De eerste avondvoorstelling
verloopt verder zonder noemenswaardige problemen en ook de tweede
avondvoorstelling gaat prima. Als die
tweede voorstelling draait ontdekt Leonie onder de stapel theedoeken de vijf
briefjes van honderd. Ze zegt niks tegen de anderen en loopt er meteen mee naar
Duusjoo, die Leonie aanhoort en net doet alsof zijn neus bloedt:
‘Wir zal das jetzt
geflickt haben, Leonie?’ vraagt hij. ‘Es ist bijnahe das bedrag wir miesten heute mittag, doch?
Sag noch eben nichts tegen die anderen, meine Leonie. Vielleicht verratet de
dader sich wohl. Sehr gut dat jij es mir jetzt sagt und mir das geld geeft,
maaisje!!
Ich zal die anderen
sofort von dies vertellen. In jeden gefal haben jullie die fooi wieder terug,
doch?!.
Nog voor het einde van de
tweede filmvoorstelling riep Duusjoo de voltallige ploeg (met uiutzondering van
Martin, die kon natuurlijk niet weg van zijn werkplek) bijeen om iedereen het
goede nieuws te vertellen dat het geld terecht was. Mild oordeelde hij dat
waarschijnlijk iemand het geld daar even had neergelegd in de drukte en helemaal
vergeten was dat het onder de handdoeken lag. Hij zei dat hij blij was dat het
terecht was en wilde er verder geen woorden meer over vuil maken.
Honderdvijftig gulden zou hij in fooienpot terugstoppen en de rest gaat naar de
baropbrengst. Zijn creatieve
boekhoudtrucs in de voorraad, zo stelde hij, zou hij weer rechttrekken.
‘Ist alles doch noch goed
gekommen heute!’zei hij met een vette knipoog naar Leonie.
De baropbrengst van na de
tweede zaterdagavondvoorstelling wordt geteld bij die van de eerste
middagvoorstelling van de zondag. Koos kan nu dus de dagopbrengst het geld naar
de nachtkluis in de Doelen brengen. In de loop van de maandag komt een
geldtransportwagen die kluis leeghalen. Zeker in de weekends zit er toch wel
een paar duizend guldens in. Een aantal jaar geleden is Koos daar nog eens overvallen
door een stelletje gasten met bivakmutsen. Ze zetten een pistool op zijn hoofd
en eisten dat hij geld afgaf. De reactie van Koos was wel heel onverstandig:
hij gaf het geld niet af en met het rolletje pepermunt, dat hij altijd in zijn
jas had zitten, blufte hij de overvallers mooi af. Hij stak dat rolletje tegen de
buik een van de overvallers aan en zei:
‘Ik heb hier een revolver
en ik schiet je finaal overhoop als jullie niet ogenblikkelijk maken dat je
wegkomt. ‘ Ze wisten niet hoe snel weg ze moesten wezen, de helden. Het had
slechter kunnen aflopen voor Koos.
Hij had die overvallers nu
wel weggejaagd maar dat hele voorval ging hem niet in zijn koude kleren zitten.
De andere dag moest hij zich ziek melden en eigenlijk is hij nooit meer de oude
geworden. Naar de kluis gaan bijvoorbeeld durfde hij voor geen goud meer,
ondanks zijn pepermunt-overwinning. Dat moest Duusjo voortaan maar zelf doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten