woensdag 29 april 2015

DICHTBIJ

In de loop van de volgende dag vraag ik m’n vrouw, wat er nou loos was gisteren.
‘Je kwam te dichtbij,’ zegt ze, ‘dat deed me verkillen.’  
’Zo fijn om weer wat dichter bij je te zijn,’iets dergelijks zei ik.. Ze klapte onmiddellijk dicht; maakte zich van me los en ging naar bed. Ik maakte mijn blog af; zette de ramen in de woonkamer wijd open om het vertrek te luchten; hard nodig want mijn vrouw rookt als een schoorsteen.
De andere dag is de sfeer bij het opstaan om te snijden. ’t Was gisteren nogal frustrerend aan het einde van de dag. Zoenen is er natuurlijk niet meer bij en zelfs zo iets simpels als ‘goedemorgen’ krijgen we geen van beiden onze strot uit. Ik maak koffie voor mezelf (twee kopjes); als zij koffie wil moet ze het maar zèlf zetten, aju paraplu!.
Waar is in godsnaam die warmte ineens gebleven. Die zit wel degelijk ergens in mijn lijf. Zonder warmte ook geen ‘Samenspraak’, mijn vrijwilligersklus voor vandaag: converseren met de Poolse Aniela. Zij wil dolgraag Nederlands leren spreken.  Van elf tot één uur, werk ik met Aniela en daarna ga ik, nu ik toch in de buurt ben, even naar de bieb, een boek inleveren (‘Platform’ van Michel Houellebecq; grandioos!).
Vlakbij de kade, waar ik woon, staat halverwege het fietsers- en voetgangersbruggetje over de Rotte, mijn bovenbuurman Firas, een Syrische asielzoeker, zwemvogels te fotograferen. ’t Is niet veel bijzonders, wat daar rondzwemt: eenden, meerkoetjes, ganzen, waterhoentjes, zwanen, een paar futen dan heb je het wel gehad. O ja en niet te vergeten een walgelijke hoeveelheid meeuwen. Firas (31), uit Aleppo, is nu bijna twee jaar hier. Volgens hem hebben ze in Syrië dezelfde vogels. Ze worden daar, nogal logisch,  anders genoemd. Hij leert al een tijdje Nederlands. Hij wijst opeens naar een stel futen in de Rotte en in perfect Nederlands zegt hij: ‘Kijk daar eens … eenden.’
In het Engels, geeft Firas toe, dat hij niet veel verstand van vogels heeft. Van geld wel …. daar weet hij veel meer van af. In Syrië was er voor hem werk zat als econoom. Hij moest helaas vluchten voor het oorlogsgeweld daar. In Nederland komt hij als econoom nu zeker nog niet aan de bak.
Firas gaat verder met fotograferen. Ik ga naar huis. Nog steeds niemand thuis. Geen idee waar ze is. Moet kunnen natuurlijk. Vandaag is mijn kookbeurt. Ik houd ervan om vroeg te eten; half zes zo. Als ze op tijd thuis is, vind ik het prima.  Als ze later thuiskomt moet ze me gewoon bijtijds bellen, dan zorg ik dat we later kunnen gaan eten. Simpel! Vandaag eten we lekker makkelijk: doperwten, Vlaamse patatten, appelmoes en Mexicaanse wraps.
Kwart over vijf is ze thuis. Netjes op tijd dus. Ik vraag haar niet waar ze geweest is. Moet zij weten. Aan de eettafel zitten we niet meer recht maar schuin tegenover elkaar. Zo vermijden we elkaars blik … wat in ieder geval onnodige heibel voorkomt. We hebben het nog even over gisterennacht, toen ze ineens weg liep.
‘Jee (zucht), het gaat me veel te snel, dat gezoen,
En dat gestreel over mijn billen,’zegt ze,
‘ik weet niet eens of ik dat nog wel wil.’

‘Waar mag ik je dan nog wel strelen?’vraag ik.
‘Over je bolletje?’ vraag ik. Ze knikt
‘Over je schouders? Vraag ik. Ze knikt
‘Over je rug?’ vraag ik. Ze schudt nee.
‘Over je armen, je borsten, je buik, je billen en je benen dan? vraag ik. Op alles schudt ze nee.
‘Dat is toch absurd!?’ zeg ik.

‘Ik wìl dit in ieder geval zo niet,’ zeg ik, ‘kijk maar alvast uit naar een andere woning en reken er niet op dat ik hier weg ga!’

dinsdag 28 april 2015

WARMER

Het is weer helemaal mis in de relatie met mijn vrouw. Ik was  tamelijk euforisch in ‘LOVE’, iets wat ik kort geleden schreef. We stoppen met schiften, schelden, pesten en spitten. ‘Weer normaal doen’ is het motto. Prima maar ik wil wel een warmere relatie dan de laatste vijftien jaar. Mijn vrouw vindt dat ook prima.
Dus: we gaan elkaar weer zoenen en strelen. Dat doet goed. Nu voel ik, wat ik gemist heb. Ook bij het slapen gaan en opstaan, raken we elkaar weer voorzichtig aan.  Ik grijp echt elke gelegenheid aan,  om zo een beetje te kunnen vrijen. Elke keer als ik weg ga en thuis kom doen we dat.  Ik geniet volop…. ben natuurlijk niet veel gewend.
Wie er precies begint weet ik niet eens meer, maar we staan zomaar ineens te  tongen, ja heus: te tongen. Dat dat nog mogelijk is tussen ons! Tongen windt me altijd erg op. Ik krijg in no time een stijve. Ook nu weer. We staan behoorlijk close tegen elkaar. Zal ze hem voelen? Die stijve van me? Ik hoop het niet. Daar heeft ze zo’n hekel aan. Ja hoor, ze heeft hem gevoeld. Ze gaat al een klein stukje met haar onderlijf naar achteren. Dat is één van die dingen, die ze over mij in haar hoofd heeft gezet hè. Neuken is het enige wat ik wil. Een vakantie kan leuk zijn, het eten en drinken heel lekker, een feestje gezellig maar mijn vrouw denkt, dat het voor mij alleen maar okee is als er lekker geneukt kan worden. Natuurlijk … ik doe ‘het’ heel graag en liefst zo veel mogelijk, zoals vrijwel elke gezonde man. Waar of niet? Maar zoals zij het stelt is het overdreven.  
Ze heeft dus die stijve voor honderd procent zeker, gevoeld. Ze ging een klein stapje achteruit, hield er verder haar mond over.  Dat tongen hielden we er in, vooral bij het goedenacht wensen. Ik houd haar alleen maar niet meer al te stevig vast  en beperk het tongen tot een paar seconden. Zo houd ik een opkomende geilheid redelijk binnen de perken.
Het is nu alweer de zevende dag van ons project ‘normaal doen, met warmte’. We hebben het weer wat gezelliger, gaan lekker uit eten, hebben leuke gesprekjes, doen af en toe een spelletje, zoenen en strelen lekker, kortom: dat wordt weer wat. Hoera!
’s Avonds, rond middernacht, schrijf ik zoals gewoonlijk nog aan mijn blog.  Komt mijn vrouw tegen me aan staan, in haar nachtpon.
‘Nou, Jee, ik ga slapen. Welterusten.’
 We zoenen.  Zij streelt mijn arm. Ik streel haar rug, haar  billen en zeg:
’Ik ben zo blij, dat ik je nu weer een stuk dichter bij me voel.’
Terwijl ik die woorden uitspreek, bevriest ze. Ze stopt met strelen en zonder verder een woord te zeggen verdwijnt ze naar haar slaapkamert.
Is de normale, warme periode nu alweer ten einde?  
Kwam ik met mijn woorden misschien te dichtbij?

maandag 27 april 2015

KONINGSDAG 2015

Onderweg naar Dordrecht, ik ben vanuit Rotterdam op de fiets gegaan, moet ik opeens vreselijk schijten. Mijn doel deze dag is weliswaar de heisa rond onze koning en zijn familie te ervaren. Maar die splinter moet echt eerst uit mijn rug.
Gelukkig woont mijn zoon, met vrouw en kind in het centrum van Dordt, dus ga ik daar even poepen. Ik twijfel even of ze d’r  wel zijn, want ze waren een lang weekend naar Gent. Ze zijn thuis en ik mag gelijk doorrennen naar hun wc, mijn schoondochter heeft de toiletdeur al open gezet. Het ‘ei’ is gelegd voordat ik er erg in heb. Wat geeft het toch, kortstondig, een blij, dankbaar en tintelend gevoel in je lijf: zo’n drol, die na lange tijd krampachtig te zijn teruggeduwd,  de wijde wereld mag verkennen. Het feestelijke gevoel heerst voornamelijk in de streek rond de anus en kruipt heel langzaam omhoog de endeldarm in. Het is een prikkelend, goed warm  bubbelbadje voor de anus en alle endeldarmfauna.
Daar ben ik natuurlijk niet voor naar Dordrecht gekomen. Het ging mij om het feestvarken, dat die dag in die stad zou zijn. Ik drink het glas met lekker koud (en nat) water, dat mijn schoondochter mij aanreikt,  in één teug leeg. Als ze me dan ook nog koffie gaan aanbieden vind ik het welletjes: ‘Ik duik de drukte in, bye, bye en bedankt voor alles.’
Het  is  elf uur als ik het oude centrum in duik. Het is niet eens zo druk. Met dit mooie weer  had ik massa’s mensen verwacht. Ze staan wel drie, vier rijen dik, achter dranghekken, langs het water. Maar het is veilig. Ik was bang, dat toeschouwers elkaar  in de drukte, per ongeluk het water in zouden duwen.
Ik loop met mijn fietsje aan de hand langs de Grote Kerk, fietsen mag hier niet meer. Een stadswacht begint ongevraagd tegen me te praten. Moet kunnen.
‘U mag uw fiets wel meenemen, meneer. ’t Is druk hoor! HIJ is er al hoor! Houd uw fiets maar  bij de hand. Hij wordt hier zo gestolen of door de politie meegenomen,jaaa, dat kan gebeuren … namelijk als uw fiets hinderlijk in de weg.’ Ik zet mijn fiets dubbel op slot aan een paaltje tegenover de Grote Kerk en ga te voet verder. Bij het  bruggetje waar Z.K. Hoogheid en zijn gevolg zo dadelijk de stad in zullen varen, maak ik wat foto’s van de drukte. Een de oren teisterend getoeter kondigt de komst van de jarige Job aan.  Hij, zijn vrouw en zijn kinderen wuiven ontspannen naar het gepeupel, dat ‘Oranje Boven’ zingt. Een aantal stuurs kijkende mannen loopt tegen de drukte in met een demonstratiebord waarop aan de ene kant de leus staat:’Leve de republiek’ en aan de andere kant: ‘Je suis républicain’.
Ik maak nog wat foto’s van vòòr en na de drukte rond het passeren van onze ex -  prins Pils. Mijn missie in Dordrecht is dan volbracht. Ik zoek en vind mijn fiets. Op een bankje daar vlakbij,  verorber ik mijn twaalfuurtje. Met windje tegen, fiets ik weer terug naar Rotterdam.   

Ere wie ere toekomt: Willem - A komt met een onvergetelijk originele one-liner over Dordt … ‘Mensen,’zegt hij,  ’jullie maken hem af hè? Hier komt ie: Hoe korter  bij Dordt, hoe MOOIER het wordt. 
’Hi hi. ha ha, and they're coming to take him away ha-haaa, they're coming to take him away ho ho hee hee ha haaa, to the funny farm, where life is beautiful all the time and they're coming to take him away hi hi, ha haaa.

zondag 26 april 2015

Dordt

Vandaag Koningsdag. Hoera. Onze Koning Willem Alexander wordt 48 jaar. Nederland viert feest. Dordrecht is het epicentrum van de festiviteiten. De verjaardag van deze koning wordt gevierd in nieuwe stijl. In ieder geval geen koekhappende, zaklopende en spijker poepende leden van het Koninklijk Huis.
De weersvoorspellingen zijn niet zo rooskleurig voor deze dag. Als weer toch beter blijkt uit te pakken dan de voorspelling  dan vrees ik dat het overvol zal worden in Dordrecht. Met name door de belangstelling uit Dordt zelf plus de door mij verwachte massale toeloop uit Rotterdam en Breda en omgeving. Het kan haast niet anders of er zullen vele feestgangers in een van de talrijke  Dordtse wateren belanden.
Mocht het vandaag toch nog lekker weer zijn dan ga ikzelf  ook even naar Dordt. Hier en daar wat fotootjes maken.  Ik ga geen moeite doen om Koninklijk stel te zien smilen en  zwaaien naar het volk. Dat zou me alleen maar irriteren.
Wel wil ik de opwinding bij het publiek proeven kort voordat  Willem-Alexander en Maxima langskomen. En ik wil ervaren hoe het publiek er bij staat wanneer het Koninklijk Stel alweer een paar minuten weg is.
Dat kleine kinderen en dronken mensen blij zijn met dit feestje, kan ik me heel  goed voorstellen. Met waanzinnig veel plezier denk ikzelf  terug aan de Koninginnedagen van mijn jeugd: met leuke straatspelen, verkleedpartijen, goochelaars, poppenkast, wagenspelen, tamboerkorpsen enzovoorts.  
Maar  de kinderlijke vreugde, het onnozele genot, dat de toch als redelijk mondig en normaal te beschouwen toeschouwer uitstraalt gedurende de festiviteiten ter gelegenheid van de verjaardag van onze Koning, is op zijn zachtst gezegd verontrustend.
Per jaar kost het Koningshuis veertig miljoen euro, dat is bijna twee euro vijftig per jaar per Nederlander.  Hieperdepiep hoera! Hoera!! Met die veertig miljoen euro per jaar zouden bijvoorbeeld vele gedupeerde klantjes en werkers in de zorg bijzonder blij zijn. En jaarlijks veertig miljoen extra voor de veiligheid van Afrikaanse asielzoekers bij hun riskante reis over de Middellandse Zee. Er zouden honderden mensenlevens zouden gered worden.
Die jaarlijkse veertig miljoen euro die Koning Willem krijgt, zijn voor zijn moedertje, zijn vrouwtje, zijn kindertjes, zijn hofhouding, zijn gebouwen, zijn vliegtuigen, fauna beheer, auto’s, bezoeken aan het buitenland (reisjes met en zonder aanhang),  zijn  jachtgeweren en – plezier. Mogen zijn kinderen vandaag bij het feest in Dordt zijn? Geen idee. Als ik die kop van Amalia zie. Krijg ik het vieze vermoeden dat ze zeer tegen haar zin moet gaan lopen lachen en zwaaien naar die ‘halve zolen’ aan de kant.

 Als een volgevreten, aangeklede dikke kikker, identificeert Willem Alexander zich met succesvolle Nederlanders, (voornamelijk succesvol in de door hem zo geliefde sporten als voetballen, hockey en zwemmen.). Dan is hij in zijn element. De organisatoren bieden hem en zijn Maxima,  de beste plaatsen in het stadion. Met zijn rode stropdas, zijn blauwe blazer, zijn witte overhemd is hij de verpersoonlijking van de succesvolle, zwaaiende, wapperende driekleur, de Nederlandse vlag. 

zaterdag 25 april 2015

GEUR

Het is wat benauwd in huis het ruikt een beetje muf. Overal gooi ik de ramen open. Ik dacht, dat m’n vrouw niet thuis was, dus ik loop pardoes haar kamer in om ook daar een raampje open te zetten. Ze ligt in haar bed met haar kruin naar mij toe. Ze heeft oordopjes van haar mp3-speler in. Meeneuriënd met het  muziekje dat ze op heeft, streelt ze met haar linkerhand haar buik en borsten. Ze heeft haar benen iets gespreid. De palm van haar rechterhand ligt op haar schaambeen en ik zie dat ze haar middelvinger vliegensvlug laat bewegen. Over haar clitoris natuurlijk. Ze heeft me niet zien of horen binnenkomen, anders zou ze ongetwijfeld gelijk gestopt zijn. Zachtjes loop ik, achteruit haar kamer weer uit en doe zachtjes de deur dicht. Ze had trouwens zelf haar raam al open gezet.
Ik zet een pot koffie. Nog steeds op een tamelijk ouderwetse manier:  in een koffiezetapparaat. Zo’n elektrisch ding, dat water verhit en stuwt naar een met gemalen koffie gevulde filter, waaruit dan koffie een glazen kan indruppelt. Een verwarmingselement, onder de glazen kan houdt de koffie warm.  
De koffie uit die moderne pads-apparaten vind ik niet je dat. Wat ik zeker niet begrijp is waarom die dingen zo’n teringherrie moeten maken.
Na dit geleuter is de koffie klaar. Mijn vrouw naar alle waarschijnlijkheid ook, hoewel ik haar niet gehoord heb. Hoe dan ook, ze komt vrolijk, bijna huppelend de woonkamer binnen. Ze geeft me een zoen op mijn kale hoofd en knijpt me zachtjes in mijn schouder. Haar hand ruikt nog naar die opwindende muskusachtige geur van haar natte kutje. Dat windt me zowaar nog op. Het gaat blijkbaar nooit over, terwijl mijn vrouw en ik ‘het’ toch al jaren niet meer doen.  

 ‘Hallo schat. Ben je al lang thuis?’ Ze luistert niet naar mijn antwoord en zegt in één moeite door: ‘Hé, ik ruik koffie! Heb je koffie gezet? Lekker. Zal ik voor jou ook een bakkie inschenken?’
‘Ja, lekker, zeg ik.’
‘Waar ben je geweest,’ vraagt ze.

‘Ik ben even naar ons volkstuintje geweest, schat,‘ zeg ik. De hogedrukspuit schoongemaakt. Ik heb ik de tuinmeubelen van zolder gehaald en op het terras gezet. Het is vandaag te druilerig om lekker in de tuin te werken.
Verder heb ik een doosje sigaartjes gekocht, een aansteker en de Volkskrant.’

Ze zet de koffie op de salontafel.
‘En jij? Heb jij je een beetje vermaakt vanochtend?’ vraag ik.
‘Beetje uitgeslapen en wat bloesjes en een paar overhemden van jou staan strijken.’

Ik besluit haar niets te zeggen over wat ik gezien (en geroken) had. Het is iets van haar en dat moet ook zo blijven. Genieten vàn zichzelf, met zichzelf.
Vreemd toch hoezeer  mijn vrouw en ik wat dat betreft verschillen. Ik zou me bijvoorbeeld absoluut niet kunnen aftrekken zonder fantasie, video of foto. Mijn vrouw heeft die poespas allemaal niet nodig: voor haar is zelfbevrediging puur lichamelijk genot.
‘Lekker bakkie, schat!’ zeggen we bijna in koor. 

donderdag 23 april 2015

KASPLANTJE

We wandelen langs de vijver in het park, niet ver van het verpleeghuis. Dana, Fred, mijn vrouw en ik zijn even bij Bettie geweest. We moesten er even uit; gaan zo weer even terug. Een zwanenpaar dobbert ontspannen bijna in het midden van het water. Dichter bij de kant zwemt een stel eenden onze kant op, bedelend om een stukje van ons brood.
Mijn allerliefste schoonzus Bettie, achtentachtig jaar oud, ligt daar op haar dood te wachten. Vier weken geleden kreeg ze thuis een herseninfarct en sindsdien is ze niet meer bij kennis geweest. Ze heeft eerst ruim twee weken in het katholieke Sint Joostziekenhuis in Breda gelegen.
Bettie had ons de laatste jaren duidelijk gemaakt, dat ze beslist niet als een kasplantje wilde leven. Daarom had ze ook altijd het ‘niet reanimeren’-pasje bij zich. Euthanasie had ze niks voor geregeld; vond ze te veel gedoe.
Haar kinderen en kleinkinderen wilden de specialist spreken. Ze vroegen hem haar medicatie langzaam af te bouwen.  In het ziekenhuis deed ze zo af en toe nog wel een oog open, slaakte soms een kreet of sloeg ongecontroleerd met haar linkerarm, haar rechterarm is na het infarct lam. Natuurlijk bleef die roomse ziekenhuisarts haar gewoon volstoppen met medicijnen. Nu, sinds ruim twee weken dus ligt ze in dit verpleeghuis aan de vijver.
Het is een zonnige windstille dag.  Dana (61), de dochter van Bettie, stampt hard op het gras en jaagt met een rauwe kreet de bedelende eenden weg. Half zwemmend, half fladderend, maken de eenden dat ze weg komen. Dana is ontzettend gefrustreerd over de situatie van haar moeder.
‘Waarom is mama nou verdomme tòch nog dat kasplantje geworden.’
Samen met Fred (56), Bettie’s zoon, Dana en mijn vrouw (66), bezoek in hier mijn lieve oude schoonzus.
Mijn vrouw ziet dat de vitaliteit verdwijnt uit het ene oog dat Bettie heel soms opent. Eerst leek dat oog nog te stralen, nu kijkt het hopeloos en lijkt het te roepen om hulp. Sinds twee dagen eet ze niet meer. Ze drinkt ook steeds moeilijker: haar drinken moet verdikt worden anders krijgt ze het niet doorgeslikt.
Zeggen doet ze niet veel maar als ze wat zegt is ze tweetalig: Nederlands en Indonesisch, haar tweede moedertaal. In Nederlands Indië (nu dus Indonesië) is ze geboren. Daar heeft ze ruim dertig jaar gewoond. Is er getrouwd en  heeft er twee kinderen gekregen: Fred en Dana.
Mijn andere schoonzus, Dicky (87),  is ook in Nederlands Indië geboren. Net als mijn vrouw trouwens. Dicky is erg fragile en slecht ter been. Ze is vanzelf heel erg bezorgd, ongerust, over de toestand van Bettie, ze wil alles weten. Logisch. Elke avond, stipt om half acht, belt Dicky mijn vrouw op, om bijgepraat te worden. Naar het verpleeghuis reizen is onmogelijk voor haar. Dicky woont in Alkmaar. Mijn vrouw vertelt haar dan alles wat ze weet over Bettie: wat ze zelf ervaren heeft, als ze bij haar op bezoek is geweest of wat ze heeft gelezen in de vrijwel dagelijks verschijnende Bettie-update-mail, die Dana schrijft en rondstuurt.  
Wat het ziekenhuis verzuimde, doet dit verpleeghuis gelukkig wel: het bouwt de medicatie af.  We hopen met elkaar, dat dit door Bettie zelf zo verfoeide kasplantjesbestaan, zo snel mogelijk ophoudt. Met z’n vieren gaan we nog even bij de mooie oude dame kijken, gedag zeggen, zachtjes in haar hand knijpen, arm strelen, kusjes geven op d’r wang,  neuzen, aaien over haar ‘bolletje’, d’r haar een beetje in model doen.

Ja, je kan nooit weten, misschien is het wel de laatste keer.     

woensdag 22 april 2015

DAME DANST

In een woning aan de overkant, zie ik een vrouw in haar ondergoed staan dansen. Het is avond, half tien. Haar bewegingen zijn sierlijk, groot en traag. Tot halverwege de bovenbenen kan ik haar zien. Knalrood ondergoed, donker (rood?) haar, heel blanke huid. Haar benen beweegt ze niet. Voeten stevig op de grond. Voornamelijk bovenlijf en heupen swingen op de muziek … als er al muziek is, daar in dat huis. Voor hetzelfde geld zingt ze zelf. Of ze is nu gewoon in de stemming voor de dans die ze  danst. Zo bewegend, kan ze zich verbeelden, samen te zijn met een geliefde ergens ver weg. Als ze wèl muziek op heeft, dan is dat iets van Pink Floyd, John Mayor, the Walker Brothers of Enigma. Ze danst met haar  rug naar mij toe. Haar haar valt tot halverwege haar rug.
‘Als je nou toch niet meer naar dat voetballen kijkt, dan zet ik hem op ‘Inspecteur Witse’, hoor.’ zegt  mijn vrouw. ‘Wat is er buiten voor interessants?’
‘Kijk, daar … die vrouw … zie je?’
‘In het water?’
‘Nee joh; in die flat, aan de overkant, met dat flitsende licht … daar!
‘Oh, ja …  een dansende dame … boeiend, zeg. Nou ik zet hem over naar Inspecteur Witse, hoor.’
‘Is goed. Het voetballen is toch geen klote aan.’
De dame staat nu te springen en haar flexibele armen bewegen  één met de muziek .. àls daar tenminste muziek is. Ze is lekker los in d’r  heupen. ’t Klinkt misschien een beetje onkies maar d’r heupen gaan me toch soepel! Van voor naar achter van links naar rechts.
Ik denk dat ze ergens tussen de dertig en de veertig zal zijn. Dichter bij de dertig dan de veertig. Waarom? Ja, die super soepele bewegingen, hè … en toch zeker ook dat strakke soepele lijf. Ze zal een meter vijfenzeventig zijn. Zit weinig vet aan. Geen buikje en van deze afstand ontwaar ik nog geen zwembandjes … ook geen rimpels of grijze haren trouwens.  Over haar borsten en billen kan ik alleen zeggen, dat die er in haar knalrode lingerie, lekker stevig uitzien. Dat zegt natuurlijk niks, want lingeriefabrikanten brengen uitermate flatterende slips en beha’s op de markt.
Raar, maar ik zit zo al kijkend en fantaserend, mezelf toch wel een beetje op te geilen zo.Hier in mijn eigen woonkamer no wel en met mijn vrouw en haar Inspecteur Witse binnen handbereik. Als mijn vrouw dit wist eens wist!
Of de dame muziek op heeft staan, weet ik dus niet maar als … dan gaat ze nu uit haar bol bij de swingende klanken van  the Police, Led Zeppelin, Deep Purple, Fisher-Z  of de Stones. Zo langzamerhand word ik erg nieuwsgierig naar haar gezichtje, want daar is op deze afstand niks van te zien.
‘Wat sta jij nou te doen? Doe niet zo achterlijk, man! Je doet dat ding weg, hoor!’ zegt mijn vrouw.
Uit onze verzameling vakantiespulletjes, heb ik  de verrekijker tevoorschijn gehaald. Eindelijk komt die nu thuis ook een keertje van pas!
‘Hoe zou jij het vinden, als je begluurd werd? Hé! Kappen nou!’
‘Jaaaa, schat, heel even maar. Ik leg hem zo weer weg.’
Ik heb de dame nu héél dichtbij: wild danst ze, met haar rug naar het raam. Plotseling draait ze zich om en trekt in één beweging haar pruik af. Op het kale hoofd, dat ik dan heel scherp zie, groeit een  ringbaardje.
‘Verrek! Het is een kerel … hij staat te lachen …. Jezus … hij zwaait naar me … of is dat suggestie?’

Mijn vrouw lacht me uit: ‘Die verrekijker is alleen voor onze vakantie, hoor, meer niet!’