woensdag 18 mei 2022

DROMEN

 

Dromen doe ik eigenlijk niet zo veel … nou ja, ik zal best wel veel gedroomd hebben maar ik ben me er maar zelden bewust van. Soms kan ik een droom navertellen.  Dat moet dan gebeuren vlak nadat ik wakker ben, want na een uurtje ben ik hem geheid helemaal kwijt. 

Ik neem mij voor om, wanneer ik me de droom nog herinner, hem op te schrijven in een notitieboekje. Een van die genoteerde dromen gaat over een lange, slanke,  jongeman met ezelsoren en een slurfje op de plaats van zijn neus. Hij heeft een geel sportbroekje aan en een wit hemdje met rugnummer 16. Het is een atleet. Zit in de Olympische finale polsstokhoogspringen. Als enige van de finalisten heeft hij zwemvliezen aan. In zijn sprong raakt hij met zijn slurfje de lat, die kukelt vervolgens in het zand. Hij is uitgeschakeld. Ik had hem graag zien winnen maar daar heb je in dromen geen macht over, hè. ‘Wat een flauwe kuldroom, ’  denk ik. Tussen de twintig en dertig jaar ben ik ten tijde van die droom.  Vroeger had ik ook wel natte dromen maar daar kon ik me  ‘s ochtends nooit meer wat van herinneren. Tegenwoordig  gaan mijn dromen over zieke, enge trollen en over lieve en stoute diertjes.

Het opschrijven laat ik versloffen. Vaak ben ik ’s ochtends vroeg, niet helder genoeg om pen en papier te pakken … ik vergeet het dan  gewoon … en als ik dan na de koffie helemaal wakker ben laat de droom zich niet meer opschrijven. Heel toevallig heb ik vannacht een heel  makkelijk te onthouden droom gehad, die ik graag op wil schrijven. Hij ging zo:

Twee duiven, een duif (het vrouwtje) en een doffer (het mannetje). Ze lopen over het voetpad in het park. De duif loopt flink door; de doffer haast zich niet maar blijft haar volgen. Dan vliegt zij, op geringe hoogte, enkele meters en landt op het gras. Hij doet hetzelfde maar landt kort achter haar. Ze lopen weer even achter elkaar aan totdat de duif opvliegt en op een tak van een berk gaat zitten. De doffer neemt naast de duif plaats. Ze schuiven daar een tijdje ongemakkelijk tegen elkaar aan. Dan springt de doffer bovenop de duif en gaat in hoog tempo zitten fladderen.  Tegelijk zie ik hem met zijn snavel, in het zelfde hoge tempo, hard inbeuken op het kleine kopje van de duif. Als hij klaar is met zijn gefladder springt hij terug op de tak naast de duif en vliegt meteen  weg. Op dat zelfde moment valt zij uit de boom in de vuurdoorn.  Ik zie het verbrijzelde schedeltje van de duif. Ze leeft nog.  Ik ben alleen niet in staat in te grijpen in die droom, om dat lieve beestje te helpen.

Hoe verklaar ik deze droom?       

Geen opmerkingen:

Een reactie posten