donderdag 4 september 2014

GENAAID

Ik hoor metaal op stenen kletteren en tegelijk een harde schreeuw. Het is spitsuur op de Beukelsdijk. Ik fiets dan ter hoogte van de Statentunnel. Tussen vrachtverkeer, autobus, personenauto’s en fietsers door ligt aan de overkant, op het fietspad een donkere jongeman onder zijn fiets. Met een verbouwereerd gezicht krabbelt hij op. Kijkt dan in het rond alsof de dader van de  valpartij nog in de buurt moet zijn. Vervolgens bekijkt hij zijn  beschadigde fietsje.
Misschien dat ik die jongen ergens mee kan helpen. Ik ga naar hem toe. Het duurt alleen erg lang voor het stoplicht op groen springt dus ik knal met m’n eigen fiets door rood.  Wat je helaas zo vaak ziet: voetgangers en fietsers om hem heen doen net of er niks gebeurd is …   een keurig boogje wordt om hem heen gefietst.
Hij sleept zijn fiets het trottoir op. Ik ben bijna bij hem. Mijn fiets zet ik tegen de tunnelwand.
‘Ben je gewond?’vraag ik. Wat een stomme vraag, want ik zie overduidelijk dat zijn linkerknie en zijn  rechterelleboog bloeden. Wat ik eigenlijk wil weten is of hij wat gebroken heeft. Al snel is me duidelijk dat hij goed Nederlands spreekt.
Wanneer hij ziet dat ik uit mijn fietstas mijn verbandtrommel pak, zegt hij dat dat niet nodig is.
‘O, nee hoor, meneer, dank u wel, dat hoeft echt niet, ik ben hier vlakbij huis en mijn moeder is verpleegster.’
‘Het is wel belangrijk dat de wonden snel ontsmet worden, hoor,’ zeg ik.
‘Ja eh … Nee, dank u wel meneer, dat doet mijn moeder ook zo dadelijk wel.’
Ik dring niet verder aan; hij vertrouwt dit zijn moeder duidelijk meer toe.
Dan stapt er opeens kordaat een dame op de jongen af; ze negeert mij en duwt me zelfs wat opzij:
‘Je hebt een flinke smak gemaakt, hè boy. Ik kwam aanlopen en zag het  gebeuren. Gaat het een beetje jongeman?’
Hij knikt.
Dan richt ze zich tegen mij: ‘Nou meneer, Ik heb er grote waardering voor dat u deze jongeman wilt helpen; dat gebeurt zo zelden tegenwoordig. Succes ermee, hè.’ En weg was ze.

Het zou me niet verbazen als de jongen uit Nigeria kwam, met zijn zeer donkere huidskleur en een gezicht met wat Europese trekjes.
Als Ik hem vraag of hij niks gebroken heeft, haalt hij zijn schouders op:
‘Ik weet het niet, meneer, ik voel nergens niks ergs, dus zal het ook wel niks zijn, denk ik.’
Met een beteuterd gezicht staat de jongen naar zijn fiets te kijken. Het ding dat op het trottoir ligt, lijkt helemaal niet meer op een fiets … en langzaamaan wordt me duidelijk hoe dat komt: het frame is gebroken.
Een junk heeft hem die fiets verkocht voor tien euro. Bij het station. Nog geen kwartier geleden.  De fiets zag er mooi uit … zat goed in de zwarte glanzende verf. De zwakke plekken had die junk slim gecamoufleerd … en de fiets, die crashte zeer snel.
De jongeman kon niks anders doen dan het fietswrak bij de Statentunnel achter te laten. Ik belde de Roteb om het op te laten halen.
‘Nou, ik ga naar huis, meneer, nog bedankt, hè.’

‘You’re welcome.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten