maandag 8 september 2014

HELD

Hij heeft op 8 september 2014 zeker alle Nederlandse kranten gehaald en misschien komt hij vanavond ook nog bij Pauw of Humbert Tan. Voor mij is die man een regelrechte held: Hans Boland. Hij is vertaler van beroep. Vertaler vanuit het Russisch naar het Nederlands Hij vertaalde onder andere werken van Dostojevski, Achmatova en Poesjkin. Voor deze vertalingen èn voor zijn verdiensten op cultureel en onderwijskundig gebied, is hem de hoogste Russische culturele onderscheiding toegekend.
Uit politieke overwegingen heeft Hans Boland, die hoge onderscheiding geweigerd. Op 4 november zou hij de prijs in ontvangst kunnen nemen uit handen van president Poetin.
DUS WAAROM IS DEZE BOLAND VOOR MIJ NU DE ABSOLUTE HELD?  
BOLAND BEDANKTE VOOR DIE EER DIE PRIJS TE ONTVANGEN UIT HANDEN VAN POETIN!!
Dat hij de prijs zou krijgen, hoorde hij van de cultureel attaché op de Russische ambassade. Hans noemt die attaché, een  keurig ontwikkelde man, precies het tegenovergestelde van Poetin. Hij heeft er nog een paar dagen over nagedacht, omdat hij die ambassademan niet voor het hoofd wilde stoten. Maar hij heeft toch besloten om zich niet voor het karretje van Poetin te laten spannen, zoals onze koning Willem Alexander wèl heeft gedaan door zijn bezoek aan Poetin in het Kremlin. Poetin stak bij die gelegenheid z’n middelvinger op naar het Westen.
Hans Boland noemt Poetin een gevaar voor de wereldvrede; hij veracht en haat de werkwijze van de Russische president. Voor Boland is Poetin volstrekt verwerpelijk en absoluut niet beter dan Hitler of Stalin.
Als hij de prijs zou accepteren, zou hij verraad plegen aan zijn ouders, die hem principieel hebben opgevoed. Het zou verraad zijn aan de dichteres Anna Achmatova, symbool van het Russisch verzet tegen Stalin. Het zou verraad zijn aan Poesjkin, die een provocateur was, een sociaal onmogelijk figuur, maar hij was oprecht en iedereen vergaf hem. Hans zegt dat Poesjkin leeft in zijn geest en hij zou het walgelijk vinden als zijn naam en de naam van Poesjkin met die van Poetin in verband zou worden gebracht.
Hans Boland heeft in de jaren negentig, zes jaar in Rusland gewoond. Hij heeft toen een aantal gedichten aangeboden aan een literair tijdschrift, twee werden niet geplaatst uit zelfcensuur. De redactie was bang, dat er een bom zou ontploffen op kantoor. Het waren gedichtjes over antisemitisme … antisemitisme is in Rusland nog altijd verschrikkelijk.
Op 4 november, de dag van de officiële prijsuitreiking, wordt Hans, samen met zijn partner in het Kremlin verwacht.  Jawel, samen, met z’n partner: Hans is homo en heeft een relatie met een 31 jarige man uit Indonesië. Dat wist Poetin, die homohater, vast niet. Kort geleden heeft Boland een roman geschreven: ‘De zachte held’; hij is van plan om op die vierde november relaxed  in die roman te gaan zitten lezen, als een stil protest tegen Poetin.
Waarschijnlijk zal hij  nooit meer worden toegelaten tot Rusland. Bij een bezoek eerder dit jaar heeft hij al min of meer van het land afscheid genomen.  Maar Poesjkin laat hij zich niet afpakken. Momenteel zit hij hartstochtelijk brieven van Poesjkin te vertalen.


deels uit:
Volkskrant

8-9-2014

zondag 7 september 2014

FLOWERPOWER

Achteraf gezien was ik veel en veel liever thuis gebleven. Als ik alleen al zie dat er op NED 1 ’50 jaar Tros in Ahoy’ was , met cabaretier Hans Liberg (!!), die terugblikt op de hoogtepunten van 50 jaar Tros.
Maar ja, mijn vrouw en ik zaten nu al in de kantine van onze volkstuinvereniging. Daar was een flowerpower feest. Van de ruim driehonderd leden van de vereniging waren er nauwelijks veertig komen opdagen, waarvan er nog geen dertig gekleed waren in de flowerpower stijl, terwijl dat toch uitdrukkelijk door de organisatie gevraagd was.
Veel mannen en vrouwen hadden lange-haren pruiken op. Verder werden kleurrijke jurken en bloesjes gedragen veelal in bloemrijk dessin, alsook, opvallende hoofddoekjes en opzichtige sieraden, kettingen, armbanden en ringen. Wij, mijn vrouw en ik dus, hadden ook beantwoord aan het verzoek van de organisatie.
Mijn vrouw zag er uit zoals de Amerikaanse zangeres Janis Joplin er uit zou zien als ze nu nog zou leven. Joplin is van 1943 dus ze zou nu 70 zijn.  Ze droeg een veelkleurig hoofddoekje, à la Joplin, en in haar haar stak een rode roos; verder had ze een bloemenbloesje aan, een rode, met bloemen geborduurde omslagdoek en een zwarte broek. 
Ik zag er uit als de nu 70 jarige Keith Richard.  Ik liep rond op zwarte laarzen met ultra spitse punten; rode jeans met daarboven een zwart t-shirt en daarop een grillig gekleurd gillet. Om mijn hals droeg ik een ketting, geregen van minuscule witte en rode kraaltjes en om mijn hoofd had ik een shawl geknoopt, zoiets wat Keith Richards ook vaak doet ‘on stage’. Het voordeel van die sjaal om mijn hoofd was, dat zowel mijn kaalheid als mijn grijsheid aan het zicht werden onttrokken. Vandaar natuurlijk dat ik van een van de vrouwelijke feestgangers te horen kreeg dat ik nu ook ineens weer mooi geworden was. Van haar kon ik dat helaas niet zeggen. Ze had zich in een donkergroene lange jurk, zonder kraak of smaak,  gehuld en een zwart zweetbandje om haar hoofd gespannen. Dat was het dan. Misschien wilde ze er wel tien jaar ouder uit zien. Daar was ze uitstekend in geslaagd.
Een bijna onherkenbaar verklede medevolkstuinder, Frans, speelde niet onverdienstelijk deejay. Hij wist precies welke muziek hij moest draaien op dit flowerpower feestje: Pink Floyd, Led Zeppelin, Rolling Stones, Beach Boys, James Brown enzovoorts. En wat minstens zo goed was van deze deejay: hij liet je trommelvliezen heel. Het fijne daarvan was weer dat er met de muziek als achtergrond lekker met elkaar gebabbeld kon worden, als je daar tenminste  behoefte aan had.
Eigenlijk vond ik er geen ene bal aan, aan dat feestje. Misschien was ik wel de enige hoor. Want toen ik zo in mijn eentje in de kantine om me heen stond te kijken, toen zag ik  toch meestal  glimlachende hoofden, die naar elkaar keken, met elkaar spraken, nipten aan een glas wijn of lurkten aan een flesje bier. Ik lurkte aan mijn pilsje, bewoog mijn hoofd lichtjes op de maat van de muziek en keek een beetje wat om me heen.
Op muziek van de band, bestaande uit enkele muzikale volkstuinders, werd levendig gedanst. Ook door mijn vrouw en mij. Mijn vrouw danst  nog heel goed, al zeg ik het zelf, heel soepel. Ik zelf dans dan wel levendig maar ook wel erg vals; uit de maat noemen ze dat bij dansen, nietwaar? De band speelde soms heel goed en soms ook heel vals maar dat kon niemand ze natuurlijk kwalijk nemen want in feite waren die musici gewoon volkstuinders.
Mijn vrouw en ik hadden het met elkaar nog even over die flowerpower tijd: over hoe goed we ons al de songs uit die tijd nog weten te herinneren.
We aten wat stukjes kaas en worst. Zij dronk een glaasje rode wijn en ik een flesje bier. Toen dansten (slepen) we nog even op  ‘The house of the rising sun’ van the Animals. Voor mij mocht het nu afgelopen zijn. Met de anderen in de feestzaal kon ik al de hele avond geen contact krijgen.  Mijn vrouw lukte dat wel. Nu eens babbelde ze hier, dan weer daar.
Mij bekroop de afgrijselijke gedachte dat ik tot één uur in de nacht hier zou moeten blijven. Althans, zolang  als dit feest zou duren. Misschien, hopelijk stoppen ze er wel eerder mee. Tot één uur ga ik het absoluut niet redden.
Mijn vrouw verloste me:‘Het is nu half elf Jee, zullen we gaan?’

‘Nu al?’ zei ik..........’Nou ja, okee dan ….. laten we maar gaan.’

zaterdag 6 september 2014

BEN

 Drie weken geleden kon Ben, mijn kleinzoon, alleen nog maar achteruit kruipen. Vandaag kruipt hij eerst een stukkie áchteruit en dan schiet hij  wel een meter vóóruit … en dan …  valt hij om. Met zijn hoofdje op het harde zeil … en tja dan is het (heel hard) huilen geblazen … even maar want opa heeft hem liefdevol opgetild en aait hem over zijn zere bolletje. Hij is al gauw weer over de schrik heen en grist, misschien wel als wraak, mijn bril van mijn neus … laat de bril gelijk los en laat hem op de grond stuiteren. Gelukkig is tie nog heel.
Eens in de veertien dagen, op vrijdag, zijn mijn vrouw en ik, oppasopa en -oma. Dat doen we nu ruim vijf maanden. Ben is nu zeven maanden. In die zeven maanden is heel wat gebeurd met Ben en dat is maar goed ook, het hoort ook zo want stilstand is achteruitgang.

Vandaag zijn voor mij ‘opeens’ de beginnetjes zichtbaar in zijn onderkaak van twee snijtandjes. Ja, werkelijk ‘opeens’, want ik had hem, doordat er een vakantie tussendoor kwam, drie weken niet gezien. Ben is duidelijk nog niet aan die tandjes gewend. Met een uiterst komisch gek bekkie, zit hij met zijn bovenkaakje op die voor hem vreemde nieuwe tanden te ‘knarsen’.  Ja, het lijkt echt een soort knarsen alleen, het maakt nog geen geluid .
Drie weken terug blijft  de kleine man zitten als ik hem in de zit-houding zet en nu gaat ie gewoon vanzelf vanuit de kruiphouding zitten en kijkt hij me aan met een blik van:
‘Kijk eens opa. Ik zit! Goed van mij hè?!’
Inmiddels is zijn menukaart ook danig uitgebreid. Waren er eerst dagelijks vrijwel uitsluitend borstvoeding en flesjes melk, tegenwoordig heeft Ben een behoorlijk gevarieerd menu:  ’s morgens brood en een flesje, ’s middags brood met kaas en fruithapjes (gepureerd fruit), een halve banaan (halverwege de middag) en ’s avonds een prakje aardappelen, worteltjes met kip en een Danoontje toetje. Vooral dat toetje vindt Ben erg aantrekkelijk want het is hem al twee keer gelukt  om dat met een snelle beweging van tafel te meppen .. splatsh … daar lag het  opengebarsten yoghurtje naast de kinderstoel.

’s Middags bij lekker weer een paar uurtjes door Dordrecht wandelen met Ben in de MaxiCosi vind ik persoonlijk een van de leukste opamomenten van het oppassen. Mijn vrouw en ik worden nogal een nagekeken als we met de wandelwagen op stap zijn. Maakt niet uit man of vrouw, jong of oud, met goedkeurende, lachende blikken worden we gadegeslagen. Vind ik wel mooi. Ik moet alleen wel eerlijk zeggen dat ik dat zelf nooit zo gedaan heb.
Op weg naar  de kinderboerderij dook er zelfs een aardige vrouw met haar hoofd in de MaxiCosi:
‘O, wat een schatje … (ik lach, knik bevestigend, oma ook, Ben lacht) ,
een jongen toch, hè  … (ja, nou en of ..)
zes maanden … (neen zeven; Ben kijkt boos ; ze schatten Ben meestal te jong)
‘Mooi kindje …’ mag ik een foto maken?
Ik kijk even naar oma; zij knikt dus het is goed. Ze  vraagt of ze nòg een foto mag maken ….. dat mag ook van ons … maar dan is het genoeg geweest … we gaan weer verder.


Volop beesten in kinderboerderij ‘Ezeltje prik’ … logisch natuurlijk  ...  maar de enthousiaste aandacht van Ben gaat, vreemd genoeg niet uit naar die beesten maar naar de mensen: ouders en kinderen. Ben kraait van plezier en zit druk met zijn armpjes en beentjes te spartelen. Oma heeft de wandelwagen stil gezet bij een varkensverblijf waar ook wat ganzen rondwaggelen. Twee ganzen waggelen onze kant op. Bij ons aangekomen, gakken ze ter hoogte van Bens oortjes, boosaardig hard, en uiterst schel. Zijn gezichtje vertrekt van schrik en uiterste traag ontwikkelt zich een heel zware huilbui; zo een heb ik er nog niet meegemaakt. Het duurt lang, voordat oma hem getroost heeft. Uiteindelijk wordt hij stil als hij in zijn MaxiCosi op zijn speentje kan gaan liggen sabbelen.  Echt van de schrik bekomen lijkt hij  pas na een minuut of tien; zolang heeft Ben in zijn slaap nog liggen nasnikken.

donderdag 4 september 2014

GENAAID

Ik hoor metaal op stenen kletteren en tegelijk een harde schreeuw. Het is spitsuur op de Beukelsdijk. Ik fiets dan ter hoogte van de Statentunnel. Tussen vrachtverkeer, autobus, personenauto’s en fietsers door ligt aan de overkant, op het fietspad een donkere jongeman onder zijn fiets. Met een verbouwereerd gezicht krabbelt hij op. Kijkt dan in het rond alsof de dader van de  valpartij nog in de buurt moet zijn. Vervolgens bekijkt hij zijn  beschadigde fietsje.
Misschien dat ik die jongen ergens mee kan helpen. Ik ga naar hem toe. Het duurt alleen erg lang voor het stoplicht op groen springt dus ik knal met m’n eigen fiets door rood.  Wat je helaas zo vaak ziet: voetgangers en fietsers om hem heen doen net of er niks gebeurd is …   een keurig boogje wordt om hem heen gefietst.
Hij sleept zijn fiets het trottoir op. Ik ben bijna bij hem. Mijn fiets zet ik tegen de tunnelwand.
‘Ben je gewond?’vraag ik. Wat een stomme vraag, want ik zie overduidelijk dat zijn linkerknie en zijn  rechterelleboog bloeden. Wat ik eigenlijk wil weten is of hij wat gebroken heeft. Al snel is me duidelijk dat hij goed Nederlands spreekt.
Wanneer hij ziet dat ik uit mijn fietstas mijn verbandtrommel pak, zegt hij dat dat niet nodig is.
‘O, nee hoor, meneer, dank u wel, dat hoeft echt niet, ik ben hier vlakbij huis en mijn moeder is verpleegster.’
‘Het is wel belangrijk dat de wonden snel ontsmet worden, hoor,’ zeg ik.
‘Ja eh … Nee, dank u wel meneer, dat doet mijn moeder ook zo dadelijk wel.’
Ik dring niet verder aan; hij vertrouwt dit zijn moeder duidelijk meer toe.
Dan stapt er opeens kordaat een dame op de jongen af; ze negeert mij en duwt me zelfs wat opzij:
‘Je hebt een flinke smak gemaakt, hè boy. Ik kwam aanlopen en zag het  gebeuren. Gaat het een beetje jongeman?’
Hij knikt.
Dan richt ze zich tegen mij: ‘Nou meneer, Ik heb er grote waardering voor dat u deze jongeman wilt helpen; dat gebeurt zo zelden tegenwoordig. Succes ermee, hè.’ En weg was ze.

Het zou me niet verbazen als de jongen uit Nigeria kwam, met zijn zeer donkere huidskleur en een gezicht met wat Europese trekjes.
Als Ik hem vraag of hij niks gebroken heeft, haalt hij zijn schouders op:
‘Ik weet het niet, meneer, ik voel nergens niks ergs, dus zal het ook wel niks zijn, denk ik.’
Met een beteuterd gezicht staat de jongen naar zijn fiets te kijken. Het ding dat op het trottoir ligt, lijkt helemaal niet meer op een fiets … en langzaamaan wordt me duidelijk hoe dat komt: het frame is gebroken.
Een junk heeft hem die fiets verkocht voor tien euro. Bij het station. Nog geen kwartier geleden.  De fiets zag er mooi uit … zat goed in de zwarte glanzende verf. De zwakke plekken had die junk slim gecamoufleerd … en de fiets, die crashte zeer snel.
De jongeman kon niks anders doen dan het fietswrak bij de Statentunnel achter te laten. Ik belde de Roteb om het op te laten halen.
‘Nou, ik ga naar huis, meneer, nog bedankt, hè.’

‘You’re welcome.’

woensdag 3 september 2014

FIETS

Buurman Peter en ik fietsen, met de wind mee richting Hoek van Holland. Normaal dammen we altijd op de woensdag maar daar is het vandaag wederom veel te mooi weer voor. Dus zitten we op de fiets.

In het weekend kwam Peter naar me toe en maakte me er op attent dat de Montana,  Peters mountainbike, bij de Wielershop is afgeprijsd van zeshonderd naar vierhonderdvijftig euro. Niet gek. Tot op heden moet ik het nog steeds doen met die ouwe opoefiets, die ik ook nog eens moet delen met mijn vrouw. Prima fietsje hoor, daar niet van, maar eigenlijk is het ding alleen maar geschikt voor ritjes in de buurt en voor de boodschappen.
‘Met zo’n Montana, Jee, ga je gewoon vanzelf meer kilometers maken. Zie je eens wat meer dan alleen het Oude Noorden. Ik heb er zelf al heel wat ritjes opzitten richting Gouda, Leiden, Dordrecht Brielle en ga zo maar door.’

Het lijkt mij best wel wat zo’n mountainbike  … met lekker weer, mooie lange ritten maken, hele dagen onderweg, boterhammetjes mee, in een dorpje onderweg een kopje koffie drinken maar … vierhonderdvijftig euro  …
‘Hij is dan wel afgeprijsd, Peter … het is toch veel geld.’
‘Dat is zo, Jee, maar je mag gespreid betalen. Dat maakt het wat aantrekkelijker, toch? Hoewel ik natuurlijk niet in je portemonnee kan kijken.’
‘Ik heb het er eerst eens met mijn vrouw over, Peter.’
‘ Jee, zal ik je eens wat vertellen: het lijkt me echt verdomd leuk om samen met jou een beetje in de omgeving van Rotterdam te gaan toeren, serieus.’

Nou ja, om een lang verhaal kort te maken: ik heb die afgeprijsde Montana gekocht, op afbetaling, dat dan weer wel. Ik was nog maar net een blokje om geweest of Peter stond me op te wachten:
Om te vertellen dat ik nog allerlei accessoires nodig had met zo’n fiets: een wielrenshirt; een wielrenbroek met zeemleren kruis; een helm; een bidon; wielrenhandschoenen, en toeclips (wielrenschoenen die ik aan mijn trapper vastklik).
‘Ja, dag hoor Peter, je kan me nog meer vertellen. Een shirtje, broek en handschoenen vind ik voorlopig genoeg. Ik fiets verder met gewone sportschoenen en bidons heb ik  niet helemaal nodig: ik hergebruik limonadeflesjes.’

We hadden er om en nabij de twee uur over gedaan om  naar Hoek van Holland te fietsen. We hadden windje mee gehad. Voor mij was dat een groot voordeel. Ik  was nog helemaal niks gewend.
Peter oogde nog zo fris als een hoentje. Enthousiast stond hij zijn rek- en strekoefeningen te doen op het pleintje met uitzicht op het Hoekse strand.
‘Kom op Jee, dat is belangrijk, rekken en strekken, kom op!’
Ik zat er nog niet helemáál doorheen maar ik voelde mijn bovenbenen wel en ondanks die door Peter veelgeprezen wielerbroek, had ik al behoorlijk pijn aan mijn kont. Ik hield mijn hart vast voor de terugweg met windje tegen.
Vanmorgen, voordat we vertrokken had ik mijn vlug NS-Voordeelkaart nog even in mijn portemonnee gestopt … kan ik  altijd nog, als het heel erg afzien wordt, met de Montana in de sprinter naar Rotterdam Centraal  stappen.
Maar zover was het nog niet. We gingen eerst wat eten en drinken. Peter had zijn pakje brood nog niet opengemaakt of er landde zeven meeuwen rakelings om ons heen. Het openen van mijn pakje brood trok maar drie meeuwen. Misschien lusten ze niet zo graag zuurdesembrood.  Ze naderden ons heel dicht en als ze te dichtbij kwamen joegen we ze  weg. Het hielp weinig: ze vlogen dan op en met en bocht kwamen ze terug en landden ze weer voor onze voeten. Af en toe deed een van de vogels een poging Peter zijn brood te pikken (niet dat van mij). Zo ging dat spel enige tijd door, totdat Peter zijn broodzakje weggooide in de afvalbak, toen verdwenen zeven meeuwen en toen ik klaar was met eten verfrommelde ik het aluminiumfolie dat om mijn brood zat en gooide het weg en ook de laatste drie meeuwen verdwenen toe.

Volgens Peter was het toen de hoogste tijd om weer eens terug te gaan. Geen goed idee vond hij het om de trein te pakken dus …..

dinsdag 2 september 2014

Hippie

Aanstaande zaterdag hebben we een swingfeest in de sfeer van flower-power. Ik moet wel erg diep in mijn geheugen graven om weer er achter te komen, hoe hip een hippie er ook alweer uitzag. Eind zestiger, begin zeventiger jaren was het toch? Alweer meer dan vijftig jaar geleden. Wat ik me vooral herinner is de opvallend kleurrijke kleding, de kettingen en kraaltjes. Mijn vriendin Andrea liet me afgelopen zaterdag enthousiast een truitje zien dat ze op de kop had getikt: een grijs t-shirt met daarop in bruine letters de woorden ‘love’ and ‘peace’.  Alleen die wóórden hebben wat met de flower-power te maken, maar dat grijs en bruin zijn niet bepaald hippe kleuren. Dinsdag ga ik even naar de markt om wat te scoren voor het feestje van zaterdag.  Ik wil sowieso gaan  in een zwart t-shirt, een spijkerbroek met wijde pijpen en een kleurrijk gilletje. Verder heb ik nog een leren jasje dat goed bij die outfit past. Eigenlijk wil ik alleen een paar sjaaltjes kopen, één voor om mijn hoofd, zoals Keith Richard ook vaak heeft en misschien neem ik er ook nog een voor om mijn nek.

Voorlopig ben ik nog niet op die markt aangeland. Het is lekker weer, ik voel me fit dus ik maak een lekker ommetje. Via die prachtig groene  Crooswijksesingel, waar ik me zowat in een parkje waan, wandel ik over de drukke Oudedijk en sta, zonder dat ik er erg in heb voor het bejaardenhuis ‘de Nieuwe Plantage’. Tja, mijn vader woonde daar. Hij is daar ook overleden. November was het dertien jaar.  Heel onverwachts was het. Een broer van me wilde bij hem op bezoek gaan.  M'n vader deed niet open … terwijl mijn broer zeker wist dat hij thuis was … zijn voordeur werd geforceerd, ik weet  niet meer precies door wie of het nou mijn broer was of een politieagent, dat doet er ook niet toe. Het was snel duidelijk dat hij dood was. Een natuurlijke dood. Hartstilstand.  Nu ik zo voor dat bejaardenhuis sta, zie ik hem weer even helemaal voor me: als een lieve, rustige, oude man …. vreemd, want voor mijn gevoel is hij zo eigenlijk nooit geweest.

Ik plof even neer op een bankje naast ‘de Nieuwe Plantage’. Op een bankje verderop zit een jongeman van een jaar of twintig. Hij is bezig een joint te draaien … (hé, dat blowen is toch ook begonnen in de hippietijd, schiet me ineens te binnen) … Ik groet hem. Hij groet mij terug: ‘Goedemiddag meneer’.
Over mijn bankje hangt een goor groen colbertje met  smeerolievlekken en vogelpoep.
‘Is dat jasje van jou?’ vraag ik, besmuikt lachend.
‘Nee hoor, meneer, dat is mijn jasje niet.’
O, shit, geeft hij nog zo netjes antwoord ook op die stomme vraag van mij! Genant.
Ik had hem die vraag nooit moeten stellen.
 Ik vertel hem over mijn vader; hij zegt dan:
‘Ja, zo gaat het in het leven. De dood hoort er bij. Iedereen gaat een keertje dood, hè meneer’,  en hij neemt een flinke haal van zijn joint.
‘Ja, zo is het,’ zeg ik. Ik vraag me af of ik me nog zal excuseren voor die lullige vraag aan hem over dat jasje; ik besluit het maar zo te laten.
‘Tot ziens, hè.’zeg ik.
‘Tot ziens meneer.’
Ik vervolg mijn weg naar de markt.

Op de markt kom ik langs een kraam waar de mooiste sjaaltjes te koop zijn; talloze kleurrijke sjaaltjes in een grote bak. Ik ben een tijdje bezig een hippe sjaal uit te zoeken, als ik de verkoopster van de kraam hoor zeggen, dat ze maar één euro per stuk kosten. Laat ik eens gek doen, dan neem ik er drie. Knoop ik zaterdag ook nog een sjaaltje om mijn been. 

maandag 1 september 2014

AANRIJDING

Treinreizigers, waartoe ik ook behoor, krijgen via de intercom van de trein de laatste tijd nogal eens onduidelijke mededelingen te horen. De laatste hoorde ik in de trein van Rotterdam naar Leiden. Dichtbij Delft werd er opeens zeer langzaam gereden  en door de intercom klonk toen het bericht:
‘Dames en heren de trein moet op het ogenblik wat langzamer rijden in verband met voetgangers langs het spoor.’
We zijn al zowat in Delft  dan is het toch logisch, dat er daar langs het spoor voetgangers (en misschien ook een enkele fietser)  staan te wachten op hun trein … waar moeten ze anders gaan staan!?  Bovendien: de trein rijdt sowieso langzaam bij het naderen van een station waar gestopt wordt en deze trein stopt in Delft.
Een vaker in de trein gehoorde mededeling aan de treinreiziger:
‘Goedemorgen dames en heren, het spijt ons dat we op dit moment niet verder kunnen rijden in verband met een aanrijding met een persoon. Excuses voor de overlast.’
Het is een beetje vergezocht maar het kan natuurlijk zo zijn dat een onbesuisde scooterrijder, op een onbewaakte spoorwegovergang, een oude man van de sokken heeft gereden. Dan kan de treinmachinist het natuurlijk niet maken om hard door te rijden. Voor hem zit er niks anders op dan uit alle macht te remmen en de treinreizigers  over deze ‘aanrijding met een persoon’ in te lichten.
Het wordt niet met zo veel woorden gezegd maar ik neem aan, als ik die mededeling hoor, dat er iemand aangereden is door de trein waarin ik nu zit.  Op zich  zou die persoon ook aangereden kunnen zijn door een tegemoetkomende trein. Ja, je weet het niet, dat hoor je allemaal niet treinpassagier.
Ik vind het heel rot, rot voor die aangereden persoon (m/v) maar zeker ook voor de machinist, want een aanrijding is nooit leuk. Bij een aanrijding is meestal sprake van een ongewenste gebeurtenis tussen twee partijen,  die daardoor beide onaangenaam verrast zijn. Ik heb veertig jaar auto gereden en in die veertig jaar drie aanrijdingen gehad. Per ongeluk! En geloof me: daar had ik flink de ziekte over in! En degenen die ik aanreed waren niet alleen onaangenaam verrast .. ze waren soms ook echt boos, omdat ze dachten, dat ik exprès geen voorrang had gegeven … woedend was de bejaarde man wiens vrouw ik op het zebrapad aanreed; hij dacht aan opzet en kon zich niet voorstellen, dat ik haar imposante verschijning over het hoofd had gezien … en dan mijn aanrijding met dat verkeerspaaltje … de snelheid waarmee ik reed was veel te hoog net als mijn alcoholpromillage; met zo veel alcohol in je lijf vraag je om een aanrijding, volgens mijn destijds zeer verbolgen echtgenote.
Zoals hierboven al betoogt: meestal is een aanrijding een door de betrokken partijen ongewenste gebeurtenis. Alleen bij een aanrijding met een persoon op het spoor, is dat niet zo, want de één weet en doet precies wat hij wil en de ander wordt gruwelijk overdonderd.
Er was ‘een aanrijding met een persoon’ betekent eigenlijk maar één ding: iemand heeft zich voor de trein gegooid; zelfmoord. Voor de machinist kwam de zelfmoord als een donderslag bij heldere hemel.

De eerste paar weken zal deze machinist  getraumatiseerd zijn, met als gevolg dat hij voorlopig niet kan werken … als hij ooit de moed nog zal hebben om weer in de trein te stappen.