de markthal komen t.z.t. wel wat marktkramen  maar of dat er genoeg zullen zijn is maar de vraag.
‘Wij, van de Binnenrotte,  zijn de motor voor die markthal’ zegt een marktkoopman, let maar eens op: dinsdag en zaterdag, de vaste marktdagen, dat worden de beste dagen voor die hal, want dan komen de mensen dus eerst bij ons kopen en dan pikken ze meteen even dat ‘markthalletje’ mee om zijn oogverblindende schoonheid te bewonderen. Maar alle gekheid op een stokkie: hoe mooi die hal ook is: je denkt toch zeker niet dat de mensen bijvoorbeeld op een willekeurige maandagmiddag alleen voor een bossie radijs naar die Markthal komen?’


donderdag 28 augustus 2014

DAMMEN

Normaal gesproken dammen we een paar potjes op de woensdagmiddag, Peter en ik. De ene keer bij, mij de andere keer bij hem thuis. Vandaag zou ik eigenlijk een thuiswedstrijd spelen maar het lijkt mij een beter idee niet binnen te blijven zitten Het is zalig weer!  Een eindje fietsen bijvoorbeeld, wat fruit en drinken mee, ja, dat lijkt me wel wat. En dan nemen we ook dambord en damstenen mee; wie weet kunnen we onderweg nog ergens, op een schaduwrijk plekje een potje doen.  (Want dammen doe je in ‘potjes’, toch?!)
Zo aan het eind van de ochtend word ik gebeld door Peter; ik durf d’r  om te wedden dat ie een rotsmoesje heeft: hij wil niet komen dammen … meestal geeft ie zijn vissen de schuld … let maar op.
‘ Jee, moet je eens luisteren, ik zit er eerlijk gezegd al de hele ochtend tegenaan te hikken maar ik vind het potdorie veelste warm om de godganse middag bij jou binnen te gaan zitten schuiven. Ik stel voor, Jee,  om gewoon eens een keertje over te slaan …  ik moet mijn vissen nu toch eindelijk weer eens een lekkere beurt geven; het is echt al veelste lang geleden dat ik hun aquarium schoongemaakt heb …. en ’s middags staat de zon nooit op het aquarium, lekker koel dus daar.  Sorry, Jee, volgende week weer dammen!
‘Peter, ‘ zeg ik, ‘groot gelijk, voor binnen dammen is het geen weer maar we kunnen ook … en dan vertel ik hem mijn ideetje voor deze middag. Peter is gelijk om.
‘Grandioos idee, Jee, ik ga gelijk wat spulletjes bij elkaar pakken … neem jij je damspel mee?’
Peter repte met geen woord  meer over zijn behoeftige vissen.
‘Nee, neem jouw damspel maar mee, jouw bord is wat steviger, stabieler. Zien we elkaar dan bij jou voor de deur om één uur?’
‘Okido, Jee, vergeet je je pet niet, met die kale knar van je, ha ha. Zonder gekheid, de zon is nog scherp hoor, je zit zo met een knalrode brandende kop. Hé, tot één uur.’

Het is nog ruim voor één uur als Peter al druk in de weer is rondom zijn mountain bike. Nu eens zit hij op zijn knieën, dan weer op zijn hurken, soms staat hij ook even op en loopt hij om zijn fietsje heen. Het lijkt wel alsof hij die fiets jaren niet gebruikt heeft. Hij controleert of er nog voldoende lucht in de banden zit; of zijn remmen het nog goed doen; of zijn stuur en zadel stevig vastzitten en of zijn bel het nog doet. Hij controleert zijn bel zo fanatiek, dat zijn vrouw ongerust naar beneden komt om te kijken of er wat aan de hand is.
Naast zijn mountain bike, op het trottoir, ligt nog van alles klaar voor onderweg: een bidon, een pakje brood, een banaan, bandenplakspullen, regenkleding en zijn fototoestel. Vóór Jee zich meldt, klaar om te vertrekken, heeft Peter alles al in zijn fietstassen gestopt.
‘Prima ideetje van jou, echt top, Jee! Ik ga nog even naar boven me verkleden… ben zo weer terug.’

Niet veel later is Peter weer bij zijn fiets, gekleed in een veel te strak kanariegeel wielrenshirt (rugnummer 1 …..) en dito wielrennersbroek, zo een met een zeemleren kruis. Verder behoort tot zijn outfit: een Ray Ban zonnebril, kekke schoentjes (met toeclips) en een grijze helm waar een klein grijs paardenstaartje eigenwijs onderuit wappert. Jee zou het liefst die outfit meteen driftig van zijn lijf rukken maar hij houdt zich in:
‘Kijk nou toch eens aan, uitslovertje dat je d’r bent! Kan dat nou echt niet een tandje minder, jongen? We gaan toch zeker vanmiddag de Mont Ventoux niet bedwingen!’
Peter grinnikt een beetje om de woorden van Jee. Nu, zo naast Peter staand, voelt  Jee zich opeens wat onzeker met  dat opoefietsje van hem, zijn  wapperende streepjesoverhemd, de kaki driekwartbroek, het Heinekenpetje op zijn kale kop en die grote, blote voeten in  Jezussandalen.

‘Luister eens Peter, wat natuurlijk kan … als ik nou boven een tafeltje haal, kunnen we toch ook, onder het genot van een drankje en een hapje, hier samen op straat een lekker potje dammen?’

dinsdag 26 augustus 2014

MONDHYGIËNISTE

Bij mijn vorige tandarts, Appel heet hij, heb ik  op een dinsdag een afspraak om  tien uur ’s ochtends. De maandag ervoor  werd ik opgebeld door zijn assistente met het verzoek om een half uurtje eerder te komen. Geen probleem. Om half tien zit ik daar die dinsdag. Het vervelende is alleen dat ik daar om tien uur nog steeds zit te wachten en om kwart over tien ook nog. Goed, om vijf over tien meldt mevrouw van Dal (type Caroline Tensen) zich in de wachtkamer en om tien voor half elf roept de tandarts haar binnen. Ik loop meteen achter die dame de behandelkamer in en vertel Appel dat ik al zowat een uur wacht. Hij wil mij echter niet eerder behandelen dan dame van Dam, die nog maar net  binnen was. Dat is voor mij onaanvaardbaar. Ik wil helemaal geen nieuwe afspraak meer maken en zeg Appel dat ik op zoek ga naar een nieuwe tandarts. Ik stamp woest zijn praktijk uit  en knal de deur achter mij dicht. Op enige meters afstand gevolgd door Appel in zijn wapperende witte tandartsjasje … hij liegt ook nog es tegen me dat mevrouw van Dal al vóór mij een afspraak had en hij belooft me, dat ik binnen tien minuten aan de beurt ben …. hoe kan hij nou weten hoeveel werk er voor hem in de mond van mevrouw van Dam ligt te wachten.
‘Meneer Mastwijk, meneer Mastwijk u bent zo meteen aan de beurt.’ Toedeloe Appeltje.

Een andere tandarts, de heer Lessur, is snel gevonden. Deze man organiseert het alleen wat anders. Hij doet één keer per jaar de periodieke controle in plaats van twee keer zoals  Appel en trouwens de meeste tandartsen. Lessur doet ook niet aan mondhygiëne, zoals die Appel, die er speciaal een voor op zijn loonlijst had staan. Mijn nieuwe tandarts wil dat zijn patiënten kort vóór de periodieke contrôle bij  de mondhygiëniste geweest zijn.

Nog nooit van mijn leven ben ik bij een mondhygiëniste geweest.(Zou dat beroep uitsluitend door vrouwen worden uitgeoefend?). Maar goed, ik zoek er een op internet  … een beetje in de buurt, bel elf uur ’s ochtends … en  vertel dat ik een beetje haast heb omdat ik de volgende dag naar mijn tandarts moet en dat die …. nou ja okee … ’s middags om drie uur kan ik komen. Ze is een Marokkaanse, leuke, echt heel vriendelijke vrouw, niet zo groot, lange donker blonde haren, rond brilletje, bruine ogen.
Ze maakt alles netjes schoon, tussen, voor en achter mijn tanden en mijn kiezen en ondertussen vertelt ze vrolijk maar wel met een opgeheven vingertje, dat ik wel mijn tanden een beetje beter moet poetsen en dat ik zeker twee keer per dag met een tandenstoker tussen mijn tanden en kiezen moet stoken.   Binnen een uur ben ik klaar,  honderdvijf euro  (verzekering vergoedt) en ik kan naar mijn tandarts.  Leuke vrouw. Echt.

Tandarts Lessur is zeer te spreken over hoe mijn mond er uit ziet.  Zo mooi schoon heeft hij zelden gezien … zò schoon. Ik besluit dan maar gelijk om vaste klant te worden bij die Marokkaanse en twee keer per jaar door haar mijn mond te laten doen.
De tweede keer dat ik bij haar ben gaat het heel anders. Ze ziet onmiddellijk dat ik nauwelijks gepoetst heb … ik poets nooit meer als één keer per dag …   ze vraagt me waarom, waarop ik zeg dat dat volgens mij wel genoeg is.
‘Het spijt me hoor meneer, maar ik kan u nu al zeggen dat ik u vandaag niet pijnloos kan behandelen, sorry .
‘Als ik zo zie wat ik straks allemaal tussen uw tanden uit moet halen, meneer Mastwijk, dan maakt u mij niet wijs, dat u met de tandenstokers hebt gewerkt … ‘, is ze nou boos of doet ze maar alsof?
‘Stoken doe ik ook maar één keer per dag …’ slikte ik van de zenuwen.
‘Veel te weinig … u moet het natuurlijk allemaal zelf weten maar als u zo graag paradontitis  wil krijgen, dan moet u vooral zo doorgaan … ‘
‘Paradontitis?’ ik durf het woord nauwelijks uit te spreken.
Haar ogen spuwen vuur:  ‘Parodontitis is een vergevorderde ontsteking van uw tandvlees wat leidt tot verlies van het steunweefsel, zoals kaakbot …. Ik geef u zo wel een folder, kunt u thuis te bestuderen.’
‘Dat klinkt niet best allemaal,’ zeg ik benauwd.
‘Ja, ik zeg het maar liever direct, het is voor eigen bestwil ... kijk nu eens hier,‘
ze houdt opeens een grote ronde spiegel voor mijn mond …
‘Steek uw nu tong eens uit,’
Mijn tong is nog behoorlijk bruin van de koffie, zie ik, terwijl ik toch zeker weet, dat ik vlak voordat ik van huis, ging als een gek heb staan poetsen ……
‘Weet u wat dat is, dat bruine daar op uw tong?’ vraagt ze (alsof ze er zelf kotsmisselijk van wordt)
‘Koffieaanslag toch, denk ik, of niet‘, ze zal me toch niet gaan slaan, hoop ik?.
‘Nee, meneer Mastwijk, dat zijn allemaal BACTERIËN!!’, ze zegt het echt heel erg hard, misschien wel met drie uitroeptekens.’ Het kan zijn dat ik me vergis maar ik meen even een satanische blik in haar ogen te zien.
‘Vanaf vandaag, meneer Mastwijk,  gaat u uitsluitend voor uw eigen bestwil, twee maal per dag uw gebit, tong en ja … ook uw verhemelte poetsen en niet te vergeten de tanden stoken.’
We maken een afspraak voor over een half jaar. Natuurlijk zou ik in dat half jaar een andere mondhygiëniste kunnen zoeken … er zijn er immers zat. Maar ik ben een beetje bang, dat wanneer ik over een half jaar niet bij haar op de afspraak verschijn, ze ineens voor mijn deur staat, me mijn huis uitsleurt en me dwingt om mee te gaan naar haar praktijk:

‘en nou heel wijd open die mond en gauw een beetje!’

maandag 25 augustus 2014

BINNENTERREIN

Binnen het complex woningen, waar ik een woning huur, ligt een ruim binnenterrein, dat onlangs is heringericht. Er zijn o.a. creatieve speelplekken voor kinderen gemaakt en in april jl. is het binnenterrein in gebruik gegeven aan omwonenden. Een deel van dat binnenterrein is  opgedeeld in twintig volkstuintjes van elk circa twintig vierkante meter, waarvoor zich maar liefst dertig belangstellende bewoners hebben aangemeld. Twintig gelukkigen,  krijgen te horen, dat ze aan de slag kunnen in hun tuintje.  In de maanden april, mei en juni werken de volkstuinders al bijzonder hard en enthousiast om straks in de zomer en in het vroege najaar lekker te kunnen oogsten.  Het blijkt zo in die eerste weken een grandioos idee te zijn die volkstuintjes. Tijdens het werken aan ‘het groen’ praten en lachen de volkstuinders volop en wisselen allerlei wetenswaardigheden uit. Ons buurtje leeft er helemaal van op. Ook de omwonenden, die geen tuintje hebben, slaan met veel plezier hun buren-tuinders gade.
Ook de jonge kinderen leven zich uit op het heringerichte binnenterrein: zij genieten van een uitdagend klimobject, dat is geconstrueerd rond een stevige kastanjeboom en waarin een glijbaan is gemaakt. Echt héél uniek is, verderop op het terrein, een snel stromend riviertje, waarvoor de kinderen wel eerst zelf het water diep uit de grond zullen moeten oppompen.

Op een rustige junimiddag wordt de stilte opeens door luid geschreeuw doorbroken. Tot mijn schrik zie ik daar Gaby, met alle woede die in haar is,  de al behoorlijk hoog opgeschoten gewassen uit een tuintje trekken … ik hoop maar dat haar eigen tuintje is … en maar schreeuwen … ik versta er helaas niets van. Ze is Pools … en maar schreeuwen. Af en toe kijkt ze naar boven. Naar de derde verdieping, daar staat Aicha. Ook iemand met een tuintje.  Heel af en toe probeert ze iets terug te zeggen Woedend gaat ze door met trekken, totdat het hele stukje grond kaal is. Het is gelukkig haar eigen stukje grond. Aicha heeft achter haar rug om geluld. Ze lult dat Gaby met haar groenteplantjes op haar grond staat. Woedend propt ze al haar opgekweekte groente in de compostbak. Ze schreeuwt nog wat na. In woede klinkt dat Pools dubbel zo woedend … nooit  heb ik haar daarna meer in haar volkstuintje gezien.
Ik heb dus mooi even te vroeg gejuicht over de heilzame werking van de volkstuin op het buurtwezen. Op zich was dit maar een incident. Het bleek een uiteindelijk onbeduidend misverstand. De sfeer is nog steeds zeer relaxed. Alleen Gaby was zó boos, dat ze een paar weken lang helemaal niemand meer in de buurt gedag zei. Toen ik haar vanmiddag tegenkwam groette ik haar luid en duidelijk en zowaar er kon bij haar een karig glimlachje van af. Die zal wel bijtrekken.

Danny woont in een van de benedenhuizen rond het binnenterrein. In Danny’s tuin komt geen groen. Danny gaat voor een grijze tuin. Grijs,  met grijze stoeptegels gaat hij zijn tuin betegelen. Hij is een jaar of dertig, Danny, vader van een zoon van vier en bevriend met buur Yannick. Yannick is veertig jaar en woont aan de overkant, drie hoog. Danny en Yannick zijn vrienden, voor zover je tenminste met iemand als Yannick bevriend kan wezen. Yannick is of was ’n junk. In ieder geval heeft hij nog steeds zo’n heroïne-doodskop en hij steelt ook nog als de raven. Bij hem voor de deur staan wel dertig fietsen, vastgemaakt aan één lang slot: van drie gejatte fietsen maakt hij twee ‘nieuwe’.  Soms zie ik hem vanachter mijn woonkamerraam, voorbij lopen met een nieuwe prooi. Bij de bagagedrager houdt hij  die fiets omhoog… die fiets zit dus duidelijk nog op slot …  en hij loopt er zonder enige gêne mee naar zijn rovershol. Ik bel de politie … maar die doet geen klote….

Stratenmakers, bij mij voor de deur, langs de Rotte,  hebben, voordat ze op vakantie gaan een flinke stapel straattegels en bijbehorend zand laten liggen. Na hun vakantie komen ze  hun werk hier afmaken … alleen  … zand en tegels zijn dan wel pleite. Want het spul dat er ligt is ruim voldoende voor Danny zijn achtertuin. Eén dagje  sjouwen en twee dagjes bestraten zijn voor Danny en Yannick voldoende voor een fraai, grijs en  bijzonder goedkoop achtertuintje.

zondag 24 augustus 2014

MIDDELHARNIS

Vandaag ga ik op bezoek mijn oudste broer. Drieënzestig jaar is hij. Ik ben bijna een jaar ouder. Tinus is zijn naam  en hij is verstandelijk gehandicapt. Mijn broer functioneert op het niveau van  een tweeëneenhalf jarige. Hij woont in zo’n speciale instelling. In Middelharnis. Er wonen daar natuurlijk meer mensen zoals hij. Sommigen zijn niet alleen verstandelijk maar óók nog eens lichamelijk gehandicapt.  Middelharnis ligt op Goeree Overflakkee, dat is voor mij vanuit Rotterdam vier uur reizen: twee uur heen en twee uur terug. Maar dat is geen probleem. Ik doe het graag. Een keer per maand ga ik naar hem toe. Ik vind het steeds weer leuk om hem te zien en hij is, op zijn beurt, altijd zichtbaar enthousiast; hij maakt opgewonden, kleine huppelpasjes als hij me ziet aankomen … we geven elkaar een hug en Tinus zeult me dan mee naar het bezoek van de andere bewoners en naar de leidsters om hen te vertellen dat ik zijn broertje ben: …
‘Broertje broertje, broertje …’ herhaalt hij steeds.  Ja, zo noemt hij mij, zijn grote broer.

Vandaag ga ik dus Middelharnis. Thuis, raadpleeg ik, onder het genot van een kopje koffie  voor de zekerheid de site OV9292 nog even voor de vertrektijden en of er eventuele vertragingen van de Arriva-bus 136 naar Middelharnis zijn. Ik kijk gelijk even wanneer de bus weer teruggaat. Uiterlijk vijf uur vanavond wil ik weer thuis zijn, want dan is het mijn beurt om een heerlijke zondagse maaltijd te bereiden. Die moet dan rond zes uur klaar zijn en dan kunnen we in alle rust onze maaltijd verorberen, zodat we voor zeven uur klaar zijn met eten. Voor mij, als voetballiefhebber, is dat uitermate belangrijk, want dan kan ik naar Studio Voetbal gaan zitten kijken.
Terwijl ik dat zo allemaal zo’n beetje zit te bedenken, maak ik plotsklaps een ongecontroleerde beweging met mijn rechterarm, waardoor mijn bakkie pleur omkiepert en mijn toetsenbord  vrijwel volledig gevuld wordt met warme koffie met melk en suiker. Of het toetsenbord nog te redden is betwijfel ik maar  ik probeer in ieder geval zoveel mogelijk koffie uit het bord te schudden. Ik leg het toetsenbord ondersteboven op een stel oude kranten en wie weet kan ik er morgen weer wat mee doen. Maar dat is te laat. Ik moet vandaag nog een goed werkend toetsenbord hebben. Nou ja, gelukkig is het in Rotterdam altijd koopzondag. Ik ga, als ik terug ben uit Middelharnis, wel even bij Media Markt langs.
Helaas kan ik nu dus de informatie, die ik wil hebben niet meer opvragen bij OV9292; ik hoop  maar dat er niks veranderd is sinds vorige maand.

De bus rijdt inderdaad nog heen en terug volgens dezelfde dienstregeling en er zijn geen storingen.
Tinus was weer door het dolle heen toen ik aankwam … de gebruikelijke hug … de hupjes…het meezeulen naar de aanwezige leidsters … ‘Broertje, broertje, broertje’
Leidster Connie zei me,  dat Tinus en ik niet kunnen gaan wandelen, wat we  normaal altijd wel doen.
‘Ook niet met een rollator?’, vraag ik. Dat vindt Connie ook geen goed idee. Tinus brak namelijk in mei zijn been op drie plekken (zijn botten zijn dus inmiddels behoorlijk broos geworden).  
‘Misschien dat jullie in september weer kunnen gaan wandelen samen’, zegt Connie
‘Prima,’ zeg ik, ‘dan gaat Tinus nu in de rolstoel en doen we een rondje Middelharnis’.   
Eerst moet Tinus nog even een grote plas doen, anders zou het fout gaan onderweg.
Ik duwen, broerlief relaxed in de rolstoel en nog niet eerder, in de jaren dat ik  Tinus hier nu maandelijks bezoek heb ik hem zo horen genieten. Lachen dat hij deed! Lachen!Ongelooflijk wat een lol hij had. Ik duwen … hij lachen … lachen … hij kwam niet meer bij.  

Die gaat nóóit meer met me wandelen.