donderdag 1 december 2011

Te goeder trouw

Ben jij überhaupt wel te goeder trouw, hè?  Eerlijk gezegd betwijfel ik dat sterk.
Rinus: 
Neen heus, beste man, heus, dáár hoeft u echt niet aan te twijfelen. Als er hier werkelijk  iemand te goeder trouw is, dan zou ik zeggen: ‘dan ben ìk het wel’.
Tinus: 
Ha!! Hahahaha! Dat kan iedereen wel zeggen van zichzelf. Maar dat heeft natuurlijk geen enkele bewijskracht. Toch?
Rinus: 
Als ik bij mijn oma op bezoek ben en zij gaat helaas noodgedwongen naar de toilet, dan neem ìk niet stiekem wat speculaasjes uit haar koektrommel, oh nee, ik zou het waarachtig niet durven en als ik het wel zou durven: dan zou ik het dus niet doen. Zo ben ik niet! Ik ben immers te goeder trouw!
Tinus: 
Bewijs?? Jaaahaaaa, bewijs het maar eens; dat kan je niet hè.
Dus ik mag aannemen, beste man,  dat, ook al sta  je moederziel alleen in een juwelierszaak….. geen verkoper te zien….. geen camerabeveiliging……. nog steeds te goeder trouw dan zeker, hè?
Rinus:
Nog steeds te goeder trouw. Ik zweer het. Het komt niet in me op mijn zakken hier te vullen. Zo zit ik niet in mekaar, hoort u, zo zit ik absoluut niet in mekaar. Het zou me wel heel bijzonder van ú tegenvallen als ú in deze kwestie niet te goeder trouw zou blijken te zijn en er bijvoorbeeld zomaar vandoor zou gaan met een flinke hand kostbaarheden. Zou u dat werkelijk doen of maak ik hier een fatale denkfout ten aanzien van uw mogelijke gedragingen in een onbemande, onbeveiligde juwelierszaak.
Tinus: 
Wel zeker dubbel en dwars, wel zeker zou ik dat doen. En niet slechts één maar wel twee van deze grote handen vol zou ik meenemen.
Rinus: 
Ohhh, wat valt me dàt vreselijk van u tegen, meneer. Weet u, weet u? U stònd alleen in die winkel. Maar……………..als bijvoorbeeld iemand als ik ook in die winkel zou staan, zou ik u zonder enig pardon bij de kraag grijpen en bij het politiebureau afleveren. Zo! Kom nu even. Ik laat toch niet zo’n noest arbeidende juwelier van zijn handel beroven en al helemaal niet door zo’n te kwader trouw mens als u willens en wetens bent. Neemt u me niet kwalijk, zeg.
Tinus: 
Niet kwalijk….niet kwalijk…..ik neem dit je honderd procent kwalijk! Je trekt nu wel heel erg halsstarrig van leer. Waarom heb je mij niet uit laten spreken in dezen. De juwelier krijgt binnen het uur van mijzelf, in hoogsteigen persoon, te horen dat ik twee handen juwelen heb kunnen meenemen, door ‘s mans eigen nalatigheid. Meneer was namelijk zelf niet in zijn zaak aanwezig.
‘Houd de politie er buiten, juwelier,’ zeg ik hem, ’dan kom ik u vandaag nog al de juwelen weer terugbezorgen, meneer de slordige, onvoorzichtige, ondoordachte juwelier. Een gewaarschuwd man telt immers voor twee. U dacht misschien met een dief te maken hebben gehad, meneer de juwelier. Maar die gedachte was dus in feite niet juist. Hoewel misschien  toch ook weer wel juist. U zult mij uw hele leven blijven herinneren als de dief, die te goeder trouw was, beter nog:  te bester trouw!'  
Rinus:  
Maar vertel me nu eens oprecht, beste man,  die juwelen, die ik laatst voor heel veel  geld en, jawel, te goeder trouw van u kocht, om mijn lieve vrouwtje mee te verblijden. Zegt u mij eens eerlijk, hè……….dat waren toch zeker te goeder trouw gestolen sieraden?
Tinus:
Ik zou haast zeggen……nee ik zeg het je ook gewoon:
‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.  Zo, steek die maar in je zak, als je  die tenminste hebt.' 

maandag 28 november 2011

Vlaai

Op de hoek van een druk kruispunt, vlakbij de Afrikaandermarkt sta ik te flyeren. Flyeren??? Hoe bedoelu: flyeren?? Flyeren is het uitdelen van kleine pamfletjes met informatie, die voorbijgangers even vlug kunnen lezen, alvorens ze het in hun jaszak of  tas stoppen. Sommigen frommelen zo’n flyer na lezing tot een klein propje en gooien het in de dichtstbijzijnde prullenbak; anderen laten hun propje gewoon op straat vallen. Makkelijk dus. Op de flyers die ik vandaag uitdeel, staat informatie over het plan van B&W van Rotterdam, om 65-plussers, binnenkort het recht af te pakken op gratis reizen in bus tram en metro.

Schandalig natuurlijk  maar daar wilde ik mijn ‘stukkie’ eigenlijk niet over schrijven vandaag. Terwijl ik sta te flyeren zie ik een uitermate spichtig meisje van hooguit zestien jaar aan komen lopen.  Sjofel jasje; ritsje open. De strak zittende spijkerbroek verraden haar lange dunne beentjes. Ze heeft lange donkere haren, die wapperen in de zwakke wind. Haar gezicht is lijkbleek. Het lijkt net alsof ze klappertandt hoewel het allerminst koud. Het is vandaag ook niet bepaald een topdag maar het is absoluut geen klappertandweer.

Het spichtige meisje heeft een spichtig hondje aan de lijn. Zij loopt in de richting van een miniem stukje gras tussen het roze asfalt van het fietspad en het zwart van de autoweg. Haar hondje is niet alleen spichtig maar het scharminkeltje is ook mottig en bibbert continu. Hoogstwaarschijnlijk van de kou, bij gebrek aan een goedsluitend vachtje. Ik bespeur bij zowel hond als baasje iets van blijheid, een gevoel van opluchting als ze zijn aangeland op dat kleine stukje groen. Zij, omdat ze heel goed weet dat ze haar beestje nu niet op straat hoeft te laten poepen en haar hondje omdat hij nu eindelijk even de tijd krijgt om zijn drolletje te draaien.  Nou ja, drolletje. Wat hij draaide was allerminst een drolletje; hij spoot  zich werkelijk in één keer helemaal leeg, het arme beestje……..wat zal hij daar een krampjes van gehad hebben. Nu hij het allemaal kwijt is straalt de opluchting van het snuitje van die kleine rakker af. Hij staat nog even her en der zijn plarkje te besnuffelen.

‘Kom Wodan!’ roept het vrouwtje, we gaan. Het beestje, dat nog niet is uitgesnuffeld,  zet de hakken in het zand. Ik zie twee politieagentes naderen op hun mountainbikes. Ze stoppen bij het meisje met de hond.

‘Zo, jonge dame, u heeft uw hondje daar laten poepen, nietwaar,’ zegt de mollige agente met de donkere bril. Het meisje spreekt niet. Ze knikt slechts ‘ja’ en schudt slechts ‘nee’. Nu knikt ze van ‘ja’.
De agente vervolgt:
’Hondenpoepjes moet je altijd gelijk zelf opruimen. Oprapen met een zakje en dat in de dichtstbijzijnde afvalbak deponeren. Dat  moet u als hondenbezitter toch weten.’
‘Heb je een zakje bij je?’’
Ze schudt van ‘nee’.
‘Dat moet je toch echt altijd bij hebben als je je hondje uitlaat.’
‘Kijk eens,’ zegt nu de  politieagente, die nog helemaal niets had gezegd, ‘hier heb je een papierenzakdoekje van me. Raap het maar gauw op en gooi het maar weg.’
‘Dat kan helemaal niet, mevrouw, ik kan het niet oprapen. Wodan is aan de dunne. Ik zal thuis  wel even een emmertje water gaan halen. Dat water gooi ik er dan wel overheen, dan kan zijn poep wat makkelijker de grond in zakken.’
‘Nee, laat maar, het gaat straks toch regenen,’ zegt de mollige politieagente die  zit te bladeren in een boekje:
‘Ik zie hier net dat ik je zo maar een boete van dertig euro zou kunnen geven voor dit vergrijp. Voor deze keer zien we het door de vingers, dame……maar…..  nooit meer vergeten: volgende keer een zakje mee, hè?’
Het meisje knikt gedwee en trekt haar Wodan krachtig mee.+
Ik stop de agentes allebei nog vlug even een flyer toe, die ze vluchtig lezen en netjes in hun fietstas stoppen.
‘Fijne dag verder,’ roepen de agentes bijna in koor.
‘Ja, dank je, hetzelfde ehhh, werk ze,’ zeg ik, als ik me enkele millimeters voel wegzinken in Wodans vlaai.

woensdag 23 november 2011

Coen en de kikkererwten

Vandaag ben ik weer eens aan de beurt om te koken. Drie keer per week kook ik en drie keer per week kookt zij. Woensdag t/m vrijdag ben ik de lul. Nou nee, dat is wat te sterk uitgedrukt.  Ik vind koken nou niet bepaald super om te doen, iets  waar ik naar uitkijk  maar een hekel heb ik er echt niet aan. Ik beschouw het wel als een noodzakelijk iets en kwijt me meestal zorgvuldig van die taak. Meestal. 
Zij daarentegen verklapte me onlangs dat ze koken ‘werken’ vond.
Dat is haar goed recht natuurlijk. Ik kan het me alleen niet voorstellen dat je koken voor jezelf en je partner werken vindt. Ik ben er verder niet op door gegaan maar misschien is het wel zo dat ze het ‘werken’ vindt om voor anderen (mij) te koken.  Of ze heeft eigenlijk liever  dat ik altijd kook. Ik weet het niet; we moeten het er nog maar eens over hebben.

Ik heb nu nog geen flauw idee wat ik ga maken. Ik zal eens even gaan kijken of er in de koel- of vrieskast of in de voorraadkast ingrediënten liggen  voor de maaltijd van vanavond. 
In de voorraadkast vind ik een blik kikkererwten. Lekker en gezond maar daar moet wel iets bij natuurlijk. Even googlen, levert me het recept ‘Kip met Kikkererwten’ op. (Ik voeg het recept aan dit stukkie toe.). Vrijwel alle ingrediënten die ik nodig heb voor dat recept zijn toevallig nog in huis ook. Helaas moet ik alleen wel even de deur uit om wat verse koriander en een paar tomaten kopen.  Helaas ja, want het  is een nare, gure, druilerige dag. Blijf liever binnen……..o ja, dat is waar ook……bijna vergeten………
Vandaag, straks eigenlijk al, om drie uur,  wordt in de Bloklandstraat, vlakbij huis, de muurschildering van Coen Moulijn  onthuld.  Kunstenaar Erik van Zijst heeft die gemaakt.  Coen’s weduwe komt en ook een paar voetbalvirtuozen, die alles kunnen doen met een voetbal. Zelfs wordt er nog een gedicht voorgelezen. Daarna is er nog een gezellige receptie in het  Jan van der Ploeghuis. Een reden te meer om daar bij te zijn en omdat Bas van der Heijden  daar toch om de hoek is, ga ik er even langs voor  die tomaten en koriander.

Raar eigenlijk, dat ik, als fervent Sparta-fan, daar ga kijken. De onthulling van een muurschildering van zo’n groot Feijenoorder.  Tsja, Coen was voor mij een voetballer die de partijen oversteeg.  Ook al was hij Feijenoorder,  zijn spel was gewoon te  mooi, te hemels, om onderworpen te worden aan twisten tussen Sparta en Feijenoord supporters. Het zelfde gold voor mij met betrekking tot Cruijff en van Hanegem.

De gehele zijgevel van een pand in de Bloklandstraat is gebruikt voor  de muurschildering.  Ziet er mooi uit. Kijk maar op de foto’s bij dit stukkie. De onthulling vanmiddag bij de Bloklandstraat was een zeer aandoenlijke gebeurtenis.  Coen’s  weduwe en een aantal van zijn oud collega’s waaronder Wimpie Jansen,  Eddie Pieters Graafland, Gerard Kerkum, Frans Bouwmeester en zelfs de beroemdste Spartaan: Tinus Bosselaar (toch ook een blauwe maandag Feijenoorder)  was erbij.

Foto’s van de onthulling van de muurschildering van Coen Moulijn.


 





En dan nog die kikkereerwten......

 Met het Kikkererwtenrecept is een zeer smaakvolle maaltijd te bereiden. Je proeft het eigenlijk al een beetje als je het recept aandachtig doorleest.  Ik kan het iedereen aanraden. Het is meer dan goed binnen te houden en nog snel  klaar ook.
  
Recept
KIP MET KIKKERERWTEN
Bereidingstijd:
Gang:
Ingrediënten voor 4 personen
1 kg kip in stukken
225 g rauwe kikkererwten, gaar gekookt of gaar uit blik
2 e olie
2,5 cm geraspt gember
4 teentjes knoflook, fijn
1 vers groene of rode peper, fijn

INGREDIËNTEN VOOR PASTA: 
60 ml water
1 e gemalen koriander
1 t kurkuma (geelwortel)
1/2 t cayennepeper
1/2 zwarte peper
1 t kaneel
1/2 t nootmuskaat

VERDER: 
zout
450 ml hete water
45 g ghee of ongezouten boter
1 ui, in ringen gesneden
2 e verse koriander, fijn
2 tomaten in plakjes

Bereidingswijze
1. Fruit knoflook, gember en rode of groene peper tot zacht.
2. Voeg kruidenpasta toe en bak al roerende voor 3 min.
3. Voeg stukken kip toe en bak op hoog vuur tot mooi van kleur (zo 4-5 min.)
4. Voeg kikkererwten toe en bak verder voor 5 min.
5. Voeg zout en water erbij en stoof gerecht tot kip gaar zijn.
6. Verhit ghee of boter in een koekenpan en bak uien goudbruin van kleur.
7. Voeg uien toe aan kip met overgebleven vet en helft van verse fijn koriander.
8. Kook zachtjes verder voor 10 min. met deksel op pan.
9. Verdeel over een serveerschaal en garneer met plakken tomaat en fijn verse koriander.







zondag 20 november 2011

Sint

Sinterklaas (en een stuk of dertig pieten)doen over een half uurtje mijn woonbuurt even aan. Vanuit de tent op het binnenterrein waar de goedheiligman zo dadelijk welkom zal worden geheten, klinken beurtelings hiphop-,  metal- en technoklanken klanken op.  Noch het ‘kapoentje’-lied noch het ‘stoomboot’-lied  is hier te horen.  Jonge kinderen en hun ouders zijn nog niet gesignaleerd in de buurt van de tent. Begrijpelijk met die rotherrie. Alle stoeltjes op het terras zijn nog onbezet. Slecht drie slungels, die hoogstwaarschijnlijk houden van deze muziek, maken minimale bewegingen. Ze staan met de armen tot de ellebogen in hun zakken. Hun hoofden diep weggedoken in de bontrand-capuchons.

Toen ik mijn eerste grote klaaskado kreeg was ik denk ik zes of zeven. Mijn ouders hadden waarschijnlijk de staatsloterij gewonnen want niet alleen ik maar ook mijn twee oudste zussen kregen voor ons doen dure kado’s.  Mijn zussen kregen ieder een pop die kon praten. De jongste kreeg een pop  die ‘mama’ kon zeggen. In de buikwand  van die pop zijn de klanken  ‘mam-ma’ aangebracht en wanneer de pop van voor naar achter of andersom wordt bewogen is het net alsof het woordje 'mamma' ten gehore wordt gebracht. Mijn oudste zus kreeg een pop die geheel was aangekleed als een rooms-katholieke non. Met rozenkrans om haar hals. Die kon ‘amen’ zeggen en ik dacht ook ‘ja’ maar dat laatste weet ik niet zeker meer.
Mijn kado was echt super voor die tijd: een knalrode  auto met  afstandsbediening.  Met een draad van een meter. Draadloos had je toen nog niet. Toch vond ik het heel tof.  Ook al moest ik het hele huis doorrennen om die auto te kunnen besturen. Jammer was wel dat de batterijen zo gauw leeg waren.  Dat was mijn eigen schuld natuurlijk want ik  speelde er veel te veel mee en al gauw zei mam tegen me dat ze geen centjes had om elke dag nieuwe batterijen te kopen.  Logisch. Toen heb ik die afstandsbediening er maar gelijk afgetrokken. Op een dag liet ik per ongeluk mijn auto, nu dus zonder afstandsbediening,   in het halletje achter de voordeur van ons huis staan. Mijn vader had hem niet gezien. Daar is ie gewoon veel te moe voor als ie thuiskomt van zijn werk.  Mijn autootje was als een sloopauto onder zijn  werkschoenen geplet. Het karkas bleek van een bijzonder zwakke kwaliteit metaal.  De kar is meteen de vuilnisbak in gekieperd. ’t Was toen nog geeneens Kerst.  Mijn pa had trouwens een lelijke jaap op zijn hoofd. Moest gelijk op de fiets  naar het ziekenhuis. Met één hand moest ie  het pak watten op de hevig bloedende wond drukken. Acht hechtingen.  Was ie mooi mee met de kerst.  Jaaaaahaaaaaaa, een ongeluk zit in een klein hoekje!

Ze zijn gearriveerd op ons  binnenterrein: Sint en al zijn Pietermanknechten. Een Antilliaanse drumband begeleidt het gezelschap.   De drummers maken een gezellige teringherrie, die voor enkele uren  alle het gevogelte uit de buurt  zal verjagen.
De organisatie kan tevreden zijn; er zijn ruim tweehonderd belangstellenden.  Opvallend veel opa’s en oma’s  ook. Jammer dat het zo mistig is en kil.
Voor het eerst verdringt een echt klaaslied de agressieve technoklanken:  ouders en kinderen zingen het ‘kom maar binnen’-lied.
  






donderdag 17 november 2011

Lekkerrrrrr!!

Op 9 september 1980 draait onze jongste zoon Bart, nauwelijks drie maanden oud, zich voor het eerst van zijn buik op zijn rug. We zitten dan in een huurcaravan op Texel. Een korte extra vakantie. Het waait er veel en hard. De lucht is blauw; veel zon dus. Vanochtend heb ik een afspraak met de dokter. Ik heb veel last van mijn rechterknie gekregen tijdens het joggen. De pijn is nu ook heftig als ik alleen maar op die keiharde klotenbank in de caravan zit.  De dokter schrijft me pilletjes voor: dagelijks drie innemen, gedurende tien dagen. De eerste neem ik gelijk als ik ze ontvang van de apotheker.
Vanmiddag gaan we met zijn allen bramen plukken. Bart kan dat natuurlijk nog niet maar Koos, onze oudste, die nu drieëneenhalf jaar is,  wel. Helemaal verrukt is hij van oogsten van wat dan ook. Aardbeien, appeltjes, rozenbottels, aardappels enz.
Voorafgaand aan de ‘pluk’ gaan we met elkaar een ijsje eten. Mijn zus Diana, die ook mee is, trakteert. We nemen oubliehoorns met drie bollen in verschillende smaken. Alleen Koos wil drie groene bolletjes pastiche ijs. Vijfenzeventig centjes voor een hoorn met drie bolletje!

Kom daar nu, anno 2011, maar eens om. Nu betaal je bij de ijsboer godverdomme de belachelijke prijs van vier euro voor zo’n ijsje. Ik heb al drie jaar geen ijsje meer gekocht en als er niks aan die prijzen verandert dan hoeft dat ijs ook helemaal niet meer voor mij.  Die ijsboeren mogen van mij met z'n allen door hun ijs zakken. Maar dit terzijde.

Die superkleine Bart krijgt natuurlijk zelf geen ijs maar hij  mag af en toe het ijs aflikken dat door Carola op zijn lipjes wordt gesmeerd. Zijn lachende glimogen, zijn ongeduldig zwaaiende armpjes en trappelende beentjes maken het overduidelijk: dit vind Bart heerrrrrlijk. Koos ook trouwens. Herhaaldelijk horen we hem zeggen:
‘Lekkerrrrrrrrrr’.
Het bramen plukken is voor ons allen een waar festijn. Zoveel bramen en zulke grote als hier op Texel hebben we nog nooit gezien. Bart ligt nu lekker te pitten. Dus wij kunnen onze slag slaan. Wij stoppen alle geplukte bramen in een doos. Morgen gaan we jam maken. Koos vreet al zijn geplukte bramen gelijk op. Hij propt zijn mondje veel te vol zodat ie zijn kleren wel onder moet  kwijlen. Het is maar goed dat ie oude kleren aan heeft want er is geen enkel wasmiddel kan tegen die prachtige  paarse bramenvlekken op.  Dat betekent dus helaas dat die kleren linea recta de vuilnisbak in kunnen. Regelmatig roept Koos verrukt uit:
‘Lekkerrrrrr.’
Op de terugweg wippen we even de super binnen en slaan wat in voor het avondeten. We houden het simpel  en  binnen de beperkte mogelijkheden van deze minicaravan: een soepje, saté met pindasaus en stokbrood. Carola is even met Bart naar de douches om hem te verschonen. Ongelooflijk hoe snel zo’n kleine caravan gevuld is met de verstikkende geur van de poepluier van zo’n klein mannetje. Koos zit ondertussen enthousiast met zijn knikkerspel te spelen.
Diana en ik zorgen voor het eten. We staan elkaar voortdurend in dat kleine piemelkeukentje in de weg maar sportief als we zijn, doen we net of dat he-le-maal geen probleem is. Het eten is eigenlijk  sneller  klaar dan we dachten. Carola is ook al weer terug als we Koos horen zeggen:
‘Lekkerrrrrrr’
Koos had helemaal niks te eten gehad. Nog eens zegt hij:
Lekkerrrrr.’
Voor hem staat mijn potje pilletjes, tegen de kniepijn, vanmorgen bij de apotheek gehaald. De negentien pilletjes die er in zaten zijn weg; die zitten nu hoogstwaarschijnlijk in Koos zijn maag.
Ogenblikkelijk rijd ik naar die dokter; zonder aarzelen regelt hij een helikopter die ons naar het ziekenhuis in Den Helder moet brengen.
‘Zijn maag moet onmiddellijk worden leeggepompt.’ zegt de dokter.
Het gaat allemaal razendsnel. Binnen tien minuten landt de helikopter voor het ziekenhuis. Artsen en verpleegkundigen staan daar klaar met een rijdende brancard. Nog eens tien minuten later is Koos zijn maagje leeggepompt. Het maagpompsel blijkt een kleurrijk goor toetje te zijn, gevormd door de roze pillen, paarse bramen en de groene gesmolten bollen pastiche ijs met daarin drijvend half verteerde stukken oubliehoorn met ijs. De arme schat heeft wel even pijn als die slang door zijn strotje wordt geduwd. Dat mag ook best een keertje voor dit  hele goede doel. Volgens de ziekenhuisarts slikte Koos een dodelijke dosis pillen. Zijn maag is nog niet leeggepompt of hij vraagt gelijk weer om snoep. In de kantine van het ziekenhuis dan maar een Mars gekocht voor hem, die er in gaat  als koek.
Erg lullig wel trouwens dat we toen niet eens even met die helikopter  teruggevlogen konden worden naar onze caravan.  Moesten we verdomme met de pont en dan ook nog eens een half uur lopen naar de camping! Alles bij elkaar zeker nog  anderhalf uur onderweg geweest.

    

zaterdag 12 november 2011

Opa

Ik fiets over de Noordsingel. Moet even naar de apotheek. Eenenzestig jaar ben ik nu. Zeg maar gerust een oude man. Als ik nu terugdenk aan mezelf als tiener dan vond ik de mensen boven de dertig al oud. Toen ik 15 was, was mijn moeder 34 en mijn vader 33.  Ouders zijn voor hun eigen kinderen per definitie oud, ook al zijn ze  relatief gewoon nog jong. Bekakte corpsbal-studentjes hoor je niet voor niks zeggen:
‘Ik ga dit weekend naar Wassenaar, Kralingen of Hillegersberg: naar mijn ouwelui.’

Er zitten echt te veel van die witte ganzen hier in de Noordsingel. Honderden. Soms liggen ze gewoon een kwartier op de rails,  de tram op te houden.

Het beeld dat ik als jongeman had van een man van zestig, komt totaal niet overeen  met hoe ik mezelf nu als zestiger ervaar. In mijn beleving was de zestiger van toen passief, inactief, dor, geplaagd door vele grote of kleine gebreken, doof, blind, stram, niet sportief en a-seksueel.  

Ik ben sinds mijn zestigste verjaardag met pensioen en ik ben nog nooit van mijn leven zo actief geweest. Nooit voelde ik me fitter dan nu en van gebreken heb ik gelukkig nog geen last. Nou vooruit, ik zal het niet mooier maken dan het is: ik heb vreselijk veel last van aambeien. Eigenlijk is het drie maal niks. Wat zijn aambeien nou helemaal? Geregeld een beetje sperti smeren en ze verdwijnen als sneeuw voor de zon. Wou dat het waar was! Ik moet alleen nooit vergeten om een inlegkruisje in mijn slip te doen, want anders sijpelt die vette sperti-troep via mijn boxer-short en mijn spijkerbroek op de bekleding van elke stoel waar ik op zit.
Sportief?
‘Nou en of! Op de sportschool fiets ik me rot. Spinnen heet dat. Spinnen is op de sportschool een werkwoord en geen meervoud van het zelfstandig naamwoord ‘spin’.

Als twintiger wist ik overigens niet beter of de  man boven de zestig was seksueel tot op het bot uitgedroogd. Mijn buren, mijn opa’s en op den duur ook mijn vader kon ik niet anders dan met diep medelijden bezien. Ze moesten door het leven zonder seks! Was het leven dan nog wel leuk om te leven, vroeg ik me af. 
Als twintiger en ook nog wel als dertiger vernam ik, dat vrouwen na hun vijftigste (na de overgang) minder behoefte zouden hebben aan seks. Kinderen konden vrouwen dan sowieso niet meer krijgen. Mannen zouden tot hun dood in staat blijven om kinderen te verwekken maar de meeste van hen zijn dan niet meer zo fanatiek. 

Dat ben ik natuurlijk ook niet meer.  Alles gaat gelukkig nog wel op eigen kracht. Ik ga alleen maar naar de apotheek voor een heel goed smeerseltje tegen mijn aambeien en beslist niet voor viagra! Ik ben eerlijk: mijn veroveringen zijn dezer dagen veel minder talrijk. Ook zijn ze minder oogverblindend ... maar datzelfde geldt ook voor mij. Godzijdank ben ik gezegend met een rijke fantasie, die me er op een bevredigende wijze doorheen helpt, wanneer de hormonen zo nu en dan eens opspelen.    


woensdag 9 november 2011

Cor Eversteijn

Cor Eversteijn.
‘Who the fuck’ is Cor Eversteijn zult u denken. Cor Eversteijn is een bekende Rotterdammer. Hij is zowel herenkapper als bokser. Ooit is hij Nederlands kampioen boksen bij de amateurs. Hij is geboren en getogen in Spangen. Net als ik. We zitten op dezelfde kleuter- en lagere school. Op die lagere school staat geen onderwijzer voor de klas maar  een broeder, een katholieke geestelijke, gekleed in een zwarte pij.
Gedurende drie jaren, twee jaar kleuterschool en een jaar lagere school trekken Cor en ik vrij veel met elkaar op. Cor is niet zo'n eenstudiehoofd. Hij vindt het dan al leuk om te stoeien. Ook met mij. Hij is klein en heel sterk. Waarom weet ik niet maar meestal laat hij mij winnen. Hij blijft al in de eerste klas van de lagere school zitten. Later nog een keer. Ik verlies hem daardoor uit het oog. Jongens van de hogere klassen bemoeien zich meestal niet zo veel met de 'kleintjes' in de lagere klassen. Ik dus ook niet. 

De familie Eversteijn woont in vlakbij; op drie minuten lopen. We kunnen beiden, ieder vanuit ons eigen huis de profvoetballers van Sparta zien trainen. Cor zit al een tijdje bij mij in de kleuterklas. Maar hij is me in het begin helemaal niet opgevallen.
Twee zussen bij mij in de straat, brengen me elke dag naar de kleuterschool. Mijn moeder heeft daar zelf geen tijd voor. Vlak na mijn geboorte, ik ben de oudste thuis, krijg ik er een broertje en twee zusjes bij. Daar heeft ze haar handen meer dan vol aan; zeker omdat mijn broertje ernstig geestelijk gehandicapt blijkt te zijn.

Die zussen, vrijwilligers vanuit de kerk, helpen eerst alleen mijn moeder met mij naar de kleuterschool te brengen. Op een gegeven moment moet ook de moeder van Cor geholpen worden. Wat er precies aan de hand is bij Cor thuis? Geen flauw idee. Mijn moeder heeft  er nooit iets over gezegd dat Cor voortaan ook mee zou lopen naar school.Opeens zit hij bij ons aan de eettafel een hapje mee te eten. Hij drinkt meestal ook wat en loopt dan met mij en de zussen naar school.  Mijn moeder zegt alleen maar tegen mij dat Cor met mij meeloopt omdat zijn moeder ziek is. Wat ze heeft weet mijn moeder niet. In ieder geval moet Cor gewoon geholpen worden. Dus dat deed ze. Klaar! De werkelijke reden hoor ik pas vele jaren later: vader Eversteijn heeft toen Cor zijn moeder zwaar mishandeld heeft.  

Gewoonlijk loop ik hand in hand met de zussen. De een houdt mijn linkerhand vast de ander mijn rechter. Soms laten ze me dan tussen hen in zwieren, van hoog voor naar hoog achter ... van hoog voor naar hoogschter ...  Schitterend vind ik dat! Maar ja, dat is er met de komst van Cor niet meer bij natuurlijk. Allebei hebben we dan een eigen zus, die ons bij de hand neemt. Jammer, voor mij geen gezwier mee.

Cor is, net als ik, een heel verlegen ventje. Ik kan me niet herinneren dat hij bij ons thuis, onderweg naar school of op school, iets gezegd heeft tegen mij. Hoe ik ook mijn best doe, ik kan me zijn stem niet herinneren. Echt vrienden zijn we ook nooit geweest. Van 1958 tot 1979 vergeet ik zomaar dat er een zekere Cor Eversteijn bestaat. Zelfs zijn nationale  bokskampioenschap bij de amateurs in 1970 is aan mij voorbij gegaan. Door zijn boksprestaties en  helaas ook door zijn overmatig drugs- en drankgebruik wordt Cor rond 1980 voor mij aan de vergetelheid onttrokken.  Hij is populair. Cor is een markante Rotterdammer. De Rotterdamse Media volgen hem op de voet in zijn laatste jaren. In  1983, nauwelijks drieëndertig jaar oud, sterft hij.