dinsdag 30 juni 2015

SLAPPE OUWE REET

Mama vond uiteindelijk een baan als huishoudster bij mevrouw van Teeffelen. Eigenlijk was het geen doen. Mam had vijf kinderen, vier kleine meisjes en mij.  Ik was de grootste met m’n zeven jaar èn een jongen.  Mam had dan wel een man, maar die vaarde. Pap zagen we haast nooit. Mam kwam altijd veel geld tekort om rond te komen met haar huishouden en die  mevrouw van Teeffelen was bereid om mam flink te betalen.
In één ding was mam heel resoluut: ze zou nooit of te nimmer bij mevrouw van Teeffelen in bed kruipen. Dat kwam zo: mevrouw was ook alleen en had nooit een man gehad en dat was niet per ongeluk gegaan. Mevrouw van Teeffelen was meer van de vrouwenliefde, hoorde ik mam tenminste ooit eens tegen haar zus, tante Lenie, vertellen. Om alle roddels vòòr te zijn, wilde mam in ieder geval elke nacht in haar eigen bed slapen.
Mam verdiende zo dus wel wat maar ik zat mooi met de gebakken peren, want ìk kon thuis àlles gaan lopen doen. En ik was pas zeven!! Dat is dus echt niet leuk. In ieder geval hoefde ik niet meer naar die stomme opa van me.

De eindjes waren thuis niet meer aan elkaar te knopen. Bij de huisbaas was er al een achterstand van 8 weken, bij de melkboer en de bakker moest  al een paar weken gepoft worden en als de melkboer geen melk meer aan ons wilde verkopen, werd ik weer naar opa van papa gestuurd om geld voor melk en brood te vragen. Dat is echt klote hoor om zoiets bij je opa te moeten gaan vragen. Opa woonde bij de Zaagmolenbrug. Met een zuur gezicht trok hij zijn portemonnee uit zijn kontzak, pakte er zo’n blauw briefje van tien gulden uit en zei tegen mij:
’ Zeg maar tegen je moeder dat ik dit geld met de eerstvolgende kindertoelage terug verwacht`. Ik onderweg naar huis dat zinnetje van opa alsmaar hardop herhalen … mijn vriendjes dachten vast dat ik gek was: ’Zeg maar tegen je moeder  ….. …….kindertoelage terugverwacht.’ (30  of 40 keer)

Toen ik dat zinnetje tegen mam zei sprong ze zowat uit haar vel. Mam heeft lichtrood haar met slagen van zichzelf en ook een beetje van de watergolfkapper, die af en toe langskwam en die een oogje op mam had, dat had ik heus wel door. Maar ik wist dat mam hem een enge gluiperd vond.  Ik ook!
Die rooie haren van mam stonden ineens alle kanten op, zonder één krulletje. Haar lieve ogen spuwden vuur en haar normaal zo bleke gezichtje met heel veel kleine sproetjes, was in één klap knalrood.
‘Wat?!, zei die zak dat?!’
Tot die dag had ik mam nog nooit boos gezien. Ook niet op mijn op een na oudste zusje, die toch altijd heel erg aan het stoken en klieren was. Vooral naar mij. En altijd trok mam partij voor hààr! Dat kwam natuurlijk omdat mam in feite ook een meissie was. Misselijk vind ik dat.

Wat ik moest doen durfde ik eigenlijk niet. Ik moest namelijk al dat geld dat opa gegeven had, weer naar hem terugbrengen en zeggen dat  mam zijn geld niet meer nodig had en dat hij het wat mam betreft, in zijn slappe ouwe reet kon steken. Iedereen zal toch wel begrijpen, dat je dat als zevenjarig ventje niet zomaar tegen je opa gaat zeggen. Ook al moet het van je moeder.

Uiteindelijk heb ik het allemaal wel tegen opa gezegd. Op die ‘slappe, ouwe reet’ na.

zaterdag 27 juni 2015

SNIJDEN

We zaten op de bank in de woonkamer van mijn huis. Liesbeth was er al een kwartiertje. Ze keek een beetje rond terwijl ik een bakkie koffie zette.
Carole , mijn vrouw, was de kinderen naar school brengen. Ze zou gelijk doorgaan naar haar werk in Utrecht. Dus Liesbeth en ik konden onze gang gaan.
Liesbeth bleef lang staan kijken bij aquarellen die Carole gemaakt had. Dat ze van mijn vrouw waren wist ze niet. Ze vroeg er ook niet naar, wie de kunstenaar was. Ik hoorde haar alleen mompelen ‘zo, mooi zeg!’. Het was het drieluik ‘hoogzwangere vrouw’.

Ik had een kopje koffie voor haar ingeschonken. Gevulde koek erbij. Heerlijk. Ik wilde mijn arm over Liesbeths schouders leggen maar daar had ze geen trek in. Ik moet ook toegeven, dat ik dat wel lomp aanpakte: beetje geeuwen … me uitrekken  en dan een van de armen … die aan haar kant natuurlijk … laten zakken over haar schouder. Ik denk, dat ik dat als vrouw zijnde zelf ook afgewezen zou hebben.
‘Het Is nog zo vroeg Jee en bovendien heb ik er nog helemaal mijn gevoel er niet bij,’ zei Liesbeth met een pissig afgemeten bekkie alsof ze me al 45 jaar kent en eigenlijk niet zo veel meer met me te maken wil hebben. Maar Liesbeth en ik kennen elkaar nog maar net twee weken!

We ontmoetten elkaar op een weekend ‘macrobiotisch koken en gezond snijden en schillen met de dunschiller’. De cursus werd gegeven in een imposante oude boerderij in Grroandondersennerbroek op een steenworp afstand van Daremmakkegrraïn (NH). Ik was door mijn collega Hans, de vriend van Liesbeth overgehaald om aan die cursus mee te doen. Hij was laaiend enthousiast. Liesbeth ook trouwens. Mij leek het ook wel wat. Ik ging vooral voor het schil- en snijgedeelte van de cursus en dan met name weer voor het snijden. In het verleden had ik me maar al te vaak, met van alles en nog wat, lelijk in de vingers gesneden. Dus op dat gebied viel wel wat voor mij wel wat te leren.

De cursus was niet slecht. Beetje zitten schillen: goudrenetten,  kiwi’s, mango’s, aardappelen. Beetje zitten snijden: snijbiet, uien, aardbeien, en perziken. Leuk, lekker en leerzaam maar toch te veel ‘een makkie’ naar mijn zin. Volgend jaar ga ik beslist macrobiotisch koken! Hans en Liesbeth hadden het ook erg naar hun zin gehad. Ik heb elke dag van hun macrobiotische lekkernijen mogen meegenieten.

Alle lof voor Hans trouwens, want die kreeg de allereerste dag, al meteen een flinke opdoffer te verwerken. Zijn vriendin werd toen zomaar ineens straalverliefd op mij … ik wist niet wat me overkwam en het ergste was nog dat ik haar niet kon weerstaan. Haar vriendelijke gezichtje was nu niet bepaald wonderschoon te noemen: met haar kleine spleetoogjes (bijna geheel verborgen achter vettige dikke brillenglazen), haar vettige bruine piekhaar, d’r beugel en een vijftal kleine inktzwarte wratjes (die absoluut geen schoonheidspuistjes waren!).  Voor het overige was er trouwens op Liesbeths lichaam he-le-maal niets aan te merken. Integendeel zelfs.

En Hans zag die affaire voor zijn neus ontvlammen… en liet Liesbeth en mij  begaan . Hij zag ons elkaar strelen. Héél subtiel tongzoenen. Pas toen hij haar handen achter  in mijn broek zag verdwijnen ging hij wijselijk een ommetje maken.
Geen onvertogen woord heb ik er ooit van Hans over gehoord! Liesbeth ook niet trouwens. Hulde Hans!

Het had ons gesmaakt, de koffie en de  gevulde koek. Mijn arm mocht nu  wel over haar schouders. Haar hand zat tussen mijn bovenbenen geklemd. We deden ‘neusje vrijen’ (Liesbeth had haar bril afgedaan) en we waren op dat moment net, héél héél, langzamerhand, toe aan een lief, klein, speels, subtiel (niet al te nat)  tongzoentje, toen iemand de voordeur opengooide. Carole stormde binnen. Ik schrok me rot! We veranderden snel van houding.
’Was ik godverdomme nog die map vergeten, roept Carole’ en ‘ik ben vanavond pas laat thuis hoor Jee. … kerngroep vergadering. Kook jij maar!’
‘Vanavond alweer? Ik zit verdorie de laatste tijd constant te schillen en te snijden,’ zei ik geforceerd grappig. Carole reageerde niet. Liesbeth stond op om zich voor te stellen maar Carole zag haar niet eens staan.
Met de dossiermap onder haar arm stormde ze weer even snel weg alsze kwam.
‘Doei,’ zei Carole, ‘fijne dag samen, hè!’

Met een gigantische teringklap trok ze de deur achter zich dicht.

donderdag 25 juni 2015

MAGISTRAAL

Als we vanuit Rotterdam Noord de tunnel inrijden en er dus in Zuid weer uitkomen, zitten we in een heel andere wereld. Nog geen drie minuten eerder reden we langs de statige panden van de Henegouwerlaan en de ’s Gravendijkwal.
Nee, dan Zuid. Het begon nog wel met rechts een aardig parkje, dat hoort bij een van die leuke Rotterdamse wijkjes: Charlois. Maar dan links: een groot gebouw. We zien alleen de grote betonnen wand van zeker 8000 vierkante meter. Alleen wand! Geen raampje of versierinkje: niks. Vanachter die wand stoomt een zichtbaar verstikkende donkergrijze roetwolk op, die zich in de richting beweegt van de lelijke naoorlogse woningen. Alsof die arme bewoners al niet voldoende gestraft zijn met hun ‘wegwerpwoningen’. Ja, we hebben het hier over de niet te benijden bewoners van de razend drukke Pleinweg en Strevelsweg. De hele dag de herrie van dat verkeer, die kleine gehorige kuthuizen, een aswolk die jou kant op komt  ….  en dan ook nog die voetbalclub in de buurt ….. maar daarover straks meer.

Halverwege de Strevelsweg, rechts, ligt een van de weinige geinige wijkjes die Zuid rijk is. Dat kleine woningen ook leuk kunnen zijn, hun charme hebben en ook geliefd bij hun bewoners, bewijst Tuindorp  Vreewijk. Een wijk waar, duidelijk zichtbaar, met liefde wordt gewoond en getuinierd … ondanks die club een eindje verderop.

Na de positieve noot Tuindorp-Vreewijk, rijden we over de Breebrug, die over een rangeerterrein en diverse treinbanen gaat. Vervolgens ontwaren we links een kuipachtig gebouw alwaar Rotterdams populairste voetbalclub zijn thuiswedstrijden pleegt te spelen. Het lukt niet de naam van die club hier op papier te krijgen. De naam van het clublied … dat lukt nog net: ‘Hand in hand’ (Hih).
Voor een minderheid van de supporters van de Hih-club betekent dat ‘hand in hand’-lied kennelijk, samen racistische en fascistische leuzen roepen … en dat de tegenstander ‘aan het gas’ moet en dat supporters van de tegenpartij in elkaar geramd moeten worden. Hier zijn wij: de trots van Zuid!!

Eén persoon moeten we hier eren: de ongeëvenaarde grootmeester op de linkervleugel van de Hih-club. Hij kon werkelijk alles met een bal, was zo razendsnel als de egoïst Robben en had de schijnbewegingen van de ijdele Portugees Ronaldo. Het enige dat Coen tegen had, was zijn angst voor blessures. Als de Hih-club tegen schoppers als Suurbier van Ajax  en Mansveld van ADO Den Haag  speelde, was het net alsof Coentje niet meedeed. Vandaar ook, dat de Hih-club indertijd de drie grootste en gemeenste schoppers van Nederland (Theo Lazeroms, Rinus Israël en  Piet Romeijn) contracteerde. Dan werd Coen door hèn in ieder geval niet meer gebarricadeerd.
Veel videobeelden zijn er niet van Coen. Als je de kans krijgt er een te zien: grijp die kans! Coen had zó veel magistrale passeerbewegingen met die superkleine pasjes van hem. Waar zijn ze die videobanden?  Waarschijnlijk liggen ze in Barcelona, bij Messi thuis, want ik zie Lionel Messi keer op keer dezelfde acties maken als Coen. Alleen bij Messi lukken ze, want die knul is voor de duvel nog niet bang.


Eigenlijk is Zuid dus helemaal niks met uitzondering van Charlois, Tuindorp-Vreewijk en die onvergetelijke verre achterachterneef van Coentje: Lionel Messi.

woensdag 24 juni 2015

BETAST

Toen mijnheer Duchamps die ochtend, zonder bericht,  niet op school verscheen, was dat geen reden om alarm te slaan. Hij was nooit ziek, dus het meest voor de hand liggende was,  dat hij ‘voor de brug stond te wachten’. Alleen …. hij bleef de hele dag weg en ook de volgende dag kwam hij niet opdagen.

Niemand op school wist eigenlijk iets van het privéleven van de heer Duchamps … Duus werd hij genoemd .. een ongelooflijk lieve, zachtaardige leraar (wiskunde). Was hij getrouwd? Had hij kinderen? We konden het ons haast niet voorstellen. Hij was zo lelijk als hij aardig was … een lange magere man, ongeveer 35 jaar oud, met een lijkbleek gezicht vol ouderdomsvlekken en een scheef mondje met abnormaal uitstulpende lippen. Op zijn schedel zaten hier en daar  wat slierten haar.  We zagen hem nooit op de fiets of in de auto… hij kwam altijd lopend  … hij woonde vast in de buurt van de school.  Met zijn karakteristieke ‘Piet Por -  passen’ dook hij nu eens in de ene, dan weer in de andere zijstraat op, in de richting van de Hemelvaartsingel, waar het Jodocus - College stond.

‘Is dat niet een leraar bij jullie op school?’ vroeg mijn  moeder, toen ik aan de ontbijttafel in de woonkamer mijn algebra-huiswerk zat te doen.
‘Wie?’ vraag ik.
‘Ja, ene Duchamps,’ zei mijn moeder ‘… die naam komt me toch zo bekend voor.
‘Mijn leraar algebra.’
‘O, ja, die fragile lange man. Heel vriendelijk. Ik weet het weer. Je was gezakt voor je toelatings-examen en toen ben ik daar gaan praten. Heb ze verteld dat je een hele slimme jongen bent en dat zenuwen je waarschijnlijk de das om hebben gedaan …. Duchamp ….. hij nam zelf je herexamen ook af en je werd alsnog toegelaten. Aardige man.’ zegt ze.
‘Hij is al twee dagen niet op school, is hij dood of zo?’ vraag ik een beetje provocerend, net alsof in haar niet serieus neem.
‘Zeg, houd jij eens op … bijdehandje … over hèm staat niks in de krant, alleen over zijn zoontje Antoine, van zeven,  nu al drie dagen vermist is. Wat moeten die ouders in een vreselijke angst leven. Wat een kwelling!’
Ik had helemaal geen zin om me druk te maken dat ventje.
‘Ach mam, dat knulletje komt heus wel weer boven water,’ zei ik …oeps! Dat had ik beter niet kunnen zeggen geloof ik want mijn moeder gooide een klosje garen naar mijn hoofd. Raak!
‘Houd je een beetje in snotneus.’
Het duurde toen toch nog tien dagen eer Antoine D. levenloos werd aangetroffen op nog geen vijfhonderd meter van het Jodocus. Misbruikt en gewurgd.  Heel slinks had de moordenaar het knulletje begraven in het Park … in dicht struikgewas, vlak bij het standbeeld van de Rotterdamse dichter Tollens.

De aanwezigheid van vrijwel alle leerlingen en leraren van het Jodocus moet een grote steun zijn geweest voor Duus. Een geknakt man stond achter het kleine witte kistje dat weldra ter aarde besteld zou worden. De vrouw aan zijn zijde, klein, stevig en kordaat ogend (zijn vrouw?) moest Duus er met alle kracht van weerhouden zich op het kistje te werpen.

Pas vier maanden later kwam een tip binnen, die leidde tot de aanhouding van Lucas H., kappersbediende van kapsalon ‘Gedekt?’ De kapsalon staat op een steenworp afstand van de vindplaats van de kleine Antoine.
Een inmiddels al wat oudere ex-klant herinnerde zich de kapper van ‘Gedekt?’ . De klant, toen nog zeer jeugdig, was tijdens een knipbeurt onzedelijk betast door Lucas H. De klant was door de kapper bij zijn kruis gevat. Dat kwam later in bedekte termen via de rechtbankverslagen naar buiten. Veertien jaar kreeg Lucas H., die vlot bekende.

Duus hebben we nooit meer gezien. Hij zal wel  levenslang hebben.

dinsdag 23 juni 2015

JOHN MAYER

Vandaag ben ik blij met mijn ouwe Samsung walkman. In de trein van Leiden naar Rotterdam zit ik rustig te lezen in de nieuwe roman van Herman Koch: Geachte heer M., ik zit in hoofdstuk vier: erg leuk. Die rust duurt helaas slechts een tiental minuten. Dan komt een aantal bekakte Leidse studentes mijn coupé binnendenderen. Lallend en brallend overschrijden die trutten de geluidsbarrière. Het niveau van hun conversatie, beter gezegd hun gelul, tart elke beschrijving … en maar hinniken en dan vooral stompzinnig,  quasi bezopen, hinniken …
in mijn kapsalon zat veel meer aardappel dan in de jouwe,  zag ik toevallig en toen ik daar wat van zei, werd die Turkse klootzak ……’
‘nou ja , sorry hoor, in die van mij zat een schijfje tomaat en volgens mij hoort dat helemaal niet in een kapsalon, toch?......’
Ja en in die kapsalon van mij zag ik een paar haren zitten, getverpielekes, hahahahaha
En dat allemaal zo oerendhard, dat ik geen letter van dat fijne boek meer kan lezen. Ineens herinner ik me mijn kleine vriend in mijn binnenzak; mijn walkmannetje. Het duurt even voor ik het snoertje uit de klit en de heb de oordopjes in maar dan krijg ik meteen John Mayer door. Lief en vriendelijk. Dat hysterische koorballenkabaal  verdring ik met de volumeknop. ‘Baby your my wonderland,’ zong hij en dat voert me gelijk naar die lieve ‘little girl’ Julieta uit Argentinië. Ze komt me, helemaal uit Argentinë even troosten (per mail)  met mijn ongewenste vrijgezellenstatus. Charlotte Gainsbourg, een Amerikaanse singersongsongwriter  raadt Julieta me aan: ’Luister eens naar haar; ze zal je troosten.’ Ik heb geluisterd en haar zang en muziek is als of er een engeltje in je oor piest.

Ik woon nu bij Bahram. Een vriend. Een man uit Iran. Hij woont hier al 15 jaar. We deden samen theater. Bijzonder relaxed, de afgelopen vier dagen.  Hier in huis heeft Bahram  ‘You Tube’ opgezet en geheel toevallig komt ook hier John Mayer voorbij. En het kan haast geen toeval zijn dat hij zijn hit:’I can’t stop myself loving you’ net nu aan het zingen is, want, ik woon nu wel niet daar, waar zij woont. maar ik hou nog wel vreselijk veel van haar ….. helaas, zij niet meer van mij. Al heel erg lang houdt ze niet meer van mij en nóóit, nóóit heb ik dat geweten. Oké, ze deed wel brommerig en nors tegen me en ze wilde nooit meer met me vrijen al die jaren …… maar dat dat betekende, ‘ik houd niet meer van je,’ is nooit tot me doorgedrongen. Stom hè? Ook niet toen ze ruim drie jaar terug, plotseling met haar Surinaamse vriendin Tiza, voor bijna twee jaar naar Paramaribo ‘emigreerde’. Samen met Tiza had ze zich opgegeven voor een vrijwilligersproject dat als doel had: het realiseren van betaalbare en wind- en waterdichte huizen voor de autochtone bevolking van Suriname … de Indianen toch hè … als ik het wel heb. De autochtone ….. een minderheid daar. Bizar!  Het is wel treffend, waar het hart van vol is loop de mond van over.  Ik begin dit stukje in de trein van Leiden naar Rotterdam en ik eindig toch weer bij haar in Suriname.
Waarom vertel ik dat eigenlijk allemaal … drie jaar geleden was ze me nog zatter dan ze me 15 jaar geleden zat was …. En wederom had ik helemaal niks in de smiezen.
‘Goh, wat is ze toch een geweldig wijf,’ dacht ik toen , ‘een dubbel goed doel dienen: ontwikkelingshulp combineren met haar grote hobby volkshuisvesting.’

Ik kende haar niet meer terug toen ze eind 2014 weer voor de deur stond. Bruin! Bruin! Echt sexy bruin!! Nog wel niet zo bruin als Tiza maar dat kan natuurlijk niet. Ze straalde volop energie, kracht uit: dat bouwen daar, had haar goed gedaan …. en nog steeds had ik niet door, dat ze toen al iets meer véértien jaar niet meer van me hield!

Zachtjes (want Bahram slaapt al), met omfloerste ogen en een brok in mijn keel neurie ik met John Mayer mee: ‘I can’t stop myself loving you’.

zondag 21 juni 2015

TALENTEN

Ze heeft me nog niet teruggeschreven. Vlak voordat ik ons huis verliet dat daarna ons huis nooit mee zou zijn, mailde ik haar :
‘Dag Carole,
ik vond het altijd fijn om heel dicht bij jou te zijn.
Love,
Jee’

Ik had het berichtje nog maar net verstuurd of ik had er al weer spijt van. Ik had eronder moeten zetten:
‘Love forever,
Jee.’

Want nooit, nooit, nooit, nooit zal ik haar vergeten. Ook al gedroeg ik mij als een walgelijke egocentrische lul, eikel of klootzak en ook al was zij vaak een vreselijk onuitstaanbare arrogante ongeëvenaarde frigide trut, ze was altijd mijn muze èn mijn maximaal bereikbare vrouw.
Een vrouw van het zelfde kaliber als Carole, zowel qua (emotionele) intelligentie  als qua creativiteit zal nooit meer mijn zijde kiezen.  Misschien is dat maar goed  ook. Een huwelijk waarin de vrouw in alle opzichten talentrijker is dan de man is misschien wel tot mislukken gedoemd. Althans. Zo ging dat tussen mij en Carole en misschien wel vooral door toedoen van mij.

Toen we elkaar in 1970 leerden kennen voelde ik het al. Dat het toch niet waar kon wezen!? Hoe kon zo’n supergirl nou verliefd worden op zo’n lulletje als ik. Echt zo voelde ik het toen al. Ze had slimme vrienden en vriendinnen met wie ze met speels gemak discussieerde. Maar in hun omgeving voelde ik me te stom om voor de duvel te dansen.  Ik wist, hoewel ik een arbeiderskind was, helemaal  niks van Marx , Engels of het socialisme en na een opmerking daarover van  één van haar vrienden stond ik al met mijn mond vol tanden. Toen vond ze dat nog geen probleem, want ik was een mooie jongen,  was lief.  Een lekker speelpoppetje.  Wel jammer dat ik van voetballen hield. Kamme voorstellen.

‘Waarom huil je’, vroeg ze aan me.
‘Ik weet het niet’, zei ik. Maar ik wist best wel waarom.
‘Dit kan niet,’ wist ik toen al.
Zij had zo vele talenten. Kon mooi tekenen en schilderen. Het eerste wat ze deed was een werkelijk grandioos portret van mij schilderen. O, wat was ik trots. Iedereen die het nu nog wil zien zou ik het willen laten zien, omdat het zooooo prachtig is èn omdat ik er zelf zo geweldig mooi op sta.

Ze was muzikaal, ze zong, was een mooie alt, speelde blokfluit, gitaar en viool.  Ze danste in de buitencategorie, niet volgens de stijve dansschoolregeltjes maar lekker impulsief en waanzinnig opwindend.
Bijzonder was ook haar gave om even een film of een boek samen te vatten. Schrijven kon ze ook al. Geen verhaaltje over een raar knalgeel mannetjes in een vijver. Dat vond ze  maar flauwekul. Dat liet ze wijselijk aan anderen over (aan mij bijvoorbeeld). Schrijven deed ze vooral  tegen hen die hun sociale plichten verzaakten. Die nagelde ze verbaal meedogenloos aan de schandpaal.

Toen ik haar ontmoette, die vrijdag de 13e (!!) februari 1970 ‘studeerde’ ik aan de academie voor expressie door woord en gebaar in Utrecht. Zeg maar een soort toneelschool. Ik volgde daar een opleiding drama docent. Een bange leerling was ik daar, die eigenlijk op theatergebied helemaal niks durfde. Ideeëloos was Ik ook. Ik was een ‘glamourboy’ (mijn schouders hadden alleen net iets breder mogen wezen)  en een bange theaterschoolleerling. Daar kickte Carole toentertijd op. Ze kon die dag natuurlijk niet ineens alles van me zien.
Ik had geen enkel talent.
Tsja, ik kon redelijk voetballen, vooral keepen, maar dat interesseerde Carole geen ene bal.


