zaterdag 4 juli 2015

FOTO-ALBUM

Die avond stap ik na het eten naar de voorraadkast, waar ook onze verzameling fotoalbums ligt. Ik pak er zo maar een uit. Het interesseert me niet echt welk album. Toevallig pak ik het album met de foto’s van de jaren 1988 tot en met 1993.

Freddie en Rudie, onze zonen en hun geliefde vriendinnen, Ineke en Sam zijn deze zondag bij ons blijven eten, ter gelegenheid van Vaderdag. Ik heb, zoals gewoonlijk op Vaderdag gekookt. Goulash. Doe ik elk jaar.  Voor de zesendertigste maal nu alweer. Zo lang ben ik alweer vader ….
  
De jongens doen de afwas . Fijne knullen. Eerst de vettige borden en pannen met heet water afspoelen en dan afwassen. Vanaf hun vijfde jaar moesten ze dat al van me doen. Daar is toch niks mis mee!? Jong geleerd is oud gedaan! Daar kregen ze destijds pluspunten voor van mij. Die konden ze weer bij mij inleveren. Voor geld. Tien punten, één gulden. Gingen ze meestal gelijk ijs of ander snoep voor kopen. Geef ze eens ongelijk! Trouwens dat afwassen ging en gaat  nog wel gewoon in een teiltje met water, sop en  dan flink boenen met zo’n borsteltje.
Van een afwasmachine moesten we niks hebben. De jongens ook niet. Afwassen vond en vind ik nog steeds een leuke sociale activiteit. Ondertussen een beetje babbelen, zwetsen of dom ouwehoeren, soms een stevige woordenwisseling. Prima. Een afwasmachine is leuk voor een weeshuis of een bejaardenhuis. Voor ons gezin vond en vind ik zo’n ding een overbodige luxe.

Terwijl ik al neuzend in het vakantiealbum een beetje zit te grinniken, staan de dames op het balkon gezellig een sigaretje te roken. Ons balkonnetje is qua ruimte eigenlijk maar geschikt voor twee mensen. Maar zo, met zijn  drieën bij elkaar,  inhaleer je toch ook iets van de rook van een ander zijn sigaret. Bijzonder! Sociaal ook. Ja toch? Niet dan?  
Wat zullen Ineke en Sam straks genieten van de foto’s van hun lieve mannetjes, Dan zie ze hun ‘boys’ als tieners met elkaar ravotten in hun onbekommerde tienerjaren. Ik zit nu al te genieten.

Zo waren we in Bretagne waar Freddie, op duizelingwekkende hoogte, ontspannen op een menhir lijkt te liggen. Rudie, zit ogenschijnlijk relaxed, met zijn armen gespreid, onder een, op een muur gebeeldhouwde, reuze-hagedis.

In het Parc Obelix, iets ten noorden van Parijs, durfde  zowaar ook paps (ik dus) met zijn zonen de achtbaan in … volgens Freddie en Rudie stelde dat achtbaantje ‘geen reet’ voor  … veelste traag, veelste laag …

Tijdens onze theatervakantie in het Franse dorpje Charme stond Rudie voor het eerst op de Bühne. Hij deed een kostelijke ‘Michael Jackson act’: Beat it.
Carole vermaakte zich kostelijk met de tango-lessen. Vooral de tangodocent vond ze top. Hij was een homo. Alle stereotype homobeweginkjes gebruikte hij in zijn lessen. Als hij in een tango zijn kont naar achteren zwiepte, uitte hij het wulpse kreetje: ‘Oeps!’  Dat was voor haar genieten!!
Ik deed een straattheater - act. Als doorgedraaide politieagent maakte ik het centrum van Charme onveilig. Op totaal onlogische wijze ging ik daar het verkeer staan ontregelen (groen werd ‘stop’ en rood: ‘rij). Ik slingerde brave, argeloze voorbijgangers op de bon of deed ze de handboeien om. Leuk om te doen. Sommige inwoners van Charme konden de act niet zo waarderen. Maar ik heb het overleefd.
Freddie vond het daar allemaal maar niks… die ging liever foebele …  al was het in zijn eentje. De volgende vakantie was meer spekkie naar Freddie zijn bekkie.

Op de fiets hard sjezen langs de Loire. Rudie kon er trouwens ook wat van. Met duizelingwekkende snelheid lieten die twee zich van de bergen vallen. Paps was veel voorzichtiger, die kneep vaak zijn billen bij elkaar en in zijn remmen, eigenlijk veel te veel want na elke rit moesten zijn remblokjes vervangen worden.

Het eerste familie-Mastwijk weekend viel ook in de periode 1988-1993.  Rudie doet daar zijn eerste act met gitaar op een heus podium. Alleen …. de gitaar is nep … hij deed wel weer een nummer van zijn idool: Michael Jackson.

Ineke en Sam blijken toch minder interesse te hebben in die fotootjes, dan ik dacht. Ineke  gaat al snel zitten bladeren in een oude Opzij. Sam gaat zitten gamen en  in de werkkamer komen Rudie en Freddie niet meer bij van het lachen, om van die ‘bloopers’ op You Tube. Carole geeft de planten water. Het was een warme dag. De planten hebben dorst.

En ik … ik zie mezelf, een beetje sneu, zitten grinniken, boven dat fotoalbum dat op mijn schoot ligt. 

vrijdag 3 juli 2015

LULLETJE LAMPEKATOEN


We kwamen in IJsselmonde te wonen. Als groot gezin. Daar ben je mooi klaar mee. Ook dit is Rotterdam Zuid geworden want in de oorlog is IJsselmonde bij Rotterdam gevoegd. Heel treurig vind ik het te moeten bekennen, dat ik zes volle jaren in deze onderontwikkelde, achterlijke en  onbewoonbare non-wijk woonde. Zo wàs IJsselmonde, met als ultiem dieptepunt het gedeelte met de naam Hordijkerveld. In 1963 letterlijk uit de grond gestampt. Woningen stonden er: verdeeld over talloze grote en kleine rechthoekige blokken. Platte, dorre grasvelden en een enkele zandbak waren de prikkelende recreatiemogelijkheden in deze wijk. Verder was er niets, de wipkip moest nog gelegd worden. Er was geen kerk, geen dokter, geen groenteboer, geen disco, ja, zelfs geen hoer. Nu anno 2015 zitten er wel een paar hoeren, zeggen ze ….. op de Pruimendijk. Alle straten heten daar dijken , Leppedijk, Appeldijk, Vudijk, Molgerdijk, de stomste namen maar er was in die hele wijk niets dat op een echte dijk leek. Ja, twee, drie kilometer verderop liep de Maas en daar lag een duidelijke dijk voor: de Maasdijk. Maar bewoners van al die stomme ‘dijken’ in dat stompzinnige Hordijkerveld zouden zonder uitzondering verzuipen als de Maasdijk het zou begeven …. Huigendijk, Averdijk, Lodijk, Kerstendijk, Stuk voor stuk lachertjes van dijken.

Als het vroor was het niet vreemd dat de ruiten van slaapkamers van de eengezinswoningen kapot sprongen. Duimendikke ‘vorstbloemen’ vormden zich op de slaapkamerramen. Geen wonder: er stond, uitsluitend in de woonkamer, een kacheltje met een veel te lage capaciteit om de hele eemgezinswoning behoorlijk te verwarmen. Ronduit misdadig was dat. Vele winteravonden heb ik met mijn winterjas aan, een dikke sjaal om, een warme muts op en drie paar geitenwollen sokken aan,  zitten studeren.  Wiskunde-opgaven zitten maken en ik heb zitten zwoegen op vertalingen Frans-Nederlands en nog veel meer. Soms kwam mam het peperdure elektrische kacheltje bij mijn voeten zetten … dat was wel lief van haar maar dat konden we eigenlijk niet betalen.
En dan had ik nog een regiment kleine broertjes en zusjes dat niet rustig te krijgen was …ondanks dat mijn moeder geregeld (tevergeefs) riep
‘Zachtjes, jongens, zachtjes, want Jee, moet leren ...’
Het maakt me wel wat trotser, zo achteraf, gezien de omstandigheden, dat het me gelukt is die opleiding (hbs-A) met succes af te ronden.
Pas in de tachtiger jaren is Hordijkerveld gemoderniseerd: er werd in alle huizen centrale verwarming aangelegd.

Als het eens lekker weer was, kwam je bij die ‘malle dijken’ om van de hitte: er was geen zuchtje wind te voelen, geen mens waagde zich buiten. Hordijkerveld was een ‘beton- en steenmassa’, die de warmte vasthield. De temperatuur liep daardoor extreem snel op. Wanneer er in het land, door de hitte, doden waren te betreuren, dan werden de eersten steevast  in Hordijkerveld betreurd.

Kolère wat een tering wijk. Tot mijn twintigste heb ik daar gewoond. Al toen ik er twee weken weg was voelde ik me vreemder, alsof  Hordijkerveld me een vlekje, een afwijkinkje  had bezorgd. Vanaf mijn twintigste loop ik rond met het ‘Lulletje Lampekap – syndroom’: het gevoel helemaal nergens bij te horen.


Dat syndroom was á la minute over toen ik in 1970 een waanzinnig leuk meissie van de Kunstacademie leerde kennen: Carole. Het was liefde op het eerste gezicht. 45 jaar lang voelde ik me een hele Piet. Maar ik moet eerlijk toegeven dat het ‘Lulletje Lampekap – syndroom’ me al die jaren tot op de dag van vandaag toch wel een beetje parten is blijven spelen … en nu dat waanzinnig leuke meissie, het drie weken geleden met me heeft uitgemaakt, ben ik weer terug bij ‘AF’ … helemaal syndromatisch … al ontvang ik wel minstens 200 euro.

donderdag 2 juli 2015

ROOD-WIT

Drie weken na de scheiding belde hij naar het vaste telefoonnummer van haar nieuwe huis en zei dat zij best wel eens terug mocht komen om een bakkie te doen of mee te eten. Hij wist dat Patries voor weinig geld (350 euro) een leuk woninkje had weten te huren bij een louche huisbaas en op Marktplaats had ze een ronduit schattige inboedel bij elkaar gescharreld. Voor nog geen 750 euro:  een vlammend rode tweezitter, een Perzisch tapijt van 2 bij 1 meter, wit laminaat …  kamerbreed, een rode eettafel met daarom heen met witte stof beklede rode stoeltjes. De wanden van de woonkamer had ze laten behangen met een eenvoudig wit behangetje met als motief dunne rode schuine strepen, op 10  centimeter afstand van elkaar. Dan was er nog de ronduit schitterende boeken–  en audio-tv kast in de vorm van een opengewerkte cello. Klazien, een vriendin van Patries had die kast zelf bedacht en gebouwd. Werkelijk schitterend. Die kast heeft nu nog voornamelijk een grenen uiterlijk met donkerrode zijkanten. Patries is bezig al dat grenen in die kast, te schuren en te plamuren en nog eens te schuren en te plamuren. Dan weer schuren en in de grondverf zetten. Weer schuren (een zeer eentonig stukje dit, dat wel, sorry daarvoor) dan in de hoogglanslak. Weer schuren en weer in de hoogglanslak zetten. Hoogstwaarschijnlijk is Kees dan klaar.
Dat leek haar dus mooi: rood-wit. Klazien gruwde van het idee. Zij wilde het grenen handhaven. Maar Patries was vastbesloten! Alles moest van haar in de kleursetting rood-wit. Het leek wel of Patries dè grote supporter was van de voetbalclub Sparta. In plaats van ik. Het rood wit, de Sparta mars was slechts mijn lijflied, terwijl zij een geheel rood wit huisje aan het realiseren was. Chapeau!

Voor hen die hem niet kennen … pas 100 jaar oud …. De Sparta Mars
Beluister op You Tube ‘de Sparta Mars’
diverse uitvoeringen ook van Jules Deelder en een hiphop versie)

De Sparta Mars
Rood wit is onze glorie,
Rood wit zit ons in het bloed
Bij neerlaag of victorie,
Bij voor of tegenspoed.
Rood-wit gaat nooit verloren
En jaren nog hierna
zullen wij laten hohhoren
SP AR TA
Zullen wij laten hohhoren
SP AR TA!!!


Patries vond het best een leuk idee om eens bakkie te komen doen bij mij en dat mee eten zag ze ook wel zitten, hoewel ik duidelijk merkte dat zij liever mijn koffie dan mijn prakkie had. Een goeie kok ben ik eigenlijk ook nooit geweest.

Al aan het begin van ons telefoongesprek meende ik op de achtergrond iemand (een manspersoon)  te horen kuchen en het leek er op alsof er iemand bezig was een  balletje hoog te houden.
Dat laatste is een voetbalterm. Die term staat voor de vaardigheid om een bal een x-aantal keren (zeg van 2 tot 100 keer) rustig met de voet omhoog te brengen, met dezelfde voet weer op te vangen en dan die bal weer met dezelfde omhoog te brengen enzovoorts, enzovoorts.
Ik vroeg Patries naar de bekende weg of ze soms bezoek had.
‘Ja,’ zei ze, ‘Kenneth is er.’
‘Kenneth??’
‘Ja, Ik heb tegenwoordig kennis aan Kenneth Vermeer, weetjewel, die keeper van Feyenoord.’
‘Ja, zei ik, ‘daar heb ik wel eens van gehoord … dat is toch die neger? ….  Jaja,
die ken ik wel.’
Twee gevoelens borrelden tegelijkertijd op giftige wijze bij me op: walging vanuit mijn Sparta wortels, dat ze nu met een Feyenoorder was en bittere jaloezie, omdat ze nú al, zo kort na de scheiding, zo’n rijke  maar oerlelijke vent aan de haak had geslagen.
Zowel die walging als jaloezie moet Patries gehoord hebben in mijn stem toen ik zei:

‘Oh, ik dacht dat, dat Kenneth Vermeer homofiel was, joh.’

dinsdag 30 juni 2015

SLAPPE OUWE REET

Mama vond uiteindelijk een baan als huishoudster bij mevrouw van Teeffelen. Eigenlijk was het geen doen. Mam had vijf kinderen, vier kleine meisjes en mij.  Ik was de grootste met m’n zeven jaar èn een jongen.  Mam had dan wel een man, maar die vaarde. Pap zagen we haast nooit. Mam kwam altijd veel geld tekort om rond te komen met haar huishouden en die  mevrouw van Teeffelen was bereid om mam flink te betalen.
In één ding was mam heel resoluut: ze zou nooit of te nimmer bij mevrouw van Teeffelen in bed kruipen. Dat kwam zo: mevrouw was ook alleen en had nooit een man gehad en dat was niet per ongeluk gegaan. Mevrouw van Teeffelen was meer van de vrouwenliefde, hoorde ik mam tenminste ooit eens tegen haar zus, tante Lenie, vertellen. Om alle roddels vòòr te zijn, wilde mam in ieder geval elke nacht in haar eigen bed slapen.
Mam verdiende zo dus wel wat maar ik zat mooi met de gebakken peren, want ìk kon thuis àlles gaan lopen doen. En ik was pas zeven!! Dat is dus echt niet leuk. In ieder geval hoefde ik niet meer naar die stomme opa van me.

De eindjes waren thuis niet meer aan elkaar te knopen. Bij de huisbaas was er al een achterstand van 8 weken, bij de melkboer en de bakker moest  al een paar weken gepoft worden en als de melkboer geen melk meer aan ons wilde verkopen, werd ik weer naar opa van papa gestuurd om geld voor melk en brood te vragen. Dat is echt klote hoor om zoiets bij je opa te moeten gaan vragen. Opa woonde bij de Zaagmolenbrug. Met een zuur gezicht trok hij zijn portemonnee uit zijn kontzak, pakte er zo’n blauw briefje van tien gulden uit en zei tegen mij:
’ Zeg maar tegen je moeder dat ik dit geld met de eerstvolgende kindertoelage terug verwacht`. Ik onderweg naar huis dat zinnetje van opa alsmaar hardop herhalen … mijn vriendjes dachten vast dat ik gek was: ’Zeg maar tegen je moeder  ….. …….kindertoelage terugverwacht.’ (30  of 40 keer)

Toen ik dat zinnetje tegen mam zei sprong ze zowat uit haar vel. Mam heeft lichtrood haar met slagen van zichzelf en ook een beetje van de watergolfkapper, die af en toe langskwam en die een oogje op mam had, dat had ik heus wel door. Maar ik wist dat mam hem een enge gluiperd vond.  Ik ook!
Die rooie haren van mam stonden ineens alle kanten op, zonder één krulletje. Haar lieve ogen spuwden vuur en haar normaal zo bleke gezichtje met heel veel kleine sproetjes, was in één klap knalrood.
‘Wat?!, zei die zak dat?!’
Tot die dag had ik mam nog nooit boos gezien. Ook niet op mijn op een na oudste zusje, die toch altijd heel erg aan het stoken en klieren was. Vooral naar mij. En altijd trok mam partij voor hààr! Dat kwam natuurlijk omdat mam in feite ook een meissie was. Misselijk vind ik dat.

Wat ik moest doen durfde ik eigenlijk niet. Ik moest namelijk al dat geld dat opa gegeven had, weer naar hem terugbrengen en zeggen dat  mam zijn geld niet meer nodig had en dat hij het wat mam betreft, in zijn slappe ouwe reet kon steken. Iedereen zal toch wel begrijpen, dat je dat als zevenjarig ventje niet zomaar tegen je opa gaat zeggen. Ook al moet het van je moeder.

Uiteindelijk heb ik het allemaal wel tegen opa gezegd. Op die ‘slappe, ouwe reet’ na.

zaterdag 27 juni 2015

SNIJDEN

We zaten op de bank in de woonkamer van mijn huis. Liesbeth was er al een kwartiertje. Ze keek een beetje rond terwijl ik een bakkie koffie zette.
Carole , mijn vrouw, was de kinderen naar school brengen. Ze zou gelijk doorgaan naar haar werk in Utrecht. Dus Liesbeth en ik konden onze gang gaan.
Liesbeth bleef lang staan kijken bij aquarellen die Carole gemaakt had. Dat ze van mijn vrouw waren wist ze niet. Ze vroeg er ook niet naar, wie de kunstenaar was. Ik hoorde haar alleen mompelen ‘zo, mooi zeg!’. Het was het drieluik ‘hoogzwangere vrouw’.

Ik had een kopje koffie voor haar ingeschonken. Gevulde koek erbij. Heerlijk. Ik wilde mijn arm over Liesbeths schouders leggen maar daar had ze geen trek in. Ik moet ook toegeven, dat ik dat wel lomp aanpakte: beetje geeuwen … me uitrekken  en dan een van de armen … die aan haar kant natuurlijk … laten zakken over haar schouder. Ik denk, dat ik dat als vrouw zijnde zelf ook afgewezen zou hebben.
‘Het Is nog zo vroeg Jee en bovendien heb ik er nog helemaal mijn gevoel er niet bij,’ zei Liesbeth met een pissig afgemeten bekkie alsof ze me al 45 jaar kent en eigenlijk niet zo veel meer met me te maken wil hebben. Maar Liesbeth en ik kennen elkaar nog maar net twee weken!

We ontmoetten elkaar op een weekend ‘macrobiotisch koken en gezond snijden en schillen met de dunschiller’. De cursus werd gegeven in een imposante oude boerderij in Grroandondersennerbroek op een steenworp afstand van Daremmakkegrraïn (NH). Ik was door mijn collega Hans, de vriend van Liesbeth overgehaald om aan die cursus mee te doen. Hij was laaiend enthousiast. Liesbeth ook trouwens. Mij leek het ook wel wat. Ik ging vooral voor het schil- en snijgedeelte van de cursus en dan met name weer voor het snijden. In het verleden had ik me maar al te vaak, met van alles en nog wat, lelijk in de vingers gesneden. Dus op dat gebied viel wel wat voor mij wel wat te leren.

De cursus was niet slecht. Beetje zitten schillen: goudrenetten,  kiwi’s, mango’s, aardappelen. Beetje zitten snijden: snijbiet, uien, aardbeien, en perziken. Leuk, lekker en leerzaam maar toch te veel ‘een makkie’ naar mijn zin. Volgend jaar ga ik beslist macrobiotisch koken! Hans en Liesbeth hadden het ook erg naar hun zin gehad. Ik heb elke dag van hun macrobiotische lekkernijen mogen meegenieten.

Alle lof voor Hans trouwens, want die kreeg de allereerste dag, al meteen een flinke opdoffer te verwerken. Zijn vriendin werd toen zomaar ineens straalverliefd op mij … ik wist niet wat me overkwam en het ergste was nog dat ik haar niet kon weerstaan. Haar vriendelijke gezichtje was nu niet bepaald wonderschoon te noemen: met haar kleine spleetoogjes (bijna geheel verborgen achter vettige dikke brillenglazen), haar vettige bruine piekhaar, d’r beugel en een vijftal kleine inktzwarte wratjes (die absoluut geen schoonheidspuistjes waren!).  Voor het overige was er trouwens op Liesbeths lichaam he-le-maal niets aan te merken. Integendeel zelfs.

En Hans zag die affaire voor zijn neus ontvlammen… en liet Liesbeth en mij  begaan . Hij zag ons elkaar strelen. Héél subtiel tongzoenen. Pas toen hij haar handen achter  in mijn broek zag verdwijnen ging hij wijselijk een ommetje maken.
Geen onvertogen woord heb ik er ooit van Hans over gehoord! Liesbeth ook niet trouwens. Hulde Hans!

Het had ons gesmaakt, de koffie en de  gevulde koek. Mijn arm mocht nu  wel over haar schouders. Haar hand zat tussen mijn bovenbenen geklemd. We deden ‘neusje vrijen’ (Liesbeth had haar bril afgedaan) en we waren op dat moment net, héél héél, langzamerhand, toe aan een lief, klein, speels, subtiel (niet al te nat)  tongzoentje, toen iemand de voordeur opengooide. Carole stormde binnen. Ik schrok me rot! We veranderden snel van houding.
’Was ik godverdomme nog die map vergeten, roept Carole’ en ‘ik ben vanavond pas laat thuis hoor Jee. … kerngroep vergadering. Kook jij maar!’
‘Vanavond alweer? Ik zit verdorie de laatste tijd constant te schillen en te snijden,’ zei ik geforceerd grappig. Carole reageerde niet. Liesbeth stond op om zich voor te stellen maar Carole zag haar niet eens staan.
Met de dossiermap onder haar arm stormde ze weer even snel weg alsze kwam.
‘Doei,’ zei Carole, ‘fijne dag samen, hè!’

Met een gigantische teringklap trok ze de deur achter zich dicht.

donderdag 25 juni 2015

MAGISTRAAL

Als we vanuit Rotterdam Noord de tunnel inrijden en er dus in Zuid weer uitkomen, zitten we in een heel andere wereld. Nog geen drie minuten eerder reden we langs de statige panden van de Henegouwerlaan en de ’s Gravendijkwal.
Nee, dan Zuid. Het begon nog wel met rechts een aardig parkje, dat hoort bij een van die leuke Rotterdamse wijkjes: Charlois. Maar dan links: een groot gebouw. We zien alleen de grote betonnen wand van zeker 8000 vierkante meter. Alleen wand! Geen raampje of versierinkje: niks. Vanachter die wand stoomt een zichtbaar verstikkende donkergrijze roetwolk op, die zich in de richting beweegt van de lelijke naoorlogse woningen. Alsof die arme bewoners al niet voldoende gestraft zijn met hun ‘wegwerpwoningen’. Ja, we hebben het hier over de niet te benijden bewoners van de razend drukke Pleinweg en Strevelsweg. De hele dag de herrie van dat verkeer, die kleine gehorige kuthuizen, een aswolk die jou kant op komt  ….  en dan ook nog die voetbalclub in de buurt ….. maar daarover straks meer.

Halverwege de Strevelsweg, rechts, ligt een van de weinige geinige wijkjes die Zuid rijk is. Dat kleine woningen ook leuk kunnen zijn, hun charme hebben en ook geliefd bij hun bewoners, bewijst Tuindorp  Vreewijk. Een wijk waar, duidelijk zichtbaar, met liefde wordt gewoond en getuinierd … ondanks die club een eindje verderop.

Na de positieve noot Tuindorp-Vreewijk, rijden we over de Breebrug, die over een rangeerterrein en diverse treinbanen gaat. Vervolgens ontwaren we links een kuipachtig gebouw alwaar Rotterdams populairste voetbalclub zijn thuiswedstrijden pleegt te spelen. Het lukt niet de naam van die club hier op papier te krijgen. De naam van het clublied … dat lukt nog net: ‘Hand in hand’ (Hih).
Voor een minderheid van de supporters van de Hih-club betekent dat ‘hand in hand’-lied kennelijk, samen racistische en fascistische leuzen roepen … en dat de tegenstander ‘aan het gas’ moet en dat supporters van de tegenpartij in elkaar geramd moeten worden. Hier zijn wij: de trots van Zuid!!

Eén persoon moeten we hier eren: de ongeëvenaarde grootmeester op de linkervleugel van de Hih-club. Hij kon werkelijk alles met een bal, was zo razendsnel als de egoïst Robben en had de schijnbewegingen van de ijdele Portugees Ronaldo. Het enige dat Coen tegen had, was zijn angst voor blessures. Als de Hih-club tegen schoppers als Suurbier van Ajax  en Mansveld van ADO Den Haag  speelde, was het net alsof Coentje niet meedeed. Vandaar ook, dat de Hih-club indertijd de drie grootste en gemeenste schoppers van Nederland (Theo Lazeroms, Rinus Israël en  Piet Romeijn) contracteerde. Dan werd Coen door hèn in ieder geval niet meer gebarricadeerd.
Veel videobeelden zijn er niet van Coen. Als je de kans krijgt er een te zien: grijp die kans! Coen had zó veel magistrale passeerbewegingen met die superkleine pasjes van hem. Waar zijn ze die videobanden?  Waarschijnlijk liggen ze in Barcelona, bij Messi thuis, want ik zie Lionel Messi keer op keer dezelfde acties maken als Coen. Alleen bij Messi lukken ze, want die knul is voor de duvel nog niet bang.


Eigenlijk is Zuid dus helemaal niks met uitzondering van Charlois, Tuindorp-Vreewijk en die onvergetelijke verre achterachterneef van Coentje: Lionel Messi.

woensdag 24 juni 2015

BETAST

Toen mijnheer Duchamps die ochtend, zonder bericht,  niet op school verscheen, was dat geen reden om alarm te slaan. Hij was nooit ziek, dus het meest voor de hand liggende was,  dat hij ‘voor de brug stond te wachten’. Alleen …. hij bleef de hele dag weg en ook de volgende dag kwam hij niet opdagen.

Niemand op school wist eigenlijk iets van het privéleven van de heer Duchamps … Duus werd hij genoemd .. een ongelooflijk lieve, zachtaardige leraar (wiskunde). Was hij getrouwd? Had hij kinderen? We konden het ons haast niet voorstellen. Hij was zo lelijk als hij aardig was … een lange magere man, ongeveer 35 jaar oud, met een lijkbleek gezicht vol ouderdomsvlekken en een scheef mondje met abnormaal uitstulpende lippen. Op zijn schedel zaten hier en daar  wat slierten haar.  We zagen hem nooit op de fiets of in de auto… hij kwam altijd lopend  … hij woonde vast in de buurt van de school.  Met zijn karakteristieke ‘Piet Por -  passen’ dook hij nu eens in de ene, dan weer in de andere zijstraat op, in de richting van de Hemelvaartsingel, waar het Jodocus - College stond.

‘Is dat niet een leraar bij jullie op school?’ vroeg mijn  moeder, toen ik aan de ontbijttafel in de woonkamer mijn algebra-huiswerk zat te doen.
‘Wie?’ vraag ik.
‘Ja, ene Duchamps,’ zei mijn moeder ‘… die naam komt me toch zo bekend voor.
‘Mijn leraar algebra.’
‘O, ja, die fragile lange man. Heel vriendelijk. Ik weet het weer. Je was gezakt voor je toelatings-examen en toen ben ik daar gaan praten. Heb ze verteld dat je een hele slimme jongen bent en dat zenuwen je waarschijnlijk de das om hebben gedaan …. Duchamp ….. hij nam zelf je herexamen ook af en je werd alsnog toegelaten. Aardige man.’ zegt ze.
‘Hij is al twee dagen niet op school, is hij dood of zo?’ vraag ik een beetje provocerend, net alsof in haar niet serieus neem.
‘Zeg, houd jij eens op … bijdehandje … over hèm staat niks in de krant, alleen over zijn zoontje Antoine, van zeven,  nu al drie dagen vermist is. Wat moeten die ouders in een vreselijke angst leven. Wat een kwelling!’
Ik had helemaal geen zin om me druk te maken dat ventje.
‘Ach mam, dat knulletje komt heus wel weer boven water,’ zei ik …oeps! Dat had ik beter niet kunnen zeggen geloof ik want mijn moeder gooide een klosje garen naar mijn hoofd. Raak!
‘Houd je een beetje in snotneus.’
Het duurde toen toch nog tien dagen eer Antoine D. levenloos werd aangetroffen op nog geen vijfhonderd meter van het Jodocus. Misbruikt en gewurgd.  Heel slinks had de moordenaar het knulletje begraven in het Park … in dicht struikgewas, vlak bij het standbeeld van de Rotterdamse dichter Tollens.

De aanwezigheid van vrijwel alle leerlingen en leraren van het Jodocus moet een grote steun zijn geweest voor Duus. Een geknakt man stond achter het kleine witte kistje dat weldra ter aarde besteld zou worden. De vrouw aan zijn zijde, klein, stevig en kordaat ogend (zijn vrouw?) moest Duus er met alle kracht van weerhouden zich op het kistje te werpen.

Pas vier maanden later kwam een tip binnen, die leidde tot de aanhouding van Lucas H., kappersbediende van kapsalon ‘Gedekt?’ De kapsalon staat op een steenworp afstand van de vindplaats van de kleine Antoine.
Een inmiddels al wat oudere ex-klant herinnerde zich de kapper van ‘Gedekt?’ . De klant, toen nog zeer jeugdig, was tijdens een knipbeurt onzedelijk betast door Lucas H. De klant was door de kapper bij zijn kruis gevat. Dat kwam later in bedekte termen via de rechtbankverslagen naar buiten. Veertien jaar kreeg Lucas H., die vlot bekende.

Duus hebben we nooit meer gezien. Hij zal wel  levenslang hebben.