donderdag 1 december 2011

Te goeder trouw

Ben jij überhaupt wel te goeder trouw, hè?  Eerlijk gezegd betwijfel ik dat sterk.
Rinus: 
Neen heus, beste man, heus, dáár hoeft u echt niet aan te twijfelen. Als er hier werkelijk  iemand te goeder trouw is, dan zou ik zeggen: ‘dan ben ìk het wel’.
Tinus: 
Ha!! Hahahaha! Dat kan iedereen wel zeggen van zichzelf. Maar dat heeft natuurlijk geen enkele bewijskracht. Toch?
Rinus: 
Als ik bij mijn oma op bezoek ben en zij gaat helaas noodgedwongen naar de toilet, dan neem ìk niet stiekem wat speculaasjes uit haar koektrommel, oh nee, ik zou het waarachtig niet durven en als ik het wel zou durven: dan zou ik het dus niet doen. Zo ben ik niet! Ik ben immers te goeder trouw!
Tinus: 
Bewijs?? Jaaahaaaa, bewijs het maar eens; dat kan je niet hè.
Dus ik mag aannemen, beste man,  dat, ook al sta  je moederziel alleen in een juwelierszaak….. geen verkoper te zien….. geen camerabeveiliging……. nog steeds te goeder trouw dan zeker, hè?
Rinus:
Nog steeds te goeder trouw. Ik zweer het. Het komt niet in me op mijn zakken hier te vullen. Zo zit ik niet in mekaar, hoort u, zo zit ik absoluut niet in mekaar. Het zou me wel heel bijzonder van ú tegenvallen als ú in deze kwestie niet te goeder trouw zou blijken te zijn en er bijvoorbeeld zomaar vandoor zou gaan met een flinke hand kostbaarheden. Zou u dat werkelijk doen of maak ik hier een fatale denkfout ten aanzien van uw mogelijke gedragingen in een onbemande, onbeveiligde juwelierszaak.
Tinus: 
Wel zeker dubbel en dwars, wel zeker zou ik dat doen. En niet slechts één maar wel twee van deze grote handen vol zou ik meenemen.
Rinus: 
Ohhh, wat valt me dàt vreselijk van u tegen, meneer. Weet u, weet u? U stònd alleen in die winkel. Maar……………..als bijvoorbeeld iemand als ik ook in die winkel zou staan, zou ik u zonder enig pardon bij de kraag grijpen en bij het politiebureau afleveren. Zo! Kom nu even. Ik laat toch niet zo’n noest arbeidende juwelier van zijn handel beroven en al helemaal niet door zo’n te kwader trouw mens als u willens en wetens bent. Neemt u me niet kwalijk, zeg.
Tinus: 
Niet kwalijk….niet kwalijk…..ik neem dit je honderd procent kwalijk! Je trekt nu wel heel erg halsstarrig van leer. Waarom heb je mij niet uit laten spreken in dezen. De juwelier krijgt binnen het uur van mijzelf, in hoogsteigen persoon, te horen dat ik twee handen juwelen heb kunnen meenemen, door ‘s mans eigen nalatigheid. Meneer was namelijk zelf niet in zijn zaak aanwezig.
‘Houd de politie er buiten, juwelier,’ zeg ik hem, ’dan kom ik u vandaag nog al de juwelen weer terugbezorgen, meneer de slordige, onvoorzichtige, ondoordachte juwelier. Een gewaarschuwd man telt immers voor twee. U dacht misschien met een dief te maken hebben gehad, meneer de juwelier. Maar die gedachte was dus in feite niet juist. Hoewel misschien  toch ook weer wel juist. U zult mij uw hele leven blijven herinneren als de dief, die te goeder trouw was, beter nog:  te bester trouw!'  
Rinus:  
Maar vertel me nu eens oprecht, beste man,  die juwelen, die ik laatst voor heel veel  geld en, jawel, te goeder trouw van u kocht, om mijn lieve vrouwtje mee te verblijden. Zegt u mij eens eerlijk, hè……….dat waren toch zeker te goeder trouw gestolen sieraden?
Tinus:
Ik zou haast zeggen……nee ik zeg het je ook gewoon:
‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.  Zo, steek die maar in je zak, als je  die tenminste hebt.' 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten