vrijdag 7 januari 2022

MENEER ONGEDULD

 

Hij heeft gelukkig niet zoveel boodschappen nodig. Is gauw klaar. Hup koffie, hup pindakaas, hup croissants, hup ontbijtkoek, hup kattenvoer, hup pleepapier, hup… vlug naar de kassa …’O, typisch Aldi weer’, moppert hij in zichzelf ‘een hele rij klanten en maar één kassa open..  zeker 14 wachtenden voor hem in de rij … voor die ene kassa … en dat nog wel op de zaterdagochtend. Het is toch een schandaal! Ik moet zo naar mijn zoon, die heeft om kwart voor tien een voetbalwedstrijd; als dat zo doorgaat dan haal ik dat niet; het is potverdorie elke zaterdag het zelfde liedje. Kan d’r nou geen kassa bij? 

 ’Kassa d’r  bij!!’ Roept hij. Van alle kanten wordt hij aangegaapt; schijt heeft hij daar aan.

‘U mag wel even voorgaan hoor!’’ ‘Dank u’, aardig van u mevrouw.

‘Gelukkig nu heb ik er nu nog maar 12 voor me. Zeker een nieuw kassière; het gaat allemaal zo op zijn elf en dertigs!’chagrijnt hij verder, ‘ik zou bijna zeggen: verkeerde rij maar er is er maar één, haha’.

‘Ik heb hier absoluut geen tijd voor... om 10 voor 10 moet ik in het IJsselland ziekenhuis zijn, dat haal ik nooit meer als dat zo doorgaat hier,’ mompelt hij.

De vrouw vòòr hem: ‘Nou meneer, gaat u dan maar even voor, u heeft zo weinig boodschappen.’

Hij kan zowaar nog een beetje lachen als hij de vrouw bedankt.

Er zijn nog maar 7 wachtenden voor hem.

‘Mevrouw,’ probeert hij,’ kijkt u eens in mijn wagentje, ik heb niet zo veel boodschappen; heb veel haast want mijn zoontje van 3 is alleen thuis, mag ik misschien even voor?’

‘Ga uw gang dan maar,’ zegt ze, Maar het gaat niet van harte, verraadt haar bozige blik. Hem kan dat niks schelen. Hij heeft er nu nog maar een paar voor zich.

Hij drukt ‘per ongeluk expres’ zijn winkelwagentje tegen de achterkant van de heer voor hem. De man kijkt geïrriteerd om: ‘wat sta je onrustig te doen, kerel, hebbie soms haast?’

‘Ja,’ zegt hij, ‘ik moet zo de trein van 10 uur hebben naar Amsterdam; me zuster staat me daar op het perron op te wacht rond 11 uur. Als dat hier zo doorgaat red ik het niet. Mag ik even voor?’

‘Nee, meneertje ongeduld! Ik heb net als jij heel weinig boodschappen. Wacht dus maar even rustig op je beurt. Ik ben zo klaar bij de kassa..

En zo kwam meneer ongeduld toch nog snel aan de beurt. Theoretisch gezien kon hij nog makkelijk op tijd komen voor zijn verzonnen smoesjes.

Bij het verlaten van de supermarkt voelde hij nog de flessenbon in zijn jaszak zitten. Hij vloekte binnensmonds. Die bon was hij in de haast vergeten in te leveren bij de kassa..

 

donderdag 6 januari 2022

SCHERVEN BRENGEN GELUK

Na een flinke dreun eindigt de spiegel in zijn slaapkamer in talloze scherven en splinters. Op de tweede dag van het nieuwe jaar. ‘De beste wensen, hè?!’hoort hij telkens weer. Hij wenst allen een gelukkig, gezond en liefdevol 2022. Bij de laatste trekking van de Staatsloterij en Postcodeloterij won hij niks. Maar nu … met die aan diggelen gevallen spiegel, kan geluk toch niet meer uitblijven?  ‘Kudt, kudt, kudt’ vloekt hij. En na zijn eerste ‘gekudt’ realiseert hij zicht: ‘Scherven brengen geluk!’.

‘Nee hoor’, roept vriendin Karin. ‘Zeven jaar ongeluk! Gewoon glas brengt geluk; spiegels niet.’ 

Het klopt want vanaf dat moment gaat veel verkeerd:

De suikerpot glijdt uit mijn vingers, (pot nog wel heel; suiker over de vloer);

De  pindakaaspot valt op het aanrecht (deksel niet goed dichtgedraaid); (pot bleef heel).

Het jasje, met kleerhanger opgehangen aan de kastrand; jasje valt op grond.

Zijn plas spettert; sjpletsjt deels naast de wc op zijn broekspijp en pantoffel. Dweilen dus.

Al het muntgeld rolt in de douche uit zijn portemonnee ... de rits van zijn knip staat open.

Echt waar, allemaal op één dag en bij het oprapen van het geld: beng!:  stoot  hij ook nog zijn kop tegen de wasbak.

Ooh, wat erg,’  ‘zeven jaar ongeluk, buurman,’ zegt Hasna, zijn Marokkaanse buurvrouw. Ze kijkt verschrikt naar de bak met glasscherven. ‘Echt, zeven jaar buurman. Toen ik getrouwd, ik spiegel breken. ik nu vijf jaar getrouwd met Mohammed, vijf jaar niet gelukkig… nog twee jaar.’ … Ze toont een bevrijdende lach..

‘Hou me op de hoogte, Hasna’, denkt hij maar zegt het niet. Botert het over twee jaar nog steeds niet tussen die twee, dan spreekt hij eens af met Hasna. ‘En Karin dan’, mort een innerlijk stemmetje gelijk:  ‘begerig, oud mannetje.’

Een verwarde, beschonken (hij ruikt grogue) Kaapverdiaanse loopt in de hal van de flat tegen mij en mijn glasbak aan. Ze ziet wat resteert van mijn spiegel. Ongegêneerd valt ze me om mijn nek. ‘Dit is het grootste geluk dat je kan over komen, man. Het is toch wel jouw eigen spiegel, hè? Niet van buren of familie? Expres laten vallen? ‘Nee, nee,’ hij worstelt zich los, ‘het is mijn eigen spiegel.’ ‘O dat is geweldig, dit zal je zo veel geluk brengen. De spiegel breken van een ander brengt ongeluk maar dit, ooh.’ Hij probeert nog ‘in Holland niet, ....... in Holland.......’ maar ze luistert niet meer. Ze zegt wel vier, vijf keer wat een gelukkig mens hij is. Op het laatst omhelst ze hem nog eens: ‘Wat ben je toch een geluksvogel.’ 

Van haar grogue-kegel is hij een beetje tipsy geworden. Ook daardoor voelt hij zich wat euforisch. Hij swingt bijna naar de glasbak, gooit de glasscherven er in en luistert naar het gerinkel, de bron van zijn toekomstige geluk (of is het toch ellende?)

 

 

 

woensdag 5 januari 2022

DE NIEUWE PLOEG

 

 Wie van de nieuwe ministers- en staatssecretarissenploeg  zijn nu  verantwoordelijk voor asielbeleid en wonen. Inmiddels heb ik gegoogeld dat Hugo de Jonge minister is van Wonen en Eric van de Burg de staatssecretaris voor (of tegen) Asielzoekers en Migratie. Om bij die laatste te beginnen: van hem is de uitspraak: ’laat ze maar komen,  hoe meer asielzoekers hoe beter’.  Een uitspraak die hij  als Amsterdams wethouder deed maar die hij niet nader wil toelichten nu hij verkozen is tot staatssecretaris op dat gebied. Wat mij steeds weer opvalt  in het asielbeleid is dat de meeste asiellocaties worden aangewezen (afgedwongen) op plaatsen waar vrijwel uitsluitend ‘de gewone man’ woonachtig is, zoals, noem maar op: Groningen, Friesland, Twente, Noord Brabant, Regio Rijnmond, Zuid-Limburg, terwijl  dáár waar óók volop ruimte is, er  nooit geprotesteerd hoeft te worden tegen de komst van de asielzoeker:  de regio’s waar zich nog al wat miljonairs zich verschansen in hun asociaal grote villa’s en zich daar kunnen vermaken op de aan grenzende hectares grond.  Ooit gehoord van Blaricum, Laren, Bloemendaal, Aerdenhout en Apeldoorn als mogelijk asielzoekersopvangcentra? Ik niet!

De Nederlandse regeringscoalities van de afgelopen decennia hebben die lui daar nu eenmaal (stilzwijgend) toegezegd  dat ze, never nooit, geconfronteerd zullen worden met het leed dat mensen uit andere werelden is aangedaan.  Ook al kunnen die rijkelui daar zelf ook niet altijd wat aan doen. De asielzoekers hoeven niet zo snel al te weten te komen dat er ook in het Nederlandse onverteerbare ongelijkheid is  tussen arm en rijk.  Asielzoekers mogen plaats nemen aan het rafelrandje van de Nederlandse samenleving.  Maar misschien brengt die VVD’er, die nu staatssecretaris Asielzoekers is, daar verandering  in.  Ik kan hem nauwelijks het voordeel van de twijfel  geven.   

Ik zou overigens best een, twee of misschien wel drie asielzoekers onderdak willen bieden in mijn huis. Ik woon in een  tweekamer appartement  dus ik heb een slaapkamer, een woonkamer (en een keuken).  Ik zou in mijn woonkamer twee en in mijn slaapkamer  nog één vluchteling kunnen laten slapen/wonen .  Dat zou ik wel kunnen doen maar als mijn huisbaas daar achter komt, ben ik in no time dakloos! Het is voor mij dan vrijwel onmogelijk om nog onderdak te vinden. Want iedere Nederlander weet inmiddels dat er een nijpend tekort is aan woningen in Nederland. Zeker in de enigszins betaalbare sector. De minister die daar wat aan moet doen is Hugo de Jonge van het CDA  die zich al rot gewerkt heeft  als corona minister en de eerste tijd ongetwijfeld nodig zal hebben om bij te komen van alle gezeik rondom zijn persoon. Want in gezeik kun je immers niet wonen.    

dinsdag 4 januari 2022

BLOEMENZEE

Een vrouw  met wel 5 kleurrijke boeketten bloemen in haar handen komt mij op de trap van het flatgebouw tegemoet.  ‘Zo, wat een prachtige bloemenzee ,’zeg ik. Ze glimlacht: ’Ja, hè‘… en gaat direct door naar boven.’ Bij de derde étage loopt ze de galerij op.

 Ik ben op weg naar beneden. Ga boodschappen doen: een maaltijdsalade en een toetje. Lekker en makkelijk.  Vandaag ga ik niet zo veel werk maken van het eten.  Heb er weinig energie voor. Ik was vanmorgen bij de tandarts voor een wortelpuntbehandeling.  Iedereen die ik erover sprak wist me te vertellen dat het een pijnlijke ingreep is; je zit zeker anderhalf uur met je mond open. Maar mijn tandarts lacht dat weg en zegt dat het helemaal niks voorstelt: hij kent ze wel die verhalen van de straat. Al moet ik toegeven: het viel me bijzonder mee. Er werd gedurende driekwartier flink gesneden, geboord en gebeiteld in mijn kaak … geen centje pijn …  maar: wel met een flinke dosis verdoving natuurlijk. Nu, ruim drie uur na die operatie, de verdoving is uitgewerkt,  crepeer ik van de kiespijn; de paracetamolletjes helpen daar niks aan. ‘Ik kan je missen als kiespijn.’ hoor je wel eens iemand zeggen … ik weet nu maar al te goed wat dat inhoudt.

Bij de supermarkt, ik heb mijn boodschappen inmiddels gedaan, laat ik me, geïnspireerd door die fraaie bloemenzee, tot een ‘groene impulsaankoop’ verleiden.  Een prachtige, al behoorlijk uit de kluiten gewassen gatenplant voor 9,99 euro.  Die kan ik echt niet laten staan.

Als ik weer aankom bij het flatgebouw zie ik de auto van een begrafenisonderneming voor de deur staan. Er wonen hier in de flat enkel honderden mensen, dus je kan niet altijd direct weten wie er gestorven is. Vanuit mijn appartement probeer ik in de gaten te houden of ik bekenden zie in de buurt van die rouwauto. Maar als ik wat later weer eens uit het keukenraam kijk is de rouwwagen verdwenen … nou weet ik nog niks.

Ik las net in de krant dat in Japan een vrouw 119 jaar is geworden. Wat een leeftijd! Dat maken we in Nederland nooit mee. De oudste mens hier in de flat is 102 jaar. Dat vinden wij hier al heel wat; we zijn zelfs een beetje trots op haar.  Heel verdrietig maakt het mij te horen dat zij nu net de overledene is. De bloemenzee was een hulde aan die vrouw van 102 van de derde étage.

maandag 3 januari 2022

KOOLMEESJE

 Ik heb een tijd lang de pest gehad aan vogels op mijn balkon. Met name duiven. Ze maakten er een sport van om zodra ik mijn balkon schoon gepoetst had, dat weer vol te komen schijten. Gelukkig ben ik van die duivenplaag verlost, doordat een van mijn buren een apparaatje heeft gekocht  voor op het balkon, dat signalen uitzendt, die de duiven op afstand houden.  Maar wat er vanmorgen gebeurt: ik zit de krant te lezen en zie over mijn krant heen dat er iets beweegt op de reling van mijn balkon. Het is een koolmeesje! Ik dacht dat dat soort vogeltjes ’s winters altijd naar lekkere warme gebieden, naar Afrika of zo, verhuisden. Ik ben al helemaal blij: dit is de voorbode van een vroege lente.  Ik durf me niet te bewegen op mijn sofa, durf de bladzijde van mijn krant niet om te slaan.  Onopvallend blijf ik, net over de krant heen naar mijn onverwachte gast kijken. Maar helaas, net nu moet ik hard niesen en de vogel is gevlogen.

Over de entree van de lente heb ik het misschien wel goed gezien.  Want die middag ben ik in het bos  en zie en hoor ik in een ontbladerde struik wel tientallen vrolijk twitterende koolmeesjes.

In de omgeving van de Nachtegaal,  een restaurantje in het bos, wordt overal wel wat geconsumeerd, behalve op het  terras. Vanwege corona moet de koffie of pannenkoek binnen besteld worden en vervolgens moet je daarmee naar buiten: zie maar waar in het bos je het opdrinkt of  – eet..  Vanaf de tafels van het restaurant zitten  kraaien en eksters te loeren op afvallende koekkruimels of stukjes pannenkoek.

Een niet meer zo jonge dame, ze staat vlak bij mij, drinkt haar koffie op en wil dan de slagroom met likeur uit het  borrelglaasje gaan lepelen.  Tevergeefs. Want … een lepeltje ontbreekt. Ik had zelf ook zoiets genomen … ook zonder lepeltje. Ik heb toen dat borrelglaasje helemaal leeg staan likken. Zij vindt het blijkbaar te gênant om dat in de nabijheid van anderen zo te doen.

Ze is vogelaar, zegt ze en dat ze naar het bos is gekomen om een hier zeldzaam soort nachtegaal te spotten. Zij moet wel een beetje lachen om mijn idee dat koolmeesjes nu al de lente komen brengen. Door de hoge temperatuur zijn er hier nu wel wat meer dan normaal maar zodra het hier iets kouder wordt, zijn ze allemaal zo weer weg in oostelijk richting.   

zondag 2 januari 2022

VREEMDE GEUR

 

Tenminste één keer per jaar moet ik naar Spangen, de wijk waar ik als kind tien jaar gewoond heb. Nu heb ik vandaag weinig te doen dus ga ik naar het Marconiplein. Het is erg rustig deze tweede dag van 2022.   Over de trappen bij het Marconiplein loop ik Spangen Benedendijks in, de Spaanse Bocht op. Dat is die straat van de sloot waar ik als kleine jongen ooit eens met ‘ijssie piepen’ door het ijs ben gezakt. Er hangt hier beneden een geur die ik niet direct kan thuisbrengen. Ik besluit om op het voetpad te gaan lopen tussen de oude stoomspoorbaan en de sloot. Volop waterhoentjes, waarvan er twee elkaar onophoudelijk naar het leven staan.  Twee zwanen zwemmen statig en vredig naast elkaar maar een van de twee(of het nou het mannetje of het vrouwtje is weet ik niet) ziet mijn aanwezigheid blijkbaar niet zo zitten, beweegt zijn vleugels dreigend omhoog zwemt mijn kant op en begint naar me te blazen.

Ongeveer vijftig meter voor me loopt, de enige mens die ik ontwaar,  een donkere man die zijn armen tijdens het lopen nauwelijks beweegt. Dat loopje ken ik, dat krijg je er zomaar bij als je volgestopt bent met anti-psychotica. Ik heb het van nabij gezien toen ik eens opgenomen was. Zelf merk je er niks van dat je dan zo loopt.   

Via een trap ga ik de helling op naar de oude stoomspoorbaan.  Van daaruit heb ik uitzicht op het Witte Dorp, waarvan men vroeger zei dat daar allemaal asocialen woonden. Ook zie ik aan deze kant, beneden aan de helling, de speeltuin waar mijn vriendjes en ik altijd het liefst speelden: er was  daar een Chinese schommel. Daar kon je met zijn tienen tegelijk op schommelen. Dat was echt ‘gaaf’ … al zeiden we dat toen nooit zo.  Ik ben bij het naar boven lopen mijn hoogtevrees even vergeten.  Het is wel even slikken. De afdaling valt gelukkig mee.  Die vreemde geur hangt hier zelfs ook nog. Op de straat is het bezaaid met resten van (illegaal) afgestoken vuurwerk maar dat ruikt heel anders.  

Ik kom op den duur in de buurt van het voetbalpleintje in de Bilderdijkstraat. Daar was ik destijds meestal te vinden. De geur wordt steeds penetranter als ik de overvolle vuilcontainer nader waaromheen tientallen vuilnisbakzakken zijn gedropt en vervolgens door hongerige vogels, muizen en ratten zijn opengereten. Ik kon me die geur niet meer heugen. Ineens weet ik het weer. Het is de geur van vuilnisbelt, die in heel Spangen hangt.

zaterdag 1 januari 2022

UITVERKOCHT

Het theater is uitverkocht. Het is al behoorlijk vol gestroomd met toeschouwers, die tezamen behoorlijk nerveus rumoerig met elkaar aan het lachen, praten zijn. Wij hebben de slechtst denkbare  plaatsen. Helemaal boven achterin, op de achterste rij twee stoelen en op de een na laatste rij twee stoelen. We zijn met zijn vieren. Mijn twee dochters, mijn vrouw en ik. Het is nog een hele klim naar onze plaatsen en als we boven zijn zien we een stel kinderen op onze plaatsen zitten. Hun ouders die op de op twee na achterste rij zitten gebaren gelijk tegen hun kinderen dat ze bij hen moeten komen zitten. Het zijn gehoorzame kinderen.

Al deze toeschouwers hier hebben nu wel kaartjes gekocht voor deze voorstelling maar ze kunnen niet weten wat ze wachten staat.  De lichten worden gedoofd, het wordt langzaam stil in de zaal en een spotlight staat gericht op de rechter zijingang. De deuren gaan daar open en er komt een groep mannen, een tiental mannen, de zaal binnen, waarvan negen gehuld in djellaba’s. De negen vormen een kring rondom een man, op sandalen, gehuld in een aantal dekens met een hoofddeksel van bont.  Vanaf mijn plaats is zijn gezicht nauwelijks te zien.  De groep van tien schrijdt voort op het trage ritme van de meditatieve muziek. De man in het midden zal hoogstwaarschijnlijk  Donald Groot zijn,  op hem zijn de nieuwsgierige toeschouwers allemaal afgekomen.   De groep loopt rechts de zaal in eerst naar boven en gaat dan halverwege de zaal naar links en daalt vervolgens de linker trappen af richting het podium’.  Donald Groot stapt als laatste het podium op en neemt plaats voor het negental in de djellaba’s.  De zaal applaudisseert en Donald maakt een diepe buiging.  Hij omhelst dan heel liefdevol zijn negen helpers en maakt aanstalten om het podium te verlaten.  Hij verkiest de linkerzijde, zijn gezicht moet nu voor de onderste rijen wel duidelijk te zien zijn. Wij moeten nog doen zonder beeld van zijn gezicht. Donald spreekt een heer aan op rij tien, denk ik, Donald geeft hen een hand, aait hem over zijn  hoofd en zegt iets tegen hem  … wat hij zegt is voor ons natuurlijk onverstaanbaar; maar ik heb ook de indruk dat de mensen om hem heen er niets van horen. De man op de hoek van rij tien staat direct op nadat Donald naar boven is doorgelopen op. De man gaat naar de zijingang naar buiten en ogenblikkelijk springt er één van de begeleiders van Donald van het podium en rent hem achterna. Ondertussen is Donald doorgelopen naar, ik schat, rij vijftien hij maakt weer contact met een toeschouwer, die op de stoel het dichtst bij trap zit, een vrouw dit keer  ook met haar praat hij even kort en als Donald verder naar boven doorloopt staat de vrouw op gaat naar de  zijuitgang van het theater beneden.   Ook nu springt er weer een van Donalds begeleiders van het podium en gaat achter de vrouw aan. Ondertussen is er hier boven ook wel iets te zien van het gezicht van Donald, een vriendelijk, vertrouwen wekkend gezicht. Bij ongeveer rij twintig stopt hij weer even, er volgt hetzelfde ritueel en ook nu weer springt er een begeleider van het podium en gaat achter de toeschouwer aan.  En kort nadat de derde toeschouwer en Donalds derde begeleider uit het theater zijn verdwenen, komt de eerste toeschouwer weer terug de zaal met in zijn kielzog de begeleider  en enkele honderden stokstaartjes, die allemaal een plaatsje proberen te bemachtigen op de schoot van een van de van angst en opwinding gillende toeschouwers. Op dat moment zie ik voor het eerst het gezicht van Donald Groot, vriendelijk, warm en ontspannen lachend,  Het is helemaal niet het gezicht van Donald Groot maar dat van mijn lievelingsoom.  Op het moment dat ik het gezicht van ome Jan zie is mijn droom opeens voorbij.