woensdag 14 september 2022

EEN BRUID EN EEN KATER

Het alleen zijn zat, besluit Karel op zoek te gaan naar een vrouw.  Hij weet ook al wat voor soort vrouw hij wil: een Indonesische. Hij heeft gehoord dat zij lief zijn en gehoorzaam. Via, via kent hij iemand met contacten in Indonesië. Voor vijfduizend euro kan Karel binnen drie maanden een gewillig bruidje thuisbezorgd krijgen. Bij bestelling de helft aanbetalen en bij aflevering de rest. Het valt hem vies tegen dat hij na de bestelling nog drie maanden moet wachten op zijn bruid. Ik probeer bij Karel wat te weten te komen over zijn aanstaande.... hoe ze heet, hoe oud ze is, waar ze nu woont, of ze zelf al kinderen heeft en of hij een foto van haar heeft,....maar hij laat niets los. Voor het eerst sinds ik Karel ken bespeur ik iets van lol bij hem … lol om mijn nieuwsgierigheid naar haar. Hij weet zijn ‘geleerde’ zuster zo gek te krijgen dat ze hem het benodigde geld leent. Ik heb die zus haar wel eens ontmoet op een verjaardag van Karel. Een slimme, keurige dame, altijd in mantelpak, haren in een permanentje. Ze is directeur van een verzorgingshuis. Over de alcoholconsumptie van haar broer is ze bijzonder somber, eigenlijk gelooft ze niet dat hij daar ooit vanaf  zal komen.

Onherkenbaar is hij sinds hij vocht in Korea, vertelt ze me: ‘Een slanke, sportieve, vrolijke vent is hij vóór die tijd. Met een vast vriendengroepje gaat hij naar dansles, hij is aanvoerder van zijn voetbalteam bij de club Ursus. Hij speelt in het hoogste team. Een sociaal figuur is hij, die door mensen in zijn omgeving over allerlei zaken om advies wordt gevraagd. Nu zit hij hier dag in dag uit in zijn eentje voor het raam te verpieteren. Op een dag rijden Karel en zijn maat  in een legerjeep een Koreaans dorpje binnen. Er klinkt een mitrailleurschot, vanuit een dicht begroeid moerassig gebied. Zijn maat, die de jeep bestuurt, is op slag dood. Stuurloos rijdt de jeep een schoolpleintje met spelende kinderen op … drie kleuters worden platgereden,  morsdood. Karel mankeert lichamelijk niks.’

Karel zijn zus ziet dat Indonesische vrouwtje zo’n beetje als het allerlaatste redmiddel. Misschien dat hij minder gaat drinken met een vrouw in de buurt. Misschien dat we de sociale, gezellige Karel dan ook weer eens te zien krijgen. Daarom helpt ze hem hier financieel mee.’

Sinds kort heb ik er een kat bij. Een kater en wat voor een. Kennissen van mij kunnen hem niet aan. Hij is te dominant. Daarom zit hij nu bij mij. Joep heet hij. Nog niet eerder heb ik zo’n grote, zware kater gehad. Hij weegt bijna twaalf kilo en is zo groot als een volwassen pitbull. Ik moet toegeven dat dit nieuwe huisdier me fors tegenvalt. Mijn andere kat, Hanny, een normaal formaat lapjeskat, moet niets van die grote bullebak hebben. Zij blaast uit alle macht naar Joep als hij in haar buurt komt maar het maakt op hem geen enkele indruk … als Hanny niet oppast krijgt ze nog een flinke optater met die tijgerklauw van hem. Uit angst voor zware mishandeling durft mijn kleine Hanny ook niet meer op de kattenbak, die nu immers ook de kattenbak van Joep is geworden. Tsja, ik kan het Hanny dan ook niet kwalijk nemen dat ze nu elders in huis haar behoeften doet.

Karel hoort mij tegen mijn andere huisgenoten mopperen over Joep. Hij vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap zien lopen en hem over zijn grote kop geaaid: ‘Als je hem niet meer wil, dan wil ik hem wel,’ bromt Karel.

Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan: ‘Oké, Karel, Joep is van jou!’

dinsdag 13 september 2022

KOMMIE EEN PILSIE DRINKEN?

Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is drieëntwintig en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid-Korea. Het communistische Noord-Korea, dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren, moet worden gestopt en teruggedrongen.

 In oktober 1954 keert Karels détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewond. Karel mankeert lichamelijks niks … psychisch? Daar kijken ze in die tijd nog niet naar. Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar. Karel is 43. We zijn dan buren. Karel is mijn benedenbuurman. Een rustige, beetje vreemde, morsige vrijgezel, heel veel alleen. Hij is 1.85 m en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat hij zo veel eet … dat valt wel mee …  maar drinken … ongelooflijk, wat een mens toch een dorst kan hebben! Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipmaatje als  buurman te hebben getroffen. Er gaat geen dag voorbij of hij nodigt mij uit: ‘Kommie een pilsie drinken?’ Eéns per week zeg ik: ‘ja, graag Karel’, héél soms zeg ik dat wel eens twéé keer per week  maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar mijn zin hebben.

Karel woont één hoog vóór; ik twéé hoog vóór. Wat er met Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet. Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp …  zijn hele historie eigenlijk. Hij is dus veel te zwaar als ik hem leer kennen … en alcoholist. Eenzaam èn alleen staat ie te hijsen tussen de andere gasten van zijn stamkroeg. Vaak zit ie ook thuis zijn pilsies te drinken terwijl hij afwezig uit het raam staart.

Hij kijkt me nooit echt aan als hij me wat vraagt of zegt. Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn ellenboog wijst dan schuin omhoog. Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo af en toe gaat hij naar het Centraal Station, een verzamelplek voor werkzoekenden. Daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas oppikken. In een personenbusje wordt hij naar dan de Botlek gebracht om daar te classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes  van vrachtschepen. Het betaalt prima. Classificeren is alleen geen vaste inkomstenbron. Mij is niet duidelijk of hij een uitkering heeft. Ik vermoed haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering.  

De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en gelijk door naar het badhuisen daarna naar huis. Hij neuriet vrolijk klinkende melodietjes. Trekt zijn mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste zwarte schoenen. Hij opent flesjes en potjes met lekkere luchtjes en verwent zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ … de bel gaat. Er staat een taxi voor de deur … nog eens belt de ongeduldige chauffeur … zijn auto houdt het overige verkeer op in de smalle straat. ‘Ja ja, rustig maar, ik kom er al aan.’

Bij hoge uitzondering verklapt Karel me, dat hij een aardige vrouw kent op Zuid … nee, nee, nee, ze is geen hoertje … niet echt dan … en oké, ze doet het ook weer niet voor nop. Ze neemt gewoon de tijd voor me … niet vlug-vlug-vlug. Ze luistert, is lief en nog goedkoop ook.

maandag 12 september 2022

HEBBIE EEN TIENTJE TE LEEN?

 

Het komt bijna maandelijks  voor dat mijn buurman Karel blut is, wat betekent dat hij geen bier meer kan kopen. Een  regelrechte ramp voor hem. Hijgend als een paard loopt hij de trap op, klopt bij me aan, draait zijn ogen zo ver mogelijk achter zijn oogleden en vraagt met z’n bromstem: ‘Hebbie een tientje voor me te leen? Krijgie zaterdag weer vamme terug.’ Ik geef hem het geld; hij betaalt me altijd keurig netjes terug van zijn eerstvolgende bijstandsuitkering.  Voor een tien euro  heeft hij twee kratjes bier. Hij zet zijn kratjes op het overloopje voor zijn voordeur. Zo is voor ons als buren, zijn zuipgedrag goed te volgen. Karel giet de pils in hoog tempo achter in zijn keel … elke dag ligt het tempo weer wat hoger. Zes, acht, tien halve liters  op één dag. Ik zou niet meer op mijn poten kunnen staan. Aan Karel merk je niks … komt waarschijnlijk omdat hij vaak voor de tv zit en nooit zo veel zijn mond open doet … zwalken heb ik hem nooit zien doen en … op dronkenmanspraat heb ik hem ook nooit kunnen betrappen. Hij heeft PTSS (post traumatisch stress syndroom), overgehouden aan zijn ‘werkzaamheden’ in de Korea-oorlog. In een roes kan hij zich staande houden …. die roes heet dronkenschap….zo kan hij het leven aan … anders meestal niet.  

Op de knalgele trap van ons huis, zie ik met enige regelmaat kloddertjes verschijnen, slijmerige spuugjes. Zeker weet ik het niet. Ik ruim het een keer op, met de mop en een emmer sop. Maar elke dag komen er toch weer van die nieuwe klodders bij. Ik ga er van uit dat vrouwen zoiets als dit niet doen. Van mezelf weet ik dat ik zoiets nóóit zal doen. Dus vraag ik het mijn huisgenoten Jan en Rob. Zij voelen zich alleen al zwaar beledigd omdat ik het ze vraag! Karel reageert niet zo heftig. Hij kijkt me een beetje lodderig aan en zegt: ‘Ik zou het echt niet weten. ‘t Zou kunnen.

’ s Avonds tegen twaalf uur, ik lig al op bed, komt Karel naar boven hijgen. Zijn slaapkamer is ook op de derde verdieping naast de mijne. Onze bedden staan in feite pal naast elkaar, alleen van elkaar gescheiden door een flinterdun hardboardwandje. Karels scheten zijn duidelijk hoorbaar en soms zelfs ruikbaar op mijn slaapkamer … maar dit even terzijde. Halverwege de trap krijgt Karel een hoestbui, hij blijft er zowat in. Hij hoest slijm op en flatsjt het eruit op de trap en splasjt er nog wat na. Ik ga mijn bed uit en ik zeg: ‘Karel, je loopt te spugen, dat moet je niet doen, man, dat is zo godvergeten goor … neem dan verdomme een zakdoek mee en spuug je fluim daar in.’ Geen reactie …  alleen wat binnensmonds gemompel. Karel kijkt wazig en loopt de trap verder op, naar zijn slaapkamer.   ‘t Lijkt wel oftie stoned is. Hij mòèt zijn slijm misschien gewoon gelijk kwijt … bedenk ik  … ik weet het niet … misschien spuugt hij het  onbewust uit. Het blijft natuurlijk supergoor.  

Pas als ik Karel zeg dat ik ermee stop hem geld te lenen, zolang hij blijft spugen op de trap, valt bij hem het kwartje.

zondag 11 september 2022

DIT IS DEZE ZONDAG

 

Deze zondag ga ik na mijn ontbijt, muesli, mijn huis schoonmaken.  Stofzuigen, dweilen, toilet, badkamer. Dan koffie en de (veel te dikke) zaterdagkrant lezen. Een opstel van een leerling lezen en corrigeren en mijn boekhouding doen. Dan is het ongeveer één uur en ga ik wat leuks doen:  met de metro naar  Nesselande.

Daar heb ik een colère end gewandeld rondom de Zevenhuizen plas. Minstens tien kilometer met een goeie temperatuur: 20 graden. Veel mensen (veel oude mensen, zoals ik dus) knikken me gedag. Ik blijf knikken; word gek van dat Parkinsonachtige gedoe. In de plas ontelbaar vooral veel waterhoentjes, ook aalscholvers, witte zwanen en een stel grote Canadese ganzen, die met zo’n zwarte hals. Wandelen om die plas valt nog niet mee. Een paar keer loop ik een doodlopend pad op naar een inham in de Plas, dan moet ik weer een heel eind teruglopen. Ik zou ook over kunnen zwemmen maar ik ben vandaag niet in mijn zwembroek.  Een aardige man, hij zit te vissen,  neemt even de tijd voor me. Ik zeg hem dat ik een biertje wil drinken daar aan de overkant. Hij zegt me hoe ik daar moet komen. Opeens voel ik iets kouds en nats aan mijn vingers. Het is de snuffelende snuit van de lieve hond van die visser. Zo’n jongeman als jij, zegt ie tegen me, moet er rekening mee houden dat het nog zeker twee uur lopen is tot de terrasjes.

Geheel per ongeluk loop ik over het ‘naakt recreatie gebiedje’ van de plas. Een naakte, fraai bruingebrande meneer, ligt op zijn rug, naast een mooie blote poepbruine mevrouw; zij  ligt ook op haar rug. De blote meneer hoort  en ziet mij (geheel gekleed) aankomen lopen. In een soort van blinde paniek grist hij het zomerhoedje van zijn kale kop en zet het boven op zijn geslacht, dat geheel in ruste is. Mevrouw blijft relaxed liggen; ze glimlacht naar mij. Grinnikend loop ik verder, een binnenpretje.

Er wordt flink gebouwd in Nesselande. Veel villa’s of bungalows. Wat is eigenlijk het verschil tussen een bungalow en een villa? Even googlen. Een villa heeft twee of drie verdiepingen, een bungalow is een gelijkvloerse villa. Hier in Nesselande word je doodgegooid met villa’s en villa’s in aanbouw.

Ik sterf van de dorst door deze pittige wandeling.  Als de wandeling er bijna op zit, denk Ik er over om straks op een terrasje te gaan zitten en in één keer twee pilsjes te bestellen …die gelijk te betalen en achterover te slaan. Beetje overdreven, dat zeker. Maar dan zie ik een supermarkt. Daar zijn lekkere sapjes te koop daar lust ik ook wel. Ik koop een halve liter aardbei – sinaasappelsap. Kost maar 2.50. Lekker en lekker koud. Kost maar 2,50 euro. Goedkoper dan twee pilsjes op een terras: 6 euro.

Als ik eenmaal thuis ben neem ik die twee pilsjes toch maar. Deze kosten bij de super 45 cent per blikje, totaal 90 cent dus. Beetje zunig, dat wel. Nu eerst even eten maken: Mexicaanse bonenschotel, frites en tartaar. Kwark toe. Bijzonder smakelijk.

Vanavond om 8 uur foebele:de Rotterdamse derby  Feyenoord – Sparta. Ga ik op tv kijken. Sparta, mijn favoriete club, bakt er niks van en verliest met  3 – 0. Een kut einde van deze op zich zo fijne dag. Ik schrijf alleen nog een stukje en dan ga ik leggen.

zaterdag 10 september 2022

DAT KAN NIET SAMEN.

Normaal gesproken moet ik op mijn 18e in militaire dienst.  Ik krijg uitstel omdat ik eerst nog een jaar de clownsopleiding in Zwolle volg en daarna nog een tijdje in Rotterdam een goochelcursus doe. De man van wie ik het goochelen moet leren, noemt zichzelf nu wel illusionist maar hij heeft  er niet veel kaas van gegeten. Op zijn kast met goochelhoeden zitten twee witte duiven vredig naast elkaar … te wachten tot ze op moeten voor de fatale truc met de hoed. Op de vloer van de oefenruimte liggen dode duiven in steeds verdergaande staat van ontbinding. In de ruimte hangt een verstikkende stank,  die niet zo 1,2,3, weg te goochelen is. Ik ben gestopt bij die charlatan.

Ik krijg twee jaar uitstel van militaire dienst. Twintig ben ik als ik voor het eerst opgeroepen word. Bij de marechaussee ben ik ingedeeld. Ik moet me melden in de Koning Barend III kazerne in Apeldoorn. Het Ministerie van Defensie stuurt me een enkeltje voor de trein. Op dat moment zijn er nog twee andere zaken die me bezig houden.

1.        ik wil met het oog op mijn toekomst boekhouden en gitaar gaan studeren.

2.        ik wil ook met het oog op mijn toekomst eindelijk wel eens verkering.

Dat kan natuurlijk niet samen met werken voor de Marechaussee. Ik zie me daar in Apeldoorn al in boekhouding staan met een gitaar en een lekkere meid. Het moet wel een móóie vrouw zijn: zo’n type als Brigitte Bardot wil ik. Voor minder doe ik het niet. Om die cursussen maak ik me geen zorgen, dat is een fluitje van een cent. Maar het scoren van zo’n ‘stoot’ is nog geen makkie, te meer daar ik zelf niet bepaald moeders mooiste ben,  … daar ben ik eerlijk in.

Op een bankje in het park zit een mollige, geheel in het zwart gekleed meissie met gemillimeterde rode haren. Ik ben gek op rode haren. Heeft mijn moeder ook. Ik houd veel van mijn moeder, dus dat is voor deze vrouw al een goed begin. (Mijn moeder was overigens niet mollig.) Die knalrode vrouw wordt geportretteerd door een kleine, sympathiek ogende Chinees: een vriendelijke lach, een vlassige snorretje en dito sik.

Ik ga ik naast haar op het bankje zitten en zeg met een gek  knerpstemmetje: ‘Zo, hé, wat een knalrode haren zeg. Wel een contrast met dat bleke-koppie van je.. .heb je misschien ook een beetje van dat rood voor mij?’

‘Wil jij soms grappig zijn, sproetenkop, met je spleetogies,’ zegt zij tegen mij. Het klopt wel wat ze zegt. Ik heb sproeten en kleine oogjes maar nog niet van die superspleetjes als de Chinees. Wat kan die man tekenen zeg! Magistraal. Met houtskool.  ‘Twee druppels water jij.’ Als ik dat zeg, is het ijs tussen ons gebroken. Ze grabbelt  in haar tas. Geeft me wat van haar rode haarverf: ‘Hiero, zal leuk staan bij je sproeten, schatje.’

Om haar aan het lachen te maken wrijf ik het spul direct in mijn haar. Ze moet er inderdaad hard om lachen. Ze vindt het grappig maar ook stom. Een kliederboel. De Chinees houdt het nu voor gezien: ‘Morgen verder,’ zegt hij.  

‘Ga mee een kopje thee drinken bij mij, sproetenkop!’ zegt ze. Dat zie ik wel zitten. Ook al is ze geen BB. Het wordt toch wel wat tussen ons.

Jammer, maar nu ik haar heb en ook nog die cursussen, kan ik die militaire dienst er echt niet meer bij hebben. Dat schrijf ik ook aan de Minister van Defensie. ‘Doe dan maar een beroep op de Wet Gewetensbezwaren,’ schrijft hij terug. Oké, dat ga ik doen.

vrijdag 9 september 2022

ALS EEN SPEENVARKEN ...

 

Het begint allemaal bij Anja, dat grietje bij Max in groep drie. Ze zit achter hem. ‘Gatverdamme Max je stinkt!’ Ze gilt het uit, net zoals dat ordinaire typetje in Toren-C  dat doet. De hele klas kijkt gelijk om, eerst naar de krijsende Anja, dan naar Max. Hij zakt zo ver mogelijk onderuit op zijn stoeltje, maar helemaal verstoppen kan hij zich niet. Er is wat gelach, gemompel en er wordt naar hem gewezen. Stom, zelf ruikt hij niks.

‘s Morgens, voor het naar school gaan helpt Max zijn moeder nog even met het in bad doen en aankleden van zijn kleine zusjes en broertje. Dat doet hij wel vaker.  Max is de oudste, hun grote broer. Als de jongste eens gepoept heeft verschoont hij hem gewoon. Nog nooit eerder heeft hij gehoord, dat hij stinkt. Dat kan ook eigenlijk niet want Max helpt zijn broertjes en zusjes altijd als hij nog in zijn pyjama is. Daarna gaat hij onder de douche en dan pas trekt  hij zijn schoolkleren aan.

Voor de zekerheid kijkt Max vlug nog even onder zijn schoenen. Hij kan natuurlijk onderweg naar school in de hondenpoep getrapt hebben. Niks te zien. De meester, geschrokken van het gekrijs van Anja, zegt tegen de klas dat ze weer netjes op hun stoel moeten gaan zitten, met hun gezicht naar het bord. ‘Pak allemaal je pen en je taalschrift en schrijf, achter elkaar, de letters van het alfabet, zo mooi als je kan.’ 

‘Anja en Max lopen jullie even met mij mee?’ De meester, Anja en Max lopen naar de gang. Aan de gang grenst een klein kamertje met een tafel en vier stoelen. Wij gaan dat kamertje in.  Het eerste dat de meester doet is aan Max snuffelen. Hij houdt hem bij zijn schouders beet  en gaat met zijn neus van boven naar beneden langs Max zijn lijf en tenslotte kijkt hij onder zijn schoenen. ‘Sorry, hoor Max, ik wil alleen maar even aan je ruiken. Had je daarnet misschien een poepje gelaten?’ Max schudt van nee.

‘Tsja, Anja, ik ruik helemaal niks aan hem, alleen maar zeeppoeder van fris gewassen kleren en ook heeft hij er niet eentje  laten vliegen. Ruik jij nú nog wat, Anja?’ Ze kijkt nog steeds een beetje verwilderd. ‘Hij stinkt meester, hij stinkt naar zure poep. Gatverdamme!’ En weer  gaat ze tekeer als een speenvarken.

‘Nou, dan wil ik jou ook even besnuffelen Anja, misschien draag jij die geur wel bij je.’ ‘Neen, dat wil ik niet’, krijst ze en ze vliegt op van haar stoeltje, rent weg de gang op, pakt haar jasje en stiefelt de school uit. Onder haar stoeltje ziet de meester wat poepresten liggen. Dat ziet hij ook op haar voetafdrukken in het kamertje.

‘Ga maar weer naar de klas, Max, het komt niet van jou. Kijk goed waar je loopt.’

Nog lang na deze dag wordt Max getreiterd door een stel klieren van zijn groep.; ook Anja zit daar bij. Elke dag, op weg van school naar huis wordt hij nageroepen: ‘Maxie is een stinkdier, hi ha ho!! Maxie is een stinkdier, hi ha ho!’

donderdag 8 september 2022

KAN DAT ALLEMAAL MAAR?

Goede Doelen hebben miljarden op verschillende bankrekeningen staan. We kennen ze allemaal wel: de Rabo, ABNAMRO, ING, Triodos. Wat deden die fucking banken:  ze brachten voor miljoenen euro’s negatieve rente in rekening bij de Goede Doelen. Negatieve rente over de miljarden euro’s van gulle gevers, die met hun giften wereldwijd mensen in nood willen helpen. Hoe komen die banken op het asociale idee?! En … waar gaat dat door de banken ingepikte geld nu naar toe? Natuurlijk … naar de (super)vermogenden, de graaiende aandeelhouders, bestuurders, ceo’s van de banken. Onmiddellijk teruggeven aan de Goede Doelen dat geld! Het is van hun! Die miljoenen zijn zo hard nodig.   

Wat anders dan. De Partij van de Arbeid en Groen links willen dat de regering milarden euro’s vrijmaakt om de inflatie te compenseren. Compensatie voor iedereen in  ons land Van stinkend rijk tot op bijstandsniveau krijgt iedereen evenveel geld om de inflatie te compenseren. Belachelijk! Die (super)hoge en middeninkomens lopen al jarenlang binnen en hebben onderhand genoeg apart kunnen leggen om deze dure dagen door te komen. De overheid moet de lààgste inkomens ruimhartig compenseren. Die hebben het ook ’t hardste nodig. De hoge en middeninkomens niet. Voor de bijstandstrekker is de huidige12% inflatie maar liefst 10% van hun inkomen. Voor de middenstander is dat nog geen 5% van hun inkomen. Voor de veelverdieners is het slechts 1 % van hun vermogen.

Nog meer ellende. Ik waarschuw maar. Leuk wordt het niet meer in dit stukje. Het zal je kind of het zullen je kinderen maar wezen, die door de overheid  ‘ontvoerd’  worden naar Jeugdzorginstellingen.  En  waarom? Omdat de Belastingdienst mensen beschuldigt van fraude bij het aanvragen van Toeslagen. Niet terecht ontvangen toeslagen moeten terugbetaald worden. Het gaat om grote bedragen.  Vaak kan niet op tijd terug betaald worden. Gezinnen gaan failliet, ouders krijgen psychische problemen, gaan scheiden. Ouders verzuipen in de ingewikkelde toelage-problematiek. Uiteindelijk worden de kinderen de dupe. Hun ouders kunnen niet goed meer voor ze  zorgen.  Vervolgens  ‘ontvoert’  de Kinderbescherming meer dan 1600 kinderen naar de Jeugdzorginstellingen. Jarenlang loopt dit nu al. Kinderen vervreemden van hun ouders, kunnen vaak ook niet meer naar hen terug. Een jaar geleden vindt Rutte dit allemaal dieptreurig en gaat er gauw wat aan doen, zegt hij. Niks gebeurd tot nu toe.

Het ergste wat nu al ruim een half jaar speelt is de oorlog tussen Oekraïne en Rusland.  Persoonlijk vind ik dat die oorlogsmisdadiger in Moskou, die misselijk makende Russische dictator,  dood moet. In de praktijk is het niet mogelijk, maar ik zou willen dat hij minstens tien keer de doodstraf krijgt.  Wat een onnodig leed heeft die onmenselijke klootzak zowel Russen als Oekraïners al berokkend! Stop Poetin!