dinsdag 25 augustus 2015

VERHUIZEN

Vandaag heb ik zeker veertig keer mijn hoofd gestoten (over vijftien jaar gerekend zeker  937 keer) en alle keren  tegen dezelfde plek: de onderkant van het bed  van de hoogslaper. Het is ook eigenlijk een hoogslaper voor kinderen. Onder de hoogslaper is een bureau  en van dat bureau heb ik mijn pc-werkplek gemaakt. Alleen:  de afstand van de vloer tot de onderkant van het bureau is óók berekend op de lengte van kinderen plus een kleine marge (1m75)  en niet op mensen van mijn lengte van 1m85. Kunt u het volgen?
Omdat ik binnenkort ga verhuizen moet de hoogslaper inclusief mijn pc-plek leeggeruimd worden. Het is raar maar op den duur voelde ik het gewoon niet meer dat ik mijn kop stootte. De eerste drie keer vloekte ik nog hevig, de volgende vijf keer zei ik  slechts: ‘Au’, zoals bij een zacht tikje, de tien keer daarna trok ik alleen een pijnlijk gezicht en daarna bleef ik me stoten maar het deed me niets meer, ik deed niet eens meer voorzichtig. Sterker:  ik begon het wel prettig te vinden … werd er een beetje high van. Maar niet zo high dat ik de kluts kwijtraakte. Ik heb de pc met toebehoren nog keurig naar een andere werktafel  gekregen.

Ik word deze verhuistijd onderhand wel beu. Ik zal blij zijn als ik alles weer op orde heb in mijn eigen huis. Aanstaande maandag wordt daar een begin mee gemaakt, want dan krijg ik de sleutels van mijn nieuwe huis in de wijk Lage Land. Het Lage Land is niet mijn numero uno voorkeurswijk. Ik was zelf graag in het centrum gebleven … Oude Noorden, Crooswijk, Agniesebuurt, Provenierswijk maar daar kom ik, bij lange na, niet voor een woning in aanmerking.
Ik heb op tien huizen gereageerd in ‘woonnet-Rijnmond’,  de website voor ‘huizen te huur’ in Rotterdam en omstreken. Als ik een huis in het centrum aardig vond reageerde ik meteen … nou, gemiddeld waren er zestig gegadigden voor me!
Alleen in Schiebroek, Hordijkerveld en in wat 55+ woningen had ik een kansje. Ook in het Lage Land dus. Het Lage Land doet zijn naam eer aan: volop hoge langgerekte flatgebouwen maar toch ook  veel groen  … en …ik zit in 5 minuten in het Kralingse Bos.

Diezelfde dag dat ik de sleutels van mijn nieuwe woning krijg, verhuis ik er ook, met ‘al’ mijn spulletjes, naar toe. Daarna zal het nog wel twee maanden (jaar?) duren eer alles een beetje naar mijn zin zal zijn daar. Ik heb zo het idee dat dat wel mijn laatste ‘normale’ huis zal worden alvorens ik opgenomen zal moeten worden in het verpleeghuis … òf omdat ik het lichamelijk allemaal niet meer aan kan … òf (en dat geloof ik eerder) dat ik geestelijk te veel aftakel. Over dat laatste maak ik me wel een beetje zorgen, want als je met z’n tweeën woont heeft de ander dat meestal wel  snel in de smiezen. Maar wanneer ik als alleenstaande dementerende, het gas wèl aanzet maar niet aansteek, dan duurt het waarschijnlijk lang voordat iemand wat in de gaten heeft … en meestal is het dan al te laat.

Mijn uitzicht stelt me enigszins gerust: als ik op mijn balkonnetje sta en kijk naar links, dan zie ik het IJsselland ziekenhuis, de Bavo- en de Bouwmankliniek en als ik vòòr op de galerij naar links kijk zie ik het gezondheidscentrum.




In verband met de verhuizing  even geen columns

zondag 23 augustus 2015

NAAKTRECREATIE

Ik loop met mijn hondje Sita het bos in. Hij stuift onmiddellijk op de niets vermoedende konijnen af. Het is nog vroeg, half negen in de ochtend. De lucht is strak blauw. Het wordt vast en zeker een warme dag. Aan weerskanten van het voetpad zitten op de grasperken her en der verspreid groepjes mensen op kleden, sommige mensen hebben een slaapzak om zich heen geslagen. Zij hebben waarschijnlijk de nacht hier doorgebracht.

Bij het strandbad loopt een man voorzichtig het water in. Hij voelt met zijn vingertoppen of het water warm genoeg is om een duik in te nemen … hij stapt verder het water in … het wordt daar wat dieper  .. hij besprenkelt zijn bovenlichaam met water en bijna in één beweging gaat hij ‘door’ en zwemt naar de houten balustrade zo’n vijfentwintig meter van het strand.

Ondertussen loopt Sita weer naast me. Hij is klaar met zijn jacht op de konijnen en vindt het tijd worden dat ik in actie kom voor hèm. Hij loopt al met een stevige stok tussen zijn kaken. Die stok moet dus zo ver mogelijk weg worden gegooid. Hij haalt die dan weer op en brengt hem bij me. Het bekende procedé. Dat gaat dan exact tien keer zo en dan stop ik er mee, want als het aan hem ligt kan ik dat spelletje de hele dag wel doen. Nu weet Sita zelf onderhand ook dat voor mij tien keer de limit is. Want de tiende keer dat hij met die stok aankomt legt hij hem netjes naast mijn voeten en loopt rustig verder met me mee.

We moeten opzij. Sita gaat vanzelf al op het gras lopen. Er komt een hele horde hardlopers aan. Hun geroezemoes en gelach wordt met de seconde duidelijker waarneembaar. Zo te zien is het een groep hard-hollende 55-plussers, mannen en vrouwen. Ze hebben zich uitgedost in de felste kleuren groen, rood, oranje en geel. Niemans kan ze over het hoofd zien. Ze hebben blijkbaar niet ál hun lucht nodig voor het rennen: er wordt zoveel gepraat, leuk gepraat ook kennelijk, want er wordt in die paar seconden dat ze langs rennen flink gelachen … dit moet wel een gezonde bezigheid zijn voor deze mensen.

Het geluid van de hardlopers verstomt. Sita loopt het stukje bos in dat speciaal gecreëerd is voor mensen, die naakt willen recreëren. Aan de rand van dat stukje bos houdt Sita plotseling halt; neemt zijn waakzame houding aan en gaat hard staan blaffen. Ik roep ‘Sita! Hier!’ ik wil dus dat hij bij me komt maar hij laat zich niet van zijn stuk brengen: hij blijft daar staan blaffen.
Als ik met Sita , de naaktrecreatieplek bekijk, zie ik allereerst een man gekleed in een spijkerbroek en een groen regenjack , met een volle vuilnisbakzak in zijn hand, vrij kalm weglopen. Van zijn hoofd ontwaar ik alleen een onder zijn capuchon uitstekende, rossige baard. 
Sita leidt me blaffend naar een plaats bij wat struikgewas. Daar zie ik tot mijn ontzetting een geheel ontklede, zwaar toegetakelde, hevig bloedende man liggen. ‘Help me, help me’, prevelt hij zacht. Geen moment aarzel ik en bel 112. Met een tissue veeg ik het bloed van de man zijn mond en giet voorzichtig wat water bij hem naar binnen. Sinds ik die man aan het helpen ben is Sita gelukkig gestopt met zijn hinderlijke geblaf. Het is al een oude man. Zonder twijfel een 65-plusser.
Politie en ziekenwagen zijn godzijdank snel gearriveerd. De man zal het wel redden, volgens de ziekenbroeder. Ik vertel de politie nog over de man, die ik zo kalm zag weglopen. Dat wordt genoteerd. Ze rennen niet meteen het bos in met deze informatie … er wordt wel iets gemompeld in een mobilofoon.

De kleding van de oude man is hier nergens te bekennen. ‘Zit die misschien in de vuilnisbakzak van die weglopende figuur,’ vraag ik me af en ‘zou die oude man hier  nu wel of niet vrijwillig uit de kleren zijn gegaan?’
Nou ja, hoe dan ook, hoop ik dat ze die ouwe baas weer beetje kunnen oplappen in het ziekenhuis … en … dat ze de man met rossige baard snel weten te vinden, want die moet toch meer weten.

Ondertussen was Sita alweer aan het zwemmen in het strandbadje.

‘Kom Sita kom!’ roep ik. We vervolgen onze wandeling door het bos. 

vrijdag 21 augustus 2015

WEGGEREGEND

Ik keek naar mezelf in de ruit van de keukendeur. De ruit geeft een voor mij onrealistische maar niet geheel onaangename weerspiegeling. Een transparant mannetje lijk daar in. Door mij heen weerspiegelen zich de eethoek met het vaasje lila fresia’s op de eettafel, het kruidenrek aan de wand achter me en de takken van de chinese roos in de vensterbank. Zowel mijn mooie als mijn minder mooie kantjes worden hier weggefilter. Alles aan me wordt wat fletser in deze spiegeling.  Mijn gebruinde gezicht oogt bleek, mijn weinige grijze haren zijn nu juist extra zichtbaar en op de plaats waar mijn mooie blauwe ogen zitten zijn alleen nog maar donkergrijze vlekken te zien.

Ik schrik als ik in de spiegeling achter me plotseling iemand zie bewegen. Ik was zo in de ban van mezelf, dat ik Leo niet had horen aankomen. Hij zou in onze vakantie voor de planten en de poes zorgen.
‘Hé Tom, je bent alweer thuis! Je zou toch pas over twee weken thuiskomen?’ zegt hij.
Ik draai me van de keukendeur naar hem om en zeg:
‘Ja, dat klopt Leo, maar dat belachelijk slechte weer in ons land heeft ons huiswaarts doen keren. Je weet, we zijn wel wat gewend en we geven het echt niet op bij de eerste de beste tegenslag maar het was dit jaar echt bar en boos. Het was echt de limit toen we merkten dat geen van ons vieren nog droge kleren had. Dat was het moment om een punt achter de vakantie 2015 te zetten. We hadden voor drie volle weken geboekt op die camping bij Giethoorn (what’s in a name?), we hebben er precies 5 dagen gezeten. Dat stageld van die drie volle weken zijn we kwijt. Van het geld dat we overhouden  zo heb ik mijn vrouw en de kids beloofd, gaan we een weekeindje naar Parijs. Shoppen, musea bekijken, de Eiffeltoren natuurlijk en slenteren langs de Seine.’
‘Wanneer moet je weer gaan werken, Tom?’
‘Over twee weken pas weer, dat is wel stom hoor. Ik zie er best een beetje tegenop. Ruim veertien dagen thuis met Mieke en the kids. Tja, normaal zijn we allemaal naar school of aan het werk. Ik beschouw het als veertien zondagen. Die dagen kunnen best eens lang gaan duren. En dan zijn het nog 14 zondagen zonder voetbal, want dat begint eind augustus en we zitten nu pas eind juli. Ik heb ook niet echt speciale klussen in huis te doen … ja  of het moet zijn het opruimen van de berging maar daar heb ik nu absoluut geen trek in, dat vind ik meer iets voor de herfst of de winter.’
‘Nou, Tom, dan ga je Mieke toch helpen met huishoudelijke taken. Zij zal best wel een stel klusjes voor je weten: ramen zemen, stofzuigen, strijken, dat zijn tenminste de karweitjes die Joke van mij graag op mijn bordje schuift als ik even niks te doen heb.’
‘Heb jij dan niet een pesthekel aan die dingen, Leo? Ik heb er echt de schurft aan, vooral aan strijken. Ik heb gewoon te weinig routine in dat gedoe met een gloeiend heet strijkijzer. Handdoeken, theedoeken en kussenslopen dat lukt me dan nog wel zonder problemen maar bij het strijken van broeken, bloesjes en overhemden neemt het aantal valse vouwen en brandblaren hand overhand toe … nou ja …ik ben wel weer lekker negatief, hè?
‘Ja, zeg dat wel Tom … nou eh … kan er misschien een complimentje af voor het fantastische resultaat van mijn zorg voor je poes en je planten. Kijk je plantjes er een prachtig bij staan en die poes van je, ligt die niet bijzonder vredig te knorren?’

‘Ja, Leo, het was het eerste wat Mieke zei:  ‘’Kijk die planten eens, Tom! Wat boffen we toch met zo’n buurman’ … nee hoor, Leo dat laatste zei ze niet … geintje van mij …  maar het is wel zo, vind ik!’’   

woensdag 19 augustus 2015

KEEPER

Ik verheugde me meestal wel op het speelkwartier. Ik dacht dan nooit aan die vieze lauwe schoolmelk, die we moesten opdrinken, voordat we naar buiten mochten. Ik dacht aan alle leuke spelletjes: voetballen op de eerste plaats natuurlijk. Aan andere spelletjes deed ik ook graag. Tikkertje, oorlogje verklaren, landverovertje, hinkepinken, tiktaktor, dieffie met verlos, ongelukstikkertje, niet te vergeten schuilee, en knikkeren. Klas één tot en met drie had eerst speelkwartier dan volgde klas vier tot en met zes. De basisschool in mijn tijd heette die lagere school, de ‘groepen’ van nu waren ‘klassen’ en de eerste klas van toen, is groep drie van nu, omdat de twee jaren kleuterschool ook als groepsleerjaren meetellen.
Het was een gekrioel van jewelste op dat schoolplein: twee-  á driehonderden jochies  en allemaal in groepjes in de weer met hun liefste bezigheid. Vreemd, dat gekrioel kan ik me wel voor de geest halen maar wat ìk daar in die wirwar nou precies allemaal uitvoerde, kan ik me niet meer herinneren. Zeker van het speelkwartier van klas een tot en met drie herinner ik me echt he-le-maal niets meer.
Het is niet zo, dat ik me van die periode helemáál niks meer kan herinneren. De leerstof en de leerkrachten (meesters en broeders) herinner ik me nog goed. Ook sommige klasgenootjes weet ik nog wel, maar het zijn er niet veel meer. Nu ik er zo over nadenk herinner ik me vooral nog de jongens met wie ik eigenlijk mijn hele lagere schooltijd ben omgegaan. Mijn vriendjes dus. Cees van Bladel en René Reijnders, dat waren mijn beste vrienden. Niet dat we nooit ruzie hadden.
Ruzie hoort er nou eenmaal bij, jammergenoeg. Cees had me eens, met een stel anderen,  belachelijk zitten maken, toen we film hadden in de klas. Mijn hoofd, dat een beetje de vorm van een rugbybal heeft, werd op het projectiescherm vertienvoudigd; dit tot grote hilariteit van het groepje rondom Cees. Woedend rende ik de klas uit, toen ik door had dat ik uitgelachen werd, naar huis, waar mijn moeder mij troostte. Nog geen tien minuten later werd er aan de huisdeur gebeld. Cees en René kwamen zeggen, dat ze er spijt van hadden en vroegen of ik weer mee ging naar school. Ik ging natuurlijk mee, want ze hadden spijt … zeiden ze … maar het was wel mooi gebeurd en zoiets vergeet je niet gauw. Ik weet het nou nog precies … en het doet nog steeds een beetje pijn. Zoets verwacht je niet, zeker niet van je vrienden.
René en Cees waren vooral voetbalvrienden. Alleen van de laatste twee jaren van de lagere school zie ik  mezelf met hen voetballen. Ik weet zeker dat we voor die tijd ook met elkaar gevoetbald hebben maar ik zie dat niet meer zo goed voor me.
Ik vond voetballen dan wel heel erg leuk maar eerlijk gezegd: erg goed was ik er niet in. Daarom werd mij nogal eens gevraagd of ik keeper wilde zijn. Dat vond ik ook best leuk om te doen. Niet alleen op gras maar ook op het harde schoolplein durfde ik te duiken. Ik hoorde iedereen zeggen dat ik een goede keeper was.

René heeft toen ook gevraagd of ik lid wilde worden van zijn voetbalclub Aeolus. Dat wilde ik wel. Werd ik van schoolpleinkeeper zomaar de heuse keeper van Aeolus C3, het elftal van mijn vriend René, die héél goed kon voetballen en … C3 werd in mijn allereerste jaar nog kampioen ook! 

maandag 17 augustus 2015

RUSTIGER

Het is een stuk rustiger geworden. Niet alleen in de atmosfeer. Het is nog wel wat donkerder dan normaal op dit uur van de dag. De wind is gaan liggen. De hoosbuien zijn overgegaan in een grove motregen, die elk moment kan ophouden. Heel in de verte wordt al weer een reepje onbewolkte lucht zichtbaar.
Hier in huis is de rust ook weergekeerd. Pyke, de hond,  staat te piepen voor de deur. Hij moet er hoognodig uit. Onze kinderen zitten dizzy op de gekantelde driezitsbank en Jako eet enigszins verdwaasd zijn kattenbrokjes, die niet in maar naast zijn bakje liggen. Ikzelf lig half groggy in  de keuken met mijn achterhoofd tegen de ingedeukte koelkastdeur. Hoe ik daar precies gekomen ben? Geen flauw idee!

Vanmorgen was er nog geen vuiltje aan de lucht. Het was zondagochtend half twaalf en iedereen was, zoals gewoonlijk om die tijd, uitgeslapen. Pyke, de hond, was wat onrustig, omdat hij, zo dacht ik, hoognodig uitgelaten moest worden. Maar ook nadat hij zijn poepje en plasje had gedaan, bleef hij rusteloos grommend en af en toe zelfs blaffend rondjes rennen door het huis.  Pyke gooide van alles onderste boven. Toen ik hem bij zijn halsband pakte om hem tot kalmte te manen, liet hij me zelfs even zijn tanden zien door zijn bovenlip op te trekken. Dat had hij nog nooit tegen mij gedaan.

In de slaapkamer van onze oudste, was het, zo te horen, kermis. Onze kinderen hadden elkaar daar blijkbaar opgezocht. Er werd hard gelachen, misschien was dat wel om het gedreun dat ik boven mijn hoofd hoorde. Het leek wel alsof daar een vrolijke olifant aan het dansen was. Dat is natuurlijk maar een raar idee, dus ging ik voor de zekerheid maar even om een hoekje kijken. Het nieuwste lawaai-spelletje was: hoog van het bed opspringen en zo hard mogelijk op de grond neerkomen. Ze hadden ieder een paar van pappa’s werkschoenen aangetrokken. Ik zei hen, dat ik beneden behoorlijk veel last had van dat springen. Godzijdank hielden ze snel op met dat lawaaierige gespring alleen … ze gingen naadloos over op het volgende spelletje: ongeluks-tikkertje. Hup! Naar beneden door de woonkamer heen racen. Al het meubilair dat Pyke had laten staan donderden ze om en maar lachen en maar gillen en maar tikken. Raar spel trouwens dat ongeluks-tikkertje. Als je hem niet bent, dan is er niks aan de hand. Maar … dan wordt je  opeens door degene ‘die hem is’, de tikker dus, tegen je kuit getikt. Dan ben je hem. Dan ben jij ineens de tikker. Dan moet je een ander proberen te tikken, met één hand op je kuit. Dat is toch godsonmogelijk. Maar onze kinderen deden dat spel wel en hadden het grootste plezier. Ik kan hier moeilijk óók weer over gaan zeuren … zo langzamerhand werd het overigens wel een aardig zooitje in huis.
Het werd alsmaar donkerder en het begon steeds harder te waaien. De hond en de kinderen waren, op zijn zachtst gezegd ‘uit hun doen’. Nu begon Jako onze kater óók nog eens kuren te vertonen.  Hij sprong op de vensterbank. Gooide daarbij 2 planten op de grond. Ging staan en probeerde verwoed aan de ruit zijn nagels te scherpen. Tegen de andere kant van de ruit  kletterde de regen. Als door een wesp gestoken sprong Jako van de vensterbank, rende door de kamer en krabde en passant door de hele kamer stukken behang aan flarden.
  

Het laatste wat ik me van vanmorgen kan herinneren is ‘de dreun’. De dreun van de vrachtwagen. Althans daar leek het op, alsof er een vrachtwagen tegen ons huis aan denderde maar het was natuurlijk die wind … die windhoos. Alles en iedereen in en om ons huis werd omvergekegeld.

zondag 16 augustus 2015

SCHIEDAM

Het is na de dood van mijn moeder begonnen en het duurt voort tot op de dag van vandaag. Ik noem het maar mijn ‘Schiedam-syndroom’. Telkens wanneer in gezelschap, op tv of in de krant de plaatsnaam Schiedam wordt genoemd, krijg ik een vuurrood hoofd, zo voel ik dat althans … en dan begin ik klinkklare wartaal uit te slaan. Soms sla ik alléén wartaal uit. Soms krijg ik alléén een rood hoofd. Het kan dus ook zo, los van elkaar voorkomen. Het lijkt net alsof ik me schaam voor ‘Schiedam’. Waarom? De voornaamste en meest voor de hand liggende reden die ik kan bedenken is, dat zowel mijn moeder als ik in Schiedam geboren zijn. Mijn moeder heeft daar tot haar eenentwintigste gewoond maar ik woonde er  nauwelijks eenentwintig dagen en zowel mijn moeder als ik verhuisden toen, in 1950, naar Rotterdam.
Welbeschouwd is het nergens voor nodig om je voor Schiedam te schamen. Het slaat helemaal nergens op dat ik dat wèl doe. Het gebeurt gewoon onwillekeurig.

Gelukkig had niet iedereen in mijn omgeving het altijd in de gaten dat ik vuurrood werd. Dat gebeurde bijvoorbeeld al, als op de tv, deelnemers aan dat spelletje Lingo, zeiden dat ze uit Schiedam kwamen. Maar omdat iedereen naar de beeldbuis zat te kijken viel ik niet op met mijn rooie kop.

Bij sommige gelegenheden kom ik er niet onderuit te vermelden waar ik geboren ben. Bij sollicitaties bijvoorbeeld … en dan is er altijd wel een lolbroek, die het nodig vindt een grappige opmerking maken over Schiedam: de jeneverstad. Gelukkig leefde mijn moeder toen nog want anders had ik gegarandeerd niet geweten waar ik kijken moest.
Ik zou dan een zogenaamde ‘jeneverneus’ zijn. Jeneverneuzen horen groot, blauw en paars te zijn. Nu is die neus van mij vrij klein en alleen een beetje rood en blauw … en dan nog uitsluitend als het heel koud is. Van de jenever kan het haast niet zijn … ik drink hooguit één fles jenever per jaar en dan nog niet eens Schiedamse maar de Rotterdamse Henkes … misschien kan zo’n neus ook van de pils komen … van dat ene pilsje dat ik dagelijks drink.

Waarom nou precies, pas ná mijn moeders dood dat ‘vuurrood’ worden op mij is overgegaan, is me een raadsel. Natuurlijk zag ik haar zo af en toe ook wel eens rood hoofd krijgen maar voor zover ik me kan herinneren was dit niet speciaal als het woord ‘Schiedam’ viel. Het was bij allerlei gelegenheden en ook op verjaardagen als onze grappigste oom: ome Koos bijvoorbeeld weer eens een schuine mop vertelde of als onze leukste oom: ome Jan tegen haar zei: ‘Wat zie je er toch weer lekker uit, meissie!’ of als ze boos werd op mijn vader omdat hij met zijn vuile stinksokken nog aan, lag te slapen in zijn fauteuil. Van dat soort dingen kon ze opeens een rood hoofd krijgen. Maar niet speciaal van Schiedam.


Nu lees ik in de krant, dat AD natuurlijk weer, dat in Schiedam acht hoerenlopers met een zestienjarig meisje, genaamd Esra, seks hebben gehad in een kelderbox. Een loverboy liet dat meisje voor hem pezen. Ik bedoel maar, leuk is dat voor een Schiedammer. Ik zit me rot te schamen.

zaterdag 15 augustus 2015

AVONDJE ALLEEN

Vanavond ben ik alleen thuis. Mijn kinderen zijn met school op werkweek en mijn vrouw heeft een bewonerscommissievergadering. Ik heb wat simpels voor mezelf te eten gemaakt: gebakken aardappelen en sperziebonen met een satéschnitzel ... met een paar klodders knoflooksaus over de gebakken aardappelen is het best ‘binnen te houden’.  Ik heb er een al even simpele salade bijgemaakt van ijsbergsla, tomaten, olijven en stukjes augurk. Lekker fris en gezond. Het meest verrassend van de hele maaltijd vind ik de satéschnitzel Die heb ik nooit eerder gehad. Heerlijk. Komt bij Dirk van der  Broek vandaan. Als toetje neem ik de aardbeien die nog over waren van eergisteren, die zijn nog goed ... een beetje yoghurt erbij … lekker!
Normaal gesproken doe ik gelijk na de maaltijd de afwas, maar ik heb nu in mijn eentje gegeten en voor dat kleine beetje afwas, ga ik geen warm soppie maken. Morgen, als we weer met z’n tweeën gegeten hebben, doe ik de vuile spullen van vandaag bij de afwas.

Even mijn email raadplegen:

… de SP (daar ben ik lid van) is druk in de weer met een landelijke actie tegen de verslechteringen in de gezondheidszorg (Red de Zorg): de partij roept leden op naar voorbereidende vergaderingen te komen
… ik heb ooit eens een abonnement genomen op een Spamfighter, voor op mijn computer. Ik heb daar iets anders voor in de plaats genomen maar deze Spamfighter blijft maar zeuren om een verlenging van het abonnement
… de ophaaldienst Grof Vuil van de gemeente meldt me dat op 2 september mijn grote afval wordt opgehaald. Ik heb namelijk een paar grote stukken hout die ik kwijt moet en die niet in een vuilcontainer passen ...  zomaar op straat gooien mag tegenwoordig niet meer.
… een onderzoeksbureau wil weten wat mijn oordeel is over de fysiopraktijk waar ik kom voor mijn kuit, mijn nek en mijn heiligbeen… van alle drie heb ik dit jaar ineens last …
… Manus, een broer van me, mailt dat hij wat spullen heeft opgehaald van mijn onlangs overleden broer, Martin … en een mailtje later geeft hij me de tip om een factuur van een rouwkrans als ‘erflast’ op te laten voeren door de curator
… ’t Gilde heeft een nieuw ‘Samenspraak’-klantje voor me. Een Syriër met status wil twee uur per week Nederlands met mij praten.

Eerst even koffie zetten en dan naar Het Journaal kijken.

-         Keizer Akihito van Japan heeft zijn excuses aangeboden voor het door Japan veroorzaakte leed in de Tweede Wereldoorlog, die dit jaar 70 jaar geleden eindigde.
-         Bendes uit Curaçao zijn ook in Nederland actief. Onder andere in Rotterdam. Zij houden zich bezig met drugs wapenhandel overvallen en afpersing.
-         Publicist wil één op één met Bouterse praten over de decembermoorden. Het is volgens hem een sociaal probleem dat zo opgelost kan worden. Nederland houdt er aan vast dat het recht zijn loop moet hebben.
-         Het weer: kouder en natter.

Na het  journaal lees ik mijn boek: ‘Geachte Heer M’ van Herman Koch uit (nog twintig bladzijden). Ben nog steeds alleen thuis. Ik val in slaap. Niks bijzonders eigenlijk zo’n avond alleen