Blij werd ik van haar ontspanning. Ik dacht wat bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, creatief zijn, chillen voor de tv en af en toe een beetje vrijen . Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld buitengesloten. Ons geluk was binnen.
Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw was dat
wij beiden fifty-fifty het huishouden
zouden doen en zouden gaan werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende
dat minstens twee en een halve dag
werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen
en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddagen.
Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was, nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste
jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest, dat ik mijn zonen wèl
een vader kon bieden. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad
en bracht ze naar bed, duwde ze, met lekker weer, in de wandelwagen naar het
Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde
verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en
gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.
En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het
leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen
pa … een soort wedstrijd maakte ik er van ... een wedstrijd, die ik nooit kon
winnen.
Ik ging (en ga nog
steeds) graag naar theater. Daar hebben onze zonen ook vast wel lol in, dacht
ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk
jeugdtheater. Op den duur smeerden ze hem al vroeg op zondagochtend, als ik nog
in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen. Zat ik daar in het jeugdtheater bij voorstellingen
van Jozef van den Berg of Frank Groothof met naast mij twee lege stoelen.
Ik was een wat tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme
soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij
beoogde. Ik had het goddelijke idee dat
ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik
soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik
had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo,
geluk niet. Blijheid is altijd weer zo gauw verdwenen.
Net als onze jongens wilde ik ook mijn vrouw graag
plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waren
we ‘happy together’. Geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam mijn
vrouw mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit
geprobeerd had haar te behagen. ‘Maar dat neem ik je niet kwalijk, hoor jongen,
ik zorg wel voor mijn éígen geluk,’ voegde ze er monter aan toe. ‘Bij iets
duurzaams en alomvattends als geluk, is de rol van de ander uitgespeeld. Doe
als ik: koester je eigen geluk. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want:
geluk is.