dinsdag 24 januari 2012

Gevlucht

 Twee weken geleden ontmoette ik Ali in de sportschool. We zijn  aan het crossen. Naast elkaar. Onze blikken, vriendelijk, kruisen elkaar. Voor de grap zeg ik dat hij me toch niet meer kan inhalen.
‘Sorry?’ zegt hij, ‘don’t understand what you said…….English  please?’
‘It was a joke.’ zei ik:
‘You will never pass me.’
Het is blijkbaar niet zijn humor en ik moet toegeven: ik was wel eens  lolliger. Maar goed.

We stappen zo’n beetje tegelijkertijd van het cross-toestel af. Allebei flink bezweet.
We stellen ons aan elkaar voor. Ali is hier voor het eerst. Ik sport hier al jaren.  We drinken wat: hij koffie, ik thee.  We praten wat. 
Ali blijkt een zesentwintig jarige asielzoeker uit Somalië. Hij, zijn vrouw en zoontje van vier zijn gevlucht. Voor de grove gewelddadigheden van de Shebab militia, een groepering, die met harde hand anti islamisten bestrijdt. Shebab Is gelieerd is aan Al Qaeda. Meer dan 1,4 miljoen Somaliërs zijn daar nu voor op de vlucht. Ali kwam op zijn vlucht, in april 2011,  eerst in Kenia en daarna in Duitsland terecht. Zijn vrouw en zoontje  kwamen niet verder dan Kenia, waar maar liefst 680.000 Somalische vluchtelingen verblijven. De Shebab militia gingen als gekken tekeer, sloegen alles kort en klein: kerken, huizen en net zo makkelijk ook mensen.

Voorlopig zit Ali sinds mei 2011, al weer, veilig in Nederland. Per 1 januari jl kreeg hij een voorlopige verblijfsvergunning voor de duur van een jaar. Echter zorgeloos kan hij onmogelijk zijn zolang zijn vrouw en zijn zoon Memmed nog niet bij hem zijn.   
Na een maand Duitsland heeft hij eerst een jaar in een Asiel Zoekers Centrum in  Emmen, gezeten en even had zelfs een baantje. Hij werkte ’s nachts als  broodbakker. Nu zit hij werkloos in een flatje, twee kamers, woonkamer, slaapkamer  in de Rotterdamse Provenierswijk. Bij de sportschool om de hoek.
‘Dutch taal’ leren en een beetje sporten is eigenlijk het enige wat hij te doen heeft. Werk heeft hij dus niet.
‘Work, difficult, very difficult,’ zegt hij.
‘ Je kan toch ook vrijwilligerswerk doen,’ zeg ik.
‘Yes, but also very, very difficult’ zegt hij, ‘for I talk Dutch taal very bad….only English …..so not kan  do volunteerwork!’

Ali en ik spreken af om elkaar geregeld te gaan zien. In principe een keer per week; in principe  een uurtje. ‘Dutch taal’ is dan de voertaal, waardoor Ali’s spreekvaardigheid zonder twijfel met sprongen vooruit zal gaan.

Hij probeert het echt wel om die helse Nederlandse taal te leren. Via wat gegoogle heeft hij een redelijk bruikbare digitale taalcursus gedownload. Elke dag deed hij er al een uurtje zijn best op en dat zeker al een jaar lang.
‘Dutch taal makes me crazy, mij.’ Aldus Ali.
Het resultaat van zijn jaartje worstelen met de taal is nul komma nul. Terwijl Ali toch echt niet dom is; absoluut niet!! Hij heeft een hbo-opleiding ICT en is superslim met de laptop.  Als ik hem vraag wat  hij van  de Nederlandse taal vindt, schudt hij zijn hoofd en zegt:
‘Dutch taal torture is for me….’

Hij werkt zich om de andere dag twee a drie uurtjes in het zweet op de sportschool. Meer sporten zou wat te veel van het goede zijn. Ondanks het sporten en zijn dagelijkse uurtje Nederlands, verveelt hij zich stierlijk. Vrienden of familie in de buurt zegt hij niet te hebben. Hij staart wat uit het raam van zijn flat,  met uitzicht op een doods straatje. Af en toe rijdt een fietser voorbij; af en toe ruist die ene boom. Alleen als de basisschool uit gaat bruist het straatje; op die momenten is het daar vrolijk en levendig. Momenten waar Ali volop van geniet. Het stemt hem enerzijds vrolijk, anderzijds confronteren de uitgelaten schoolkinderen hem met het gemis van Memmed, zijn in Kenia achtergebleven zoontje.  Op deze basisschool had die kleine Memmed ook kunnen zitten. In groep één. En wie weet, rende hij dan, na schooltijd, moe maar blij op zijn pappa af en sprong hem in zijn armen.

Als de straat weer saai is als vanouds, neemt Ali even een momentje voor zichzelf. Hij trekt zich met de laptop even in zijn slaapkamer terug.  Ook met deze activiteit kan Ali geen  hele dag vullen. Twintig minuten hooguit en daarmee is hij alweer klaar voor één dag.

Vandaag hebben we een afspraak. Ali en ik. Bij  hem thuis. Om één uur. Ik sta voor zijn deur, in dat sombere straatje. Bel een paar keer aan. Geen reactie. Jammer. Waarschijnlijk is hij niet thuis. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat hij zó met zijn laptop in de weer is, dat hij de hele wereld om zich heen vergeet.

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten