maandag 12 januari 2015

KADOOTJE

Buurvrouw Sjaan is 25 december jarig geweest. Zij heeft alleen nog een kadootje tegoed van mijn vrouw, die goed bevriend is met haar. Sjaan is in haar nopjes met het kado-idee om eens naar de bioscoop gaan. Ze hebben de film Nebraska uitgekozen en ik mag ook mee. We gaan om één uur van huis zodat we om half twee bij Cinerama zijn. Het is maar een klein rot stukkie maar wij slagen er in elkaar kwijt te raken. 
Sjaan en ik stonden om tien voor half twee bij Cinerama. Mijn vrouw is in geen velden of wegen te bekennen … ook om half twee nog niet. Sjaan en ik zijn allebei zo stom geweest om ons mobieltje thuis te laten, zodat we onbereikbaar zijn voor mijn vrouw.
Het lijkt ons het beste, terug naar huis te gaan om te kijken waar mijn vrouw uithangt. Wat blijkt: zij is naar bioscoop Pathé gegaan! Dààr speelt dus de film Nebraska en niet in Cinerama, zoals ze ons gezegd had. … lekker handig.
Inmiddels staat ze bij bioscoop Cinerama om te kijken of wij daar misschien ook zijn …… maar Sjaan en ik zijn nu dus bij mij thuis.
Nu ze daar toch is gaat mijn vrouw kijken of er een goede film draait in Cinerama. Sjaan en ik vertrouwen er op dat er wel wat zou zijn en fietsen weer in de richting van Cinerama. Mijn vrouw heeft inmiddels een film gevonden: ‘You’re not you’. Een samenvatting van het verhaal staat te lezen op een a-4-tje naast de filmaffiche in de vitrines van het filmtheater.

Het leventje van de beroemde pianiste Kate (Hilary Swank) stort in als ze ALS krijgt, een ongeneeslijke spierziekte.
Kate gaat op zoek naar een geschikte verzorgster en ontmoet de chaotische studente Bec. Die is onervaren maar moet iets te doen hebben. Het duo, de pianiste en de losbol, vormt een perfect team. Kate en Bec inspireren elkaar. Gebaseerd op de gelijknamige roman van Michelle Wildgen, in Nederland uitgebracht onder de titel Jij Bent Mij.

Dat lijkt ons wel wat, die film, alleen hij begint pas om drie uur terwijl het nu kwart over twee is. Die drie kwartier overbruggen blijkt geen enkel probleem met wijntjes, ‘n biertje (in zo’n Grolsch beugelflesje) en chocolaatjes.
We zitten in totaal met z’n vieren in filmzaal 7.  Extreem weinig bezoekers. De film draait misschien al lang of het heeft er mee te maken dat het maandagmiddag is. Het is een puike film; boeiend van begin tot eind.

Mooie opmerking van Kate tegen haar man Evan:
‘Toen je verliefd op me werd zag je mij niet maar ik vond het prima. Mijn niet mij is altijd je partner geweest. Dat wilde ik ook zo.’

Mijn vrouw is in een royale bui. Ze trakteert niet alleen op film maar ook nog eens op ‘uit eten’. ‘Kom maar mee’, zei ze na de film, ‘dan gaan we naar de Bazar op de Witte de Withstraat.’

Ik ben een beetje sceptisch over de Bazar, want ik heb van enkele mensen gehoord dat die zaak achteruit gaat. Maar niks daarvan! We hebben alle drie heerlijk gegeten. En mijn vrouw, die betaalde, vertelt me dat het met de prijs kwaliteit verhouding van de Bazar wel snor zit.

zondag 11 januari 2015

OOGWIT

Nico is kort na Nieuwjaar overleden. Hij is de vader van Niels (12) en de partner van Mieke, een vriendin van mijn vrouw. Zij zitten samen in een koor. Vanmiddag kunnen we van Nico afscheid nemen, en Mieke en Niels condoleren.  Zelf heb ik Nico nooit gekend, ik heb zijn naam wel vaak  gehoord. Mieke ken ik wel,  zeker vijftien jaar al, heel oppervlakkig, dat wel. Ze komt ééns in de drie maanden bij ons thuis om te zingen … we begroeten elkaar … vragen: ‘ hoe gaat het’ en dat was het dan wel.
Nico is maar 52 jaar geworden. Hij had kanker, ruim een half jaar. Op een dag, ergens in het voorjaar van 2014 zei een collega van hem:
‘Goh, Nico, je oogwit is helemaal geel.’ Hij gaat in de spiegel kijken en verdomd het is waar, zijn oogwit is hartstikke geel, ’t was hem niet eerder opgevallen. Via de dokter,  bloedonderzoeken en scans is het al snel duidelijk: hij heeft kanker, alvleesklierkanker.  Kwaadaardig.
Nico houdt een blog bij. Ik lees het niet, vind ik niet kies, ik heb hem nauwelijks gekend. Mijn vrouw leest zijn blog en ik vraag zo af en toe hoe het met hem gaat. In het begin heeft hij nog de hoop dat er wat te redden valt met bestralingen en chemokuren ….. en inderdaad, soms lijkt het te helpen, één twee dagen voelt Nico soms wat minder pijn; heeft hij weer wat meer energie. Maar na zulke goede dagen lijkt het of de ziekte dubbel zo hard terugslaat … vele uitzaaiingen. Van de pijn kan hij dan niet anders dan over de grond kruipen.  Nico krijgt morfine; die helpt hem de pijn te lijf te gaan. Tot twee januari, dan is het afgelopen. De ziekte heeft hem finaal gesloopt.

Vandaag is het afscheid nemen en condoleren.
‘Kom allemaal in het wit en neem maar liever geen bloemen mee,’ staat er op het overlijdensbericht. Als je toch wat wil geven stop dan geld Collectebus van de Daniel den Hoedkliniek bij de ingang van de kantine. Want deze bijeenkomst wordt gehouden in de kantine van een sporthal in Zoetermeer. Het is er stampvol. Ik schat dat er drie- á vierhonderd mensen zijn. Natuurlijk, bij het overlijden van jonge mensen, is het altijd druk bij het afscheid nemen. Maar zo druk? Nico was pas 52; hij stond nog midden in het leven. Hij was personeelsmanager en in zijn vrij tijd skileraar, zijn vrouw Mieke is directeur van een basisschool en vrijwilliger van de speeltuinvereniging, de 12 jarige zoon Niels, zit op de voetbalclub … al met al zijn er flink wat mensen die weet hebben gehad van de ziekte en het overlijden van Nico … logisch dus zoveel belangstelling.
Er staat een lange rij wachtenden om Mieke en haar zoon te condoleren.  Het wachten wordt veraangenaamd door lekkere rockmuziek. Op verschillende beamers worden foto’s vertoond van een super actieve Nico. Onverwachts zie ik opeens de witte doodskist naast me met de foto van Nico erop. Een vrolijk lachende, jeugdig ogende man. Ik zie hem nu pas voor het eerst. In een schaaltje vooraan de kist liggen zijn horloge, zijn trouwring en een armband. Ik krijg kippenvel over mijn hele lijf
De rij wachtenden slinkt sneller dan verwacht. Ik sta opeens voor Mieke.
 Voordat ik gecondoleerd kan zeggen, zegt ze:’Goed dat je ook gekomen bent.’
‘Voor jou!’ zeg ik. ‘Gecondoleerd.’
Ook Niels geef ik een hand. Hij kent mij niet maar mijn vrouw wel. Ik wijs dat wij bij elkaar horen. Hij lacht, hij snapt het.

Er wordt geen koffie met cake geserveerd maar er is een bar waar biertjes, wijntjes en nog veel meer besteld kan worden. Ik houd het op een biertje.

Nico wordt tot slot van de bijeenkomst in zijn witte kist naar de grote zwarte auto gedragen. Er zijn acht dragers; één van hen is Niels. Hij is heel verdrietig maar nu ook trots.


zaterdag 10 januari 2015

10 JANUARI

Mijn moeder zou vandaag, 10 januari, zesentachtig jaar geworden zijn.  Zou, ja ….. want ze is nu ruim 10 jaar geleden overleden. Ik denk hier even aan haar terug.

 Ik hield veel van haar en ik wist: zij hield ook minstens zoveel van mij. Dat voelde ikt gewoon. Ik ben ma’s oudste zoon, de oudste van tien kinderen. Bijna zeker weet ik, dat de andere negen kinderen, diezelfde liefdevolle uitstraling van haar hebben gevoeld.

Ik herinner me de eerste dag dat ik naar de kleuterschool ga. Met tranen in haar ogen knuffelt ma me en geeft me mee aan drie meisjes, die  me naar school moeten brengen. Ma heeft daar geen tijd voor.  Ik ben dan drie. Ik mag een jaartje eerder naar de kleuterschool omdat ma zwanger is en ze het ook heel druk heeft met nog es twee kinderen, waarvan één zwaar verstandelijk gehandicapt

We hebben het thuis niet zo breed maar hoe ma het voor elkaar krijgt weet ik nu nog niet: voor ieder jarig kind is er altijd  een kado. Ook van Sinterklaas weet ze altijd een leuk snoep- en kadootjesfeest te maken. Zelf staat ma volop te stralen als wij de presentjes uitpakken en de snoep opeten. Ma zingt Sinterklaasiedjes mee alsof ze er zelf ook nog echt in hem gelooft.

Ze laat altijd zo duidelijk, zo hartelijk, blijken hoe fijn ze het vindt als je weer thuis bent, weer bij haar in de buurt bent. Of je nou uit school, van je werk komt  of zo maar eens even langs wipt, dat maakt haar allemaal niet uit: fijn dat je d’r bent.  Ze maakt ondertussen het drankje klaar waarvan ze weet dat jij dat het lekkerst vindt. Met warme belangstelling vraagt ze hoe het met je gaat en ze luistert geboeid naar je.  Ook met problemen kan je bij haar terecht ….niet dat ze zo’n grote probleemoplosser is …. maar doordat ze reageert vanuit een optimistische, positieve, blijmoedige instelling geeft dat nieuwe energie om problemen, vaak met succes, te lijf te gaan.

Het is 1962. Ma is een mooie, niet zo grote, slanke vrouw met golvend kastanjebruin haar. Ik ben twaalf jaar als ik vol trots, gearmd met ma (op pumps) door de van Lennepstraat, naar de bushalte voor de bus naar Schiedam loop. Ma is dan drieëndertig …  ze lippenstift op heeft, zacht rood, staat haar mooi; een beetje verliefd ben ik op haar. Ze draagt een fraai zomers mantelpakje gekleurd in geel en groen. We gaan naar Schiedam om een kostuum voor mij te kopen voor mijn Plechtige Communie. Dat doen katholieke jongens van 12 jaar. Daarmee treedt ik definitief toe tot de katholieke kerk.
Bij kledingmagazijn Bervoets hebben ze alles voor mij. Alleen voor de schoenen moeten we nog even naar van Haaren.  Onbegrijpelijk, hoe ma,  ook nu weer, in staat is, toch tamelijk veel geld neer te tellen.
‘Is dit allemaal niet veel te duur ma?’vraag ik bezorgd.
Ze kijkt me zo lief, lachend aan, geeft me een zoen op m’n wang en zegt: ‘Welnee, jongen, maak je daar maar geen zorgen over. Ik wil dat je er heel mooi uit ziet op die belangrijke dag.’
Dan geeft ze me weer een arm. We gaan weer naar huis. Met een trotse blik in haar ogen zegt ze:’Je bent in dat kostuum echt al een grote, knappe vent, weet je dat?’

 Ja, daar is ma ook altijd goed in geweest: trots zijn op haar kinderen en ze een goed gevoel geven over zichzelf; trots zijn op zichzelf. 

donderdag 8 januari 2015

SAMEN

Zoals ik gisteren al schreef ben ik zeer ontdaan over de brute moordaanslag op de redacteuren van het kritische Franse blad: Charly Hebdo. Gisteren was ik van slag en ook vandaag nog kwam ik niet erg op gang. In een bijna depressieve waas deed ik een aantal dingen op de automatische piloot.
Zo postte ik In de stromende regen een brief bij de Volkstuinvereniging. Niet zomaar een brief, want met deze  brief zeg ik het lidmaatschap op van de Volkstuinvereniging. Zo zal na bijna vijftien jaar  een einde komen aan de volkstuinactiviteiten van mijn vrouw en mij. We hebben er heel veel werk verzet, veel tot stand gebracht en vooral erg veel plezier gehad.
Ons tuinhuis zal nu verkocht worden. De taxatiecommissie van de vereniging gaat de verkoopprijs van het huis vaststellen. Ik ben benieuwd op welke prijs het uitkomt én of er kopers zijn die de prijs willen ervoor willen betalen. In en rondom het huisje staat ook nog allerlei spul, dat door een nieuwe tuinder overgenomen kan worden: van een parasol, tot een zonnepaneel en een grasmaaier. Voor dat spul kunnen we zelf een prijs bepalen, wat nog niet wil zeggen dat we dat dan ook krijgen.
We hebben altijd een vijver in die tuin gehad; alleen is die vijver afgelopen jaar lek gegaan; met als gevolg een lege vijver en groot gat in de tuin dus. Misschien wil de nieuwe huurder van de tuin wel een vijver; de vraag is dan wie gaat de vijver repareren? Het kan natuurlijk net zo goed, dat de nieuwe tuinder het grote vijvergat met heel veel kuub aarde gevuld wil zien. Wie gaat dan met die aarde sjouwen? Mij lijkt het een mooi starterswerkje  voor een de nieuwe tuinder. Maar goed, ik wou maar zeggen: die brief is gepost.

Ik fiets naar de sportschool, zeiknat en nog steeds woedend op die lafbekken, die vergaderende mensen doodknallen en daardoor denken een plekje in de hemel te verdienen.
Knap waardeloos is dat om in een kletsnat regenpak in de gym aan te komen. Ergens in een van de jasjes onder de jas van het regenpak moet mijn toegangspasje zitten. Het pasje is nat geworden, de magneetstrip werkt pas als ik hem drooggemaakt heb met een servetje van achter de bar. In dat regenpak beweeg ik me als een soort astronaut. De broek en schoenen zijn loodzwaar van de nattigheid. Mijn stappen, de drie trappen naar boven, ogen zwaar en log. In de kleedkamer, op de derde ontdoe ik me van het regenpak. Het uitdoen van die regenbroek is altijd weer een ellende. Hoe vaak ik al niet omgevallen ben, als mijn schoen blijft steken in de broekspijp van m’n regenpak.  Die kutbroek moet gewoon met speels gemak over de schoenen uitgetrokken kunnen worden. Is dat nou zo vreselijk moeilijk, dames en heren regenpakkenfabrikanten??
Mijn sportkleren had ik al aan onder het regenpak. Wel jammer alleen dat ik nu  met een laag water in mijn schoenen moet gaan sporten. Alle natte spullen moeten in een kluisje gepropt worden Het kluisje moet afgesloten worden met behulp van een 50 eurocent muntje.
Door de gevolgen van een kleine medische ingreep aan mijn pink mogen mijn handen nog steeds niks met gewichten doen (behalve er vriendelijk over aaien natuurlijk). Met mijn benen kan en mag ik alles, dus ik doe beenoefeningen, cross country en fiets.
Een uurtje,  niet veel langer doe ik daar,te midden van zo’n twintig anderen maar wel in mijn uppie, mijn stinkende best.

Vanavond om 18.00 uur was op Plein 1940 een Herdenkings bijeenkomst voor de slachtoffers van de terroristische moordaanslag in Parijs. Het deed me ontzettend goed om te zien dat er zoveel mensen, ik denk een stuk of  3.000, naar Plein 1940  gekomen waren om hun afschuw te laten blijken over die aanslag. 

Er waren drie sprekers: de hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad, een hoge politieman, en Burgemeester Aboutaleb. Hun woorden kwamen er op neer dat de Rotterdammers zich niet moeten laten verdelen maar gezamenlijk dit kwaad moeten veroordelen. 

woensdag 7 januari 2015

EEN ISLAMITISCHE PRESIDENT

Ik vond het eigenlijk best een fijne dag tot het moment, dat ik zo rond half vier op Teletekst las, dat een stel fundamentalistische moslim-klootzakken twaalf Fransen, journalisten, cartoonisten, hebben doodgeknald.  Ze kwamen wraak nemen uit naam van Allah.  Al die slachtoffers werkten bij een kritisch tijdschrift, dat onder andere pittige kritiek leverde op moslims en  satirische spotprenten plaatsten, onder andere over Allah en over moslims. Wat een tuig!  Ongetwijfeld zal IS opdracht hebben gegeven voor deze moordaanslag. Gelukkig is wel dat er behalve de beestachtige moordenaars van IS nog zoveel leuke, warme, hartelijke en sociale moslims op de wereld rondlopen. Die hebben we in deze tijden hard nodig. Ik hoop dat ze nu hun stem zullen verheffen tegen de misselijk makende wandaden van IS. Ik doe met ze mee.

Alles wat ik verder te melden heb valt in het niet bij het bovenstaande, dat dan nog staat te gebeuren.  Het is tien uur ’s morgens. Een dag zonder afspraken dus doe ik alles op mijn elf en dertigs, langzaamaan dus. Ik maak mijn ontbijtje klaar en daarover kan ik zeggen dat het alweer een paar weken niet zo lekker is als anders. Dat komt omdat ik mijn eigen brood niet kan bakken, nou ja, ik zou het op zich wel kunnen bakken, maar het probleem is het kneden. Met mijn geblesseerd pink kan ik nog steeds niet kneden en een machine daarvoor wil ik niet. Ik moet dus voorlopig elke ochtend die slappe bruine supermarktboterhammen naar binnen proppen. Een nieuw zuurdesempapje,  om mijn broodje te laten rijzen, is al wel in de maak en ik hoop het aanstaand weekeinde weer een eigen broodje te maken.
Bij het ontbijt drink ik vanmorgen koffie, het is helaas slabberdewaski-koffie. We zetten nog op zo’n ouderwetse manier koffie: gemalen koffie in een filter; daar kokend water opgooien en daaronder een kan om de koffie in te laten lopen. Mijn vrouw had zich duidelijk vergist in verhouding water – koffie.
Ik lees in mijn krantje over het nieuwe boek van de Franse schrijver Michel Houellebeck. Dat boek is getiteld: Soumission. In het Nederlands kan dat woord o.a. betekenen:  gehoorzaamheid, onderwerping, afhankelijkheid of overgave. In dat boek kiest Frankrijk in 2022 voor de eerste maal een islamitische president. De schrijver wil met zijn boek Frankrijk een beetje schrik aanjagen. Het is niet bedoeld als aanval op de islam. Frankrijk wordt zelfs gelukkig onder moslimleiding: de orde keer terug, de criminaliteit daalt, minirokjes worden verboden, maar de werkloosheid verdwijnt als sneeuw voor de zon. Dat laatste komt vooral omdat vrouwen weer gewoon thuis moeten blijven. Niet mogen werken dus. De man krijgt het weer voor het zeggen èn hij mag meerdere vrouwen hebben. De schrijver is van mening  dat de mensen een God nodig hebben en dat de islam dan zo’n  gekke godsdienst nog niet is. Houellebecq zegt dit boek geschreven te hebben zonder ironische bedoelingen. Moeilijk te geloven voor wie zijn andere boeken kent, die druipen van ironie en sarcasme.

Na het lezen van de krant, ga ik een eindje fietsen. ’t Is half een als ik vertrek. Heerlijk weertje. Beetje fris.  Ik fiets in totaal zo’n veertig kilometer richting Zoetermeer en weer terug.
En dan kom ik thuis en lees ik om half vier op Teletekst over die IS-schoften …..

Vandaag moet ik koken… we eten spinazie met kaas ….. moet nog spinazie kopen ….. ik denk dat ik geen hap door mijn keel kan krijgen.

dinsdag 6 januari 2015

MARIEKE WIL NIET

Marieke heeft er dit keer he-le-maal geen zin in: logeren bij haar nicht Femke, oom Karel en Tante Fiep. Ze mag de hele kerstvakantie blijven. Eerlijk gezegd zijn de vader en moeder van Marieke wel blij dat ze even ‘opgehoepeld’ is. Haar ouders vinden Marieke nogal druk: ze trommelt vaak op een drumstel, holt luid schreeuwend haar poes achterna en luistert naar keiharde popmuziek. De arme vader en moeder van Marieke worden daar moe van en krijgen hoofdpijn van haar. Het is nu de derde keer nu dat Marieke in Egmond gaat logeren. Deze keer móét ze van haar ouders. Zelf heeft ze er ab-so-luut geen trek in.
Marieke gaat deze keer helemaal alleen, met trein. Met de trein van Leiden, waar ze woont, naar Egmond. Oom Karel en misschien ook wel nicht Femke zullen op het perron in Egmond klaarstaan om Marieke op te halen. En dan is het nog maar een klein eindje rijden met de auto naar hun huis, dichtbij de duinen. De eerste keer was Marieke zeven jaar en Femke nog maar vijf en toch hebben ze steeds veel lol met elkaar. Die eerste keer sliepen ze nog samen op één kamer … in één bed. Maar dat ging niet goed, want die twee hielden elkaar soms de hele nacht wakker en niet alleen elkaar maar ook oom Karel en Tante Fiep. En wat ze nou precies deden? Nou ja, niet zo heel veel bijzonders eigenlijk: een beetje giechelen over hoe stom andere mensen en ook dieren er uit zien bijvoorbeeld; ze lieten vieze poepjes, soms echt, soms namaak of ze gingen elkaar ‘doodkietelen’; dat soort stomme dingen. Als oom Karel dan op hoge poten in de slaapkamer was geweest om de meisjes te waarschuwen dat ze wat rustiger moesten zijn, kwamen ze het eerstvolgende kwartier al helemaal niet meer bij van het lachen … oom Karel liep echt voor gek in zijn lubberende onderbroek.
Met dat eerste jaar hadden oom Karel en Tante Fiep leergeld betaald: Marieke mocht wel voor het tweede jaar komen, dat vonden ze hartstikke leuk, maar dan moeten Marieke en Femke wel op aparte slaapkamers. In dat tweede jaar genoten de meisjes volop van elkaar en van het strand en de duinen. Met oom Karel en tante Fiep maakten ze lange strandwandelingen. Soms was het heel koud, vooral door de wind, maar sneeuwen deed het nog niet. Op een dag zagen ze op het strand wel vier dooie meeuwen. Die hebben ze daar toen alle vier begraven… alle vier bij elkaar in één kuil.
Na zo’n koude en vermoeiende wandeldag maakt tante Fiep een lekkere stamppot boerenkool met rookworst en kaantjes. Heerlijk vindt Marieke dat.
Marieke moet nu wel even wennen om alleen op een kamertje te slapen. Oom Karel brengt haar nu naar bed. Hij leest haar eerst een verhaaltje voor over een ondeugend driftig mannetje met een lieve maar ongehoorzame grote hond. Het is best een leuk verhaal en Marieke moet er ook erg om lachen. Dan legt oom Karel het voorleesboek weg en geeft hij Marieke kusjes, veel kusjes: op haar voorhoofdje, op haar wangetjes, op haar mondje, op haar borstje, op haar buikje en op allebei haar beentjes. Marieke ligt daar maar  in haar pyjamaatje en laat de kusjes van oom Karel over zich heen komen.  
Dan gaat oom Karel haar logeerkamertje weer uit:
‘Welterusten Marieke,’zegt hij.
‘Welterusten oom Karel,’zegt zij.

 Marieke is er wel een beetje van in de war. Zó veel kusjes ineens, dat is toch nergens voor nodig?

maandag 5 januari 2015

IK BEN JE VADER NIET

‘Je bent mijn vader niet. Godverdomme!’  Hij is woedend op zijn vader, omdat die hem verbiedt om achter de tv te gaan zitten … naar MTV te kijken.
‘Ga je huiswerk maar maken,’ zegt zijn vader, ‘ je kerstrapport was niet om aan te zien! Als je nu gaat werken, heb je met Pasen misschien betere cijfers en kan je met een gerust hart op voor je eindexamen.
Zoonlief zet zijn lege koffiebeker met een dreun op de salontafel en stampt naar zijn kamer. Het duurt niet lang of er knalt keiharde rock uit zijn hok.
Vader pakt zijn krantje weer op; hij zit het verslag te lezen van de voetbalwedstrijd Ajax –NEC. Tot verrassing van vele voetbalkenners  werd die wedstrijd gewonnen door NEC … hoewel hij dat erg leuk vindt, kan hij zijn gedachten niet meer bij het krantenverslag houden. Steeds dreunt het in zijn hoofd na:’Je bent mijn vader niet …Je bent mijn vader niet …. Je bent mijn vader niet’ en dan nog die hartgrondige vloek er achteraan. Hoe komt die jongen er toch bij? Het is nu niet het moment om er met hem over te praten. Hij moet eerst maar even afkoelen.
Onwillekeurig gaan vaders gedachten op de loop met het verwijt van zijn zoon. Hij zal wel bedoelen, dat iemand, die zich zo gedraagt, onmogelijk zijn vader kan zijn. Een man, die regeltjes maakt en zijn zoon er aan houdt, die dingen verbiedt, kortom een vervelende man dus, een autoritaire lul, een klootzak, die hem onder de duim houdt , zo’n soort man wil hij absoluut niet als vader en daar schreeuwt hij tegen: ‘Je bent mijn vader niet.’.
Als daarentegen zijn vader een toffe peer zou zijn,  zo een die veel goedvindt, het niet zo nauw neemt met de schoolresultaten en rijkelijk strooit met zakgeld; zou hij dan tegen zo’n man zeggen: ‘Ja, jij bent  mijn vader!’

Maar hij kan het ook heel anders bedoeld hebben. Hij is bijna achttien. Het kan zijn, dat hij het idee heeft, dat hij niet verwekt is door vader maar door een ander. Belachelijk idee natuurlijk!  Hoe kom hij in godsnaam aan zo’n idee. Vader zal hem die vraag zeker eens moeten stellen. Alleen niet nu, want nu is zijn zoon nog veel te boos. Morgen misschien.

Een collega van vader at eens een hapje mee.  Hij zag  de kinderen aan de eettafel zitten en zei verbaasd:’Dat is raar, die twee lijken totaal niet op elkaar.’ Vader haalde zijn schouders op en dacht: kijk dan eens naar hun oren, allebei hebben ze flappers; en die wenkbrauwen dan? ….. maar veel meer dan die  gelijkenissen wist  vader ook niet zo gauw te vinden  … eigenlijk. Moeder vond altijd véél meer gelijkenissen tussen haar boys.

Vader besloot het er dezelfde avond nog even met moeder te hebben over dat: ‘Jij bent mijn vader niet.’ van hun zoon
‘Jij móét de vader wel zijn, geen twijfel mogelijk. Moeder moest er hartelijk om lachen en zei, dat ze nog nóóit met iemand anders dan met vader naar bed was geweest, nog nóóit!  Dat klonk op zich bijzonder hoopgevend voor vader.
Toch het bleef het maar malen in  vaders hoofd. Vader bedacht dan opeens dat kinderen niet alléén ‘in bed’  verwekt worden: dat kan natuurlijk ook, in de auto, tegen het aanrecht, in de badkamer, op de keukenvloer, op de bank, in het bos en ga zo maar door. ‘Ach,’ dacht vader,’ ’laat maar zitten. ’t Komt allemaal wel goed.’

Zoonlief, zei even later tegen vader dat zijn grove uitval tegen hem niet mèèr betekende, dan dat vader op dat moment vervelend was … maar toch wel zijn vervelende vader.