zondag 11 december 2011

Dovemansoren

Rinus:
Kijkt u daar nu toch eens, meneer, wat aandoenlijk, wat schattig, wat lief. Zo ongedwongen en naturel……… die dovemansoortjes! Hoe wonderlijk.
Tinus:
Wat zeg je toch allemaal weer? Ik heb je even niet gehoord, beste man. Hoogstwaarschijnlijk en eigenlijk weet ik het wel zeker, heb ik heel wat belangrijkere kwesties over mijn rug en aan mijn hoofd dan jouw doorgaans zo onnozel geraaskal…..met alle respect overigens,  waarde man.
Rinus:
Ze maken me zo intens gelukkig, die kleine dartele dovemansoortjes……
Tinus:
Over mijn rug voel ik een klein mierenbeestje of iets van dien aard, kriebelen, van boven naar beneden. Mijn hoofd daarentegen gaat heftig tekeer: ‘ Bonk, bonk, bonk,bonk’. Dat komt dan weer van die vermaledijde struisvogel vandaan, potjandikkeme.
Rinus:
Het lijkt welhaast een eeneiïge dovemanstweeling; zo identiek die kleine flaplelletjes en zeker ook de oorschelpjes
Tinus:
Wat doet die struisvogel me lelijk schrikken en dan druk ik me nog zachtjes uit. De struisvogel met z’n oorpijnigend gestruis en een wel heel ontoepasselijk dienblad in zijn bek.
Rinus:
Ach, het dovemans trommelvliesje, het buisje van Eustachius, hamer, aambeeld en stijgbeugel: alles zo identiek.
Tinus: Hij is gekleed als een gerant en vraagt mij, tussen neus en snavels door, ‘wilt u misschien nog iets gebruiken, heer?'
Rinus:
……en dat oorsmeer: dezelfde kleur, dezelfde geur, ja waarachtig ook: de zelfde smaak.
Tinus:
…….nog iets gebruiken!…………en dat terwijl ik nog helemaal niks op heb. Laat ik dat maar gewoon brutaal noemen. Wat mij ernstig hindert: hij doet me pijn aan de oren. Alles, letterlijk alles, hoor ik en het zou me niets verbazen , als ik alles ook nog eens twee keer zo hard zou horen als u of andere stervelingen. Daar, vriendelijke vriend,  wil ik nu wel eens vanaf wezen.
Rinus:
O, maar dan zou u misschien iets kunnen hebben aan een of meerdere dovemansoortjes, waar ik u net al over sprak, die daar zo schattig en leuk, ongedwongen voorbij kwamen toen u iets belangijkers aan uw hoofd en rug scheen te hebben, nietwaar?
Tinus:
Heb je iets kwaads in de zin met wat je zojuist uitsprak, hè?
Rinus:
Welnee, zeg.
Tinus:
Laat ik het niet merken, hoor!
Rinus:
Had u zoëven maar naar mij geluisterd. Dan had ik u op de korte termijn kunnen helpen de pijngrens van uw trommelvlies te verleggen.
Tinus:
Goed, kerel, vertel op, hoe zouden die dovemansoortjes me van dienst kunnen zijn.
Rinus:
Jonge dovemansoortjes, alleen de jonge lenteoortjes gebruiken. Vijf oortjes fijn malen in de keukenmachine, een pondje dovenetel, een pondje brandnetel erbij, acht hele kruidnagels. Aan de kook brengen; af laten koelen. Voor het slapen gaan hiervan wat achter uw beide lelletjes aanbrengen. Een half jaar lang. U hoort het vanzelf.
Tinus:
Ho, ho,ho,ho, heer…..waar ben je in ’s hemelsnaam mee bezig? Je denkt toch zeker niet dat ik die prachtige, schattige dovemansoortjes ga gebruiken voor mijn nietige oorprobleem, oh nee, absoluut niet.
Rinus:
Ik kan ook al haast niet geloven dat u wreedheid met u mee draagt. Er zijn nog maar zo weinig dovemansoortjes; laten we daar zuinig op zijn. Ik stel uw houding in dezen zeer op prijs.
Tinus:
Dank u beste man.
Rinus:
U zult, naar ik aanneem toch wel iets willen doen tegen de u kwellende geluiden.
Tinus:
Jazeker, u gaat mij vanaf heden volgen en ik draag u op, in geval geluiden mij hinderen,  uw handen voor mijn oren te houden.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten