zondag 28 mei 2023

FIETSVAKANTIE.

We hebben afgesproken bij Piet voor de deur. Ton, Isaac, Piet en ik. We gaan heel Nederland door fietsen. Eerst richting Culemborg. Piet en ik hebben de tweepersoonstenten achterop en de anderen hebben ieder een evenredig deel van de bagage in hun fietstassen. Ellie, Piets prachtige vriendin, zwaait ons uit.

Veertien graden is veel te koud voor de tijd van het jaar. We zijn de straat nog niet uit of het begint zachtjes te regenen. Regenpakken? Daar doen we niet aan. Stoer! Als we bij Capelle, Rotterdam uitrijden, zijn we allemaal doorweekt, zij het dat Isaac minder doorweekt is, omdat hij als enige in korte broek is. Piet stelt voor een bakkie te gaan doen in de eerstvolgende kroeg en daar te blijven hangen tot de ergste regen voorbij is. Maar het blijft plenzen. Het bakkie koffie gaat over in een pilsie. We kunnen er voor een prikkie wat eten en Arie,  de café- eigenaar, zegt, dat als we dat willen, we ook wel kunnen blijven pitten. ‘Maar’ vijfentwintig euro per persoon, voor die benauwde slaapruimte op die zolder van hem. Aflegger!  Maar ja, we hebben weinig andere keus. De plenzende nacht in fietsen is géén alternatief. Onze kleren gaan bij Arie in de wasdroger, voor het zelfde geld. Dat dan weer wel!  Arie weet te vertellen dat het morgen droog zal blijven maar het wordt ook koud: dertien graden.

In de loop van de avond vraagt Ton of hij even een beetje mag gaan zitten drummen. Het drumstel staat op een klein podium in de hoek  van de kroeg. De cafébaas blijkt zelf een verwoed jazz - gitarist en samen  met Ton speelt hij een super – swingende  jam - sessie. Nummers van Dizzy Gillespie (On the sunny side of the street ), Miles Davis (Take five) maar ook van Amy Whinehart (Black is Black) spelen ze hun eigen verrassende versie.

Ton is een echte ‘dzjemmer’. Hij heeft zich nooit aan een vaste band willen binden, met als gevolg dat hij met zijn drummerskwaliteiten en improvisatietalent nooit één weekend zonder werk zit.

Piet zit zich te bezatten. Hij had eigenlijk al helemaal geen zin in deze onderneming maar hij dacht zo zijn sores even te kunnen vergeten. Maar als we hem zo zien zitten, weten we wel weer hoe laat het is. Hij zit weer met zijn vriendin Ellie in zijn hoofd. Ellie is eerlijk tegen Piet. Ze gaat al een paar weken vreemd met collega Peter. Vreemd genoeg  vindt Piet dat probleem. Wat hij het lulligste aan de hele zaak vindt is dat Ellie nooit meer eens lekker met hèm wil vrijen. Piet is altijd een beetje naïef geweest in de liefde en wat alcoholgebruik betreft, is hij de laatste maanden veel te overmatig.

Arie zijn vrouw gaat met haar accordeon mee zitten jammen. Het repertoire verandert van jazz naar Nederlandstalig: ’Hazes.’ ‘Een beetje verliefd’ spelen ze. Piet begint me dan toch te janken! Halverwege dat Hazesnummer flikkert hij van zijn barkruk. Volkomen lam. We slepen hem met zijn vieren naar die zolder.

Piet is de andere ochtend als een kind zo blij, dat we niet richting Arnhem gaan fietsen. We besluiten de vakantie af te blazen en gelijk naar huis te gaan. Met onze fietsen in de metro gaan we van Capelle naar Blaak en van Blaak fietsen we naar huis.  Een ritje van één kilometer.  

 

Volgende stukje i.v.m. fietsvakantie 6 juni a.s.

zaterdag 27 mei 2023

GELUK IS.

 Blij werd ik van haar ontspanning. Ik dacht wat bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, creatief zijn, chillen voor de tv en af en toe een beetje vrijen . Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld  buitengesloten. Ons geluk was binnen.

Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw was dat wij beiden fifty-fifty het  huishouden zouden doen en zouden gaan werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende dat  minstens twee en een halve dag werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddagen.

Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was,  nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest, dat ik mijn zonen wèl een vader kon bieden. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad en bracht ze naar bed, duwde ze, met lekker weer, in de wandelwagen naar het Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.

En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen pa … een soort wedstrijd maakte ik er van ... een wedstrijd, die ik nooit kon winnen.

Ik ging  (en ga nog steeds) graag naar theater. Daar hebben onze zonen ook vast wel lol in, dacht ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk jeugdtheater. Op den duur smeerden ze hem al vroeg op zondagochtend, als ik nog in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen.  Zat ik daar in het jeugdtheater bij voorstellingen van Jozef van den Berg of Frank Groothof met naast mij twee lege stoelen.

Ik was een wat tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij beoogde.  Ik had het goddelijke idee dat ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo, geluk niet. Blijheid is altijd weer zo gauw verdwenen.

Net als onze jongens wilde ik ook mijn vrouw graag plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waren we ‘happy together’. Geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam mijn vrouw mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit geprobeerd had haar te behagen. ‘Maar dat neem ik je niet kwalijk, hoor jongen, ik zorg wel voor mijn éígen geluk,’ voegde ze er monter aan toe. ‘Bij iets duurzaams en alomvattends als geluk, is de rol van de ander uitgespeeld. Doe als ik: koester je eigen geluk. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want: geluk is.

vrijdag 26 mei 2023

FIJNE DAG NOG...

 Fijne dag nog ….

Het is vandaag prachtig weer. Onbewolkt, een aangename temperatuur en alleen in de schaduw fris. Te mooi om binnen te blijven zitten.  Afspraken heb ik vandaag niet, dus ik ga er op uit. Ik stap bij mij naast de deur op de metro (Prinsenlaan) en rijd mee tot het eindpunt Nesselande. Vandaar wil ik, langs de Rotte, terugwandelen naar huis.

Ik heb geen idee hoe lang die wandeling zal duren. Mijn smartphone wil ik eerst nog als een soort tomtom instellen maar als dat na een kwartier nog niet gelukt is stop ik er maar mee, doe de smartphone in mijn rugzak en ga aan de wandel. Alleen … na een paar passen realiseer ik me dat ik zo maar lukraak een bepaalde kant oploop … avontuurlijk wellicht maar ook dom! Ik zie een oude baas (75 schat ik) op een bankje zitten en vertel hem dat ik langs de Rotte wil gaan wandelen en vraag hem welke kant ik dan het beste op kan gaan. De man staat op,  … kijkt enige tijd recht voor zich uit, lijkt na te denken   maar zegt niks. Hij draait zich vervolgens een halve slag … zegt nog steeds niks …. En dan klinkt:

’Jaaaaa, ik wéét het wel, want ik fiets er zo naar toe.’ Dan draait hij zich een kwartslag en hij wijst recht voor zich uit:

‘Neem die weg … het is één rechte weg… aan het einde van die weg is een fietspad en dat fietspad loopt langs de Rotte … waar moet je heen?’

‘Naar Rotterdam,’ zeg ik.

‘Goed, ga dan op dat fietspad linksaf.’

‘Nou, dank u wel, meneer.’

En wat iedereen tegenwoordig tot vervelens toe zegt, zegt ook deze man tegen mij:

‘Nog een fijne dag verder.’

Dan voel ik me weer verplicht om tegen die enigszins afwezige doch aardige man terug te zeggen:

‘Ja, u ook meneer.’

Het ‘heerst’ ….. en ik wìl absoluut tegen niemand zeggen: ‘… en een fijne dag verder …’ maar toch flap ik dat walgelijke clicheetje er soms zomaar ineens uit.

Ik nader nu een tweesprong en twijfel even welk van de twee weggetjes voor mij het goeie is.

Vòòr mij loopt een vrouw achter een ouderwetse wandelwagen. Ik versnel mijn pas om haar de weg te vragen:

‘Dag mevrouw, ik wil naar de Rotte. Welke ……’ Ik val stil. De vrouw kijkt mij glimlachend aan. Ik krijg kippenvel. Haar gezicht .. twee druppels water mijn moeder. Ze heeft ook dat  rood golvende haar.  Sproetjes … die bril … lieve ogen … dat vriendelijk gezicht. Ze zal een jaar of veertig zijn.

‘Naar de Rotte is gewoon rechtdoor’ zegt ze vriendelijk. ‘Gaat u naar Rotterdam?’

Ik vertel haar wat ik van plan ben.

‘Zo, dat is nog hele wandeling. Ik denk toch gauw  vier uur. Ga straks bij het fietspad naar links.’

‘Okee, dank u wel!‘

Ik geef het mongooltje in de wandelwagen een aai over zijn bolletje:

‘Dag, jongen ’ zeg ik tegen het kleine mannetje …..‘dag mevrouw.‘

‘Fijne dag verder,’ kon ik nog net inslikken.

donderdag 25 mei 2023

SPREID, SLUIT.

 Tijdens een ommetje in de buurt, sta ik even stil bij het zwembad om te kijken naar de zwemmertjes. Aan de bewegingen van de zwemjuf zie ik dat ze de kinderen de schoolslag aan het leren is.  ‘Spreid, sluit, spreid, sluit’, zie ik haar zeggen.

Ik moet gelijk denken aan de veel te dikke badjuf, die destijds op de rand van het bassin stond, in haar veel te krappe bloemetjesbadpak. Ze trok haar rechterbeen op en strekte het uit naar rechts terwijl ze het commando ‘spreid’ gaf. Dan volgde het commando ‘sluit’ en ze zette haar rechtervoet weer naast haar linker.

Ze had een lief gezicht, twinkelende ogen, die badjuf: als ze lachte had ze een  kuiltje in haar linkerwang. Maar als ze lesgaf, had ze meer iets van een blaffende hond. Met nog twintig andere kinderen kreeg ik wekelijks les. Normaal zouden mijn ouders dat niet kunnen betalen. Deze zwemcursus was gratis. Een kadootje van de baas van mijn vader. Die werkte bij Thomsons Havenbedrijf en dat bedrijf  betaalde de lessen. Ik was toen zeven jaar, broodmager, spierwit en mijn lippen waren in het zwembad altijd blauw. Het zwemwater was toen ook veel kouder.

Enigszins angstig keek ik vanuit de diepte van het ondiepe deel van het bad naar de kollossale badjuf op de rand van het bassin. Ze stond vlak boven me. Ik stond in de voorste rij. ‘Spreid, sluit, spreid, sluit’ galmde het weer. Deze keer stak ze ook haar rechterarm omhoog en klapte tegelijk met haar rechterbeen  ook haar arm weer naar beneden, tegen haar dijbeen aan.

Wij moesten haar allemaal nadoen. Allemaal tegelijk. Ze bleef niet steeds ‘spreid’ en ‘sluit’ zeggen. Op den duur stopte ze daar mee en ging, in plaats daarvan, op een fluitje blazen. Wij wisten precies wat we moesten doen. Eerst net als de juf de bewegingen staande in het water uitvoeren. Na een tijdje moesten we in het water gaan drijven. We kregen allemaal zwembandjes om de bovenarmen, een zwemgordel om ons middel en een zwemplankje.

De juf had een smalle baan van het bassin helemaal voor ons gereserveerd door een rood-wit ballenkoord over de hele lengte van het bad te spannen. Daar zwoegden we dan met onze armbandjes, gordeltjes en zwemplankjes allemaal achterelkaar. Alleen de beenslag werd geoefend. De juf  bleef op de rand van het zwembad lopen toeteren (op een echte roeptoeter): in het begin nog: ’spreid, sluit’ enzovoorts. Later ging ze weer lopen fluiten (op een echt fluitje).

Als we de baan helemaal hadden uitgezwommen moesten we via het trappetje het water uit en weer ‘rustig’ naar het begin van de baan lopen. Daar begon het hele circus weer van voor af aan.

Na de les mochten we nog een paar minuten spelen. Springen. Onder water zwemmen. Een zwembroek naar beneden trekken. Tussen gespreide benen door zwemmen. Met ballen gooien. Iemand aan zijn benen trekken waardoor die omviel. Dolle pret!

En dan  was het zwemmen weer voorbij. Bijna dan. Want de zwemles was pas echt compleet met de  roze ‘zwem’koek.

Als ik mijn ommetje wil vervolgen, zie ik de kinderen stuk voor stuk de kant op klauteren.  Altijd eventjes koud, dat moment. Ze snellen zich naar hun kleedruimte. Ik kan ze niet horen maar ik zie gillen.

woensdag 24 mei 2023

KINDERBIJSLAG.

 Sjanie van Tiggelen is mijn stiefdochter. Zij was twee toen ik haar adopteerde. Ik wist  wie of de vader was  en mijn vrouw Annie wist dat natuurlijk ook.   En de vader was niet Annie d’r eerste man … nee,  dat was een soort van ‘uitstapje’ van Annie geweest. Nou ja ‘uitstapje’ is eigenlijk helemaal niet juist omschreven:

 Annie d’r eerste man, Joop, had een verlammingsziekte. Hij was inmiddels al helemaal verlamd. Joop had een deal gemaakt  met een vriend van hem: Koos Dorpse. Hij zou een kind bij Annie verwekken. Mijn vrouw en ik waren het beiden over eens  om  Sjanie niet de achternaam van d’r echte vader te geven maar die van Joop.

‘Ik ben altijd al twee jaar ouder geweest  dan Annie. Zij heeft van kinds af aan al achter me aan gelopen, snap je wat ik bedoel? Ze wilde mij als partner. Maar ik vond mezelf meestal nog te jong. Ik had tegen mezelf gezegd als ik 23 ben is het tijd zat om aan trouwen te gaan denken. Tsja, alleen, toen ik 23 werd,  was Annie al met Joop getrouwd. Joop is al heel snel en jong overleden aan die verlammingsziekte. En toen was voor mij de weg vrij om te gaan trouwen want ik was toen inmiddels 24 jaar. Al die jaren heb ik mijn moeder en mijn broertjes en zusjes zo goed en zo kwaad als het ging geholpen. Ik moest ook wel want toen ik zestien was heb ik mijn vader het huis uit geschopt. Mijn vader was gewoon een sadist en een egoïst.’

Mijn op een na oudste broer Daan, daar had ie de pik op. Om het minste of geringste ging die hem slaan of schoppen, soms tot bloedens toe …  en dan was Daan alleen nog maar omdat Daan vijf minuten te laat voor het eten thuis gekomen was. Op een keer, we lagen allemaal al op bed hoorden we onze moeder kermen ‘neen, laat los, nee, niet doen au, au, au.’ Dus ik mijn bed uit … zit me vader boven op mijn moeder … zit ie haar strot dicht te drukken met zijn duimen … nog een geluk dat ze nog geluid kon maken. Mijn vader stopte ermee toen ik de kamer binnenkwam. Hun huwelijk kon  natuurlijk niet lang meer duren.

We waren met zijn tienen, acht kinderen, er kwam elk kwartaal pittig wat kinderbijslag binnen maar denk maar niet dat wij thuis iets van dat geld konden besteden. Hij bracht het of naar de kroeg of naar dat wijf! … Gusta Vijfkilo! Ergens in Crooswijk, op de Paradijslaan. Ja, Ik heb hem eens op de fiets achtervolgd van zijn werk naar die troela van Vijfkilo. Toen dat secreet van een vader van me daar binnenstapte, sprong ik ineens tevoorschijn. Ik was toen zestien. ’Zo ‘, zei ik, ‘nou weet ik waar al onze kinderbijslag naar toe gaat.’

‘Wie is dat brutale joch?’ vroeg dame Vijfkilo. ‘Ik ben Theo, ik ben de oudste zoon van die colérelijer, die daar net bij jou naar binnen stapt, jullie zijn het waard om allebei een flinke oplawaai te krijgen van mij. Toen kwam mijn vader dreigend naar me toe met opgeheven hand. Ik gaf geen krimp. ’Kom maar op, als je durft … je krijgt van mij drie keer zo hard terug, vuile teringschoft.’ Ik weet nog goed dat ik dat zei.

maandag 22 mei 2023

EEN GOEDWEERMENS.

Vrijgezel Alex is een echt goedweermens. Het moet ‘s zomers wel heel erg slecht weer zijn wil hij niet in zijn korte broek en met ontbloot bovenlijf in de buurt rondlopen. Het is overduidelijk dat hij trots is  op zijn grote (1.80 m), slanke lichaam en … eerlijk is eerlijk … hij ziet er voor een zestiger nog best goed uit. De zon hoeft maar één lentedagje goed te schijnen of hij is alweer poepbruin … trouwens … ’s winters ziet hij er ook niet echt uit als een Hollandse bleekscheet …  hij heeft altijd wel ‘een tintje’, waarschijnlijk geërfd van voorouders uit (sub)tropische gebieden.

Op zomerse dagen speelt Alex de onbezoldigde beheerder van het ruime binnenterrein van ons wooncomplex. In zijn blote, bruine body, met zijn zonnebril en zijn vrolijk gekleurde bermuda, ‘schrijdt’ hij  voort over het binnenterrein … borst vooruit, kin omhoog, zijn armen  zó langs zijn lijf, alsof het lijkt dat hij onder beide oksels een wc-rol vastgeklemd houdt.

Met een door hemzelf aangeschaft grijpertje ontdoet hij het binnenterrein van het aangewaaide en achteloos weggeworpen zwerfvuil.  Ook verzorgt hij het groen: hij knipt dorre takjes weg en verwijdert uitgebloeide bloemen. Dat doet hij op zijn hurken of gebukt, zijn bermuda zakt daarbij flink af, waardoor omwonenden een uniek uitzicht geboden wordt op  Alex’ welgevormde bouwvakkersdecolleté.     

’s Zomers lijkt hij haast wel alomtegenwoordig te zijn in de buurt. Vanaf zijn balkonnetje becommentarieert hij op een vrolijke manier de activiteiten van degenen die zich op het binnenterrein bevinden.

In de richting van een stel babbelende buurtvrouwen davert hij:

‘Genoeg geluld nou, hè, dames ... als jullie niks anders te doen weten kom je je handen maar effe bij mijn thuis laten wapperen, hahahaha … genoeg te doen hier.’  

 Waarop de vrouwen gekscherend reageren met:

‘Begin jij zelf maar vast, Alex,  wij komen er zo aan.’

Onhoorbaar voor hem voegen ze er aan toe dat ze niet graag aan die klus bij hem thuis zouden beginnen … er wordt gekletst, dat het bij Alex een waar mannenhuishouden is …vergeelde gordijnen …  onderlangs alle wanden staat een grote verzameling (lege) bier- en wijnflessen opgesteld en van zijn wc kan je maar beter wegblijven. Tja, Alex, zo ga je dan over de tong nadat je eens een keer wat buren op je verjaardagsfeestje te gast hebt gehad!

Met de kinderen is ie ’s zomers vaak leuk bezig. Vooral de jongens trekken naar hem toe. Of hij voetbalt als een ouwe hond met ze mee òf wanneer er al voldoende voetballertjes zijn, speelt is hij de scheidsrechter. Ook zit hij vaak zomaar een beetje te kletsen en te lachen met de jongelui op een van de bankjes. Hij is een soort vriendelijke extra opa voor ze. Een van de weinige volwassenen, die tijd voor ze heeft.

’s Winters  zie je Alex zelden of nooit. Ook in deze kille lente van 2023 heeft hij zich nog nauwelijks op straat vertoond.  Wat ie thuis allemaal uitvoert? Wie het weet mag het zeggen …. volgens een van de gasten op zijn al eerder gememoreerde verjaardagsfeestje  is zijn huis volgestouwd met video’s en boeken, dus zal hij de tijd ook binnen wel zinvol weten door te komen.

zondag 21 mei 2023

RENAULT-4

 De toestand tussen slapen en waken is vaak zo vreemd, zo verwarrend. Vannacht stapte ik uit mijn bed in een auto. Een blauwe Renault 4. Dat dacht ik tenminste maar ik vond mezelf in mijn blote kont terug op het kouwe zeil naast mijn bed. Half drie lag ik daar op de grond.

Raar toch?! Want ik heb niet eens een auto.  Ja, dertig, vijfendertig jaar terug had ik wèl een auto, toevallig ook een blauwe Renault 4. Zo’n auto met  een soort parapluhandvat als versnellingspook …  ja, ja, net als die lelijke eendjes. 

Heel raar, want ik ga tegenwoordig nóóit meer in mijn blote kont naar bed.  Zeker al zo’n jaar of dertig niet meer.  Veel te koud. Kouwe billen. Zelfs ’s zomers.  Dus wat is er in godsnaam gebeurd tussen tien uur ’s avonds en tien voor half vier ‘s nachts? Waar is die auto ... waar is mijn pyjamabroek èn waar ging ik naar toe? Dat zou ik wel eens willen weten.                           

Ik moet plassen. Dat doe ik maar eerst. Vreselijk plassen. Dat zeg ik nou wel  en zo voel ik het nu ook, maar na  hooguit een borrelglaasje vol, ben ik uitgeplast. Ouwemannenkwaal. Prostaat. Ik denk af en toe, dat ik een nog jonge meid ben maar die gedachte verdwijnt al gauw als ik met dat borrelglaasje in de weer ben.

Zondagavond. Ik zit naar Studio Voetbal te kijken met mijn bord kapucijners op schoot, lees daarna  nog even in het boek, ‘Vernietigen’ van Michel Houellebecq, en dan, als een donderslag bij heldere hemel val ik in slaap. Een geluk nog dat ik dat bord kapucijners net had weggezet. Als ik boven een boek in slaap val móét ik echt naar bed of ik wil of niet. Kwart voor tien is het pas!  Ik heb geeneens fut om mijn tanden te poetsen. Ruk gedachteloos mijn broek, boxershort, sokken en pantoffels van mijn lijf. Gooi mijn truitjes op de klerenhoop op het zeil. Pyjama, vlug-vlug aan. Licht uit, onder het dekbed en dan ... dan lig ik nog niet eens drie seconden met mijn hoofd op mijn kussen, met die gore kapucijnersmaak nog in mijn mond, of Fientje, die leuke vriendin van mijn broer staat ineens met haar half ontblote lichaam, zo vlak voor mijn neus, verleidelijk te swingen. Ze ontdoet me van mijn pyjamabroek, lacht me toe, knielt voor me neer met verfijnd raffinement en masseert me waar en hoe ik maar wil, terwijl ik nergens om gevraagd heb. Ze doet gewoon allerlei dingen, die ik hier niet eens durf op te schrijven. Maar ik geniet er met volle teugen van. Met supervolle teugen, want als vanouds kom ik klaar voordat ik háár lekker heb kunnen laten genieten. Ik moet gelijk in slaap zijn gevallen na de zaadlozing, want ik heb er niet eens erg in gehad om die Renault 4 weg te zetten en mijn pyjamabroek weer aan te trekken.

Als die ochtend, om zeven uur de wekker gaat, voel ik dat ik op mijn opgepropte pyjamabroek lig. Ik heb alleen geen  idee waar die Renault-4 gebleven is.