maandag 29 augustus 2022

DE SLIMSTE MENS

Het duurt meer dan een jaar voordat ik Linda weer zie. Ik pik het niet als ze haar avondeten laat staan. Nee, het gaat anders. Als ze me zegt dat ze haar eten niet meer lust, sta ik beledigd op, zeg helemaal niets, pak haar bord van tafel en sodemieter alles wat daar nog op ligt in de vuilnisbak. Het is toch zo’n heerlijke paella, al zeg ik het zelf. Ik heb er nog wel zo mijn best op gedaan. ’Je hebt je vanmiddag zeker weer vol zitten vreten aan de chocola?’ Die laatste opmerking van mij maakt haar woedend. Ze pakt haar jas, haar tas en stapt de deur uit. ‘Ik ben een volwassen vrouw, hoor Jee. Geen kind meer.’ Roept ze me na.

Die zie ik morgen wel met hangende pootjes terug komen of ze belt, of mailt, denk ik. Geen probleem. We hebben een latrelatie. Veel  spullen van haar liggen nog bij mij:  tandenborstel, huidcrème, onderbroeken, pyjama, lippenstift, eyeliner,  kam, spiegel, opmaakspullen, shampoo en nog  zo wat. Maar mailen of bellen doet ze niet. Ze komt ook niet terug. Zelfs niet op hangende pootjes. Ook de volgende drie dagen verneem ik niks van haar. Dan, denk ik, stuur ik haar maar een mailtje. Ongelezen krijg ik het retour. Het mailadres zou niet bestaan. Nou ja …  ik heb er wel duizend naar dit adres gestuurd. Allemaal aangekomen. Direct nadat ik het mailtje terug krijg bel ik naar  haar mobiel. Ik krijg haar voice mail niet eens; alleen maar de ‘in gesprekstoon’. 

We hebben  wel eens meer, héél wat meer, ruzie gehad en tot nog toe is het altijd met een sisser afgelopen. Die keer dat ik het haar kwalijk neem dat ze als een hooligan op de bank zit te springen en te juichen, omdat ze een vraag van ‘de slimste mens’ goed heeft geantwoord. ‘Ik ben de slimste! Ik ben de slimste van allemaal!’ Kraait ze uit. Ik denk dat ze gek geworden is en zeg dat ook. ‘Ik houd helemaal niet van die uitzinnige flauwekul.’

Jezus, wat is ze dan kwaad! ‘Het is maar een grapje hoor, Jee. Jij hebt geen gewoon gevoel voor humor.’   Ze heeft daarna vier dagen lang geen woord met me gewisseld. Om weer vrede te sluiten, zeg ik haar maar dat ik niet begreep, dat het een grapje was. Ik zeg er niet bij, dat ik het een infantiel grapje vind.

Ik informeer naar Linda bij haar vriendinnen, buren en bij winkeliers in de buurt. Slechts één winkelier heeft haar met een grote rolkoffer richting het metrostation zien lopen. Van niemand hoor ik dat ze met die rolkoffer weer thuis is gekomen. Ik moet dus aannemen dat ze nog steeds weg is. Onbekend waarheen.

Als ik bijna een jaar niks van Linda gehoord heb, maak ik kennis met een andere, aardige vrouw. Annemarie heet ze. Ze woont in de buurt, is tien jaar jonger dan ik, dat wel,  maar daar heb ik helemaal geen probleem mee. Voorlopig willen Annemarie en ik nog niet aan een latrelatie; vriendschap doen we voorlopig.

Annemarie en ik zitten op een bankje in het  park. Daar komt een vrouw aangelopen, achter een maxi cosi. Het is Linda. Ze geven elkaar een warme hug en kusjes. Ik stel haar voor aan mijn vriendin. Linda showt ons haar mooie dochter. Diana. Drie maanden oud. Haar vader heeft duidelijk een kleurtje. Linda is een poos met hem samen in de USA. Zij krijgt heimwee naar Rotterdam ... vertrekt … en hij blijft alleen achter in the States.    

zondag 28 augustus 2022

EEN HOOG PROMILLAGE

Met collega’s  Hans en Ineke,  ga ik wat drinken. Bij Dudok op de Meent. Dat is vlak om de hoek bij de zaak.  Het is kil, 11 graden,  guur windje en het  miezert.  We duiken zo snel mogelijk de ‘kroeg’ in.  Blijkbaar hebben we alle drie wat weg te werken want we ‘duiken’ op de alcohol. Hans, en ik  nemen een Westmalle Triple, Ineke neemt een rood wijntje.   Proost! We hebben vanmiddag te horen gekregen van de directie, dat  ons werk blijft bestaan maar dat we met z’n allen overgaan naar een nieuwe werkgever.  We hebben het er bij Dudok nog even over en we vertrouwen het zakie wel. De ondernemingsraad is immers akkoord. Dat hoor ik graag, want ik zit zelf in de OR.

‘Ik geef een rondje, jongens (ook Ineke spreek ik per abuis zo aan); zeg het maar. Ik neem nog een  Westmalle Triple.  Hans en Ineke nemen ook nog eens hetzelfde, hoewel hun glas nog half vol (of half leeg).

Hans, kan het niet laten de ondernemingsraad nog eens een veer in de kont te steken. Beetje overdreven … hij zit nu zelfs al een beetje te lallen. Hans gooit daarna hals over kop zijn anderhalf biertje achterover en geeft zijn collega’s nòg ‘n rondje. Dat gaat wel erg snel allemaal.

‘Zal ik een portie bitterballetjes bestellen,’ vraagt Ineke, ‘we zijn zo aan het hijsen, dan kan een bodempje geen kwaad.’ Die derde Westmalle komt bij mij flink aan. D’r zit gauw zo’n 10% alcohol in dat bier. Ik voel het goed zitten. Moet stoppen. ‘Jongens en meisje’ zeg ik nu braaf: ‘ik ga er vandoor.  Ik ben op de fiets. Als ik nòg meer drink gaat het niet goed meer .’

Ik stap op m’n fiets en …  ja, hoor … al binnen de 100 meter word ik door een politiewagen tot stoppen gedwongen. 

‘Heeft u gedronken meneer? U bent noga aan het slingeren.’

‘Ja, ik heb wel iets gedronken. Maar niet zo veel.’

Die agenten willen overduidelijk naar binnen. Ze vinden het met dit weer niet leuk om buiten te moeten werken. Ik ben hun excuus om naar binnen te gaan.

’Blaast u hier maar even, meneer.’ 

Shit, het was 0.75 promille! Mijn fiets wordt gelijk in de politiewagen gezet. Ik moet ook mee: ik word opgesloten in de arrestantencel. Voor één nachtje.  Mag nog wel mijn vrouw even bellen.  Boos is ze niet.. Ze moet er ook wel een beetje om lachen; vindt me een beetje dom.

Maar het  lachen vergaat haar als ze een maand later de uitspraak van de rechter hoort, enige maanden later. Honderdtachtig gulden boete of één dag gevangenisstraf. Ik heb geen zin om zoveel geld uit te geven voor die stommiteit van me. Ik ga wel een dagje zitten.

Enige weken later staan er geheel onverwachts twee politieagenten voor mijn deur om me mee te nemen naar de gevangenis. Ik moet gelijk mee. Uitstel is niet mogelijk. Maar ik kan deze dag helemaal niet weg. Deze dag is mijn huishouddag … mijn vrouw is in Utrecht op haar werk … ik moet vandaag  voor de kinderen zorgen.

De agenten kijken me meewarig aan: ’Tsja, dan zult u de boete voor het rijden onder invloed contant met ons moeten afrekenen: 230 gulden. Dat is inclusief de toeslag van 50 gulden voor onze bemoeienis in dezen.’

Dan moet ik maar betalen; kan niet anders. Geen rooie cent heb ik in huis. De heren agenten bieden vriendelijk aan om mij naar het dichtstbijzijnde postkantoor te brengen met de arrestantenwagen. (Schaam me rot voor de buren.) Ik geef de agenten het geld. Tijd om me weer terug naar huis te brengen hebben de heren niet.

zaterdag 27 augustus 2022

ZELFKASTIJDING.

Vanaf het moment dat ik weer klaarwakker ben, snap ik mijn eigen gedrag niet zo goed meer. Zoals  gewoonlijk ga ik om een uur ’s nachts naar bed. Doe eerst nog de hele riedel met mijn tanden: stoken,  ragen, poetsen.  Pillen slikken natuurlijk en omdat het nog zo warm is in de slaapkamer ga ik in een sportbroekje onder  een laken liggen. Ik val onmiddellijk in slaap. Doch binnen het uur ben ik alweer klaarwakker … letterlijk klaar wakker: zo fris als een hoentje. Alsof het acht uur in de ochtend is. Zo stap ik ook mijn bed uit.  Door mijn hoofd spoken nog fragmenten van twee dromen. In de ene droom heb ik ruzie met een duivelse jong ventje dat me van mijn balkon wil gooien. In de andere droom probeert  een leuke man, van mijn eigen leeftijd, mij te verleiden.

De jonge duivelse man heeft me al naar mijn balkon op de 16e étage gesleurd en probeert me op te tillen om me over de balustrade te kieperen. Ik worstel me los en sla hem met het wasdroogrek, dat om zijn nek vast blijft zitten. Zo kan hij het balkon niet af. Ik wel en ren de keuken in en pak kopjes, borden en glazen om naar zijn kop te smijten. Het gekke is dat dit alles in alle stilte gebeurt. Geen gerinkel, geen gekerm, geen gescheld. Ik sluit hem nu buiten op het balkon op.  Hij doet verwoede pogingen om los te komen van het droogrek. Tot mijn schrik probeert hij nu op de rand van het balkon te klauteren. Hij zal toch niet gaan springen?  Dat is wel het laatste wat ik wil. Ik doe de balkondeur open en zeg hem dat hij daar mee moet stoppen, dat ik dat niet wil (maar dat hoor ik mezelf niet zeggen). Hij doet (met lachend gezicht) zijn eigen zin en springt met het wasrek nog om, over het balkon. Vallen doet hij niet! Als een grote prehistorische vogel verdwijnt hij zwevend in de richting van het meer. Terwijl ik hem nakijk sta ik in de scherven. Ik voel er niks van. Bloed aan mijn voeten. Bloed op het balkon. Schuldbewust om het verdwijnen van de duivelse jongen kastijd ik me. Maar pijn heb ik niet.

Wat zie ik nu? Een paar handen aan de buitenrand van het balkon. De handen trekken iemand op. Een mooie man. Ik blijf mezelf kastijden, stomp als een bokser tegen mijn eigen gezicht. Mijn hoofd wordt bloederig en blauw.  De mooie man springt op het balkon. Hij houdt mijn vuisten vast, zodat ik mezelf niet meer kan slaan. Gelukkig heeft hij schoenen aan zodat hij geen last heeft van de scherven hier. Aan het bewegen van zijn lippen zie ik dat hij me iets zegt. Zijn lieve, blauwe ogen kalmeren. Met een gulle, uitnodigende lach brengt hij mijn handen naar zijn reeds hard geworden plasser ... ‘Neen,’ schud ik, ’neen, doe maar niet’. Vanaf dat moment snap ik mijn eigen gedrag weer wat beter. In slaap.

vrijdag 26 augustus 2022

EEN RESORT VAN RUST

De verhuizing naar mijn nieuwe woning, gaat gemakkelijk. Ik neem het ameublement  en de (ronde) eethoek  van de volkstuin mee, en abonneer me weer op de Volkskrant. Ik wil per se trouw blijven aan die krant, trouw tot in den dood.  Vijfenzestig ben ik dan en ik heb de Volkskrant nu al vanaf mijn negentiende.  Een prima krant, artikelen op niveau over sport, literatuur, politiek, nou ja eigenlijk alles wat er in een krant moet staan en dan staat het er voor mij ook nog eens in goed en prettig Nederlands. Er is eigenlijk maar één ding aan te merken op de Volkskrant en dat is dat die krant zich nauwelijks bezig houdt met Rotterdam, Feyenoord, Sparta, Excelsior, Crooswijk en het Oude Noorden. Het is duidelijk een 020 krant. Voor Rotterdams nieuws zou ik eigenlijk het AD moeten nemen maar die krant vind ik alleen al op een afstandje niet zo lekker ruiken. Ik kan voor het 010 nieuws natuurlijk ook naar Radio Rijnmond gaan zitten luisteren. Ik heb dat toen ik hier pas woonde wel geprobeerd. Hier ben ik pas begonnen met radio luisteren. Vermoeiend vind ik Radio Rijnmond. Die lui, die daar programma’s maken,  geven mij de indruk dat ze dorpsverslaggevertjes zijn. Ze overschreeuwen zich ook te veel naar mijn zin. Voor wat de actualiteitenprogramma’s betreft dan. De culturele programma’s zijn wat relekster en voor mij beter te verteren. Irritant is dat er een hoog ‘de leukste thuis’- gehalte bij de programmamakers doorklinkt.     

