Tijdens een wandeling door de wijk repeteer ik de tekst voor de rol, die ik in een toneelstuk ga spelen. Het stuk heeft de vage titel: ‘Luchtwortels’ en het gaat over ‘vrijheid en meningsuiting’. Wij, de spelers, hebben het stuk zelf gemaakt uit improvisaties. In mei gaan we voor publiek spelen.
Het leren van de tekst doe ik in stilte, in mijn hoofd.
Natuurlijk begin ik met lezen. Dan bij stukjes en beetjes (scènes) uit mijn
hoofd leren. Dat doe ik ook terwijl ik in huis loop te ijsberen.
Tijdens wandelingen of fietstochten smeed ik die scènes tot
een geheel. Het toneelstuk bestaat uit vijf scènes en na tien fiets- of
wandeltochten ken ik de hele tekst wel uit mijn hoofd. Daarna is het dagelijks
bijhouden tot en met de laatste dag van de voorstelling.
De vraag die bij de lezer hier zal opkomen is: ‘Waarom
schrijf je dit nu allemaal in dit blog, Jee? Heb je misschien het idee dat er lezers zijn die dit
echt interessant vinden?’
Echt super interessant is dit natuurlijk allemaal niet maar
dat is ook een beetje wat er aan de hand is met dit soort stukjes. Nu eens is
een stukje grappig, dan weer eens wat minder.
Bovendien: niemand is verplicht om een letter hiervan te lezen, toch?.
Wanneer ik tijdens een wandeling of fietstocht mijn tekst
'in mezelf' repeteer, komt het wel eens voor, dat er ineens een stuk tekst
hardop mijn hoofd uit vliegt.
Eergisteren nog fietste ik langs de Rotte. Mooi gebied,
groen, rustig. Rijd langs een bejaard stel dat lekker ontspannen langs het
riviertje zit te picknicken. Paps schenkt uit de thermoskan een bakkie koffie
in voor mams.
Uitgerekend op de plek waar die oudjes zitten, knal ik mijn
tekst er uit: ‘Nee!!! Trut dat je er bent! Niet alléén Joden!’
Uit mijn linker ooghoek zie ik dan nog net de tuinstoel van
paps omver kieperen. De thermoskan, die hij van schrik loslaat, verdwijnt met
een fraaie boog in de Rotte.
Vanmorgen nog: schaterend van het lachen loop ik, met mijn
handen diep in mijn zak, over de Noordsingel, langs een groep
basisschoolleerlingen en luidkeels roep ik over straat:
‘Hahaha.
Jajajaja. Fout. Hartstikke Fout. Hahaha!!’
De kinderen zien er de lol wel van in; ze stoten elkaar
lachend aan, zo van: ‘Die is gek!’
‘Doorlopen, jongens,’
zegt de onderwijzer tegen ‘zijn’
kinderen, ‘en sta die meneer niet zo stom aan te gapen! Kom, doorlopen!’
Op sommige teksten zijn de reacties wat heftiger. Kan ik me ook
goed voorstellen!
Met een volle boodschappentas wandel ik van de super naar
huis. Loop langs een auto met Pools kenteken. Twee Polen er in. De een zit op
de bestuurdersplaats van de al wat oudere Mercedes: zijn maat zit op de achter
bank. Allebei de portieren staan open. Ze zitten dwars op hun stoel. Benen
bungelend buitenboord. Ze roken een tamelijk lange sigaret met filter.
Ik repeteer mijn tekst. Mij ontglipt dan: ‘Aussteigen
schmutzige Schweinhunde! Und schnell, ja!!’
Ik heb het nog niet gezegd of het is me duidelijk: deze
Polen verstaan Duits. Woedend zijn ze, boos en heel sterk.
‘Ja, sorry heren, zei ik het Duits, ‘maar ik oefen alleen
maar mijn tekst voor een toneelstuk, weet u…’ Toen draaide de grootste van de
twee Polen mijn arm nog net iets steviger om. Uiteindelijk wilden ze mijn
verhaal godzijdank wel geloven … dat ze die tekst niet persoonlijk moesten
opvatten.
Alles bij elkaar kostten die stomme Polen me wel mooi een half
uur van mijn kostbare tijd èn een volle
boodschappentas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten