zondag 12 februari 2012

Tribune

Koud vandaag. Min tien laat ik me wijs maken. Ik moet toch echt naar buiten want  er moeten vandaag twintig Tribunes in de buurt bezorgd worden. (De Tribune dat is het maandelijks verschijnend clubblad van de Socialistische Partij.) Alle abonnees wonen dicht bij elkaar gelukkig maar het gaat me toch zeker een half uurtje kosten; althans op de fiets. Lopend is het pakweg een uur. Ik pak de fiets in de berging en mijn oog valt geheel toevallig op mijn oude bivakmuts. Drie jaar geleden eens aangeschaft toen ik ook in barre omstandigheden het woonwerkverkeer Rotterdam-Zwijndrecht (20 km) fietste. Ik ben heel blij met die bivakmuts, voelt nu al warm aan. Ook de rode SP-halvevingerhandschoentjes (met dik de letters SP erop) zijn geweldig.  Die handschoentjes zijn in een handomdraai om te toveren in SP-wanten. Er zitten namelijk rode kapjes aan vast waarmee de halve blote vingers toegedekt kunnen worden.

Met de Tribunes in de fietstas, de  bivakmuts op en de wanten aan, stap ik op de fiets. Buurman Henk die enigszins afwezig aan komt wandelen, veert op als hij mij op zich af ziet komen in deze uitmonstering.
‘Ik ga even een bank overvallen, Henk.’ Mijn stem heeft me verraden. Henk heeft me herkend. Weer geheel in evenwicht reageert hij ad rem met de opmerking dat hij straks graag even bij me langs komt om mee te delen in de buit.

Terwijl ik zo fiets naar mijn eerste bezorgadresje realiseer ik me dat ik het PVV-zooitje nooit heb horen mauwen over de dreigende gevaren van een bivakmuts, terwijl iedereen vrijwel onherkenbaar is met zo’n ding op zijn kop. In mijn buurt wonen nog al wat buitenlandse mensen.Hun reacties op mij met mijn muts: schrikken, lachen, helemaal nakijken, nawijzen (kijk nou eens!)  verbazing (met open mond nakijken),  bangig (vlug harder gaan lopen). Een stel jongelui, laten we het voor het gemak eens Marokkanen noemen,  begint zelfs provocerende weliswaar onverstaanbare doch brutaal klinkende kreten in mijn richting te slaken. Als ik hun kreten op luide, enigszins agressieve toon weerkaats, weet het duo niet hoe snel het zich uit de voeten moet maken.
 
Eenmaal thuis zit ik, helemaal verkleumd van de bezorgklus, vlak naast de radiator om weer wat op te warmen. Ik lees wat in de Tribune.  Er staan wat makkelijk leesbare artikelen in over acties van de eerste weken van 2012. 
Over de schoonmakers bijvoorbeeld, die meer loon, betere arbeidsvoorwaarden maar vooral meer respect verlangen.   
Ook lees ik wat over de veelgehoorde wens om mensen die omvangrijke en onverantwoorde risico´s nemen  op de financiële markten en miljarden gemeenschapsgeld verspelen, aan te kunnen klagen. Financieel wanbeleid moet in de toekomst strafbaar gesteld worden. 
Tenslotte lees ik wat over de, met name door inspanningen van SP’ers gewonnen actie tot behoud van het vrij reizen voor alle Rotterdamse 65 plussers in het Rotterdamse openbaar vervoer.

En dan is het zo maar ineens drie uur. In slaap gevallen! Boven de Tribune nog wel. Hoe kan dat nou?! Zeker een uur lang. Opeens realiseer ik me dat ik om kwart voor drie bij de podotherapeut had moeten zijn. Ik zeur er op deze plek nooit over, maar mijn voeten dóén me toch pijn! Bij elke stap die ik zet, lijkt het wel alsof ik  op een stuk glas sta. ´Ze´ zeggen dat steunzolen daarvoor zouden kunnen helpen. I hope so!  
Ik ben nu zomaar veertig euro kwijt, want die podo brengt me dat consult natuurlijk in rekening en van van mijn zorgverzekeraar krijg ik vanzelfsprekend niks terug voor zo’n niet afgezegde afspraak.
Ik probeer te redden wat er nog te redden is: bel de podopraktijk……geen gehoor…….bel nog eens……weer geen gehoor……Jezus! Dan stuur ik de podotherapeut maar een mailtje, met de mededeling, dat ik zijn praktijk herhaaldelijk heb proberen te bereiken om de afspraak af te zeggen, maar dat de praktijk telefonisch onbereikbaar is. Ik kan niet eens een boodschap achter laten.

Dan, anderhalf uur later, realiseer ik me plotseling, dat het vandaag nog steeds zondag is. Als pensionado weet je soms gewoon niet wat voor dag het is. Die afspraak met de podotherapeut is dus morgen, maandag om kwart voor drie! Ik heb toen maar snel weer een mailtje gestuurd naar die podo dat hij mijn vorige maar als niet verzonden moet beschouwen.
Nou dacht ik toch werkelijk, dat ik momenteel alleen maar last had van mijn voeten.

woensdag 8 februari 2012

IFFR 2012 (3)

De medewerkersfeesten van het IFFR zijn doorgaans bijzonder vet. Dit jaar vind ik het allemaal wat minder. Misschien komt dat wel omdat ik niet zo veel energie heb of wat down ben. Dat laatste komt dan waarschijnlijk weer doordat ik mijn lieve Argentijnse IFFR-vriendinnetje Julieta Seco, van verleden jaar een beetje veel mis. Volgend jaar komt ze weer schrijft ze in Facebook; maar daar heb ik nou toch geen klote aan. Niet alleen de feesten waren vorig jaar leuker, eigenlijk was alles vorig jaar leuker. Het eten, de films, de collegae-vrijwilligers  met wie ik werkte, ook het weer was veel lekkerder( minder koud en geen sneeuw).

In de foyer van de Concertzaal de Doelen sta ik mezelf een beetje wijs te maken dat het IFFR 2012 helemaal shit is, wanneer een jongetje van hooguit 25 jaar,  me breeduit lachend met gebalde vuist begroet. Hij geeft aan dat ik mijn vuist even tegen zijn vuist moet drukken. Dat doe ik dan wel even maar ik weet bij God niet wie dat ventje is. 
‘Hé man, ouwe swinger! Ken je me niet meer? Verleden jaar, man. In Exit-café. Hebben we staan te swingen, man. Weet je dat nou echt niet meer? Zo, hé, jij was echt retegoed, man. Ik ben Davey. Ik was toen met mijn vriend Lionel, die is erg ziek nou. Kanker. Tsja. Voor mij en mijn vriend was jij de onbetwiste dance-king. Wat een energie voor een man op jouw leeftijd.’
‘Ja, nou begint het me weer een beetje dagen. Davey, Lionel, ja…..ja, nu weet ik het weer,’ zeg ik, ‘we stonden daar op dat podium van Exit te swingen, springen en hard mee te zingen met de puike muziek die de deejay ‘Correction’ draaide.  Ik had tijdens dat IFFR het uithoudingsvermogen van een renpaard….ik kon wel blijven gaan.’

Van die avond herinner ik me naast deze enthousiaste boy ook nog wel de zuurzuinig kijkende koppies van een aantal tamelijk truttige meiden van begin twintig.  Ik zag ze denken:
‘Wat staat die kale oude man met zijn pluizige haardos aanstellerig jong te doen, zeg. Ik ben blij dat hij mijn vader niet is. Ik zou me compleet dood schamen…….. ik zou wegwezen uit deze tent….no doubt.’
Gelukkig compenseerde Julieta, ook een meid van begin twintig dat, door net zo wild met ons mee te swingen en me aan te kijken met een lach. En dat was zeker geen uitlachen.
  
‘Weet je trouwens nog dat ik in de kelder van die Exit-tent een krat bier heb gesnaaid?’ vraagt Davey me.
‘Ja, natuurlijk weet ik dat nog,’ zeg ik. ‘Dat was toch een kratje Westmalle tripple? Je had de krat onder het podium geschoven en elk halfuurtje namen we er weer een. Zowat de hele avond gratis gezopen. Alleen het eerste biertje betaalden we zelf.’

Het was eigenlijk achteraf wel wat te zwaar die trappistjes, om zo maar achter elkaar weg te klokken. Ik woon op nog geen kwartiertje fietsen van dat Exit-café. Op weg naar huis, ben ik zeker drie keer op mijn bek gegaan: gat in mijn broek gevallen, hoedje afgewaaid in de blubber (heb ik maar laten liggen), deuk gereden in mijn velg (zag een stoeprand te laat). Tot mijn grote vreugde zat de politie blijkbaar op het bureau te pitten of te internetten…………….. anders was ik misschien wel in de cel terecht gekomen. Misselijk ben ik trouwens helemaal niet geweest van die sloot monnikenbier.  Vreemd, nietwaar?

Davey en ik spreken af op het eerstvolgende vrijwilligersfeest weer flink uit te pakken. Dit keer is het festijn in WORM. Ik hoorde het gelijk toen ik daar binnenkwam: ondansbare kutmuziek van een voor mij onherkenbaar genre. Dansen op deze muziek kost geen druppel zweet en  kan straffeloos geschieden zonder een spraytje deodorant. Davey staat, leunend tegen een pilaar op de dansvloer. Hij kijkt beteuterd.   Niks voor hem, niks voor mij. Op deze sound kunnen we onze energie niet kwijt. Wij willen dansen en wild swingen. Zweten als otters als we op de dansvloer staan te springen. Dat zit er vanavond dus niet in. Vanavond houden we het dan maar op coma zuipen en zwaar ouwehoeren. Ook niet mis trouwens; alleen de andere dag moest even niet bestaan.  

maandag 6 februari 2012

IFFR 2012 (2)

 Vandaag officieel de laatste dag van IFFR 2012. Gewoontegetrouw de Volkskrantdag. Duizenden abonnees van de Volkskrant en hun vrienden hebben elk 43 euro’s neergeteld om in het ijskoude, besneeuwde Rotterdam 5 films te gaan zien. Van 10 uur in de ochtend tot 10 uur in de avond.  Ik hoef vanmiddag pas om half vijf te werken (vrijwilliger voor het IFFR). Nog voor twee films de toegangskaarten scannen en dan is het ‘schluss’ voor het  IFFR 2012.


Ik ga, zeker weten, nooit meer als IFFR vrijwilliger in Cinerama werken. Van de tien shifts die ik dit jaar moest draaien waren er negen in Cinerama en allemaal compleet SHIT! Eén shift deed ik in Luxor en die was in één woord grandioos! Geweldig leuke, behulpzame, coöperatieve collega vrijwilligers.  Dat was nog eens een lekkere ‘shift’. Het was tevens de enige lekkere shift in tien dagen IFFR: die ene avond in Luxor.  
In Cinerama was helaas het aantal enge collega’s groter dan het aantal leuke. Er heerst daar een naargeestige, benepen vrijwilligerskliek, die voordat je ze er überhaupt naar gevraagd hebt laat weten dat ze al 5, 6, 7, 8, 9, 10 of 80 jaar werken voor het IFFR en dan ook nog al die jaren in  Cinerama. Het zou me niks verbazen als de kliek ook nog eens ergens in de Cinerama kelder ging liggen pitten.
Ik probeerde eens mee te doen aan een gesprek dat de kliek gezellig onder elkaar voerde over de film ‘Shame’. Toevallig zag ik die film ook. De kliek vond het een gore pornofilm. Ik zei dat ik het daar totaal mee oneens was. Hoewel ik dat toch luid en duidelijk zei, was de enige reactie van de kliek: mij smalend aankijken, net doen of ze niks gehoord hebben en gewoon doorgaan met het Shame-gesprek.  Zo werd ik werd dus buitengesloten en niet alleen ik, ook de andere Cinerama-nieuwelingen. Die werden geacht zich maar met elkaar te vermaken. Nu waren er godzijdank wel enkele grappige nieuwelingen (waaronder ikzelf), dus dat compenseerde het drakerige gedrag van de ouwe hap enigzins. 
Een van de andere grappige nieuwelingen was Trees, een vrouw van mijn leeftijd, een zestiger dus, die net als ik, in Spangen opgegroeid was. Heerlijk nostalgisch heb ik met Trees herinneringen zitten ophalen aan het Spangen  van de 50-er jaren van de vorige eeuw: de pont over de Schie, de locomotief over het spoor langs de Spaanse Bocht, de drukte bij Sparta, de altijd ijskoude Sint Nicolaaskerk, Ferry, de lekkerste ijsboer van de wereld, gevestigd in de van Lennepstraat en zo kan ik nog wel even doorgaan.   


Wat die ouwe-hap-kliek nog meer meende te kunnen uitmaken is: de taakverdeling. Van overleg kon absoluut geen sprake zijn. In het eerste kwartier dat ik er werkte ontving ik al snel de volgende ouwe-hap-opdrachten:
‘Ga jij maar de kaartjes voor de publieksprijs uitdelen aan de bezoekers.’
‘Ga jij als de film begint maar bij de nooduitgang daar links beneden zitten.’ (ijskoud daar)
Bij alletwee de opdrachten was de impliciete boodschap van de oude happer Roel: ik doe hier  het leuke werk (scannen), onder prettige omstandigheden (lekker warm) en ik zit op de beste gereserveerde stoel. Hij wist niet wat overleg was. Die eerste dag liet ik me daardoor overdonderen maar de volgende dagen gaf ik de ouwe hap geen kans meer. Als ik wilde scannen zorgde ik dat ik de scanner had. Als ik warm wilde zitten zei ik vooraf doodleuk:
'Ik zit daar!' Beetje doordrukkerig werd ik toen misschien wel? Maar ach, anders kon het haast niet want overleg kende ze immers niet. Mijn gedrag kwam aan sfeer niet ten goede. Maar als ik alsmaar over me heen zou laten lopen, was dit IFFR voor mij een klote IFFR geworden. 


De actie van ouwehapzaalwacht Ricky (30) sloeg alles. De stoom kwam uit zijn oren toen hij uit de filmzaal op mij afstormde. Ik vreesde heel even voor mijn leven:
‘Waarom laat jij godverdomme steeds maar weer bezoekers toe, man. Je weet toch dat de zaal  helemaal vol zit.’ Ik zei hem dat ik daar niet van op de hoogte was. Dat ie effe moest dimmen. Dat ik niet op zo’n boze en verwijtende toon aangesproken wens te worden. Temeer niet omdat niet ìk de bezoekers binnen liet maar Job, onze baas. Op het moment van Ricks tirade tegen mij stond Job twee passen van ons af. Nu wendde Ricky zich tot Job. Nooit iemand zo snel zien omslaan van boos verwijtend naar lik-lik-slijm-slijm. Voor de baas boog Ricky als een knipmes. Sindsdien trouwens ook voor mij. Geen problemen meer gehad met die jongen. Hij kijkt me schuldbewust aan, net zoals mijn trouwe hond Sita dat deed als ik hem een corrigerend tikje had gegeven. Beetje bangig lachend, zei Ricky me nadien steeds gedag. Ach ja, die Ricky.


Al die jaren dat ik als vrijwilliger werkte voor IFFR, met name in LantarenVenster, was de sfeer top! Nooit zulke rare onderlinge fricties  meegemaakt als die in Cinerama. In zo'n verziekte sfeer ga ik niet meer werken. 


Zo probeerde ik eens mee te doen aan een gesprek dat de kliek gezellig onder elkaar voerde over de film ‘Shame’. Toevallig zag ik die film ook. De kliek vond het een gore pornofilm. Ik zei dat ik het daar totaal mee oneens was. Hoewel ik dat toch luid en duidelijk zei, was de enige reactie van de kliekgroepsleden: mij even aankijken, vervolgens elkaar enigszins geamuseerd aankijken, net doen of ze niks gehoord hebben en gewoon doorgaan met het Shame-gesprek.  Zo werd ik werd dus buitengesloten en niet alleen ik, ook de andere Cinerama-nieuwelingen. Die werden geacht zich maar met elkaar te vermaken. Nu waren er godzijdank wel enkele grappige nieuwelingen (waaronder ikzelf), dus dat compenseerde het drakerige gedrag van de ouwe hap enigzins.
Een van de andere grappige nieuwelingen was Trees, een vrouw van mijn leeftijd, een zestiger dus, die net als ik, in Spangen opgegroeid was. Heerlijk nostalgisch heb ik met Trees herinneringen zitten ophalen aan het Spangen  van de 50-er jaren van de vorige eeuw: de pont over de Schie, de locomotief over het spoor langs de Spaanse Bocht, de drukte bij Sparta, de altijd ijskoude Sint Nicolaaskerk, Ferry, de lekkerste ijsboer van de wereld: in de van Lennepstraat en zo kan ik nog wel even doorgaan.   

Wat die ouwe-hap-kliek nog meer meende te kunnen uitmaken is: de taakverdeling. Van overleg kon absoluut geen sprake zijn. In het eerste kwartier dat ik er werkte ontving ik al snel de volgende ouwe-hap-opdrachten:
‘Ga jij maar de kaartjes voor de publieksprijs uitdelen aan de bezoekers.’
‘Ga jij als de film begint maar bij de nooduitgang daar links beneden zitten.’ (ijskoud daar)
Bij alletwee de opdrachten was de impliciete boodschap van de oude hapheer: ik doe hier  het leuke werk (scannen), onder prettige omstandigheden (lekker warm) en ik zit op de beste gereserveerde stoel. Hij wist niet wat overleg was. Van het woord overleg  hadden hij klaarblijkelijk nog nooit gehoord. Die eerste dag liet ik me daardoor nog wat overdonderen maar de volgende dagen gaf ik de ouwe hap geen kans meer. Als ik wilde scannen ging ik zelf de scanner halen en als ik warm wilde zitten maakte ik dat al bij voorbaat bekend. Beetje doodrukkerig werd ik toen misschien? Maar ach, overleg kende ze immers toch niet. Sfeerverhogend werkte mijn gedrag weliswaar niet. Maar als ik over me heen had laten lopen ik  was dit IFFER een klote IFFER geworden voor mij.

De actie van ouwehapzaalwacht Ricky (30) sloeg alles. Als een briesende leeuw stormde hij plotseling uit de filmzaal waarbij we beiden zaalwacht waren. Ik vreesde even voor mijn leven:
‘Waarom laat jij godverdomme steeds maar weer bezoekers toe, man. Je weet toch dat de zaal  helemaal vol zit.’ Ik zei hem dat ik dat wist. Dat ie effe moest dimmen. Dat ik niet op zo’n boze en verwijtende toon aangesproken wens te worden. Temeer niet omdat niet ìk de bezoekers door liet gaan maar Job, onze baas. Op het moment van Ricks tirade tegen mij stond Job twee passen van ons af. Nu wendde Ricky zich tot Job. Nooit iemand zo snel zien omslaan van boos verwijtend naar lik-lik-slijm-slijm. Voor de baas boog Ricky als een knipmes. Sindsdien trouwens geen problemen meer gehad met die jongen. Hij kijkt me schuldbewust aan, net zoals mijn trouwe hond Sita dat deed als ik hem een corrigerend tikje had gegeven. Beetje bangig lachend, zegt Ricky me dan gedag. Ach ja, Ricky.

Al die jaren dat ik als vrijwilliger werkte voor IFFR, met name in LantarenVenster, was de sfeer top! Nooit zulke onderlinge fricties  meegemaakt als in Cinerama. Zo wil ik het nooit meer. 

donderdag 2 februari 2012

IFFR 2012

Net over de helft is het IFFR nu. Het internationale filmfestival van Rotterdam jaargang 2012. Ik zie veel films, gewoon als bezoeker en ook nog eens als vrijwillige kaartjesscheurder, zaalwacht genaamd.  Tot dit jaar betekendefit: bij  de ingang van een filmzaal de kaartjes controleren van bezoekers van het festival. Dat gebeurde op de vanouds bekende wijze: kijken of de juiste zaal met de juiste film op het kaartje vermeld staat, dan een deel van het kaartje afscheuren en tenslotte  de bezoeker (slijm, slijm) een ‘fijne voorstelling’’ wensen. Dit jaar moet de zaalwacht de geldigheid van toegangsbewijzen met een scanner controleren. Het lijkt een beetje op  wat de caissière doet met de boodschappen uit het winkelwagentje van de supermarkt. De sleutelwoorden zijn hier ’e-ticketing’ en ‘scannen’.
Een IFFR bezoeker kiest op zijn pc of laptop  een film uit het aanbod, betaalt het kaartje digitaal en wacht vervolgens op een mailtje van IFFR dat betaald is. Bij die betalingsbevestiging zit dan tegelijk het toegangsbewijs, waarop de streepjescode van de film staat. De IFFR bezoeker moet het toegangskaartje (een  a-4-tje) zelf thuis uitprinten. Deze filmfan is nu wat duurder uit want de kosten van papier en inkt zijn voor zijn rekening. Lekker goedkoop dus voor IFFR; dat zich zo de kosten van duizenden toegangskaarten kan besparen.

Medewerkers, speciale gasten van IFFR en bezoekers met een paspartout, kunnen eveneens op hun pc of laptop de gewenste films uitkiezen. De ene pashouder, heeft recht op wat meer films dan de ander. Ik, als zaalwacht met 60 werkuren, mag 15 films thuis op mijn pc’tje uitzoeken. Als ik meer films zou willen kopen, kan dat wel, maar niet op de pc. Dan zou ik naar de hoofdkassa in de Doelen moeten, om de kaartjes te kopen.

Tot nu toe werkt dat e-ticketing vrijwel perfect. De mensen printen thuis braaf hun toegangsbewijs uit en het scannen is bij mij slechts één keer fout gegaan. Die keer viel een miniem deel van de streepjescode buiten het geprinte a-4-tje.
Bij het scannen van de pasjes ging werkelijk àlles tot nu toe goed. Als zich een bezoeker meldde, die eigenlijk bij een andere zaal moest zijn, meldde de scanner dat keurig. Ook als er überhaupt geen geldig toegangsbewijs was, dan gaf de scanner dat ook goed aan. Zoals  vermeld heb ik ook zelf zo’n pas. Probleemloos kwam ik door alle controles zodat ik  zorgeloos kon genieten van alle screenings. ‘Screening’ is het hier zeer veelvuldig gebruikte woord voor filmvertoning;…tsja, je wordt hier echt doodgegooid met Engelse woorden. Zo is er voor de ‘screening’ soms een ‘introduction’ door the ‘director’ (regisseur) , met na afloop een ‘Q and A’, dat staat voor  ‘Question and Answer’: vragen stellen aan de ‘director’  over de film.   

Ik heb nu zo’n 20 films gezien, inclusief de 6 films van de VPRO-previewdag; soms kijk ik ook naar de film die draait in de zaal, waar ik dienst heb. Ik zie dan wel niet de hele film, want ook de laatkomer moet natuurlijk gescand worden….maar goed…………. ook al zie ik de eerste tien minuten niet, toch heb ik dan wel een goede indruk van de film gekregen en als die film later nog eens in de bios komt, ga ik kijken. Zorg ik wel dat ik op tijd ben. .  

De belevingswereld van jonge kinderen en pubers is dit jaar een thema van het  IFFR. De films ‘Nana’ en ‘Les Géants’ zijn, met het oog op dat thema duidelijk keuzes.

Nana. Deze Franse film is gemaakt vanuit het perspectief van het vier jarige meisje Nana.  Ze woont op het Franse platteland. Op een dag komt ze thuis en merkt ze dat haar moeder zomaar is verdwenen. Ze staat er dan helemaal alleen voor. Nana vertoont in deze film zeer oorspronkelijk gedrag, dat nauwelijks geregisseerd lijkt.
  
Les Géants, een Belgische, Franstalige  film, waarin twee puberjongens, samen de zomervakantie doorbrengen in het vakantiehuisje van hun ouders.  Ook zouden ze de auto kunnen gebruiken; doch geen van beiden heeft een rijbewijs. Geld hebben de jongens ook al niet, dus dat is zwaar behelpen. Ze raken bevriend met een buurjongen. Vervolgens geraken de boys in allerlei smakelijke avonturen in de mooie Ardennen omgeving. Met name de scènes met de onbehouwen ouders en de gewelddadige broer van het vriendje, zijn bijzonder hilarisch.

The Descendants, is een echte Amerikaanse film. George Clooney speelt een van de hoofdrollen. Hij heeft twee dochters. Heeft de meisjes de laatste jaren nauwelijks gezien; het echtpaar is uit elkaar gegaan en de moeder heeft de meisjes voornamelijk opgevoed. Pa (Clooney) was de ouder op de achtergrond. Veel meer met zichzelf bezig dan met zijn gezin.
Omdat  de moeder zwaar gewond is geraakt en in coma ligt moet pa voor de meiden zorgen.
Van zijn oudste dochters hoort hij dat zijn ex een verhouding heeft gehad met iemand uit de buurt. Onbekend is met wie. Dat ‘nieuwtje’ raakt pa Clooney heftig. Dochter stimuleert haar vader uit te zoeken wie dat precies geweest is.
Een film die door de dominante rol van de oudere dochter prima past in het eerder genoemde thema van dit festival.  

Het festival is nu  over de helft. Zaterdag is de laatste dag. Ik ga nog wat films zien en me misdragen op enkele feestjes. Als ik me daar, na afloop, nog wat van weet te herinneren, dan zou het zomaar kunnen, dat dáár nog een stukkie over komt.

dinsdag 24 januari 2012

Gevlucht

 Twee weken geleden ontmoette ik Ali in de sportschool. We zijn  aan het crossen. Naast elkaar. Onze blikken, vriendelijk, kruisen elkaar. Voor de grap zeg ik dat hij me toch niet meer kan inhalen.
‘Sorry?’ zegt hij, ‘don’t understand what you said…….English  please?’
‘It was a joke.’ zei ik:
‘You will never pass me.’
Het is blijkbaar niet zijn humor en ik moet toegeven: ik was wel eens  lolliger. Maar goed.

We stappen zo’n beetje tegelijkertijd van het cross-toestel af. Allebei flink bezweet.
We stellen ons aan elkaar voor. Ali is hier voor het eerst. Ik sport hier al jaren.  We drinken wat: hij koffie, ik thee.  We praten wat. 
Ali blijkt een zesentwintig jarige asielzoeker uit Somalië. Hij, zijn vrouw en zoontje van vier zijn gevlucht. Voor de grove gewelddadigheden van de Shebab militia, een groepering, die met harde hand anti islamisten bestrijdt. Shebab Is gelieerd is aan Al Qaeda. Meer dan 1,4 miljoen Somaliërs zijn daar nu voor op de vlucht. Ali kwam op zijn vlucht, in april 2011,  eerst in Kenia en daarna in Duitsland terecht. Zijn vrouw en zoontje  kwamen niet verder dan Kenia, waar maar liefst 680.000 Somalische vluchtelingen verblijven. De Shebab militia gingen als gekken tekeer, sloegen alles kort en klein: kerken, huizen en net zo makkelijk ook mensen.

Voorlopig zit Ali sinds mei 2011, al weer, veilig in Nederland. Per 1 januari jl kreeg hij een voorlopige verblijfsvergunning voor de duur van een jaar. Echter zorgeloos kan hij onmogelijk zijn zolang zijn vrouw en zijn zoon Memmed nog niet bij hem zijn.   
Na een maand Duitsland heeft hij eerst een jaar in een Asiel Zoekers Centrum in  Emmen, gezeten en even had zelfs een baantje. Hij werkte ’s nachts als  broodbakker. Nu zit hij werkloos in een flatje, twee kamers, woonkamer, slaapkamer  in de Rotterdamse Provenierswijk. Bij de sportschool om de hoek.
‘Dutch taal’ leren en een beetje sporten is eigenlijk het enige wat hij te doen heeft. Werk heeft hij dus niet.
‘Work, difficult, very difficult,’ zegt hij.
‘ Je kan toch ook vrijwilligerswerk doen,’ zeg ik.
‘Yes, but also very, very difficult’ zegt hij, ‘for I talk Dutch taal very bad….only English …..so not kan  do volunteerwork!’

Ali en ik spreken af om elkaar geregeld te gaan zien. In principe een keer per week; in principe  een uurtje. ‘Dutch taal’ is dan de voertaal, waardoor Ali’s spreekvaardigheid zonder twijfel met sprongen vooruit zal gaan.

Hij probeert het echt wel om die helse Nederlandse taal te leren. Via wat gegoogle heeft hij een redelijk bruikbare digitale taalcursus gedownload. Elke dag deed hij er al een uurtje zijn best op en dat zeker al een jaar lang.
‘Dutch taal makes me crazy, mij.’ Aldus Ali.
Het resultaat van zijn jaartje worstelen met de taal is nul komma nul. Terwijl Ali toch echt niet dom is; absoluut niet!! Hij heeft een hbo-opleiding ICT en is superslim met de laptop.  Als ik hem vraag wat  hij van  de Nederlandse taal vindt, schudt hij zijn hoofd en zegt:
‘Dutch taal torture is for me….’

Hij werkt zich om de andere dag twee a drie uurtjes in het zweet op de sportschool. Meer sporten zou wat te veel van het goede zijn. Ondanks het sporten en zijn dagelijkse uurtje Nederlands, verveelt hij zich stierlijk. Vrienden of familie in de buurt zegt hij niet te hebben. Hij staart wat uit het raam van zijn flat,  met uitzicht op een doods straatje. Af en toe rijdt een fietser voorbij; af en toe ruist die ene boom. Alleen als de basisschool uit gaat bruist het straatje; op die momenten is het daar vrolijk en levendig. Momenten waar Ali volop van geniet. Het stemt hem enerzijds vrolijk, anderzijds confronteren de uitgelaten schoolkinderen hem met het gemis van Memmed, zijn in Kenia achtergebleven zoontje.  Op deze basisschool had die kleine Memmed ook kunnen zitten. In groep één. En wie weet, rende hij dan, na schooltijd, moe maar blij op zijn pappa af en sprong hem in zijn armen.

Als de straat weer saai is als vanouds, neemt Ali even een momentje voor zichzelf. Hij trekt zich met de laptop even in zijn slaapkamer terug.  Ook met deze activiteit kan Ali geen  hele dag vullen. Twintig minuten hooguit en daarmee is hij alweer klaar voor één dag.

Vandaag hebben we een afspraak. Ali en ik. Bij  hem thuis. Om één uur. Ik sta voor zijn deur, in dat sombere straatje. Bel een paar keer aan. Geen reactie. Jammer. Waarschijnlijk is hij niet thuis. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat hij zó met zijn laptop in de weer is, dat hij de hele wereld om zich heen vergeet.

  

zondag 22 januari 2012

Haar (3)


Ben dus bezig me te ontdoen van al mijn haar. Een halfjaarlijkse operatie. Wenkbrauwen, hoofdhaar en het haar in de bilnaad mag blijven zitten. Op dat kleine beetje hoofdhaar dat ik nog heb ben ik maar al te zuinig en het epileren van wenkbrauwen en bilnaad is me te veel gedoe.
Ik zit op de rand van mijn bed. Op de vloer voor me wemelt het van de haren, in alle soorten en maten, van donker- tot platinablond. Als ik klaar ben ruim ik alles wel op. Mijn borstharen moeten er nu aan geloven. Heel soepel laten die zachte breekbare haartjes daar zich verwijderen. In een moment van onoplettendheid raak ik met de shaver mijn kleine linkertepel. Ik schreeuw het uit van de pijn. Gooi vrijwel direct de shaver uit mijn handen. Mijn tepel bloedt heftig; doet pijn. Gevoelig plekje, hoor! Er zit een klein sneetje in. Vloekend, stampend, verbijt ik de pijn. Altijd als ik veel pijn voel, vraag ik me af of ik nou niet overdrijf, want de mensen in mijn omgeving hoor ik altijd zeggen dat ik me wel weer behoorlijk aan het aanstellen ben. Maar goed, ik moet het wondje tòch ontsmetten: betadine smeren dus maar weer en omdat de tepel nog steeds bloedt, plak ik er ook nog maar een pleister op. Normaal een moeilijke plek voor pleisters maar op deze onthaarde huid is het geen probleem. Nadat ik mijn shaver nog geheel intact heb teruggevonden onder de boekenkast gaat het ontharen van de rest van de borst godzijdank heel vlotjes.

Van de borst zak ik met de shaver af naar mijn buik. De weinige haartjes die daar zitten zijn in een mum van tijd weggehaald. Dan zijn nu de schaamharen de lul. De (grijze) haren van de schaamstreek zijn te lang voor de shaver. Ik moet de schaamharen dus eerst flink kortwieken met een doodgewone schaar. Een secuur werkje; één moment van onachtzaamheid en er zit een knip in mijn zak.  Gelukkig gaat het allemaal naar wens. Althans het knipgedeelte. Met de shaver wil ik de huid tenslotte helemaal glad maken maar daar stuit ik toch op wat kleine probleempjes.  De shaver snijdt sommige haartjes niet net boven de huid af maar hij trekt ze er rücksichtslos uit, hetgeen een aantal minuscule, licht bloedende wondjes tot gevolg heeft. Dit doet, dat geef ik eerlijk toe, een beetje pijn; tsja, wie mooi wil zijn…...
Aan de haren op mijn zak doe ik nu verder niks meer. Laat maar lekker hangen. De langste haren heb ik al heel voorzichtig weggeknipt en daar laat ik het bij. Mijn zak is tè kwetsbaar om er met een shaver overheen te gaan rauzen. Dank je de koekkoek. Ik vind het zo wel mooi zat.

Zo, nu nog wat Nivea bodylotion smeren op de onthaarde plekken. Prikt wel een beetje, Zelfs Nivea kan dus prikken. Héél eventjes maar. De stofzuiger mag het laatste restje van deze klus doen: het opzuigen van de haarzooi voor mijn bedje.

Ik kan het niet laten om mezelf even in de spiegel te bewonderen. Ziet er toch weer heel anders uit zo zonder haar, toch? Spiegeltje, spiegeltje aan de wand…..Jezus Christus….wat stom! Ben ik die zwaar behaarde armen helemaal vergeten te doen; geen gezicht zeg. Kan ik wèèr gaan beginnen!

donderdag 19 januari 2012

Haar (2)

Twee keer per jaar krijg ik de kriebels: dan moet al het haar van  mijn lijf. Voor zover ik erbij kan althans. Ik verwijder die haren altijd helemaal alleen; wil er beslist geen hulp bij. Dat is waarschijnlijk omdat ik er niet zo goed tegen kan om uitgelachen te worden.
Mijn vrouw heeft helemaal niks tegen een helpend handje. Zij duwt haar tondeuse in mijn hand en vraagt me probleemloos om die eigenwijze, steeds weer terugkerende haartjes op de bikinilijn, eventjes weg te scheren.
Bij mij komt die kaalscheermanie voor het eerst in mei en de tweede keer zo om en nabij de aanvang van het Internationale Filmfestival van Rotterdam (IFFR). In januari dus meestal. Nu dus.

Mijn benen doe ik altijd het eerst. Het zwarte haar op mijn witte benen heeft een wonderlijk hoge groeidichtheid en als ik daar nooit zou ingrijpen dan zouden die haren alsmaar doorgroeien en misschien wel zo lang worden als bij een chimpansee. Voor het verwijderen van de haren gebruik ik de Panasonic bodyshaver. Zo een die ik ook onder de douche bruikbaar is. Dat heb ik één keer geprobeerd. Geen succes.  Het voelde al pijnlijk aan bij elke beweging met die shaver. Ik zag het absoluut niet zitten om nat verder te gaan met mijn schaamhaar en wat daar verder allemaal zit. Buiten de badkamer, met wat beter licht, zag ik pas goed wat voor schade was aangericht: mijn been ziet er uit alsof het door een stevige kater als krabpaal is gebruikt. Vele lange halen zijn te zien op mijn been, waarvan sommige tot bloedens toe. Voor dié dag had ik wel even genoeg van scheren. Met één behaard en één bekrast been ga ik naar mijn werk. Ik werkte toen nog. Gelukkig had ik werk waarbij ik niet in mijn blote kont hoefde te gaan staan.

Voor de rest van mijn lijf dus absoluut geen nat scheren meer!   Droog, met die Panasonic duurt wel wat langer maar geeft verder geen enkele pijntje. Het tweede been is nu mooi glad, kaal. Ik smeer er wat nivea crème, op waardoor dat been ook nog een vrolijke glans krijgt.  Op dat andere been heb ik bétadine gedaan; fraai ziet dat er niet bepaald uit met die lange bruine bétadine strepen. Het is gedesinfecteerd en dat is hoognodig.

Met de oksels heb ik eigenlijk nooit moeite. En dan is het waarschijnlijk ook nog zo dat de oksels er zelf ook geen enkel probleem mee zullen hebben om door mij geschoren te worden.Ik durf er om te wedden dat ze het lekker vinden.

Scheren doe ik altijd  op het randje van mijn bed. Flink wat haren liggen nu al voor mijn bed op de vloer: de kwetsbare peper- en zoutkleurige haren van de oksels en de harde zwarte haren van mijn benen. En dan moet nog het borst- en schaamhaar gedaan worden maar zail ik niet over uitwijden.