maandag 5 september 2011

Jonge hond.

Tanja is een bijzondere en ook bijzonder spraakzame buurvrouw. Ze staat altijd voor iedereen klaar. Althans voor iedereen, die om een praatje verlegen zit. Dat zijn er nog verbazingwekkend veel. Voor haar gaat nou het gezegde: ‘ze is van alle markten thuis’’ helemaal op. Je kan het zo gek niet noemen: van incest tot biologische aardappelteelt en van postnatale depressie tot het diervriendelijk vervoeren van kistkalveren.  Je moet alleen wel je tijd in de gaten houden want voor je het weet zijn je Ben & Jerries in je tas gesmolten en heeft de hond zijn behoefte in het gangetje gedaan, ik noem maar wat.  Zij houdt de tijd niet voor jou in de gaten; dat doet ze alleen voor zichzelf en dan nog niet eens zo superprecies. Want een babbeltje maken vindt ze eigenlijk leuker dan dingetjes op tijd doen.
Dat is nou juist een van die leuke dingen van haar. Dingen hoeven, moeten nooit op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk maar het is nu eenmaal zo. Zij eet alleen wanneer ze honger heeft en haar zoon Theo (15), weet dat hij als hij trek heeft  hij wat uit de kast kan pakken als hij honger heeft.
‘Wacht maar niet op mij hoor, Theo!’ roept Tanja tegen zoonlief, ‘ er ligt nog  een pakje Tuc in de voorraadkast en een Bounty.  Maar als je nou echt gezond wil doen, Theo,  en ook je eetlust niet wilt bederven, dan ligt er ook nog wel een appel of een banaan op de fruitschaal.’ En ze voegt er lachend aan toe, dat ze zich die laatste opmerking met zo goed had kunnen besparen. 
'De jeugd heeft tegenwoordig fruitangst geloof ik, een ooftfobie. Die zoete snoeptroep, ja, die wel, die gaat er in als koek. Daar genieten ze van met glimmende ogen ....en het is nota bene nog verslavend ook.’
Tanja weegt zelf geen grammetje te veel. Ze snoept wel; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Eens in de zoveel tijd trakteert ze zichzelf op een Magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dun laagje chocola eromheen en een houtje d'r in, om het goed beet te kunnen houden.   
Een keukenprinses is ze niet en zal ze nooit worden; vindt ze zelf ook. Ze kookt op laag blo-niveau:‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt en een bakje yoghurt met roosvicee toe, daar ben ik goed in en in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch.  Van mijn 19e tot nu toe deed ik het zo. Ziek was ik zelden of nooit en energie had  en heb ik volop!'

Inderdaad: zelden zo’n energieke vrouw gezien als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze.
Haar eerste en enige huwelijk is al vroeg op de klippen gelopen. Er waren toen al wel twee kinderen. De derde, Theo, 15 jaar is hij nu en na al die vijftien jaren weet nog geen enkele buur wie hem verwekt heeft. In ieder geval: hoe graag Tanja ook met Jan en Alleman op straat staat te kakelen, over het hoe, waar en waarom van Theo rept ze met geen woord; met niemand. Maakt mij niet uit hoor. Ik zou er toch niks over schrijven. Voor elke leek is het zonneklaar dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japanner, Vietnamees, Koreaan. Theo heeft namelijk ook van die schattige spleetoogjes, de bouw van een Sumo worstelaar……en Tanja? Zij heeft  een Hollands koppie, met grote blauwe kijkers.  
Een van de andere buren heb ik wel eens horen vertellen en of het waar is weet ik niet, dat zo rond de geboorte van Theo, vlak tegenover de woning van Tanja een Chinees restaurant gevestigd was, waar Tanja zo af en toe wat bijkluste. De eigenaar was, nog steeds volgens die andere buur, een knappe, charmante man. Er werd daar in de in de buurt van dat restaurant niet voor niets in die periode veel meer Chinees gegeten dan normaal. Maar dat kwam heus niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent was. Zijn eten was ook hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk. Daar likte je je vingers nou bij af! Zo’n simpele, uitermate gezonde maaltijd, zo voordelig en zo onvergelijkbaar lekker. Maar nu Tanja, die Chinees en Theo met elkaar te maken hebben vertelt dat hele verhaal nog steeds niet.....en is dat dan erg.....welnee!

Tanja’s oudsten zijn al weer jaren de deur uit.  Ze zijn 39 en 37. Allebei getrouwd. Hebben allebei een kind en Tanja is de oppas-oma. Tanja haalt de kids uit school en oma moet ze bezighouden tot paps en mams ze tussen vijf en zes komen halen na hun werk. Oma kwijt zich als een jonge meid van die taak.
Ik kijk uit mijn raam en zie oma Tanja op ons Cruijff-court als een jonge hond met haar kleinkinderen en nog wat buurtkinderen voetballen. Ik krijg er kriebeltjes van, voetbalkriebels wel te verstaan. Ik ga naar buiten en zeg (iets te) stoer:
‘Ik doe ook mee!’ Tot mijn verbazing is er niemand die enthousiast roept:
‘Jaaaaa, leuk.’ 
Nadat Tanja tegen de kinderen heeft gezegd, dat het wel goed is. Laat die oude man maar meedoen. Hij is niet zo eng is als hij er uitziet. Dat heeft hij wat te doen. Anders verveelt hij zich toch alleen maar en dat is toch ook niet zo leuk voor die oude man.  Pas na die woorden van Tanja vinden de kinderen het goed dat ik mee ga voetballen. Natuurlijk niet ‘bij Tanja’ maar bij die andere partij.   

donderdag 1 september 2011

Muggen

Muggen. Drieentwintig bloedspetters tel ik nu op het plafond en de wanden van mijn slaapkamer. Ook op vier kussenslopen, twee onderbroeken en een t-shirt zitten bloedvlekken. Op de onderkant van mijn pantoffels hebben ze ook gezeten maar daarop zijn ze nu niet meer te zien. Ja, ook op mijn handen zaten ze, maar daar doe ik het zelden meer mee. Allemaal bloed van door mij gedode muggen. Slechts een heel klein percentage want de meeste krijg ik niet eens te pakken. Ze nemen mij te grazen!
Middeltjes gebruik ik ook wel maar die helpen allemaal geen klote. Daar wennen ze aan. Aan het ene middel nog sneller dan aan het andere. Spuiten doe ik dus en smeren en de mug weet natuurlijk precies het onbedekte plekje te vinden. Ik gebruik zo’n vaponastrip, waarvan ze zeggen dat ie kankerverwekkend is. Lekker: tegen de muggen èn kankerverwekkend. Zo’n strip heeft trouwens alleen maar zin als de slaapkamerramen potdicht gehouden worden. Fijn bij ruim 20 graden, ’s nachts de ramen dicht houden.
Een apparaatje uitgeprobeerd dat een zoemetje produceert; de mug kan er niet tegen en  ik ook niet. Ik slaap niet met zo’n geniepig geluidje. Zet de zoem uit en schuif mijn bedje weer in. Welja, daar is tie weer met zijn gezoem om mijn kop. Ik zie niks maar geef op goed geluk mezelf een tik voor mijn kop in de hoop dat ik dat muggekreng raak. Maar nee. Tien seconden later is  er weer zo'n kreng. Mijn wang gloeit van de draai om mijn eigen oren.
Dan haalde ik weer eens een doosje in huis met een lief zoetig geurtje;  lijkt wel een afrodisiacum......ik werd me toch ineens geil als ik mijn slaapkamer binnenstapte.  Tegen de muggen helpt het primal....drie dagen lang, tientallen dooie muggen in die kamer, overal waar ik maar keek. Na drie  opwindende en uitputtende dagen, pleur ik die doos het raam uit. Ik ben tenslotte geen twintig meer.  Misschien raakt mijn benedenbuurman geïnspireerd.  
Met een dodelijk tennisracket moet ik de strijd met de mug kunnen winnen. Zoals toptennisser Federer uithaalt naar de bal, die geretourneerd is door tennistopper Nadal, zo geconcentreerd mep ik naar  de mij irriterende muggen. Als ik ze raak dan verbranden ze levend op mijn racket…..tenminste, als ik het verbrandknopje op het handvat van het racket ingedrukt houd. De geur van gegrilde mug is overigens opwindend. Daarbij doet het mij een uitermate groot genoegen om dergelijke hinderlijke creaturen zo hardhandig uit te roeien. De muggenracket is wat mij betreft het beste, leukste en meest bevredigende muggenbestrijdingsmiddel.
Op zich is natuurlijk de klamboe het middel bij uitstek om muggen van het lijf te houden.  Ik heb er wel een paar gehad; maar ze bleven nooit lekker hangen. Slaap nogal woelig. In mijn dromen trek ik dan de klamboe uit het plafond. De droom wordt nachtmerrie als ik in de klamboe  gevangen raak en het me niet lukt daaruit te ontsnappen.

Bij de anti-muggenshop  hoorde ik dat er een klamboe ontwikkeld wordt die qua uiterlijk lijkt op een kleine bungalowtent dus compleet met tentstokken (klamboestokken nu dus) en tentdoek, dat dan dus klamboedoek zal worden. Haringen zullen niet nodig zijn aangezien de tent uitsluitend voor gebruik binnenshuis is.  

Bij de anti-muggenshop weten ze me ook te vertellen dat als er één dier is dat duidelijk merkbaar geëvolueerd is de laatste tientallen jaren, dan is dat wel de mug. Nou ja, dat klopt ook wel: ik weet nog wel dat ik, ruim vijftig jaar terug, als kind dus, op klaarlichte dag,  met één simpele handbeweging drie muggen tegelijk ving, plette of bewusteloos sloeg. Ik vond het niet eens een prestatie; ik deed het als het ware ‘met twee vingers in mijn neus’. Kom daar anno 2011 nog maar eens om.

Muggen hebben zich de afgelopen tientallen jaren aangeleerd om zich verdekt op te stellen. Je hoort ze wel maar je ziet ze niet. Vroeger gingen ze gewoon domweg op iets wits zitten. Plafond, wit stukje behang. Dat zal je ze nu echt niet meer zo veel zien doen. Ze pakken nu doorgaans zwarte donkere kastjes, donkere kleding, het raam, als het donker is natuurlijk. Ook heb ik gemerkt, dat ze tegenwoordig veel meer dan voorheen onder het bed gaan zitten. Tuig!
Nú is er geen mug te zien en doe het licht maar uit, duik het bed maar in en binnen de minuut zoemt dat kreng weer om je hoofd. Doe het licht maar weer aan en hij is nergens meer te bekennen. Ze worden ook veel sneller die insecten.
Laatst, op een ochtend vloog een mug als een kleine F16 met een rotvaart op mij  af. Boorde zich in mijn bovenarm, zoog schielijk wat van mijn bloed en keerde weer snel terug naar zijn uitvalsbasis…..waar?? Binnen vijf minuten had ik toch een vreselijk jeukbult. Ik dacht, laat ik die jeukbult nu eens op de ouderwetse manier aanpakken; zoals mijn moeder me dat leerde toen ik een kleine jongen was: ik druk met mijn nagel een kruisje in het bultje; doe op mijn vinger wat speeksel (ochtendspuug) en smeer dat op de muggenbeet. De jeuk is binnen een minuut weg. 
Muggenbeten vind ik op zich zo erg nog niet. Beten van Hollandse muggen wel te verstaan. Dat gezoem om mijn kop als ik net in slaap dreig te vallen, dat vind ik eigenlijk het ergste.


dinsdag 30 augustus 2011

Het is nu eenmaal zo

Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een saai stel. Dat weten ze zelf ook wel. Net als hun buren, hun kinderen, familie en collega’s. Het is nu eenmaal zo. Ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is vooral hij bijzonder saai. Het is wel een vriendelijke man, maar oersaai. Er gaat niks van hem uit. Werken, dammen, journaal kijken, slapen op de bank en helpen bij het eten klaar maken. Dat is het wel zo'n beetje. En om dat zij te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij net zo saai is als hij maar dat is helemáál niet zo. Want als zij samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en opwindende stripteases.  

Ze werken allebei op het stadhuis. Hij zit bij de beveiliging. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Half negen moeten ze beginnen. Hij zet de wekker op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendkusje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee. Voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek zijn zwarte uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse tikje op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo kort bij haar werkplek. Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in, schijnt hij te denken. Iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even de lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijter ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij. Een zo'n uitsmijter is wel genoeg voor met z'n tweeën, toch?

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: ‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe grapjes. 
Als ze om zes uur thuis zijn maken ze samen het eten klaar. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Na het acht uur journaal wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het zijn beurt. En zij weet al precies wat hij gaat kiezen: dammen … Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gàtverdàmme!’ Het maakt haar niet uit dat hij altijd wint maar hoe hij het speelt. Zijn slappe peutervinger met rouwrandnageltje beweegt zich traag naar die damschijf en schuift de steen dan een beetje aarzelend naar links, naar rechts, naar voren ….gàt-vèr-dàm-me. De kwelling spuit uit haar ogen. Hun avond is snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij heeft het er verder ook niet meer over.

‘Wil jij nog iets bijzonders voordat je gaat slapen, schat?’vraagt zij
‘Ja, ik zou wel weer eens een keertje lekker gepijpt willen worden. Dat is toch mijn beste slaapmutsje.' 
‘Ga er dan maar eens lekker voor liggen,  knul. Je weet, we hebben hier geen uren de tijd voor, hè? Morgen is het weer vroeg dag. Ontspan je. Nou zeg, die piemel van jou weet ook niet van ophouden.’
'Het was lekker, hoor. Kan ik jou misschien ergens mee verwennen, schat?'
‘Nee hoor, dat is niet nodig. Ga jij maar lekker slapen. Ik help mezelf zo wel, schat. Dan val ik daarna als een roosje in slaap, zeker weten.’
Tsja, zo gaat het daar nu eenmaal.

vrijdag 26 augustus 2011

Deejay

Radiozenders. Ik hoor ze alleen als ik op de sportschool ben. Thuis ben ik de afgelopen veertig jaar niet op het idee gekomen de radio aan te zetten. Nieuws en info haal ik wel uit kranten, tijdschriften en tv. Voor die tijd luisterde ik wel graag naar Radio Veronica of  Radio London  popzenders met goeie muziek en deejays die je serieus namen. Deejays die je aanspraken als volwassene en niet, zoals tegenwoordig als halve gare puber.
In de sportschool vult de radio hard en meedogenloos elk hoekje elk gaatje met een giga hoeveelheid decibels.

Het zou me niet verbazen als ik vele kilo’s zou verliezen door alleen maar stil,  midden in de fitness-ruimte te blijven staan. Alleen al het geluid trilt met gemak de nodige grammetjes vet uit mijn lijf. Maar daar kies ik niet voor. Ik ga naar het roeiapparaat. Een half uurtje cardio.

De deejay brengt een stukje wereldnieuws: over Syrië, dat land waar het leger met tanks en mitrailleurs op zijn eigen burgers schiet:
een kritische cartoonist is door de geheime dienst van Assad, de president van Syrië, opgepakt. Hij is gemarteld; zijn vingers zij gebroken en hij is als oud vuil langs de weg gesmeten. Daar werd hij gevonden. Hij was nog in leven.

Het lijkt alsof de deejay dit schokkende nieuws leest voor een groep baldadige peuters of dronken pubers. Alsof het iets verrassends lolligs is. Voor de deejays lijkt alles feest. Zelfs deze gruwelijke marteling wordt gebracht als een smakelijk hapje; een feestje. Als het enigszins kan, maken ze er nog een leuke quiz van:
‘Hoe heet deze gemartelde cartoonist ha, ha, ha? Voor de eerste beller met het goede antwoord ligt er een Manicuur Arrangement klaar bij ‘Sweety soft’ met filialen door het hele land.’

Zou er nou nooit eens iemand tegen zo’n deejay zeggen dat ie een toontje lager mot gaan zingen? Zouden ze niet gecoacht worden? Ik zal toch niet de enige zijn die me als kleuter aangesproken voelt door zo’n schreeuwlelijk.

Ik hoef niet zo nodig te fitnessen met die teringherrie. Met Bram, de sportschool schoonmaker, praat ik er wel eens over. Hij klaagde tegen mij ook al eens over pijn aan zijn oren van die muziek. Ik zeg tegen Bram:
‘Nou, jij weet toch wel waar die tuner staat?’
‘Ja, dat wel.’
‘Nou, dan trek je toch gewoon de stekker er uit en dan knip je hem een paar keer door.’
‘Ja, kan ik  proberen maar die draad ga ik niet doorknippen, ik leg hem er gewoon naast’  zei Bram, ‘dan zie ik wel hoe het loopt; hebben we in ieder geval even rust.’

Vandaag kom ik de sportschool: een weldadige rust en stilte. Ik hoor het heffen en neerkomen van de halters; het machtige gekreun na de intensieve sportprestaties; alleen uit  de spinning- en zumbaruimte klink de muziek  nog onnodig hard. Daar moet Bram morgen nog maar eens wat aan doen. Maar voor Bram is er geen morgen meer. Althans niet in deze sportschool.  Aan de koffie hoor ik dat hij Bram er uit gefikkerd is. Ontslagen omdat hij de stekker uit de tuner getrokken heeft. Hij is verraden door de receptioniste. Zij zag het hem doen; hij stond het snoer nog door te knippen boven de vuilnisbak. De baas belde hem en zei dat ie kon gaan. Bram snapte het wel.
De receptioniste kan pas om half tien in de snoertjeswinkel terecht voor een nieuw snoertje. Tot die tijd geen muziek in de sportschool.


Nu blijkt dat veel sporters niet kunnen of niet willen sporten zonder muziek. Zeventien liepen er een beetje bozig weg.  Ik zal eens gaan praten met de leiding van de sportschool over de vraag of ze een 'stilte dag' willen inlassen; een dag per week een stille sportschool. Heerlijk lijkt mij. 
Ook heel belangrijk natuurlijk is, wat mijn medesporters hier van zullen vinden. Want misschien ben ik wel de enige.

dinsdag 23 augustus 2011

Weer

Over het weer kan ik dit jaar beter niks schrijven, toch? Of hooguit één keertje? Nou vooruit dan maar, want als het ergens op de wereld klote weer is dan is het wel in Nederland anno 2011.  Vandaag, ik schrijf dit maandag 22 augustus, zou het een prachtige zomerse dag worden met temperaturen oplopend tot 27 graden. Maar nee. Even schijnt het zonnetje……(zonnetje: duizenden malen groter dan de aarde!!), dan komen de wolken en wordt het wordt allengs steeds frisser. Vervolgens gaat er ook nog ineens een koel windje waaien. Beetje herfstachtig wordt het. Alleen vallen de bladeren nog niet zo massaal. Ik zit nu in het altijd iets koudere Rotterdam Noord om 12.00 uur is het nu  18 graden; ongelogen. 
Toen ik me hier, buiten in mijn volkstuintje, ging klaar maken om dit stukkie te schrijven, liep ik in mijn (witte) korte broek en in mijn (witte) blote bast: temperatuur toen 24  graden. In no-time was het dus afgekoeld van 24 naar 18 graden. Geloof me: dat is echt niet lekker meer.  Gelukkig had ik zelf nog een temp van 37 graden.18 graden is natuurlijk geen vrieskou maar je verwacht het toch niet in augustus. Ik ben ook veel te optimistisch gekleed………heb natuurlijk geen jasje bij me, geen lange broek. Ik zit  met kippenvel een beetje te bibberen, mijn beenharen, en dat zijn er nogal wat, staan recht overeind; ik kan nauwelijks normaal zitten.

Normaliter vertrouw ik die weerknakker van het NOS-journaal, die Erwin Krol wel. Vandaag heeft hij me flink teleur gesteld.
Mijn vrouw heeft hier op de tuin godzijdank  nog wat kleren hangen. Een jasje, een broekje, met heel erg veel knallende kleuren, echte vrouwenklerenkleuren; beter wat dan niks. Op zich houd ik wel van kleurrijke opvallende kleding maar niet vandaag; niet op de tuin en zeker niet als het pokkenweer is.

Wanneer dit schrijfsel klaar is, zeg ik tegen mezelf:
’Kom ik ga lekker naar huis fietsen; waarom zou ik hier nog blijven?’ Omdat het zou gaan miezeregenen. Daarom. Maar hoe moest ik nou weten, dàt het zou gaan mieze regenen? Het weerbericht meldde daar niks over. Miezeregen, daar word je het natst van. Iedere Nederlander weet dat. Van miezeregen word je het natst.  Dat zegt  ook iedereen tegen elkaar:
‘Jaaaa, het regent.’
‘O, regent het?’
‘Ja, maar pas op hoor! Het miezeregent en dan je weet het toch wel?’
‘Wat weet ik dan wel?’
‘Nou dat je van miezeregen het natst wordt.’
‘O, ja, zeker, van miezeregen, ja, zeker. En ook de daken worden dan nat.’

Nou heb ik al-tijd regenkleding bij me maar toevallig vandaag zaten mijn fietstassen volgepropt met allerlei tuinzooi. Ik had de regenkleding eruit gegooid, want Erwin Krol .......... nou ja..... Er zit niks anders op dan in die kleurrijke kleding van mijn vrouw en die van mezelf, die ik eronder aan had, naar huis te fietsen. Zeik zeiknat. Daar had de miezeregen slechts drie minuten voor nodig.  Nogmaals bedankt Erwin!

Tussen twee haakjes: ’s winters voorspelt Erwin merkwaardig genoeg het weer bijna altijd goed: voorspelt hij sneeuw dan komt er sneeuw; voorspelt hij vorst dan wordt het vorst. Behalve die keer dat er ijzel kwam, daar had Erwin  niks over gezegd. Ik stap de deur uit en lig gelijk plat op mijn bek. Twee snijtanden van mijn bovengebit door mijn bovenlip en aan diggelen. Bloedbad. Sedertdien heeft mijn tandarts lekker verdient aan me. De tandjes zijn nadien, sinds de winter van 1995 al acht keer afgebroken en opnieuw gerestaureerd.
Trouwens nu ik het toch over die weermannen heb. Die nieuwe vrouw van het weer bij het journaal, de dochter van Erwin Krol zal ik maar zeggen, ….ik word he-le-maal gek van dat mens. Ze is een heel leuk verschijning, daar niet van maar ze praat me toch alle jezus snel; voor mij althans, dat tempo kan ik niet echt niet volgen. Ze maakt, terwijl ze haar  tekst afraffelt,  allerhande, onduidelijke, niet funktionele  gebaren: haar bewegingen houden het midden tussen luchtmasseren en dirigeren. Nu eens wappert ze  snel met haar handjes over een soort landkaart om aan te geven hoe lucht, met of zonder regen (grrrrrrrr)  zich verplaatst en dan weer kijkt ze recht de camera in en gaat ze aan het luchtmasseren of dirigeren.
Ze is voor mij dus niet te volgen. Ik vermoed dat ze het zelf ook niet volgt: ze zegt een uit haar hoof geleerd lesje op.


Nu ik, deze zomer, noodgedwongen in Nederland bivakkeer, valt het me allemaal zo vies tegen zowel die onbetrouwbare weersvoorspellers als het abominabele weer.
Wat hebben we hier nou aan het KNMI? Niks toch?
Dus wat dat betreft zouden we het geld voor Erwin Krol, zijn dochter en het KNMI   beter eens een tijdje aan iets zinnigers kunnen besteden: bijvoorbeeld aan pannenkoeken bakken voor eenzame, armlastige ouderen in armetierige verzorgingsinstellingen; (ik noem maar een zijstraat). Dan kunnen die mensjes, ook al is het maar kort, genieten van een zonnetje in hun verder zo miezerige leven. Ja toch zeker? Niet dan? 

donderdag 18 augustus 2011

Een openhartig gesprek


We kennen hem allemaal als de Nederlands kampioen 'Mens erger je niet' bij de heren: Halle Stappen. In dit uitgebreide gesprek gaan we het niet hebben over zijn mooie sport en sportprestaties maar vandaag gaan we een beetje de diepte in.
 
Waarom, Halle,  maak je het jezelf, qua uiterlijk gesproken dan,  toch altijd zo moeilijk, zeker wanneer het best ook makkelijk zou kunnen. Nu eens vertoon je je als een net heertje, dan weer als een soort clochard. En daarbij wek je regelmatig de indruk, een actieve relnicht te zijn, met je strakke broeken, je dandy jasjes, je sjaaltjes en je schoenen in allerlei ogenpijnigende kleuren. Nù zie ik je weer lopen met een iel paardenstaartje achterop je hoofd. Nog niet zo héél lang geleden had je een  warrige ‘krullenbol’ en daarvòòr trok je de aandacht met een glimmende kale knar. Nu ben je glad geschoren en morgen ben je weer baarddrager. Allemaal moeilijk te rijmen, hoor!  Waarom vertoon je je nu eens schreeuwend uitbundig en dan weer verstikkend  saai; niet alleen buiten maar ook op straat.

Uitbundig? Saai? Nicht? Je stort nu wel ineens een heleboel tegelijk over me uit, zo aan het begin van dit gesprek! Wat wil je nu van mij?

Welnu Halle, reageer om te beginnen eens op je wisselende ‘haardracht’ .

Nou, ik kies steeds voor een andere haardracht; als je kaal tenminste ook een ‘haardracht’ mag noemen.. Die kale kop, ja, dat was destijds tamelijk impulsief. Het begon in het jaar 2001 in de TGV op weg naar Frankrijk. Ik maakte me in de trein een voorstelling van hoe ik er zonder hoofdhaar uit zou zien en in mijn lichtelijk manisch optimisme van destijds, zag ik er kaal wel redelijk goed uit; beter in ieder geval dan met dat kortgeknipte grijze kransje, dat toen op mijn hoofd groeide.
De hotelkamer in Lyon had een ruim ligbad, alsof  ik een half jaar terug, toen ik deze kamer boekte al wist wat hier zou gaan plaatsvinden. Zoals altijd  had ik mijn elektrisch scheerapparaat meegenomen. Ook  had ik de spulletjes om me nat te scheren bij me: scheerzeep, de -kwast, -mesjes en het -apparaatje en last but not least: aluin. Aluin stond bij alle mannen vroeger op de wastafel. Het is een bloedstelpend middel en het gebeurde nogal eens, dat bij het scheren per abuis een stukje hoofdhuid gescalpeerd werd. Met de toename van het elektrisch scheren is het aluingebruik omgekeerd evenredig afgenomen.
In Lyon onthaarde ik niet  alleen mijn hoofd, ook de rest van mijn lijf. De details hiervan zal ik je besparen.    

Goed en toen was je helemaal kaal, Halle. Je stapte daar Lyon in en iedereen vloog je om je nek? Je hoefde alleen maar op een willekeurig plein in Lyon  te gaan staan en van alle kanten komen lieftallige Franse dames aangerend, roepend: ‘Oooooh, kijk daar nou toch eens een allemachtig leuke kale man staan!’ Je moet het op een lopen zetten om niet door ze verpletterd te worden.
  
Proef ik hier enig sarcasme?  Natuurlijk gebeurde dat niet! Ik was destijds vijftig. Een ouwe man. Heb jij wel eens gezien dat vrouwen in katzwijm raken van kale vijftig plusser? Nee toch zeker?
Zelf vond ik wel dat ik er een ietsiepietsie beter uitzag zònder dan  mèt haar. Het maakte me iets jonger. Wat ik verder had weggeschoren wist en zag niemand nog. Pas later, op het strand, in het zwembad of in bed hoor ik wel,wat anderen van die verdere ontharing vinden. Als ik af ga op alle reacties is mijn conclusie, dat  de ene  helft het leuk en de andere helft het nogal raar vindt.

En je naaste familie ... laat me raden ... ze lachten je uit?

Mijn echtgenote kwam haast niet meer bij van het lachen, toen ze mij ineens zo kaal, zo bloot zag. Vooral toen ze me voor het eerst in ons huwelijk ook zonder schaamhaar zag. Eerlijk gezegd vond ik dat ook wel een vreemd gezicht. Maar ik moest er niet zo onbedaarlijk hard om lachen als zij. Ze vond het van mijn kale kop vooral zonde, want zij houdt van haar; hoe weinig ook. Ze is, zo laat ze regelmatig horen, verliefd geworden op mijn weelderige krullenkop.
Zo’n verandering, zoals die hele  ‘ontharingsoperatie’, heeft met mijn wisselende stemmingen te maken. In de, zeg maar, manische opwinding wilde ik  gewoon iets heel anders. Ik denk dan gedurende een paar weken regelmatig aan ‘alles ontharen’. Ik praat er met niemand over. Vergeet het ook vaak weer. Bedenk me hoe ik het zou kunnen doen en waar. Het is een soort geheimpje. Dan vergeet ik het weer even. En dan hoeps ... doe ik het en  zit ik ineens kaal in dat hotel.

 We hebben tot nu toe alleen over uw kaalheid gesproken. Laten we eens wat afzakken naar uw schoeisel. Paarse, witte, zwarte en rooie schoenen. Voor een vrouw de normaalste zaak van de wereld maar een beetje vent doet het doorgaans toch met minder. Het lijkt bij u soms wel een schreeuw om aandacht.

Wat is er mis met een beetje aandacht vragen? Doe ik iemand kwaad met lopen op fraai gekleurde, modieuze schoenen? In feite is het hier weer van het zelfde laken een pak: stemmingen. Voel ik me licht, zit ik lekker in mijn vel, dan  pak ik mijn rooie schoenen. Op paars en zwart loop ik alleen als ik me zwaar klote voel. Wit draag ik bijna nooit. O ja, met sporten ... dan heb  ik vrijwel uitsluitend witte sportschoenen aan.

Dan je jasjes, gilletjes, sjaaltjes, t-shirts in allerlei felle kleuren, strakke broeken. In sommige kringen herinnert men u zich als de man met de nichtensjaaltjes? Deert u dat niet?

Nee, niet in het minst. Van jongs af aan tot op de dag van vandaag verslijten mensen in mijn omgeving mij voor homo. Kan ik me nog voorstellen ook, omdat ik me soms nichterig gedraag. Vind ik leuk. Jammer vond ik wel dat de moeder van mijn beste vriend, Stef, niet wilde dat hij met me omging. Stef en ik waren toen veertien. De moeder van Stef noemde me ‘een mietje’; ze wilde niet dat haar zoon zou worden als ik.
Ik heb er geen last van. Het gekke is dan wel weer, dat ik me in neerslachtige tijden uitermate kan generen over hoe ik me gemanifesteerd heb in mijn manische perioden.
Maar ook de gêne daarover is van snel voorbijgaande aard. Een miniem zetje vanuit mijn hersenen kan me vervolgens gewoon weer nichterig laten flaneren in mijn oranje broek, zwarte  t-shirtje, wit colbertje, veelkleurige zijden sjaaltjes en m’n flamboyante zomerhoed.

Halle, hartelijk dank voor dit openhartige gesprek.        

maandag 15 augustus 2011

Chaos in m'n kop

De nu vijfenzeventig jarige Tonia mag wel de bekendste inwoner van onze wijk genoemd worden. Iedereen kent háár; zij kent iedereen. Ze is trouwens de moeder van Rina, de vrouw  over wie ik onlangs schreef: mijn neerslachtige  overbuurvrouw, die altijd gehuld is in het zwart. Moeder Tonia doet he-le-máál niet aan wat voor mode dan ook. Zij kleedt zich in de meest onmogelijke combinaties. Het liefst loopt ze zowel in, als  buitenshuis op pantoffels en geitenwollen sokken. Met een lange broek of nylons heb ik haar nog nooit gezien: wel in lange soepjurken met daar overheen een bruin of grijs herenvest.

Tonia is het tegendeel van dochter Rina. In haar jonge jaren babbelt Tonia zeker met zo’n vijftig mensen per dag op straat. Haar dochter maakt nu hooguit met één voorbijganger per week een kletspraatje. Meer dan genoeg voor haar.
‘Er is al chaos genoeg in mijn kop,’ zegt Rina.

Vreemd genoeg zegt moeder Tonia, dat het ook bij haar nogal chaotisch is in haar hoofd,  maar voor haar zijn die talloze gesprekjes juist dè manier om die chaos in haar hoofd even buitenspel te zetten. Zeker vijftig gesprekjes per dag, logisch dat Tonia regelmatig verzucht dat de dag voor haar te kort duurt.

Niet alleen de wijkbewoners kennen haar, ook bij politici en zelfs enkele burgemeesters is ze bekend. Die komen bij haar op de koffie. Gewoon alleen maar koffie drinken, want Tonia is nooit een uitgesproken politiek figuur geweest. Zo onder een bakkie leut met de burgemeester, liet ze zich wel eens iets ontvallen, bijvoorbeeld over een net, groot gezin in de buurt, dat  zowel slecht als klein behuisd was.
‘Dat kan toch niet, hè André,’ (ze mocht die burgemeesters bij hun voornaam noemen) daar moet toch wat aan gebeuren! En de enige die daar snel wat aan kan doen ben jij toch,’ zei ze dan tegen André, de burgervader. Ze lacht haar enig overgebleven tand bloot, knijpt haar oogleden, waarop één grote wrat en vele kleine wratjes dicht,  en geeft hem een joviaal zetje met haar schouder.
Hoe afstotend Tonia er in feite ook uitzag, haar charme leed er nooit onder. Met haar vriendelijk uitstraling en jarenlange inzet, kreeg ze ontzettend veel gedaan bij de hotemetoten op het stadhuis; voor mensjes in onze buurt die het heel erg nodig hadden. 
‘Ik kan niks beloven, Tonia, ik ga niet over de verdeling van huizen,’ zei burgemeester André dan, maar in negen van de tien gevallen zat dat gezin toch mooi binnen een maand in een passende woning.   
Ook als een buurtgenoot  even krap bij kas zat, weet ze wat geld voor hem los te peuteren bij de kerk, ze is helemaal niet gelovig, eerder religieus maar toch. Van alcoholisten of anderszins verslaafden moest Tonia niks hebben. Ze stond wel altijd klaar voor de gezinsleden, die te lijden hebben onder die verslaving.
Uit de hele wijk komen mensen regelmatig met dozen en zakken met oude maar nog goed draagbare kleding bij Tonia aanzetten. Zij kijkt wel eerst nog even of er wat voor haar bij zit, dat legt ze apart en de rest brengt ze dan naar het wijkpastoraat ofwel de kerk en van daaruit wordt de kleding weer verkocht.  Van de opbrengst kunnen dan weer wat mensen geholpen worden.

Tegenwoordig rijdt Tonia rond in een scootmobiel; zo’n soort voertuig krijg je niet zó maar. D’r benen zijn helemaal op. Ze zit nu voornamelijk thuis. Rina wil zo af en toe nog wel eens met haar moeder een rondje maken door de wijk. Zij stelt alleen de uitdrukkelijke voorwaarde, dat haar moeder onderweg niet Jan en Alleman aanklampt om een praatje mee te maken.  Goed, daar houdt ma zich keurig aan. Alleen: bijna alle voorbijgangers die ze tegenkomen zijn bekenden van Tonia, die kletsen dus gewoon tegen haar aan. Wordt zo’n rondje door de wijk toch nog een verzoeking voor Rina.