donderdag 22 februari 2024

GISTEREN ZOU JE 74 ZIJN GEWORDEN.

Op school voerde je nog steeds geen reet uit. Jij werd van school getrapt (terug naar de Mulo) en ik haalde met m’n hakken over de sloot de hbs. Jij móést je Mulo afmaken. Één jaar nog.


In de Lantaren deed je op zaterdagmiddag een cursus Elementair Toneel. Jij was daarna uitgenodigd voor een fuif, een Amerikaanse fuif. Ik mocht ook meefuiven. Als ik maar wat meenam. Ik had een flesje wijn gekocht. Na de cursus kwam je naar buiten gelopen, druk in gesprek met haar …… op slag was ik verliefd en zij ook op mij …. dat feest daarna was mooi, het allermooiste feest van mijn leven. Ik kan me niet herinneren dat ik jou heb gezien die avond, Jan. Deze avond was de eerste avond samen met haar, mijn toekomstige vrouw (en ook weer ex).

Jij en ik verloren elkaar uit het oog. Jij was je Mulo aan het afmaken in Rotterdam. Ik zat in Utrecht, daar was ik me door het eerste jaar van de school voor de journalistiek heen aan het worstelen. Jij zou het komend jaar ook toelatingsexamen voor dat schooltje komen doen en je slaagde nog ook. In de weekenden was ik nogal vaak in Rotterdam. Dan zaten we bij jou thuis. Ik kleedde me in die tijd als een hippie: uitbundig kleurrijk. Je moeder noemde mij toen afkeurend ‘een homo’, weet je nog, Jan …. met dat soort wilde ze niks te maken hebben. Je moeder was een kettingrookster met een zware rokersstem. Ze liep altijd in haar blote, dikke benen en had dan zo’n ultra kort strak rokje aan, alsof ze een jonge meid was.
Eind 1970 zou jij een kamer vinden in Driebergen. Ik had geen kamer meer nodig, want ik stopte met studeren. Jij ging door. Maakte je die school nou ook af, Jan? We zouden elkaar tot op de dag van vandaag niet meer zien. Jij leerde een vrouw kennen en ging met haar samenwonen in het gekraakte klooster in Driebergen. Ik trok in bij mijn vriendin in Rotterdam. Kort daarna trouwden we. Ik heb jou en je vriendin nog uitgenodigd voor onze bruiloft. Je bent niet gekomen. Een gelukwens had je ons nog wel gestuurd. Het was je laatste levensteken aan mij. Ik ontving het op onze trouwdag 6 april 1971.

Al sinds 1974 hoor ik fluisteren, dat je niet meer in leven zou zijn. Het tegendeel verneem ik eigenlijk nooit. Wat mij vooral dwars zit, Jan, is dat ik nooit afscheid van je hebt kunnen nemen.
Ik ben er nu, na vijftig jaar zo langzamerhand haast wel van overtuigd dat je niet meer ‘onder ons’ kan zijn. Daarom groet ik je …. ergens in het heelal.
Wentel je eeuwig in alle goeds daar, jongen!
Wie weet tot gauw.

Je vriend.
Jos

woensdag 21 februari 2024

VANDAAG ZOU JE 74 GEWORDEN ZIJN.

 Om maar met de deur in huis te vallen: leef je eigenlijk nog, Jan? Raar gevoel is dat om nou net jou die vraag te stellen. Jij bent toch meer dan tien jaar, mijn beste vriend geweest.


Jij was te goed voor de Mulo. Daarom kwam je bij mij op school terecht. Op de hbs. Daar leerden we elkaar kennen, begin jaren zestig. We waren veertien jaar. Jij was een lefgoser. Vanaf de eerste de beste dag had je een grote bek tegen de leraren. Ik zou dat zelf niet durven maar als jij het deed genoot ik er van.

Ik zag je na schooltijd staan wachten op bus 76, die kwam ook vlakbij mijn huis. Ik liet je bij mij achterop de fiets zitten, Daar was je blij mee. Je spaarde busgeld uit en voor dat geld kocht je snoep. Dat deelde je met mij.

Vooral in de lente hadden we onze handen vol aan de meisjes. Er waren eerlijk gezegd niet eens genoeg ‘stukken’ voor jou en mij, in onze buurt. Maar als ze er toevallig eens wel waren, dan wilden zowel jij als ik alle twee hetzelfde grietje en dat kon natuurlijk niet. Ruzie maakten we daar nooit om. We wilden alle twee zowel Greetje, Marja, Frida als Jopie. Jij zei dat het het beste was om de meiden zelf te laten kiezen. Helaas, behalve Jopie, kozen ze allemaal jou als eerste. Ik kreeg later drie afgelikte boterhammen , jij één. Nooit zal ik vergeten, hoe jij me met een angstaanjagende kreet liet schrikken, precies op het moment dat ik voor de eerste keer Jopie’s kleine, stevige borsten aan het strelen was.

Je had er niet veel zin in je best te doen op school. Je maakte te vaak je huiswerk niet; je resultaten waren, nogal logisch, ronduit slecht. Je spijbelde vaak en dat spijbelen was besmettelijk, zeker als het mij goed uit kwam. Bij zware repetities, spreekbeurten, boekbesprekingen, gingen jij en ik, niet naar school maar samen een lekker eindje fietsen in de richting van Barendrecht, Ridderkerk of Ouderkerk aan den IJssel. Of we gingen bij lekker weer zwemmen in de Kralingse Plas. Net als jij schreef ik dan een absentiebriefje met een valse handtekening van mijn moeder.

Weet je de reactie nog van mijn moeder op ons spijbelgedrag? Vooral mijn moeder was laaiend. Ze sloeg me een paar keer op mijn kop met de bos lila tulpen, die ik haar nota bene nog maar net kado gegeven had. Zij was woedend op mij maar veel meer nog op jou, want jij had mij opgestookt. Jij was de kwade genius. Ik mocht nooit meer met jou omgaan. Je vader kwam nog bij ons aan de deur, hij wilde met mijn moeder praten maar er viel met haar niet te praten. Je weet vast nog wel dat ze de deur hard voor zijn neus dichtsmeet. We hebben sindsdien nooit meer afgesproken bij mij thuis. In de weekenden zagen we elkaar tòch wel. Samen gingen we naar de disco, de bios en naar de Kuip. We dronken wat bij jou thuis.

Morgen: 'Gisteren zou je 74 geworden zijn'.

dinsdag 20 februari 2024

KWARTET.

Ik heb die Rus, die conversatie met me wilde, om beter Nederlandse te leren praten, vanmorgen weggestuurd. Hij hoeft ook niet meer terug te komen. Hij vindt de moord op Aleksej Navalny door Poetin geen probleem; er zijn volgens hem grotere problemen in de wereld. Hij begint vervolgens een volslagen onverstaanbare brabbelmonoloog. Na een kwartier zeg ik: ’Ik stop met jou.’ Hij begrijpt me niet en ik herhaal die vier woorden. Dan zeg ik, dat ik ten eerste, zeer geïrriteerd ben over de achteloosheid waarmee hij de moord van Poetin op Navalny bagatelliseert. Ten tweede heeft hij te weinig ‘Nederlandse taal’ in huis om met mij te kunnen converseren. Maar het gaat mij vooral om punt één.


Met conversatie ben ik een half uur eerder klaar dan gepland. Kan ik bloed laten prikken. Eens in de drie maanden moet ik mijn bloed laten controleren op verdachte sporen van metanozen (onder mijn oksels). Ik word vandaag geprikt door een prikster met een prachtige tatoeage, in rood en blauw, op haar onderarm. Ik complimenteer haar daarmee. Tegelijk vrees ik dat ik te ver ga met zo’n complimentje … grensoverschrijdend misschien? Tja, je weet maar nooit! Ze reageert gelukkig lachend, opgewekt: ’Dank u wel, meneer! Ik heb u hier toch wel eens eerder gehad?’ En ja, nu herinner ik het me weer. ’t Is al weer een jaar of drie geleden … toen heb ik haar ook gecomplimenteerd ... ook met die tatoeages.


De PVV zette ook weer eens zijn beste beentje voor. Dit keer was het niet Wilders zelf maar het nieuwe PVV-Kamerlid Joeri Pool, die tijdens zijn eerste speech voor de Tweede Kamer, de regering opriep te stoppen met de ‘voortdurende provocaties aan de Russische Federatie. ‘Een beetje respect voor de heer Poetin graag’, aldus de voormalig ambtenaar van Rijkswaterstaat. Het zoveelste parlementaire dieptepunt, zeker na de weerzinwekkende moord op Alexej Navalny.


Kort voor de lunch in het buurthuis, spreekt Jeannette, een vrijwilligster, me aan. Of ik even met haar wil meelopen. We komen samen terecht in een kamer waarin een gigantische hoeveelheid levensmiddelen ligt uitgestald. Van vruchtensap tot ontbijtkoek, van slagroom tot sperziebonen, van hagelslag tot rookworst, te veel om op te noemen. In eerste instantie biedt ze mij aan, zo véél mee te nemen als ik maar wil. Zie ik er zo hongerig of armoedig uit? Vriendelijk maak ik haar duidelijk dat ik niet armlastig ben. Dat er mensen zijn die dit veel beter kunnen gebruiken. Jeannette maakt dan een snelle en onverwachte draai en zegt dat ik misschien wel zulke mensen kèn. En inderdaad ken ik zo iemand. Toevallig woont ze dicht bij. Ze gaat graag wat halen in het buurthuis. Samen met haar zoon vult ze twee grote Jumbo-tassen. Hier is ze, met dank aan Jeannette, echt goed mee geholpen.

maandag 19 februari 2024

DRUILERIGHEID.

Dit lijkt onderhand wel een dagboek. Het moet niet gekker worden. Toch moet ik het echt even kwijt: ik ben vanmorgen voor het eerst met mijn nieuwe schouder gaan zwemmen. In het ondiepe warmwaterbad voor bejaarden en gehandicapten, bij mij om de hoek. De bejaarde vrouwen, ik ben daar de enige man, zijn eindeloos aan het babbelzwemmen. Het lijkt wel alsof er spraakwater in het zwemwater is geloosd.

Schoolslag zwemmen gaat bij mij alleen met links. De dames amuseren zich om mij. Hulpelozig draai ik in het ondiepe badje rond. LOPEND met de schoolslag gaat het een stuk beter.

Heb ik vandaag ook nog ‘wandelen met Sonja’. In Nesselande. Het regent niet. Zoals altijd komt buurman Rob me ophalen. Bijna zijn we bij het metrostation of ik mis de ov-chipcard in mijn broekzak. Als een speer terug naar huis.

Als ik mèt mijn chip-card het metrostation op loop, staat daar moederziel alleen: mijn lieve vriend Rob. Alle andere wandelaars zijn daar twee minuten eerder in de metro gestapt en vertrokken naar Nesselande. Hij wacht daar in alle rust op mij. Grote Klasse!

Op Nesselande onderbreken de wandelaars hun gemoedelijke gekeuvel, wanneer één van hen, meestal Ans, naar de roltrap wijst, waarop Rob en ik. Allemaal blij. We zijn compleet! En ook zo snel al! We starten met de wandeling. In de richting van de Zevenhuizenplas. Er staat een flink windje, er is wat druilerigheid. De eerste paraplu’s moeten open … ze zullen het moeilijk krijgen.

We lopen langs het strandje. Het strandje waar bewoners van de peperdure woningen in Nesselande, bij goed weer, zo’n hinder ondervinden van jongelui, die zich daar feestelijk, luidruchtig en onbeschaamd vermaken. Diep triest voor die arme bewoners daar.

Nog veel dieper triest natuurlijk, ik geef het toe, het heeft helemaal niks met wandelen te maken maar ik moet het toch even kwijt. Ik moest er hard om huilen toen het gebeurde. Vrijdag 16 februari is Aleksej Navalny vermoord door Poetin, crimineel en president van Rusland. Navalny is mijn held. Hij durft iets wat ik zelf nooit zou durven: het in zijn eentje opnemen tegen de macht en daarbij alles op het spel zetten. Zelfs zijn leven. Dat deed hij.

En dan lopen we verdorie nog verkeerd ook! De dader ligt natuurlijk weer op het kerkhof. Deze weg loopt dood. Moeten we toch zeker honderd meter mèèr lopen. Lekker zeg! Ja … gezeik is er ook bij ‘Wandelen met Sonja’ maar van mij zal je geen namen horen. Van Carla evenmin.

Godzijdank hebben we de koffie nog. Altijd, maar zeker met dat miezerige, het onbetwiste hoogtepunt. Het is in deze tent genieten geblazen. Het wordt helemaal dolle pret als Sonja en Jos op hun mobiles, hun bewerkte portretjes tonen. Vibeke (vooral) en Debbie moeten er hartelijk om lachen. Zo zien ze Sonja als (stoere maar ook slimme) Viking en Jos als lelijk pin-up-eendje.
Iedereen zou zoiets kunnen maken op: ‘gagdonkey.net’. Doen. En laten zien, hè!

Het laatste loodje weegt het zwaarst. Wandelen van de koffietent naar station Hesseplaats. De overvolle metro brengt ons terug naar Prinsenlaan. We zijn weer thuis.

zondag 18 februari 2024

RAINY DAY WOMEN.

Regenachtiger als deze zondag kan het haast niet. Achteraf ben ik blij dat ik met niemand heb afgesproken om te gaan fietsen of wandelen of zo. Meestal doe ik dat wel op zondag. Niet zomaar fietsen of wandelen maar met een doel: een museum, de diergaarde, de bios, het theater of een nette prostituee. Wandelen doe ik meestal met Rob, fietsen vrijwel altijd in m’n uppie. Ik heb er een pesthekel aan om me op de fiets te moeten aanpassen aan de snelheid van een ander.


Ik ben net heel even naar buiten geweest om mijn oud-papier, glas en gft-afval te dumpen in die containers bij mijn huis. Zeiknat kwam ik weer thuis. Niet te geloven.

Hoop dat het maandag beter is. Maandag is mijn vaste wandelmiddag. Ik loop dan met Rob, Sonja en een hele rits andere dames ‘het maakt niet uit waar naar toe’. Het is in ieder geval altijd gezellig, net als het pauzedrankje en de foto’s. De weersvoorspellingen voor deze maandag zijn helaas niet zo best. Regen, regen, regen allemaal in de middag.

Toen ik zondagochtend om vijf over zes wakker werd, dacht ik dat het maandag was. Maandag zou ik voor het eerst met mijn nieuwe schouder gaan zwemmen. Dat zag ik ineens helemaal niet zitten. Dus dook ik mijn bed weer in. Om half negen wist ik dat het zondag was. Niet zwemmen maar schoonmaken. Altijd op zondag. Zowel ik, als mijn huis krijgen dan een grote beurt. Scheren, poetsen, poedelen, knippen, stoffen, stofzuigen, dweilen, snoeien, wasje draaien, ophangen en klaar is Jos.

Een voor mij belangrijk onderdeel van die schoonmaakoperatie is muziek. Onder het douchen en stofzuigen doe ik mijn oortjes niet in … ik zou het geluid veel harder moeten zetten dan goed is voor me is. Muziek bij die andere klussen gaat prima.

Als ik wil opschieten, ik heb bijvoorbeeld een afspraakje, dan kies ik voor the Pointer Sisters (I’m so excited!) ... heb ik tijd genoeg, ga ik lopen filosoferen op een tekst van Bob Dylan (For ever young) en als ik de planten eens grondig wil aanpakken, luister ik naar de inspirerende klanken van Pink Floyd (Set control for the sun). Ben ik (een beetje) verliefd ‘draai’ ik Joe Jackson (Will you be my nr 2?).

Zo is het ongemerkt alweer half vijf. Weet helemaal niks van het voetballen van vanmiddag. Ajax? Feyenoord? Van Sparta weet ik het toevallig wèl. Die hebben gisteren weer eens een keertje gewonnen ... van Excelsior … maar toch! Ik kwam uit ‘Theater Mooi Weer’ en zat bij veel blije, nette Spartanen in de metro op weg naar huis.

Moet nu gauw aan het eten beginnen. (Spruitjes …grrr … arbeidsintensief!). Wil straks om zeven uur graag met mijn bord op schoot voor Studio Voetbal zitten. Met die ‘analyserende’ Léanne in dat programma moeten ze trouwens onmiddellijk stoppen. Ze voegt helemaal niks toe. Tot die tijd gaat bij mij het geluid uit als zij aan het woord is.

zaterdag 17 februari 2024

GEVOELSTEMPERATUUR.

Het was een bijzonder ijzige woensdag. Oorspronkelijk was ik van plan te gaan lopen. Alléén. Maar ik vond de wind toch te koud. Kou deert wandelaars niet, want …. : ‘Op kou kan je je kleden.’ En gelijk hebben ze. Maar … ik ben geen wandelaar pur sang.  Is het buiten koud, zoals die gure woensdag, dan is het bij mij binnen ook koud en is het juist lekker om thuis te wezen.

Tegenwoordig weet het KNMI behoorlijk nauwkeurig te voorspellen hoeveel graden het de volgende dag zal zijn. Wordt het maximaal drie graden dan weet ik: in huis zal het morgen maximaal vijftien zijn. Heerlijk temperatuurtje om thuis te blijven. Kan ik me ook goed op kleden. In verschillende laagjes. Maar eerst koud douchen. De omgeving lijkt daarna gelijk weer een stuk warmer. Dan doe ik een thermoshirt en -broek aan, twee paar geitenwollen sokken, een corduroy broek, dikke warme sloffen, een fleece trui en daaroverheen een warm vest (met capuchon). In verband met mijn kale hoofd moet ik ook een stevige acrylmuts op.

Een bakje muesli, met boerenkarnemelk, als ontbijt en een kopje koffie om goed wakker te worden. Even de krant doorbladeren. In de gauwigheid lees ik: ‘Israëlische precisieaanval doodt belangrijke tientallen kinderen en Hamas-leider’ en ‘een smakelijk recept met kippenhartjes, port en dille’ ... zal best …

Vanuit mijn appartement zie ik een  mooie grote zwarte man. Hij is zeker 2.06 m. Schaars gekleed: Nikes, een rood sportbroekje en een sporthemd. Al kaatsend met zijn basketbal gaat hij in de richting van de sporthal. Hij maakt een reuzenstap, van bijna twee meter, kaatst de bal, buigt vervolgens door een knie, maakt dan weer een stap van twee meter, kaatst de bal weer, buigt door zijn andere knie en zo gaat hij ie maar door.  Beet je onnodige , uitsloverige ‘John Cleese-imitatie’. Loop gewoon, zwarte man, denk ik, en trek wat warms aan, dalijk vat je nog kou!

Voor mijn gevoel is het hier binnen inmiddels veertien graden; buiten is het vier. Als ik nu nog even wat oude kranten tussen de kieren van de voordeur stop en de plaid over mijn benen wikkel is mijn gevoelstemperatuur binnen de kortste tijd twee graden hoger.

Lekker leestemperatuurtje zestien graden. Lezen nu. Ik ben bezig in een boek van Suzanne Vermeer: met de toepasselijke titel: ‘IJskoud’. Alleen het omslaan van de bladzijden gaat niet zo makkelijk met handschoenen aan.

vrijdag 16 februari 2024

GLASFIBER.

Ik heb mijn gemak er maar eens van genomen. Half acht word ik wakker, moet plassen en ga daarna weer terug naar bed. Het is negen uur als ik besluit er uit te gaan. Vanochtend geen muesli maar een lekker ontbijtje van zelfgebakken zuurdesemboterhammen … met aardbeienjam (halva) en lindebloesemhoning (plakko) met een pittige bakkie pleur.

Nauwelijks heb ik een boterham door mijn keel of er wordt bij me gebeld. Het is dan pakweg kwart voor tien. Twee in het zwart geklede jonge mannen. Één boomlange met een muts en één kleine met een baardje. Bij die kleine zit een papegaai op zijn schouder. Nog vòòr een van de mannen iets kan zeggen, krast het beest: ‘Goedemorgen samen!!’. ‘Heeft ie het tegen mij?’ vroeg ik me af, want ik ben ik hier toch duidelijk alleen. Dit is wel het laatste wat ik verwacht deze ochtend. Het zijn duidelijk geen Nederlanders die mannen. Maakt mij geen flikker uit. De papagaai komt trouwens wel uit ons land. Uit Limburg of Brabant, zo te horen aan zijn zachte ‘g’.

Ze komen de glasfiber controleren. ‘Volgens mij heb ik die niet eens. Wat valt er dan te controleren, heren?’ De papegaai wipt ‘un peu nerveux’ heen en weer van de schouder van de lange naar die van de korte. ‘Glasfiber, glasfiber, glasfiber’ krast de vogel met die grappige zachte ‘g’.  

‘Kunnen jullie je legitimeren?’ vraag ik. Want iedereen kan wel met zo’n glasfiberverhaal aan de deur komen. Dan blijkt dat van dit drietal alleen de papegaai zich kan legitimeren. Uit de rugzak van die lange, vist de vogel zijn paspoort. Hij komt inderdaad uit Zuid-Limburg. Ik besluit dit drietal nu mijn vertrouwen te geven. Met een flamboyant gebaar heet ik ze welkom in mijn woning. Die lange, die rakelings langs mij heen schuift, mompelt in zijn inburgerings-Nederlands: ’Crimineel niet, zijn wij.’

Ze wisten precies waar ze moesten wezen: in de hoek van de woonkamer waar alle beeld- en geluidstekkers aangesloten zijn. Er staat een plant voor. De papegaai vliegt als haantje de voorste op de plant af. De vogel wordt ‘ingepakt’ door mijn (valse) christusdoorn met zijn grote pijnlijk stekende stekels. Het beest schreeuwt moord en brand.  

Hoe dan ook die lange en die kleine moeten door. Ze zoeken nog tevergeefs naar glasfiber in die hoek. Ze doen nog één een ultieme poging. Met een speciale detector treffen ze uiteindelijk een piepklein stukje glasfiber aan in het naaimandje van mijn ex.  Hoe dat daar gekomen is een groot raadsel. De twee mannen moeten het hierbij laten. Ze moeten er weer vandoor. Hun collega papegaai laten ze gewoon bij mij achter. Lekker makkelijk! Die laten ze met de christusdoorn vechten voor zijn leven. Gelukkig weet ik toevallig dat mijn plant loslaat als ie besproeit wordt met een mengsel van 25 ml boerenkarnemelk en 25 ml van mijn ochtend-urine.

Zo zal die vogel met de schrik vrij komen.