Met een gehuurd verhuisbusje en de hulp van Suwak verplaatsen we al mijn spulletjes  van het Oude Noorden naar Prinsenland. Ik hoef maar weinig aan dat nieuwe huis te doen. De oude huurders laten veel liggen. Het meeste mag ik zo maar voor niks hebben. Voor een paar spullen moet ik wat betalen, alles bij elkaar niet meer dan 400 euro voor een koelkast, een kookplaat, een deurmat,  een rolgordijn in de keuken en  een douchegordijn (in de douche).  Behangen hoef ik niet en door het hele huis ligt nog gave vloerbedekking. De grootste uitgaven zijn mijn nieuwe aankopen: een prachtige door Suwak handgemaakt kast in de vorm van een contra bas; kost me  600 euro. Dat lijkt erg duur maar deze schoonheid van een kast is het dubbel en dwars waard. Ik koop ook een lekkere luie stoel (zo eentje die je in verschillende standen kan zetten) van ex-Oude Noorden buurman Hans. Daar moest hij 400 euro voor hebben. Die 400 vind  ik aanvankelijk nogal duur. Maar ik zit er nu al meer dan zeven jaar op, de ene dag wat langer dan de andere maar  altijd even relaxed, dus hij is het geld zeker waard geweest.

In vergelijking met de buurt waar ik zeven jaar geleden  nog woonde is dit Prinsenland een hemels oord van rust en regelmaat. Het is dat ik beter weet maar anders zou ik denken dat ik hier alleen op de wereld was. Medemensen kom ik nauwelijks tegen, noch op koude noch op de warme dagen. Desalniettemin heb ik mijn ogen wijd open.  Voor sociaal contact met mijn mede-wijkbewoners sluit ik me aan bij een koor, een sportschool, een kaartclub en een bridgevereniging.  In het woelige, drukbevolkte Oude Noorden zou ik nooit op het idee gekomen zijn om dergelijke gezelligheid te ondernemen. De verhuizing ging makkelijk en nu is er de verrukking over Prinsenland, dit weldadige resort van rust.

donderdag 25 augustus 2022

SCHRIJVEN IS NIET ECHT LEUK

 schrijven is niet echt leuk

 

het drijft me naar de donkerste  plekjes van mijn onderbewustzijn

mijn grootste angsten mijn diepste verlangens

lang ben ik in trance

bibber en huiver

gevangen in herinneringen aan achtervolgen pesten dwalen slaag

ik mag er niet zíjn - gevoel dat overheerst

 

ik weet

ik wil

met je

spannende lijf

mooi bruin

sierlijke lange benen

strakke volle billen

puik figuur

bovenal lekkere tietjes

jammer alleen van je lelijke kop

waar geen zinnig woord uit komt

 

mijn psychiater zegt me

schrijf zulke woorden liever niet op

 

het gevoel iets gedaan te hebben

dat niet door de beugel kon

houdt me in een wurgende greep

grom grimmig om het grove dat ik schreef

eens geschreven blijft geschreven

woensdag 24 augustus 2022

EEN LIEVE HOND

’Verraaiers zijn het! Hoe weet nu iemand uit een andere buurt dat dit mijn hond is? Het moeten wel bekenden zijn.  Kan niet anders. Als ik er achter kom wie, dan vil ik ze!'

‘Goedemorgen, bent u mevrouw Meesterse? vraagt de politieagent.

‘Ja, hoezo?’

‘Is dat uw hond, die  daar achter u staat en met ontblote tanden tegen mij staat te grommen?

‘Ja, dat is Wodan, hè lieverd … mijn hond.’

‘Zou u Wodan even naar een ander vertrek willen brengen, zodat wij even rustig kunnen praten?’

‘Kom, Wodan, kom, met vrouwtje mee, ga maar even hier in de keuken zitten, hè schat. Vrouwtje komt zo weer, hoor.’

‘We hebben ernstige klachten over uw hond, mevrouw. Hij heeft vanmorgen om 10.09 uur een aangelijnde hond, een Lancashire Heeler, een nogal duur rashondje, aangevallen in de  Ridder de Gyonstraat. Wodan heeft dit hondje verschillende malen gebeten en het diertje is uiteindelijk om 10.43 uur  aan zijn verwondingen overleden.’

De Anatolische herdershond van Debbie Meesterse, maakt, als hij naast zijn baasje loopt een rustige, ontspannen indruk. Als hij eens kans ziet om uit de tuin van zijn baasje te ontsnappen, jaagt hij  duiven, meeuwen en poesjes op. Die zijn hem tot op heden altijd te snel af. Dat deert hem niet want hij gaat onverdroten voort met andere noodzakelijke bezigheden: snuffelen hier, snuffelen daar, plasje hier, plasje daar en dat liefst zo hoog mogelijk.  Ja, Wodan is een grote met zijn flankhoogte van vijfentachtig centimeter en dan weegt hij ook nog eens vijfenzestig kilo.

Eigenlijk is ons binnenterrein verboden voor honden. Dat weet Debbie ook wel ‘maar’ zegt ze, ’ik kan er toch ook niks aan doen als Wodan de tuin uitglipt. ‘Trouwens,’ zegt ze ‘wees maar niet bang dat ie op het binnenterrein poept; Wodan poept alleen maar in de hondenuitlaatzone, daar loop ik elke ochtend voor zevenen met hem naar toe.’  Dat laatste liegt ze, want meerdere bewoners zien Debbie regelmatig, 's ochtends vroeg in haar peignoir het  tuinhekje openzetten: ’Kom, Wodan, kom, ga maar  lekker  jongen, toe maar,’ spoort ze het beest aan.

‘U krijgt een boete van tweehonderd euro voor het, los laten lopen van uw hond en honderdtwintig euro omdat uw hond in de RDG-straat die Lancahire Heeler heeft doodgebeten.

Dat kan ik niet betalen. Ik heb alleen maar bijstand.’ jammert Debbie.

‘Doe Wodan dan voortaan een muilkorf om, mevrouw Meesterse.’ zegt de agent.

‘Geen denken aan … muilkorven … over mijn lijk! Dat wordt Wodan zijn dood. Hij is zo lief. Stelletje verraaiers … rondbazuinen, dat Wodan een moordenaar is … er is voor mij geen lievere hond op de hele wereld.’

‘Er zijn getuigen. Die hebben verklaringen afgelegd.  Ze hebben van begin tot eind gezien hoe Wodan het kleine hondje toetakelde … ze konden niets doen … het was in een halve minuut bekeken.' Vanuit een tuin zijn nog foto's gemaakt van de afslachting.

 

Spelende kinderen op ons binnenterrein hoeven niet bang te zijn voor Wodan en dat zijn ze ook niet.  Hij doet op zijn manier enthousiast mee met een stel voetballende jongens en staat soms een tijdje onnozel te kijken bij knikkerende kinderen. Ruikt hij dat er ergens  iets gegeten wordt, dat hij ook lekker vindt, dan maakt hij heel duidelijk dat ie ook wel wat lust … als hij niks krijgt druipt hij teleurgesteld af … maar meestal heeft hij wel succes met zijn gebedel.  Als het lekker warm weer is  zoals vandaag zoekt hij een grotere kastanjeboom op en gaat hij  lekker in de schaduw liggen pitten.

Plotseling is de rust van het nazomerende, loom dommelende binnenterrein veranderd in een kakofonie van  angstgeluiden:  opgewonden geblaf, kattengekrijs,  kindergeschreeuw en  –gegil; schrille geluiden van vogels, die geschrokken een goed heenkomen zoeken. In het centrum van alle rumoer staat Wodan met zijn kop boven een klein, kronkelend, bebloed zwart wit lapjeskatje. Nog mee geblaf en gekrijs.

‘Wat doe je, Wodan, wat doe je godverdomme….’, Debbie is ook wakker.

Wodan pakt het poesje in zijn bek en maakt met zijn kop snelle wilde krachtige bewegingen; zo breekt Wodan het nekje van het kleine beestje.

De harde geluiden verstommen. Met tranen in hun ogen kijken enkele buurtbewoners, die dit zwerfkatje de laatste jaren onder hun hoede hadden genomen naar de gruwelijk aanblik van wat rest van het beestje. Kinderen gaan spontaan in een kringetje rondom het poesje zitten.

Debbie loop schuldbewust, huilend naar huis; de verwijtende blikken priemen in haar rug. Wodan ligt een paar meter verwijderd van het kinderkringetje, zachte piep-jankgeluiden te maken. Als Debbie haar tuin in verdwijnt staat hij op en volgt haar spoor.  

dinsdag 23 augustus 2022

LIEGBEEST

 Gaat het nou een beetje, jongen?

‘Ik zit in een dal. Nergens zin in. Dus ook niet in zaken die ik normaal tussen neus en lippen door afhandel. Zoals het boren van een gaatje in een betonmuur, voor een plugje, voor een haakje,  voor een schilderijtje. Daar zie ik nu huizenhoog tegenop …  gek,hè? …tegen zoiets simpels. Als ik lekker in mijn vel zit is ‘t zo gepiept en nu wordt zo’n gaatje een obsessie … en maar lopen dubben  of ik het beter morgen dan vandaag kan doen …  ook in verband met het weer en of ik het eerst met mijn eigen middeleeuwse boormachine moet proberen of dat ik maar gelijk die supersonische betonboor (Hilti) van buurman Otto moet  gaan vragen. Om kort te gaan, zaagde hij zijn benen af … (neen niet echt) …  dit karweitje wordt op de lange baan geschoven. Het gaat in deze treurnis natuurlijk niet alléén maar over het boren van gaatjes! Daar heb je per slot van rekening ook nog de tandarts voor.

Ha, buurman, hoe maakt u het?

'Eigenlijk zit ik met al mijn sociale activiteiten in een diep dal. Nooit last mee gehad. Nu kan ik haast niks meer áán. Klaverjassen, ballet, politiek, wandelen, verjaardagsvisite … alleen al bij het horen van die woorden sla ik op tilt.

Is het dan alleen maar kommer en kwel?

‘Met een wandeling, in mijn eentje door het park, heb ik geen enkel probleem.' Ik hoop alleen geen bekenden tegen het lijf te lopen, die vragen, hoe ik het maak. Heel goed bedoeld natuurlijk maar een waarheidsgetrouw antwoord krijgen ze niet van mij. Het is namelijk noch zus noch zo met mij. Hoe ik het echt maak houd ik voor me.  Na zo’n vraag zuig ik het antwoord uit mijn duim. Zo ontmoette ik gisteren in het park m’n oude oud squash-maatje Reinier. Hij vraagt hoe het gaat, waarop ik ter plekke een antwoord verzin:

‘Geweldig, kom net terug uit Gelderland.  Heerlijk gewandeld op de Veluwe bij Epe. Gebivakkeerd in een Nivonhuis. Er is daar ook een zangkoor. Heel gezellig. Elke avond zingen. Kan ik helemaal niet! Maar toch meegezongen. Socialistische strijdliederen zoals ‘Morgenrood’, ‘de Internationale’.‘

Nou,’ onderbreekt  Reinier mijn verhaal, ’leuk je weer eens gezien te hebben, goser. Hé, eh, Ik moet gaan … tot gauw … k’ep  zo een afspraak.’

Kijk, wat ik dan zo vertel, zou best eens waar kunnen zijn, daar niet van. Het klinkt dan uit mijn mond ook best aannemelijk. Alleen: het is gelogen.  Niet dat ik daar nou zo op kick, maar onwillekeurig neemt mijn liegbeest in me het van mij over.

En dan is, wat ik Reinier op de mouw speldt, nog maar peanuts. Tegen ex-buurvrouw Beb, die ik in het bos tegenkom, huil ik krokodillentranen, omdat mijn vrouw  me heeft laten zitten. Mijn vrouw is hoteldebotel van de student, die bij ons op de trap woont. Vijftien jaar jonger dan zij, die knul!

Beb heeft met me te doen. Ze neemt me mee naar haar knusse stulpje.  We eten een boterhammetje en drinken kopjes groene thee. Liefdevol troost ze me:’ Kom maar een paar nachtjes bij mij slapen’.  ‘Nou, dat zou Bep wel willen.’

Maar nu heb ik toch echt mezelf bedot.