zondag 5 april 2015

LIJK

Lang geleden heb ik besloten om me te laten cremeren. Mijn schoonvader, een groot crematie – fan, verleidde me ertoe lid te worden van de AVVL. De Algemene Vereniging Voor Lijkverbranding; niet zo’n appetijtelijke naam maar hij dekt de lading wel. Mijn vrouw is toen ook gelijk lid geworden en wij zijn zo brutaal geweest onze twee zonen, al bij hun geboorte alvast aan te melden voor het laten verbranden van hun lijken te zijner tijd.
Van origine is mijn eigen familie niet zo van de crematie. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn familie katholiek is en de katholieken laten zich liever te rusten leggen op Rooms-Katholieke begraafplaatsen. Ook mijn vader die niks met het katholicisme te maken wilde hebben, koos voor een plekje onder katholieke grond.
De argumenten van mijn schoonvader voor crematie waren
-          Ruimtebesparing: een verbrand lijk neemt geen plaats in de grond in
-          Een crematie kost gemiddeld minder geld dan een begrafenis.
-          Vrijwel alle crematoria hebben goede voorzieningen, zoals aula’s en condoleanceruimtes.
-          Een crematie is niet onderhevig aan weersomstandigheden.
-          Je hebt langer de tijd om te bedenken wat je met de overblijfselen wil doen.
-          Je kan de as bewaren in een bijzondere urn of uitstrooien of beide.
-          Je kan de as  bewaren waar je maar wil.
-          Je kan je dierbare herinneren wanneer je dat wenst.

Alsof mijn schoonvader aandelen bij die crematieclub had, zo prees hij dat aan.. Hij was trouwens de eerste van mijn schoonfamilie, die het ging uitproberen. Dat was in 1977en toen was het systeem al goed uitgedokterd. Ik dacht toen nog dat ze mijn schoonvader gingen cremeren, terwijl wij nog in de aula zaten. Mooi niet dus.
In feite ging het er in het begin net zo aan toe als bij de Christelijken: toespraakje, toespraakje en nog een toespraakje. Dan gaan de Christelijken  de kist met inhoud begraven. Bij de crematie gebeurt er na de toespraakjes iets spannends: ze laten de kist zakken. Ik had toen nog niet zo in de gaten dat die kist van mijn schoonvader op een liftje stond. Ze lieten hem dus zakken in de oven, dacht ik, waarin hij gelijk verbrand zou worden. Dat bleek totaal anders te gaan. Die oven stond een heel stuk verderop in crematorium vlakbij de schoorsteen en het lijk werd ook pas veel later verbrand, als iedereen al lang weg was. Eerlijk gezegd had ik er op gerekend geschroeid mensenvlees te ruiken; niet dat ik nou zo lekker vind maar gewoon het moet toch een speciaal luchtje zijn, zeker als het van je schoonvader is. Ik heb het nog nooit geroken in ieder geval. Vriendjes van mij zeiden dat ze de geur van geschroeid mensenvlees eens geroken hadden tijdens een grote brand bij ons in de van Lennepstraat in Spangen. Een moeder en drie kinderen zijn toen levend verbrand. Mijn vriendjes vonden het wel een lekkere barbecue-achtig luchtje, zeiden ze. Jammergenoeg was ik er toen niet. Ik logeerde bij mijn tante in Schiedam.

Mijn ouders liggen al een pittige tijd begraven op de Katholieke Begraafplaats in Crooswijk. Af en toe bezoek ik hun graf eens, heel zelden eerlijk gezegd. Misschien ligt het aan mijn reukorgaan maar ik kan nou niet zeggen wat voor geur daar op dat kerkhof hangt. Terwijl op zich rottende lijken behoorlijk kunnen meuren en het sijpelt daar natuurlijk allemaal de grond in. Het zou me niks verbazen als er van mijn ouders inmiddels niks meer over is. Ja, botjes alleen nog maar volgens mij ruik  je daar niks van

zaterdag 4 april 2015

TWEE DAMES

In de trein van Bergen op Zoom naar Rotterdam op zaterdag 4 april zitten twee hoog bejaarde dametjes bij te komen van een aangenaam dagje uit.

Truus:            Ik was nog nooit in Vlissingen geweest ….heerlijk …..wel een beetje koud, maar toch …... Die boulevard ….ik denk dat dat de mooiste boulevard is die ooit heb gezien. Jij vond er niet zo veel aan ,hè, Mies?
Mies:             Jawèl, ik geeft je helemaal gelijk maar ik hebt toch het meest genoten van gewoon in de trein zitten van Schiedam naar Vlissingen. Een lekkere rustige trein met weinig gezeik om je heen.
Truus:            Die boulevard vond ik toch wel ……..
Mies:             Het werd verdomme wel tijd ook om eens ergens anders heen te gaan: we benne zeker al duizend keer in Delft geweest en twintig keer in Leiden. Vlissingen mag dan leuk zijn voor de afwisseling maar ik hoeft er echt niet meer zo nodig naar toe. Jij Truus?
Truus:            Ik was toch wel helemaal weg van die boulevard daar. Weet je waar ik zo van genoten heb, Mies? Niet vandaag hoor ….. eerder dit jaar. Van Hoek van Holland. Ik hou zo van de zee. Dat zouden we best nog een keertje kunnen doen. De metro komt er nou.
Mies:             Nou ik hoeft niet direct  met mijn poten in het water te staan, Truus, maar die Tweede Maasvlakte, daar bent ik toch zo nieuwsgierig naar. Ik las laatst dat je daar vanuit Hoek van Holland met een bootje ken komme. Ga je dan mee, Truus?
Truus:            Als ik tegen die tijd weer wat gespaard heb, ga ik wel mee, hoor. Lijkt me best leuk. Maar ik moet voorlopig  nog maandelijks 35 euro per maand bijbetalen voor de crematie van Leen, tot aan zijn dood. We waren 3000 euro onderverzekerd.
Mies:             Hoe lang betalie nu dan?
Truus:            Twintig maanden.
Mies:             Nou zeg, das nieso slim van jou Truus. Dan had je toch veel beter die drieduizend euro in één keer neer kennen leggen, dan wassie een stukkie  goeiekoper  uit geweest.
Truus:            Ja, Mies, maar dan moet je dat geld ook maar net hebben.

Er wordt omgeroepen dat er overgestapt kan worden op de trein naar Woerden

Mies:             Ooo, Woerden daar benne we toch ook al eens geweest, Truus?
Truus:            Even denken ….. ja daar was toch dat leuke poppenmuseum, ja, enig.

Truus:            hé, zie je dat, Mies, dat meisje gaat de wc in.
Mies                          ….. ze zal wel motten pissen, denkie niet, dat mot jij toch ook wel es, Truus?
Truus             Ja, gek is dat hè, meestal zie ik mannen naar binnen gaan in zo’n trein toilet ….. nou ja, het zal wel aan mij liggen.
Mies:             Ga je met de Pasen nog wat  leuks doen?
Truus:            Mijn dochter gaat voor me koken.
Mies:             Zo, jij boft.
Truus:            Ze maakt vandaag babi pangang met rijst. Straks als we weer in Schiedam zijn kan ik een pannetje babi pangang bij haar op komen halen. Zelf heeft ze morgen een huis vol visite.
                        Geen probleem. Ik warm de babi pangang morgen op en geniet van een lekker paasmaaltje. ……ja?
Mies:             Ja! Babi pangkan, zalig.
Ik  hebt toevallig nog een joekel van witlof over van gisteren. Die grote witlof eet ik lekker de eerste Paasdag, een aardappeltje erbij en ik hebt nog een speklappie. Doet ik er ook gewoon bij. De tweede Paasdag eet ik een bammetje met pindakaas, iets gewoons in ieder geval.
Truus:            Hé kijk nou, daar gaan drie jongens de wc in. Dat meisje zat er toch in?
Mies:             Welnee, die meid is allang en breed klaar, joh …. Zeker een half uur terug     hebt ik haar uit dat stinkhok zien kommen.

Hier, op station Rotterdam Blaak, verlaat ik de trein. De dametjes vervolgen

hun reis naar Schiedam.

vrijdag 3 april 2015

DIE TIJD IS GEWEEST

EEN
Kent u de uitdrukking ‘Die tijd is geweest’? We, mijn vrouw en ik, gingen in de sixties en seventies vrijwel elk weekend swingen. De ene disco in de andere disco uit enz. Ik vroeg m’n vrouw halverwege de negentiger jaren, wij waren toen veertigers:
‘Ga je mee naar de disco, schat?’
‘Nee jongen, die tijd is geweest,’ antwoordde zij.

TWEE
Samen met mijn vrouw heb ik heel wat popfestivals afgelopen, Pinkpop, Lowlands en het festival waar het allemaal mee begon, het festival bij ons in Rotterdam: Kralingen Pop, waar Pink Floyd optrad, dr. John the Nighttripper, Jefferson Airplane, Santana, Canned Heat, The Byrds en Country Joe en de Hollandse topper CCC inc.
Toen bekend werd dat vorig jaar de Rolling Stones de topact zou worden van PinkPop kreeg mijn vrouw de kriebels, want ze is een grote Stonesfan (vooral van Keith Richards):
‘Ga je mee, naar Pinkpop, naar de Stones?’ vroeg ze me.
‘Nee, meissie, al die drukte, dat lawaai, dat trek ik echt niet meer, die tijd is geweest.

DRIE
Het is lekker weer, zonnig, 29 graden, zacht briesje. Wij zijn in de veertig, en gaan straks met een stel vrienden naar het strand in  Hoek van Holland. Krentenbollen,  broodjes, appels, bananen en een paar blikjes frisdrank gaan de koelbox in.
Badminton rackets, shuttles en een voetbal gaan mee. Ook zonnebrandcrème natuurlijk. In diezelfde tas stoppen we de badlakens. Ach, in die  tas kan ook mijn zwembroek wel en haar bikini.
‘Schat,’ zeg ik tegen mijn vrouw,’als jij je bikini alvast in deze tas doet dan kan die de auto in.
‘Hè?,’zegt mijn vrouw,’mijn  bikini? ‘Ben je wel goed snik? Kan je je enigszins voorstellen hoe ik er uit zie met mijn 90 kilo in een bikini. Nee, jongen, mij zal je niet meer in een bikini zien, die tijd is geweest.

VIER
Kort geleden wilden we naar de bioscoop. Ik wilde naar de film Still Alice en mijn vrouw wist het nog niet precies. Haar indruk van Still Alice was dat het een nogal sombere film was. Zij had liever wat luchtigers maar dat was er die avond niet. Geen Still Alice dus. Ik zei tegen haar: ’Het is misschien je smaak niet, maar je zou bijvoorbeeld, alleen om mij een plezier te doen met mij mee kunnen gaan naar die film.’
’Om alleen jou een plezier te doen? O mijn God. Oh nee, die tijd is geweest!’

VIJF
Ik ben al vanaf mijn veertigste grijs. Toen ik tegen de vijftig was, had ik zo mijn ijdele buien en verfde ik mijn haar zwart. Ook mijn snor en mijn sik kregen een beurt. Ik modelleerde mijn sikje naar dat van Frank Zappa. Mijn  vrouw vond dat wel mooi destijds.
‘Ik zou het best leuk vinden als je je haar weer eens zwart zou verven, dat stond je zo goed,’ zei ze.
‘Meen je dat nou? Je weet toch wel dat ik geen 40 meer ben; ik ben de 64 al gepasseerd. Mijn haar zwart verven? O nee, het idee alleen al. Nee, die tijd is geweest.

ZES
We zijn op een party. Daar zie ik dat wijf, dat me op geniepige wijze, volkomen onterecht ontsloeg bij de Stichting XYZ. Wat haat ik dat kreng.  Zij mijdt mijn blik en voert een geanimeerd gesprekje met mijn vrouw.
Mijn vrouw weet wat een kwalijke rol dat kutwijf gespeeld heeft bij mijn ontslag. Ik neem het mijn vrouw kwalijk, dat ze desondanks vrolijk staat te babbelen met die trut, die ons gezin aan de rand van de afgrond bracht.

Mijn vrouw reageert koel en zegt: ‘Ik ben al jarenlang niet meer solidair met jou. Die tijd is geweest.’   

donderdag 2 april 2015

DUO'S (2)

Gisteren zag ik nog wat duo’s op m’n wandeling  langs de Bergse Plas. Kort na meneer en mevrouw Eend, landde, op het grasveldje langs het wandelpad, een tweetal  zwarte kauwen (met een beetje grijs in de hals en op de kop). Bij het dalen stelden ze zich al aan mij voor: ’kauw, kauw,’riepen ze. Ze kwamen niet allebei tegelijk aan de grond: één voor één en kort achter elkaar. Kauwen opereren altijd in koppels en blijven elkaar trouw tot de dood hen scheidt. Altijd vliegen en huppelen ze achter elkaar aan.  Ik zou trouwens niet eens weten wie het mannetje is en wie het vrouwtje. Zou bij kauwen misschien, net als bij sommige mensenvolken, het mannetje altijd voorop gaan? De kauw, die als laatste van de twee, naast mij neerstreek, had een stuk appel in zijn bek en ging daar gelijk met zijn snavel hapjes uitboren. De andere kauw ging meteen tussen de grassprieten op zoek naar insecten. Voortdurend hielden ze elkaar in de gaten.
Waarschijnlijk omdat er geen insekten te vinden waren, jumpte die kauw naar zijn partner en hielp hem of haar met het verorberen van het stukje appel. Ik kwam nu blijkbaar wat te dichtbij naar hun zin, want ze waarschuwden elkaar ‘kauw, kauw,’ wegwezen gauw . Tegelijk vlogen ze op en staken de Plas over.
Wandelend over de Emmalaan, een rijke-pikkenstraat, die langs de Plas loopt, hoorde ik aan het begin van die straat babygehuil. Het geluid werd steeds luider, maar zo luid dat dat onmogelijk van een baby kon zijn. Een reuzenbaby zou misschien zo’n geluid maken. Even verderop herkende ik het geluid pas als schapengeblaat. Er was alleen in de hele omgeving geen schaap te bekennen. Het geblaat leek uit een woning te komen; een keurige woning. In de tuin van die woning  stond een vrouw te snoeien. Toch even vragen.
‘Mevrouw, klopt het dat ik hier schapen hoor blaten?’
‘Ja, dat klopt,‘aan de overkant, achter die hoge heg van de jachthaven staan twee schapen. Die hoort u. U kunt ze alleen niet zien.’
‘Stom zeg, maar ik dacht dat het geblaat uit uw huis kwam.’
‘Nee hoor, ik  heb beslist geen schapen als huisdier. Dat geblaat dat je hoort klinkt zo hard door de sterke weerkaatsing hier.’
Van de Emmalaan loop ik weer terug naar de Plas. Daar zat moeder meerkoet bovenop een  groot slordig nest van rietstengels en andere waterplanten haar  eitjes uit te broeden.  In dat nest was ook afval verwerkt; blikjes, stukjes plastic en dergelijke. Vader meerkoet had de taak het nest solide te houden. Moeder hield hem nauwgezet in de gaten. Vader Meerkoet ging zich opeens druk maken….. wat had hij gezien? Hij maakte snelheid in het water en racete een meter of tien over het water. Hij had zijn zinnen gezet op een drijvend plastic flesje …. Spa Rood dacht ik. Dat kon hij goed gebruiken voor het nest. Moeder Meerkoet sprong van haar nest af om samen met vader het flesje in hun nest te wurmen. Het flesje paste goed. Precies wat ze nodig hadden.
Tot slot nog enkele dierenduo’s met wel heel bijzondere gaven. Ik heb ze, dacht ik, niet gezien op mijn wandeling langs de Bergse Plas. Tijdens die wandeling ben ik wel even op een bankje gaan zitten. Ik ben toen ingedut en toen moeten die bijzondere duo’s langs gekomen zijn.
Twee beren die broodjes smeren
Twee apen die wortelen schrapen
Twee bijen die autorijden
Twee slangen die de was ophangen
Twee koeien die heggen snoeien  en
Twee vliegen die een kindje wiegen

woensdag 1 april 2015

Duo's

Het is woensdagmiddag, de vaste vrije middag voor het basisonderwijs.  Vanuit de basisschool even verderop lopen mij twee onderwijzers tegemoet. Druk gebarend; het duo is vast aan het werk. Ze lopen nu langs de Bergse Plas, de meester en de juf. Vijftigers zijn het, allebei. Klein van stuk. Hij heeft een bebrild grijs koppie, is tanig en heeft een diep doorgroefd gelaat, dat deels verborgen gaat onder de bontkraag van zijn leren jas. Het is ook  zo guur dit voorjaar.  Zijn strakke spijkerbroek verraadt zijn spillepootjes. De juf is kleiner en tamelijk mollig, haar gezicht is bleek en lijkt wat opgeblazen.  Ze heeft lang git zwart haar, dat geverfd moet zijn. Ze draagt een zwarte regenjas tot net boven de knie. Die jas is echt te koud  met dit weer.  Onder haar regenjas  verschijnen uitermate stevige stappers, omhuld door een donkerblauwe maillot. 
Het duo is druk met elkaar in gesprek. Een gesprek dat hen enerzijds bindt en anderzijds fysiek op afstand van elkaar houdt. Ze zijn collega’s op die basisschool. Deze middag  is een studiemiddag. De cursusleider heeft een inleiding gehouden en gezegd: ‘Zoek een maatje, ga wandelen en bespreek de stelling: veranderen van boven- of van onderaf. Dan wil ik jullie over een halfuurtje weer terug zien.’
Ze tonen een welgemeende belangstelling voor elkaar en lijken elkaars woorden te drinken. Geen moment ontwijken ze elkaars blik. Lichtelijk beangstigend, gezien de oneffenheid van het pad.  Je kon er op wachten: hij struikelt over een iets omhoog gedrukte stoeptegel. Plat op zijn bek.
‘Godverdomme!’ Hij werkt vast niet op de school met de Bijbel. Bij het breken van zijn val  heeft hij zijn handpalmen tot bloedens toe geschaafd. Ook zijn knieën zijn gewond. Zij schrikt en helpt hem overeind. In haar tasje zoekt ze naar de tissues waar hij het bloed mee kan stelpen.  Zijn strakke spijkerbroekje is op kniehoogte kapot gescheurd. Die kan straks zo de vuilnisbak in. Hij stelt zich niet aan, veegt  het vuil van zijn kleding en gaat gewoon verder.
Hij is haar dankbaar voor de hulp en ze lachen om het ongelukje en  nemen weer de gepaste afstand aan tot elkaar. (Er is duidelijk nog geen klik tussen beiden.)
Het duo loopt nu langs me heen  en de juf zegt:
 ’Ik vind veranderingen helemaal oké,’ Peter, ‘als het maar gegenereerde veranderingen zijn.’
‘Ja, daar ben ik het van harte mee eens Marleen,’zegt hij,  terwijl hij met een van pijn vertrokken gezicht over zijn gulp wrijft, alsof hij daar bij zijn val ook gewond is geraakt.  
Ik weet bij God niet wat ‘gegenereerde veranderingen’ zijn. En het vervelende is dat het duo gewoon doorgelopen is en zich inmiddels een paar honderd meter achter me bevindt. Ik kan het dus niet meer vragen. Ik heb in het woordenboek gezocht en ik denk dat het (gewenste) veranderingen zijn in het onderwijssysteem van de school.

Verder wandelend langs de Bergse Plas, kom ik nog een ander duo tegen: een paar luid kwetterende eenden, peddelend op de plas. Ze hebben mot met mekaar. Het eendje kwekt, dat ze haar nestje begin maart al klaar had  liggen voor d’r  eitjes. Acht wil ze er hebben dit jaar. Die eitjes moeten nu eindelijk maar eens gelegd worden. De woerd schudt zijn kop en kwekt, dat het nu nog veel te koud is. ‘Nog even geduld hebben, meisje, tot mei,’ kwekt hij, ‘want in mei leggen alle vogeltjes een ei. En wij ….. acht!’

Het eendje houdt wijselijk haar snavel toe. Om haar snavel ligt een glimlach, want zij weet dat hij toch spoedig zal  zwichten voor haar verleidingen.

dinsdag 31 maart 2015

BAARD

Het laten staan van een baard heeft uiteenlopende reacties tot gevolg. Aanvankelijk opperen kennissen, dat de scheermesjes ‘zeker’ op zijn en dat ik  geen geld heb voor nieuwe mesjes. Katja, een vriendin,  maakt me er duidelijk op attent, dat ik me nu echt moet scheren, want het is zó geen gezicht, zó onverzorgd.  Een stuk onvriendelijker klinkt het uit de mond van mijn vrouw:
‘Als je maar niet denkt, dat ik zo naast je ga lopen, zitten, of  staan.’
Mensen die ik een tijdje niet gezien heb, doen net of ze me niet kennen of zeggen achteraf dat ze me niet herkend hebben. Mijn zus Maria, die een kinderopvangbedrijf heeft, denkt gezien het hoge wit/grijsgehalte van mijn baard, dat ik voor hulpsinterklaas studeer. Ze  wil me al gelijk boeken voor het Sinterklaasfeest op 5 december.
Voor mijn  zonen ben ik, met baard  de IGLO Visstick-held. Ze begroeten me dan steevast met:
‘Ha, die Kapitein Iglo?’

Grappig is het te ervaren hoe mensen van houding veranderen naar mij als baarddrager. De reactie van vrijwel alle mannen in mijn omgeving is:  ’Staat je goed maar je lijkt wel een stuk ouder’.

Bij vrouwen maakt het nogal wat uit of ze het gevaar lopen door mij gekust te worden. Veruit de meeste dames geven de voorkeur aan een glad geschoren hoofd met een lekkere after shave. Van de schurende ‘touch’ van een ongeschoren kop ‘van enkele dagen’, willen dames vaak niks weten.
Uit eigen ervaring weet ik: de schurende touch is niet leuk.
Mijn vader dacht grappig te zijn: ‘Zal ik  je een beschuitje geven, jongen?’ Vraagt hij op een jolige toon aan mij. Ik ben dan vier. Hij pakt me op en schuurt met zijn ‘ongeschoren kop’ over mijn zachte kleuterwangetjes. Mijn rechterwangetje voelt de hele dag heet en pijnlijk aan. Natuurlijk moest ik hard huilen. Het deed pijn! Hij deed het veel te hard. Mijn vader zei toen lachend dat ik me niet zo moest aanstellen en dat ik een mietje was. Ja, toen al….en eigenlijk had paps daar wel gelijk in.

Een baard hebben  is toch weer heel anders dan ‘niet goed geschoren’ zijn. Een baard is een  tamelijk volumineus harig omhulsel van wang, kin, hals, onder- en bovenlip. Dominant aanwezig op   het gezicht.

Van mijn buurvrouw Yvette, weet ik via, via, dat ze me ‘iets meer dan aardig’ vindt. Ze grijpt elke kans aan om me te zoenen. Oók nu ik een baard heb! Yvette is echt een voorbeeld van een vrouw die ‘door een baard heen’ kan kijken. Haar gaat het duidelijk om mij, baard of geen baard. Met dat zoenen van Yvette bedoel ik,  gewoon zoenen, op de mond of de wang. Nee, tongen doe ik niet met Yvette, hoewel ik zeker weet dat ze dat graag zou willen.

Petra en ik werken in de kleine uurtjes bij de ‘dierenambulance.’Wij helpen alleen kleine lieve diertjes zoals goudhamsters, cavia’s, parkieten, roodborstjes, dwergkonijntjes, eekhoorntjes en kikkers.
Petra is typisch een vrouw, die  helemaal niks van baarden  moeten hebben. Daarentegen is ze heel lief is voor de  aaibare kleine zachte diertjes als cavia’s en hamstertjes maar een baarddrager aanraken zal ze nooit doen. Ze is gewoon afkerig van ze. Als ze er een ziet lopen zegt ze:
‘Moet je kijken, die griezel, die engerd, die izegrim, die landloper daar.’
Nu ik zelf een baard heb, houdt ze zich een beetje in maar er is duidelijk veel meer afstand tussen ons. Ze is minder amicaal en mijdt angstvallig iedere aanraking.
Op mijn fris geschoren wangen zoende ze me bij elke feestelijke gelegenheid. Sinds de dag dat ik mijn baard liet staan,  ben ik jarig geweest, is mijn vrouw bevallen van een tweeling en  was ik vorige week twaalf en een halfjaar bij de zaak: Petra feliciteert me hartelijk, schudt me de hand en that’s it!. 

Een van mijn nichtjes, het lelijke eendje van de familie,  Toosje 11 jaar oud, ontmoet ik weer eens op een verjaardagsfeestje. Ze begroet me en wil me kussen. Hoorbaar en zichtbaar gruwt ze bij de aanraking van haar puistige wangetje met mijn behaarde wang. Ze probeert de walging te onderdrukken als ze me aankijkt.
‘Oom Jee, ik …. ‘
‘Laat maar, Toosje,’ zeg ik tegen haar, je vindt het zeker een vies gevoel hé, die baard van oom Jee?’
‘Vies ja’, ze knikt en giechelt.

Ik vraag me nu even af, waarom ik Toosje toestond mij te zoenen. Achter haar lelijkheid zag ik haar schoonheid. Daarom. Zij kan dat nog niet.   

maandag 30 maart 2015

BITCH

‘Bijna drie jaar geleden heb ik je al gezegd, dat ik wilde scheiden. Je had toen stiekem je pillen (lithium) tegen je stoornis niet geslikt. Je werd hypomaan en iedereen in je omgeving werd gek van je.  Je maakte mij voor rotte vis uit, je zonen waren niet goed bij hun hoofd en de leden van de toneelvereniging hadden het stuk voor stuk te hoog in de bol. Aan jou … aan jou mankeerde natuurlijk helemaal niets. Ik wilde dit niet nog een keer meemaken.’ Dit zei mijn vrouw vier weken geleden tegen mij.
Mijn reactie toen was dat ik beslist niet wilde scheiden. Ik heb er sowieso al geen geld voor. Niet om helemaal opnieuw te beginnen. Niet voor een huisje en al helemaal niet om het helemaal in te richten. Bovendien vond ik het in en in treurig om al het positieve van ons samenzijn van 1970 tot  nu (45 jaren maar liefst) bij het grof vuil te zetten.

Bijna drie jaar hoor ik haar niet meer over scheiden. Wel koestert zij in die drie jaar haar woede jegens mij. Dat uit zich dikwijls in een grafstemming zolang we met z’n tweetjes thuis zijn. Komt er bezoek dan slaat haar stemming om naar een tot hysterie neigende vrolijkheid. Zelfs tegen mij doet ze dan opgewekt. Drie sombere jaren samen waren dat. Maar het kan nog erger. Ongeveer drie weken geleden, slaat de vlam in de pan.  Ik heb dat al eens eerder beschreven. Zij zet, zonder mij wat te vragen, wat spulletjes, in de net opgeruimde kasten in mijn kamer.  Dat wil ik niet. Ik wil niet dat mijn kast weer volgestouwd wordt. Háár spulletjes zet ik weer terug in háár kasten. Als ze dat ziet springt ze, als door een adder gebeten, op en scheldt mij luid en duidelijk uit voor ‘lul’ en ‘klootzak’.
Mijn vertrek uit háár huis was op slag  weer actueel geworden. Wij wonen hier dan wel acht jaar samen in dit huis, dit is niet òns huis. Het is háár huis. Zij is verliefd op dit huis. Dit huis is haar geliefde. Als mijn vrouw het voor het zeggen krijgt, kan ik bij een scheiding dit huis wel vergeten. Maar daar is nu nog geen sprake van. We blijven gewoon bij elkaar. Ons huwelijk is daar te waardevol voor.
Het enige waar we beiden eigenlijk al die jaren altijd héél slecht in zijn geweest is neuken. Het was echt om te huilen, elke keer weer. Hoewel we uiteindelijk toch twee prachtige zonen bij elkaar hebben geneukt … al zeg ik het zelf.  
Nu ik toch dit tussenstapje bewandel: ik durf er om te wedden dat er op de hele wereld geen echtpaar te vinden is, dat in 45 jaar zo weinig geneukt heeft. Deze extreem lage score wordt,wat in feite heel logisch is, goedgemaakt door het uitermate hoge aantal masturbaties mijnerzijds.
Wie weet halen we het Guinness Book of Records als de exacte cijfers bekend zijn.

Het gebeurt wel eens dat mensen aan mij vragen.
 ’Wat is dat nou voor een type, die vrouw van jou?’ Dan is mijn antwoord tot nu toe, altijd positief. Zelfs al is de sfeer thuis om te snijden. Ik ben trots op haar, zeg ik dan en ik vertel, dat zij een leuke, mooie, gezellige, intelligente, sociale en creatieve vrouw is.
Op een party ontmoeten mijn vrouw en een vriend van mij elkaar. Mijn vriend vertelt haar over mijn positieve bewoordingen aan haar adres.

Als we thuis zijn vraagt mijn vrouw aan mij:
’Waarom ben je toch altijd zo positief over mij? Waarom zeg je niet gewoon dat ik een bitch ben!’

Natuurlijk is ze dat ook, soms. Maar voor mij prevaleren toch nog die positieve eigenschappen.