Koos staat daarbij staat hij
altijd op een groentekist, die hij, toen hij met dit werk begon, zelf van huis
mee had genomen. In de winter zet hij altijd voor zijn groentekistje een
straalkacheltje neer om de ijspegels die dan steevast onder zin neus hangen te
laten ontdooien. Op zijn groentekistje ziet iedereen in de rij de kleine Koos
tenminste staan.
’Drie maal balcon hier
voor die mevrouw met die rode gebreide muts en die heer met dat grappige zwarte
petje?
’Twee maal stalles
alstublieft.’ Koos scheurt dan ook tegelijk de controlestroken af. In de winter
had hij van die handschoenen aan waarvan de vingers waren afgeknipt. Als een
voorstelling uitverkocht is dan bast hij dat ook: ‘
‘Zaal uitverkocht; dames
en heren, zaal Lumière uitverkocht’ het is een keer gebeurd dat tegelijk met
deze mededeling zijn kunstgebit uit zijn mond floepte en verdween in de menigte
wachtenden:
‘Hé, kom es effe mee zoeken
naar me kunstgebit,’ baste hij dan tegen het andere servicepersoneel in de
buurt; nou, voor Koos had iedereen dat
graag over:
‘Personeel! Mogen we er
even bij!! Kijk goed uit waar u gaat staan, anders is Koos zijn gebitje naar de
maan!’
Maar ondanks Koos
indrukwekkende gestalte, zeker als hij op die kist staat: elke zaterdagavond is
er stront aan de knikker. Het is maar een klein groepje hooligans dat altijd
weer in staat blijkt om de zaterdagavond
te verzieken. Ze moeten wel onder invloed van drank of drugs zijn geweest.
Het begon al in de rij
wachtenden: niet netjes in de rij gaan staan en hun beurt afwachten maar gelijk
voordringen en als ze eenmaal binnen zijn lawaaierig druk met elkaar praten, gaan
lopen stoeien en daarbij ‘per ongeluk expres’ andere, bedaarde en soms al
helemaal beduuste bioscoopgasten omverduwen. In de zaal ook schreeuwen en
zojuist gekochte gepofte popcorn de zaal inpieken. Het is niet anders dan op
elke zaterdagavond; de ouvreuses kunnen deze etterbakken gewoon niet aan. Maar
het gaat vanavond zeker anders aflopen dan gewoonlijk. Deze avond zal het
publiek niet de dupe worden van deze klootzakkies, want Koos heeft enkele van
zijn maatjes, die werkzaam zijn bij de Rotterdamse politie, gevraagd om in
burger aanwezig te zijn bij de eerste avondvoorstelling en hen gevraagd om
indien nodig op te treden tegen de meestal al behoorlijk bedwelmde hooligans.
Zoals gewoonlijk liggen
ze onderuitgezakt op hun stoeltjes met hun poten over de leuning van de stoel
voor hun. Er waren al snoep- en chipsverpakkingen de zaal ingemikt en nu zitten
ze om beurten flesjes cola heel hard te schudden, met de duim op de opening
zodat, wanneer de duim weggehaald wordt, de halve inhoud van zo’n flesje de
zaal inspuit. Dolle pret. Maar het is de druppel die de emmer doet overlopen
van een van de ‘normale’ bioscoop-bezoekers. Een man, die enkele rijen meer
naar voren zit, staat op en maakt duidelijk dat ze nu moeten stoppen met hun
hinderlijk gedrag. Hartelijk hoongelach van de rotzooitrappers is zijn deel. De
man loopt op hen toe en nog voordat hij wat kan zeggen vraagt een van de herrieschoppers
of hij weet wat een gespikkelde beer is. Op antwoord wordt niet gewacht en de
relschopper spuugt hem een hoeveelheid zojuist zeer fijngekauwde olienootjes in
zijn gelaat. De boys komen niet meer bij van het lachen. Als de man vervolgens
de spuger wil aanpakken werpen de andere hooligans zich op hem. Dan blijkt dat
de gewone bioscoopbezoeker niet zo gewoon is. Een vijftal van zijn maten in de zaal komt
hem te hulp en voordat reltrappers kunnen worden aangepakt rennen ze lafhartig het
theater uit, achtervolgd door wat een zestal agenten in burger blijkt te zijn.
Die achtervolging heeft niet lang geduurd, de lastpakken waren onder invloed en
dus niet de allersnelsten. De agenten in burger hebben op een nabijgelegen
donker parkeerterrein de vervelende knaapjes flink afgerosd met als prettig
gevolg dat deze overlastgevers nooit meer zijn terug gezien in Lumière. Althans niet als herkenbaar groepje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten