dinsdag 22 maart 2016

MARS

Zojuist fysiotherapie gehad in het Sint-Franciscus-ziekenhuis. Ik stap in de metro terug naar huis, naar Alexanderpolder. In mijn rugzak, die nu op mijn schoot staat, zit het boek, dat ik meegenomen heb, om onderweg te lezen, als ik daar zin in heb. Het is Caesarion van Tommy Wieringa. Ik heb nog geen zin om te lezen. Er raast van alles door mijn hoofd.

Irritatie over het feit, dat  ik heel vaak in het openbaar vervoer moet vragen ‘mag ik daar zitten, wilt u uw tas daar weghalen … alstublieft’ … en dan wordt er ook nog van me verwacht, dat ik netjes ‘dank u wel’ zeg.
Waarom zet u uw tas niet gewoon gelijk op uw schoot?

Ingehouden boosheid en verdriet over het feit dat mijn zoon me er van weerhoudt opa te zijn voor mijn kleinzoon waardoor hij zijn zoontje zijn opa onthoudt.

Waanzinnige woede over het bloedbad dat imbecielen namens de Islamitische Staat hebben aangericht in Brussel. Het komt steeds dichterbij. Tientallen doden en gewonden op het vliegveld.  Zoveel onschuldige, goeie lieve mensen van het leven beroofd of voor het leven verminkt, door een stel wrede, gehersenspoelde soldaten van de Islamitische Staat.
Brussel is aangevallen,’ aldus de criminelen van de Islamitische Staat, ‘omdat België een niet aflatende strijd voert tegen de islam en tegen moslims.’ Volgens de terreurorganisatie Islamitische Staat heeft ‘een geheime cel van soldaten daarom angst en ontzetting gezaaid.’ Lafbekken!
Een vervelend bijverschijnsel van deze Islamitische Staatsterreur is dat de moslimhaat in Nederland daardoor toeneemt en dat terwijl 90% of misschien wel een hoger percentage moslims zich kapot schaamt voor wat de Islamitische Staat  allemaal aanricht.
Wat zou het toch mooi zijn als er bijvoorbeeld ergens in de maand mei in Amsterdam een ‘mars tegen de Islamitische Staat’ georganiseerd zou worden en dat al die honderdduizenden Nederlandse moslims  daarin zouden meelopen.

Ik word niet goed van die narigheid in mijn hoofd …  zoek afleiding ... ga wat lezen in Caesarion: in het hoofdstuk dat ik lees krijgt Ludwig, de hoofdpersoon van Caesarion, een filmpje te zien. Het is een pornofilm waarin zijn inmiddels oude moeder, de jeugdige steractrice is. Ludwig gaat compleet over zijn nek als hij ziet dat zijn moeder haar tegenspeler pijpt en in haar mond laat klaarkomen.

Opeens ontwaar ik door het raam van de metro, een flat die ik normaal nóóit zie …. blijk ik in de verkeerde metro te zijn gestapt! Die naar de Terp in Capelle aan den IJssel. Ik stop mijn boek terug in mijn rugzak. Op het eerstvolgende metrostation moet ik uitstappen en terug naar Capelsebrug  en dan de goeie metro pakken. Al met al ben ik met mijn onoplettendheid toch zeker tien minuten kwijtgeraakt.

Wanneer ik eenmaal in de goeie metro zit, wordt mijn aandacht getrokken door een achteruit rijdende scootmobiel, die door de bestuurder keurig netjes wordt geparkeerd in de daarvoor speciaal gecreëerde scootmobielparkeerplek.
De bestuurder is veelvoudig gehandicapt. Hij mist zijn beide onderbenen. Daarvoor in de plaats heeft hij glimmende, metalen protheses, waaraan weer  voetprotheses zijn bevestigd. Over die voetprotheses heeft de man een paar knaloranje Adidas loopschoenen, met drie gifgroene strepen, aangetrokken. Zijn rechterarm houdt op bij zijn ellenboog en zijn ogenschijnlijk gezonde linkerarm gaat over in een hand met vijf vingerstompjes. Hij heeft een hazenlip en van zijn voorhoofd, net boven zijn neus,  tot halverwege zijn schedel loopt een litteken. Dus daar is hij geopereerd. Toch zit hij gewoon met iemand te communiceren via zijn smartphone, die hij bedient met het duimstompje van zijn linkerhand.
Als ik hem zo zie, valt het met mij allemaal nog wel mee.

Ik stap uit de metro; het is nu nog maar 4 minuten lopen naar huis

maandag 21 maart 2016

TRAUMATISCH

Traumatische tijden

1. Mijn vrouw deelt me in juni 2015 mede dat het na 45 huwelijksjaren ‘klaar’ is … ze houdt niet meer van mij en wil van me scheiden. Wat kan ik daar tegen beginnen? Niks. Op 11 augustus 2015 werd de scheiding definitief.

2.Na, met een korte onderbreking 45 jaar in het (warme) Oude Noorden te hebben gewoond, moet ik ten gevolge van de scheiding verhuizen. Bij gebrek aan een beter aanbod, kan ik niet anders dan per 1 september 2015, een woning  in (het kille) Prins Alexanderpolder aanvaarden.

3.Op 15 oktober 2015 kom ik op een zebrapad ongelukkig ten val (op een stoeprandje) en verbrijzel daarbij mijn rechterschouder en –bovenarm bovendien wordt  een zenuwbundel, die mijn rechterarm en  -hand moet activeren, flink beschadigd. Het gaat gelukkig  een stuk beter, daar heb ik eerder al over geschreven. Maar het algehele herstel zal lange tijd vergen: tot eind 2017.

4. Tegen het eind van mijn bezoek, van afgelopen vrijdag 18 maart aan Diergaarde Blijdorp, samen met mijn kleinzoon C. en mijn zoon S. deelde ik S. mede dat ik wel weer,  samen met mijn ex-vrouw, kon komen oppassen op kleinzoon C.
 Dat vond S. geen goed idee. Hij noemde dat: een gepasseerd station. Verder vond hij dat er inmiddels te veel dingen gebeurd waren. Dat  klopt: er zijn dingen gebeurd. Ik heb me in het verleden ten onrechte wantrouwig gedragen tegenover hem en zijn vrouw. Dat zette kwaad bloed maar dat is inmiddels bijgelegd.
S. moest in dit kader ook nog kwijt dat hij er niet aan moest denken dat ik een héle dàg in de nabijheid van zijn zoon C. zou zijn.
‘Hoe dat zo?’  Vroeg ik mij af. ‘Waar ben je dan bang voor?’

We liepen in de richting van de uitgang van de dierentuin. Ik moest vreselijk plassen. Hoewel ik door de reactie van S. zwaar uit het lood was geslagen, probeerde ik toch nog nieuwe argumenten aan te voeren namelijk dat C.’s oma, mijn ex dus,  er heel blij mee zou zijn als ik weer mee kwam oppassen … ze vond het nogal zwaar om het alleen te doen en volgens haar is  C. gek is op mij  … want altijd als zij oppast vraagt C. naar mij.
S. keek daar heel even raar van op maar hij gaf geen krimp. Ik legde mijn hand even lichtjes op zijn leren jasje en zei:
’Nou dag S.’ waarin voor mij de betekenis lag van:
‘Als je denkt dat dit is wat je moet doen, dan moet je dat maar doen.’
Ik kon wel janken.
Ik liep bij hem weg de Rivièrahal in … naar de wc..  Waarop S. mij nariep:
’Dàt gedrag van jou is nou precies de reden waarom ik je niet als oppas wil …. of zoiets … want de afstand was inmiddels te groot om alles scherp te kunnen horen .. hoe dan ook …  begrijpen deed ik het niet..

Een hele dag mag ik van zoon S. dus niet in de buurt zijn van mijn kleinzoon C.  Hoeveel tijd dan wel? Een halve dag? Een uur? Vijf minuten … of is het zo:  blijf liever maar helemaal bij hem uit de buurt.

Ik ben er he-le-maal kapot van.

zondag 20 maart 2016

GEPASSEERD STATION

Een gepasseerd station.  Je had eigenlijk in Rotterdam willen uitstappen. Je was in slaap gevallen en je wordt wakker als de trein langs Zwijndrecht dendert. Bijna ben je in Dordrecht. Met je duffe hoofd pak je je spulletjes bij elkaar en stapt in station Dordrecht uit de trein. Gelukkig rijden er veel treinen tussen Dordrecht en Rotterdam. Maar al met al zal je toch wel drie kwartier te laat op je werk zijn. Rotterdam was een gepasseerd station.

Een gepasseerd station. Je weigert het aanbod van een woningbouwvereniging: een heel mooie vierkamerwoning op de 16e verdieping in het Centrum van Rotterdam. Want jij hebt je zinnen gezet op een vijfkamerwoning op de 18e verdieping langs de Maas. Voor die vijfkamerwoning krijg je geen vergunning, het is namelijk een woningwet woning en  je gezin bestaat uit te weinig personen voor dat vijfkamer appartement. Helaas voor jou is die mooie vierkamerwoning nu niet meer in de aanbieding. Je bent net te laat want de woning is geaccepteerd door een andere huurder, die de woning aangeboden had gekregen. Die vierkamerwoning is voor jou een gepasseerd station.

Een gepasseerd station. Over een paar weken is de kampioenswedstrijd van Sparta. Een vriend van je biedt aan om ‘voor de vriendenclub’ kaartjes te kopen. Maar jij slaat het aanbod af; jij koopt zelf wel je kaartje, je bent er toch vaak genoeg in de buurt. Twee weken voordat de match zal plaats vinden realiseer je je dat je nog geen kaartje hebt voor Sparta – NAC, op 1 april, want om die wedstrijd gaat het. Dan verneem je dat het stadionnetje helemaal is uitverkocht. Ten einde raad neem je nog contact op met je vriend. Misschien is er nog een kaartje over, zo  hoop je. Maar neen, iedereen die een kaartje wilde heeft dat inmiddels. Je vriend is voor jou, wat betreft de kaartjes voor  Sparta-NAC een gepasseerd station.

Een gepasseerd station. Jij was dol op haar en zij op jou. Samen beleefden jullie mooie tijden. Concerten, theatervoorstellingen, bioscoopbezoeken, dansavonden, vakanties. Je was niet trouw aan haar en dat verziekte de relatie. Ze sloot zich van je af en ging een leven in zichzelf lijden … in ieder geval los van jou. Jij was een gepasseerd station voor haar en zij een gepasseerd station voor jou.

Een gepasseerd station. Toen je op je fietstocht door Frankrijk langs het tankstation reed had je nog geen dorst. Als je je toen had gerealiseerd dat het eerstvolgende watertappunt op bijna vijftig kilometer zou zijn, had je hier wel je bidons vol laten lopen. Het was een bloedhete dag en je zat nu op zo’n twintig kilometer voorbij dat laatste tankstation. Je wankelde zowat op je fietsje maar je moest door. Terugfietsen naar dat tankstation was geen optie, dat was een gepasseerd station. Je moest door, hoewel je geen idee had hoe lang je nog moest fietsen.

Een gepasseerd station. Je moet opeens vreselijk plassen. Een  kwartiertje terug zat je nog in een kroegje, bier te drinken maar toen hoefde je nog niet. Nu wel en niet zo’n beetje ook. Je doet nu je behoefte tegen een boompje in een plantsoen. Godzijdank word je niet door de politie op wildplassen betrapt. De wc van de kroeg is een gepasseerd station.

Zomaar zeven gepasseerde stations.


zaterdag 19 maart 2016

FIETS

Ik zit de Volkskrant te lezen, het is zaterdag  en voor die zaterdagse Volkskrant heb je eigenlijk een hele dag nodig. Eigenlijk … want het komt er nooit van om hem helemaal uit te lezen. Soms verdeel ik hem over een paar dagen maar dan nòg moet ik vaak aan het einde van de week een deel ongelezen wegdoen. Goed …  ik zit dus te lezen als er op mijn bel wordt gedrukt. Het is Hasna, mijn Afghaanse buurvrouw, 62 jaar, hoofddoekje, brilletje, tamelijk klein , dik,  breed en heel erg aardig, want ze is me al heel vaak eten wezen brengen.  Heel lekker eten.  Hasna staat vrolijk lachend te zwaaien op de galerij achter mijn keukenraam … ze heeft ook nu weer een bordje eten voor me in haar hand.  Ik zwaai glimlachend  terug en open de deur.
‘O wat heerlijk, kom je me alweer verwennen …?!’ zeg ik. Ik zie op de berg rijst een kippenpootje, een paar stronkjes bloemkool en eetlepel spinazie liggen. Hasna duwt me het bord in mijn handen en ze probeert me  met een lachend en tegelijk vragend gezicht, in haar onbegrijpelijke mengeling van Farsi en Nederlands, iets duidelijk te maken. Het enige woordje dat ik in haar hele verhaal  versta is ‘fiets’.
Ik zeg haar gelijk dat ik van mijn dokter nog  niet mag fietsen … ik wijs op mijn geblesseerde rechterarm, die arm is nog te zwak is om mee te gaan fietsen .. dat zou gevaarlijk zijn.
En weer volgt er een hele riedel van Hasna wederom met het woord ‘’fiets’ centraal en nu wijst ze met haar wijsvinger naar zichzelf. Oh, zal dat het zijn …?  Zij heeft zelf een driewieler, een grote driewieler voor volwassenen  en ik denk nu te begrijpen dat ik die driewieler van haar mag lenen. Maar ook dat kan ik nog niet met mijn gehandicapte arm.
‘Nee, nee, dat kan echt no niet,’ zeg ik. Het bordje eten zet ik even op de keukentafel.
Hasna volhardt in haar verhaal. Nu worden me er meer elementen duidelijk. Ik hoor haar zeggen ‘zoon’ en ‘één maand’ en weer ‘fiets’. Ik kan daar toch ook niet direct chocola van maken. Dan heeft ze plotseling genoeg van mijn onbegrip, duwt me zachtaardig doch resoluut opzij en  loopt brutaalweg mijn woonkamer in en stapt meteen op mijn hometrainer af. Hasna doet een poging het ding op te tillen maar die is veel te zwaar voor haar alleen.  
 ‘Ik dik … ik fietsen thuis …   zoon kopen fiets … één maand,’ zegt ze en kijkt me vragend aan. Nu pas begrijp ik haar verhaal. Ze wil mijn hometrainer voor een maandje lenen, tot haar zoon er een voor haar gekocht heeft.  Helaas moet ik haar teleurstellen. Ik gebruik die hometrainer zelf iedere dag,  omdat ik anders dichtslib. ‘Maar,’ zeg ik, ’je mag hier wel  elke dag komen fietsen, hoor,  als je wilt.’ Hasna verstaat kennelijk het Nederlands beter dan dat ze het spreekt want ze moet hard om mijn voorstel lachen. ‘Nee, nee,’ zegt ze en ze gaat in het haar typerende schommelende loopje weer naar buiten. Ik excuseer me nog dat ik de hometrainer echt zelf nodig heb. Maar dat begrijpt ze wel. Ze wijst nog naar het bordje eten op de keukentafel en zegt: ’Eten ….eten …lekker warm.’
‘Ja, lekker, nog bedankt, hè,Hasna.‘


Ik duik weer snel in de Volkskrant. Alleen het kippenpootje eet ik op … lekker. De rest van dat eten heb ik in de wc geflikkerd. Ik houd niet zo van de combinatie bloemkool/spinazie.

vrijdag 18 maart 2016

BAND

Met mijn moeder had ik een zeer hechte band.  Binnenshuis deed ik veel voor en met haar maar vreemd genoeg kan ik me weinig momenten herinneren, die wij buitenshuis samen deden ... twee slechts.
Ten eerste: de  immens lange wandeling van Spangen naar de Maastunnel, alwaar de mobiele spaarbank stond, waar de weinige centjes die mijn vader verdiende konden worden opgenomen. Een wandeling met ijsje van vijf toe.
De tweede herinnering was die van het bezoek aan mijn zwakzinnige broer Tinus, ik was toen negen, hij acht. Tinus woonde in een inrichting in Schinnen. Hij zat toen vastgebonden aan een ketting in een hoek van een groot vertrek. Hij was geen uitzondering want vrijwel iedereen in dat vertrek zat vastgebonden. Op een paar meter van Tinus zat een jonge man  in een lange witte jurk, zijn gezicht zat vol wit uitgeslagen korsten en hij kwijlde doorlopend,  zijn jurk was zeiknat. In de andere hoek zat een ventje in een kinderstoel met het lichaam van een vierjarige en een volgroeid volwassen hoofd met een haardos om jaloers op te worden.  Hij zat vastgebonden in zijn kinderstoel.
We kregen een rondleiding en konden nog meer te zien krijgen maar mijn moeder fluisterde tegen de zuster die de rondleiding verzorgde, dat ze zo wel genoeg had gezien. We gingen nog even terug naar mijn broer, die ook wel zat te kwijlen maar niet zo heel erg. De zuster maakte een foto van ons drietjes. Die kregen we later thuisgestuurd. Tot mijn moeders dood stond die foto op haar dressoir.

De band met mijn vader is nooit zo hecht geweest. Niet zo hecht in ieder geval als die met mijn moeder . Toch deden mijn vader en ik vrij veel leuke dingen samen, zowel binnens- als buitenshuis. We deden thuis vaak spelletjes. Vrijwel alle kaartspelletjes die ik ken, eenendertigen, eenentwintigen, toepen, pesten, jokeren, patiencen voor één en patience voor twee spelers, heb ik van hem geleerd. Alleen klaverjassen heeft hij me jammer genoeg nooit kunnen leren.
We gingen ook veel naar sportwedstrijden kijken, voetbal en honkbal en we maakten samen (veelal zwijgend) lange fietstochten. We namen dan brood, fruit en drinken mee en niet te vergeten een bal en zwemspullen.
Tijdens een van de fietstochten namen mijn vader en ik onderweg een frisse duik in een verlaten haventje. Er was daar verder niemand. We speelden in het water met de bal, die we naar elkaar toe gooiden en waarnaar we doken.  Het was lekker weer, we lagen langs het water nog even op te drogen toen op een meter of honderd bij ons vandaan een politiewagen stopte. Een agent kwam uit de auto en riep mijn vader bij zich. Zij spraken even met elkaar, waarna mijn vader mij wenkte naar hun toe te komen. De agent vroeg toen aan mij wie die meneer was met wie ik hier samen was. Toen ik zei dat dat hij mijn vader was, wist de politieagent voldoende, gaf me een schouderklopje en zei: nou, nog veel plezier samen, hoor.

Jaren later begreep ik pas waarom die agent dat eigenlijk wilde weten. 

donderdag 17 maart 2016

TUIN

In september 1963 verhuizen we  van een vierkamer woning in Spangen naar een vijfkamer woning in Hordijkerveld. We, dat zijn mijn hoogzwangere moeder, mijn drie zusjes en ik. Mijn vader kan niet helpen Hij  werkt op de s.s. Rotterdam en maakt een cruise om de wereld. Mijn zusjes hoeven niet te helpen, zij zijn nog onder de tien en worden zolang even ondergebracht bij tante Fien, een zus van mijn vader. Ik ga die dag gewoon naar school. ’s Ochtends fiets ik van de van Lennepstraat in Spangen naar de Beukelsdijk en als ik klaar ben op school fiets ik naar de Leppedijk in Hordijkerveld.
Wat een ravage tref ik aan in dat nieuwe huis! Alsof er een bom ontploft is. Hoe moet daar in Godsnaam orde in geschapen worden. Mijn moeder wordt bij de verhuizing geholpen door een drietal zwagers. Verven en behangen hadden die al eerder gedaan. Alléén had mijn moeder het natuurlijk nooit gered. Ze zit met haar dikke buik midden in de kamer en vertelt de heren precies waar alle spullen heen moeten. Ik word bij thuiskomst ook gelijk aan het werk gezet. Normaal is ze nooit zo bevelerig maar nu laat ze zien wie de baas is.

We hebben een grote achtertuin, een zijtuin en een voortuin. Wij zijn de eerste bewoners van dit huis en slordige bouwvakkers hebben aardig wat puin in de tuin achtergelaten. Mijn moeder staat daar een beetje over te mopperen tegen oom Ab, een van de zwagers, als Ab zegt: ‘nou, Ada,’ want zo heet mijn moeder, ‘nou Ada, maak je daar nou maar geen zorgen over … als je zo ver bent stuur me dan maar een kaartje, dan kom ik je wel helpen met de tuin.’
Dat laatste hoor ik oom Ab zeggen en dan zeg ik iets stoms … iets waar ik vreselijk veel spijt van zal krijgen: ik zeg tegen oom Ab dat hij helemaal niet hoeft te komen tuinieren, want ík zal die tuin wel even mooi gaan maken … ik vind tuinieren namelijk hartstikke leuk.
Waarop oom Ab, enigszins in zijn wiek geschoten, reageert met: ‘ooo, nou, als jij dat zo graag wil doen jongen, dan doe je dat toch, ik zit echt niet op die klus te wachten, hoor.’  Uit mijn linker ooghoek zie ik, dat ma trots op mij is.

O,o,o,o, wat ben ik in mijn schik met die tuintaak èn … (en dat is eigenlijk wel heel wat anders) … wat zijn we thuis allemaal blij met ons nieuwe lieve kleine broertje, een klein spichtig mannetje, dat de naam Gerard meekrijgt . Gerard is ook de naam van de oudste broer van mijn vader. Mijn zusjes hadden het leuker gevonden als de baby naar mijn vader was genoemd. Maar ja mijn mijn moeder besliste anders.

Het is nu september, dus het eerste half jaar valt er nog weinig te tuinieren maar in maart/april zal ik aan de bak moeten. Voorlopig is er binnenshuis volop te doen en gelukkig is mijn vader vanaf eind september een maandje thuis  dan is er nog meer dan genoeg voor hem te doen.

Mijn  moeder heeft voor haar verjaardag, in januari, allerlei tuingereedschap gevraagd, waaronder een schep, om mee te spitten en een grasmaaimachine om …  

Eind maart 1964 is het mooi lenteweer. Achttien graden. Ik ga werken in de tuin. Eerst alle hout en stenen verwijderen. Dat kost me al zowat een halve dag. Dan pas kan ik beginnen met het spitten van de bij benadering honderd vierkante meter, die onze tuin in totaal groot is.. De om te spitten klei is loeizwaar en bovendien liggen er onder het tuinoppervlak ook nog eens volop brokstukken. Die dag spit ik hooguit drie vierkante meter … ik ben gebroken. De schep heb ik er gelijk bij neergegooid: ‘ik kap er mee … die tuin kan ik ook echt niet samen doen met al mijn huiswerk, hoor!’…  ik zag de verwijtende blik in mijn moeders ogen: jij geeft wel erg gauw op, jongen en ze zei nog tegen me: ‘Nou moet ik oom Ab weer lief aankijken of hij me alsjeblieft wil komen helpen met de tuin. Daar ben ik echt niet blij mee, Jee.’

woensdag 16 maart 2016

EEN ANDER

Ze is even met stomheid geslagen, mijn ex-psycho-therapeute Thea, als ik haar vertel, dat mijn vrouw en ik na 45 jaar uit elkaar zijn. Als ze zich hervindt, zegt ze resoluut: ‘Je moet niet alléén blijven, hoor!!’  Zou ik, volgens haar,  op zoek moeten naar een ander?
Thea is met een klusje bezig in het medisch centrum waar ik even moest zijn. We hebben allebei weinig tijd … hierover doorpraten kan nu helaas niet.
Waarom ze dat nou zo tegen me zegt begrijp ik ook niet precies. Ik ben ik er nog niet aan toe om op zoek te gaan maar door Thea’s woorden ben ik er wel over door gaan denken.
Op het moment is mijn kringetje vrij klein. Het is dat ik nog zo vaak naar dokters en psycho- en  fysiotherapeuten moet … daardoor kom ik nog eens onder de mensen en heb ik ook nog een zinvolle dagbesteding; ben ik nog niet helemaal sociaal geïsoleerd. Als ik straks weer hersteld ben, heb ik veel tijd om van alles te gaan doen en zal ik, als ik op deze manier doorga,   weinig mensen om me heen hebben.
 Ik zal nu dus in actie moeten komen. Lid worden van een bijvoorbeeld een theaterclub, een bridgeclub, me inschrijven bij een sportschool, vrijwilligerswerk weer oppakken … maar dat soort dingen bedoelde Thea niet met ‘niet alleen blijven’;  zij wilde zeggen ‘zoek een vaste relatie, Jee.’

Ik woon nu ruim een half jaar alleen en voor het grootste deel van die tijd was ik, door de smak die ik in oktober vorig jaar maakte, half invalide . Ik ben nog steeds niet in orde en dat zal waarschijnlijk nog wel anderhalf jaar duren. Het gaat wel elke dag beter, maar toch blijft het lastig.
ik heb het in mijn eentje redelijk naar mijn zin maar ik mis wel wat. De liefde, warmte,  gezelligheid, genegenheid en aanspraak, die min of meer normaal is bij mensen die een (goeie) vaste relatie hebben met elkaar.
Thuis loop ik nu vaak in mezelf te lullen … steeds meer, merk ik… mensen zeggen dan tegen me: ‘Je moet een kat of een hond nemen, joh’ …maar dat is niks voor mij. Ik ben geen beestenmens en trouwens beesten zijn ook niet zo gecharmeerd van mij. Ik ben altijd een beetje bang geweest voor honden en katten en dat voelen ze, hè?

Een relatie met een lieve, warme, gezellige vrouw zou ik best wel willen maar het is een irreële wens. Want wie zit er in Godsnaam op mij te wachten? Ik ben bijna 66 jaar, kaal, grijs, bipolair,  momenteel half kreupel en bovendien zie ik er nu ook nog eens niet uit met een hoofd vol smerig eczeem.

‘Probeer eens een dating-site,’ zei een kennis. Welke? Er zijn er zoveel en hoe weet ik of zo’n site betrouwbaar is?
‘Neem Tinder,’ zei mijn oudste zoon, ‘die site is wel betrouwbaar’. Nou vooruit laat ik eens gek doen … lees ik in de kleine lettertjes van Tinder, dat 55 plussers  uitgesloten worden.

Naarstig gaan speuren naar een nieuwe partner ga ik echt niet doen; kan ik ook niet. Ik zie wel wat er op mijn pad komt als er überhaupt wat op mijn pad komt.

Die hooguit 15 jaar, die mij nog resteren,  hoop ik volop te kunnen genieten van mijn familie, in het bijzonder van mijn kleinzoon en verder wil ik dingen gaan doen die ik leuk vind zoals: schrijven, fietsen, zwemmen, wandelen, films kijken, taal lessen geven, foebele kijken, spelletjes doen en  zingen. Soms alleen en soms samen met een ander of anderen.