Het vrijen en tongzoenen was toen nog wel lekker. Vond ik tenminste!  

zaterdag 20 juni 2015

NON

Het middagmaal in dit nonnenklooster, bestaat uit soep van rijst en aardappelen, sperciebonen,  witte bonen en stronken bloemkool.  Roggebrood erbij en water. Het water loopt ons uit de mond. Het is al tijden geleden dat ons zo’n lekker maaltje is voorgezet.

Tante Ludy, de enige non in de familie, tevens de zus van mama, is vandaag jarig. Mama heeft besloten dat we bij haar op verjaardagsvisite gaan. Dat klinkt leuk en simpel maar dat is het dus niet. Ten eerste wonen wij in Rotterdam. Ten tweede woont tante Ludy in Rosmalen (vlakbij Den Bosch). Ten derde héét tante Ludie niet eens tante Ludie maar Zuster Ephrem, ten vierde moet mama om zes uur opstaan en ten vijfde zijn wij vier kleine kinderen, die nog niet zo bijdehand zijn, dat we alles al uit onszelf weten en kunnen, zodat we mama een handje bij alles zouden moeten kunnen helpen. Maar niet dus! Ten zesde moeten we zeker de trein van half elf halen om om half een in Rosmalen (vlakbij Den Bosch) te wezen. Want ten zevende, moeten we niet denken dat er iemand van die nonnen ons van het station zal komen halen. Nonnen hebben nou eenmaal nooit auto’s … nonnen vliegen (en altijd in hun eentje, en dat is niet die auto…..).  Als we, ten zevende, pas om een uur één met de trein in Den Bosch (vlakbij Rosmalen) aankomen, dan moeten we, ten achtste, nog een taxi hebben naar Rosmalen (vlakbij Den Bosch). En we moeten, ten negende, nog maar afwachten of de taxichauffeur een alleenstaande vrouw, met vier kleine kinderen, wat mijn moeder vandaag natuurlijk niet is, maar wel lijkt, in zijn taxi wil nemen, zeker wanneer een van hen  duidelijk met een volle luier rondloopt. Ten tiende: als het helemaal niet anders kan gaan we gewoon lopen. Dan komen we maar een half uurtje te laat, toch? Ja, zo is mama, niet moeilijk doen.

Gelukkig waren we nog ruim op tijd voor dat verrukkelijke  soepje. Ze hadden er zelfs nog een mandje met stukjes stokbrood en een botervlootje bij gezet. Mama geeft ons één voor één een venijnige tik onze vingers, omdat we in hoog tempo bijna al dat brood naar ons aan het toegraaien zijn. Wat ze niet in de gaten heeft is dat ze daarmee onze armen in de soep slaat … zitten wij sappig te soppen met onze soepmouwen.
Die soep gaat er trouwens  in als koek bij ons. We hadden de laatste weken niet zo veel te eten gehad en dat kwam doordat de postwissel van mijn vader ergens tussen New York en Rotterdam was blijven hangen. Zei mijn moeder tenminste.  Mijn vader werkte, als kapitein, op cruiseboten van de Holland-Amerika Lijn. Tochtjes, heen en weer tussen Rotterdam en NewYork. Ik hoorde mijn moeder wel eens tegen een buurvrouw zeggen, dat dat heel wat lijkt maar dat hij daar geen ene klote mee verdiende. Het ergste was eigenlijk, dat hij daar wel mooi nachten achter elkaar het geld voor ons vreten (sorry) zat te vergokken.

Hoe is het dan in godsnaam mogelijk, qua poen dan,  dat we nu ineens hier toch weer op Tante Ludie d’r verjaardag in Rosmalen kennen wezen? Ons gaat dat boven onze pet. Maar dat moet mama zelf maar weten.
Mama, die dat goed kan, heeft een leuk modieus jurkje voor haar zusje genaaid. Ze heeft er een jasje van haar eigen bijgedaan. Dat draagt ze toch niet meer. Haar zusje is er dolblij mee.


‘In die kleren loop je zo de vrije wereld in, meid, als je het hier zat bent in dit muffe deprimerende lesbo - hol´ zegt mijn moeder met een knipoog.