Tijdens een ommetje in de buurt, sta ik even stil bij het zwembad om te kijken naar de zwemmertjes. Aan de bewegingen van de zwemjuf zie ik dat ze de kinderen de schoolslag aan het leren is. ‘Spreid, sluit, spreid, sluit’, zie ik haar zeggen.
Ik moet gelijk denken aan de veel te dikke badjuf, die
destijds op de rand van het bassin stond, in haar veel te krappe bloemetjesbadpak.
Ze trok haar rechterbeen op en strekte het uit naar rechts terwijl ze het
commando ‘spreid’ gaf. Dan volgde het commando ‘sluit’ en ze zette haar
rechtervoet weer naast haar linker.
Ze had een lief gezicht, twinkelende ogen, die badjuf: als
ze lachte had ze een kuiltje in haar
linkerwang. Maar als ze lesgaf, had ze meer iets van een blaffende hond. Met
nog twintig andere kinderen kreeg ik wekelijks les. Normaal zouden mijn ouders
dat niet kunnen betalen. Deze zwemcursus was gratis. Een kadootje van de baas
van mijn vader. Die werkte bij Thomsons Havenbedrijf en dat bedrijf betaalde de lessen. Ik was toen zeven jaar,
broodmager, spierwit en mijn lippen waren in het zwembad altijd blauw. Het
zwemwater was toen ook veel kouder.
Enigszins angstig keek ik vanuit de diepte van het ondiepe
deel van het bad naar de kollossale badjuf op de rand van het bassin. Ze stond
vlak boven me. Ik stond in de voorste rij. ‘Spreid, sluit, spreid, sluit’
galmde het weer. Deze keer stak ze ook haar rechterarm omhoog en klapte
tegelijk met haar rechterbeen ook haar
arm weer naar beneden, tegen haar dijbeen aan.
Wij moesten haar allemaal nadoen. Allemaal tegelijk. Ze
bleef niet steeds ‘spreid’ en ‘sluit’ zeggen. Op den duur stopte ze daar mee en
ging, in plaats daarvan, op een fluitje blazen. Wij wisten precies wat we
moesten doen. Eerst net als de juf de bewegingen staande in het water uitvoeren.
Na een tijdje moesten we in het water gaan drijven. We kregen allemaal
zwembandjes om de bovenarmen, een zwemgordel om ons middel en een zwemplankje.
De juf had een smalle baan van het bassin helemaal voor ons
gereserveerd door een rood-wit ballenkoord over de hele lengte van het bad te
spannen. Daar zwoegden we dan met onze armbandjes, gordeltjes en zwemplankjes
allemaal achterelkaar. Alleen de beenslag werd geoefend. De juf bleef op de rand van het zwembad lopen
toeteren (op een echte roeptoeter): in het begin nog: ’spreid, sluit’
enzovoorts. Later ging ze weer lopen fluiten (op een echt fluitje).
Als we de baan helemaal hadden uitgezwommen moesten we via
het trappetje het water uit en weer ‘rustig’ naar het begin van de baan lopen.
Daar begon het hele circus weer van voor af aan.
Na de les mochten we nog een paar minuten spelen. Springen.
Onder water zwemmen. Een zwembroek naar beneden trekken. Tussen gespreide benen
door zwemmen. Met ballen gooien. Iemand aan zijn benen trekken waardoor die
omviel. Dolle pret!
En dan was het zwemmen
weer voorbij. Bijna dan. Want de zwemles was pas echt compleet met de roze ‘zwem’koek.
Als ik mijn ommetje wil vervolgen, zie ik de kinderen stuk
voor stuk de kant op klauteren. Altijd
eventjes koud, dat moment. Ze snellen zich naar hun kleedruimte. Ik kan ze niet
horen maar ik zie gillen.