Posts tonen met het label taxi. Alle posts tonen
Posts tonen met het label taxi. Alle posts tonen

woensdag 29 juni 2022

The Gerca's

Mijn buurvrouw, Ada,  is nu anderhalf jaar alleen. Haar man, Carel Bending, heb ik nauwelijks gekend. Als ik hier kom wonen, nu drie jaar terug, loopt hij al in de Daniel den Hoed….nou, dan weet je het wel. Hij  komt weinig buiten. Alleen voor het hoognodige eigenlijk. Taxi in taxi uit naar het ziekenhuis. Soms zie ik hem in zijn tuintje zitten; plukt hij  onkruid weg. Hooguit een keer per week laat hij Grover, hun boxer, uit. De laatste keer dat ik hem dat zie doen wordt hij door het nog jonge, speelse beest ondersteboven getrokken. Carel is veel te fragile geworden, om dat sterke beest te kunnen houden. Het doet hem pijn dat hij nog maar zo weinig kan. Hij zit zich van binnen op te vreten, als hij die kleine tengere Ada van hem,  met die loodzware boodschappentassen ziet sjouwen. Vreselijk vindt hij dat. Hij kan zich er nu wel druk om maken maar hij kan er toch niks aan veranderen.

Ik zie hem nog buiten op een heerlijk lentedag. Ada rijdt hem in zijn rolstoel naar het binnenterrein en zet hem in de schaduw van de kastanje; zijzelf zit op een bankje naast hem. Alsof hij haar wil verrassen, pakt hij schielijk iets uit zijn binnenzak ... het is zijn mondharmonica ... heel mooi, lief, met al wat hij kan ... speelt hij ... ’Summertime ... when the living is easy’ ... Ada legt haar hoofd op Carels schouder.

Carel Bending speelt mondharmonica. Samen met zijn broers Theun en Ger,  vormt hij een trio, dat in Rotterdam en wijde omgeving rond 1960 zeer succesvol is. The Gerca’s (van Theun, Gerard en Carel).  Voor de wat oudere Rotterdammers hoef ik de volgende titels alleen maar te noemen: ‘Strakjes op mijn schoot, mijn schat’, ‘ Oh, Ada blijf nog even hier’ en natuurlijk  ‘Zo dalijk, als boven ik ben’. Stuk voor stuk zijn dat teksten en melodieën, die nooit meer stuk kunnen. Ze zitten in het collectief geheugen van de Rotterdamse 65-plusser gegrift.

Tussen 1955 en 1965 ligt hun bloeiperiode. In die periode verdienen ze meer dan lekker. Op verlovingen, bruiloften, jubilea, bedrijfsfeestjes overal in de regio worden ze gevraagd. Tussen 1960 en 1965 zijn ze het populairst. Ze zouden dan wel drie optredens per avond kunnen verzorgen maar ze houden het op twee. Zo doen ze een verloving van zeven uur tot half negen en dan er gelijk achteraan een trouwfeestje van negen tot pakweg middernacht.

Honderdvijftig gulden de man vangen ze op zo’n avond. En dat is heel mooi in die tijd. Omgerekend naar de hedendaagse euro is dat driehonderd de man. Na de optredens, die doorgaans rond middernacht eindigen brengt Ger  zijn broers met zijn auto  naar huis.

Ondanks de grote populariteit van The Gerca’s blijven de leden met beide benen op de grond staan. Ze hebben nooit de illusie dat ze tot hun pensioen kunnen leven van de muziek. Daarom werken ze in de succesperiode gewoon door in hun andere bedrijf:  Gerca’s Leesportefeuille. De broers doen daar goed aan.  Want de opkomst van de rock and roll, blues en beat in het begin van de zestiger jaren, hakt er flink in.  Van de oude garde moet menig bandje of solist in die periode het afleggen tegen de opkomst van de rockbands.  Zo ook The Gerca’s.

Ze komen na 1965 nog minstens een keer per week bij elkaar. Nu eens bij de een; dan eens bij de ander thuis. Zomaar om wat nummers te spelen. Tot Carel zo slecht wordt dat het echt niet meer gaat.  Voor Theun en Ger hoeft het dan ook niet meer. Ze stoppen definitief.


zondag 6 maart 2022

BLUT


Vandaag moet ik opeens denken aan een verhaal dat ik van iemand hoorde. Het  verhaal kwam van een  vrouw, een oud, lelijk vrouwtje, dat weet ik nog wel. Wie precies kan ik me niet herinneren. Laten we haar voor het gemak Petra noemen. Gek genoeg kan ik me ook het exacte verhaal niet meer herinneren. Wat ik wel zeker weet is dat het verhaal de volgende componenten bevat:  Holland Amerika lijn (HAL), Hotel New York, twee Engelse mannen, een beurt, een taxi en een hoer. Het verhaal gaat ongeveer zo:

Op een van de cruiseschepen van de Holland Amerika lijn, de Statendam, ontmoet de dan  ‘niet zo mooie, tamelijk jonge vrouw’, een stel Engelse vrienden, laten we hen eveneens voor het gemak Tim en Tony noemen. De vrouw werkt op het schip als gastvrouw. Ze staat onder haar collega’s bekend als mannengek. Ze pakt, wat mannen betreft, eigenlijk alles wat ze pakken kan. Geen vreemd verschijnsel bij een ‘niet zo aantrekkelijke vrouw’. Mannen, al dan niet knap,  doen in feite precies hetzelfde naar vrouwen toe, als ze geil zijn. Deze gastvrouw zorgt er wel voor dat ze nooit wat tekort komt. Het moet gezegd: zij is onverzadigbaar. Ook Tim en Tony laten zich haar vleselijke lusten danig wel gevallen.

 Tim en Tony gaan met de Statendam in drie weken tijd heen en weer, van Rotterdam naar New York. Ze komen uit het Engelse Newcastle. Het zijn fanatieke honkballiefhebbers. Baseball noemen ze die sport in de USA. Vreemd genoeg is honkbal in Engeland he-le-maal niet populair. In Engeland tellen eigenlijk alleen cricket en voetbal, in omgekeerde volgorde dan. De vrienden willen dit jaar de kampioenswedstrijd zien tussen de New York Yankees en de Atlanta Braves.  De Yankees zijn al 27 keer kampioen geweest van de USA. De  Atlanta Braves pas 4 keer. Toevallig wel de laatste vier jaar. Voor Tim en Tony hoeft dat geen vijfde keer te worden. Ze zijn namelijk hartstochtelijk fan van de New York Yankees. Ze réízen zelfs in het tenue van hun favorieten:  petje, t-shirt, lange sportbroek, kousen en schoenen.  Ook hebben ze een bal, een honkbalknuppel en honkbalhandschoenen  meegenomen. In de gangpaden van het cruiseschip staan ze af en toe een balletje te gooien ... dat is wel oppassen, want zo’n balletje is loeizwaar. Ze zijn zo verstandig om op de boot de honkbalknuppel niet te gebruiken. Dat zou alleen maar brokken geven. 

In New York geeft Petra aan, dat ze ook mee gaat naar de match.  Op de zwarte markt heeft ze een peperduur kaartje gekocht. Eerst wilde niet zeggen hoeveel ze ervoor heeft moeten neertellen. Later kwam het  er uit: maar liefst zevenhonderdvijftig dollar. Het is veel geld, maar tóch nog niet zo makkelijk om aan die kaartjes te kómen. Tja, als gastvrouw bij de HAL heeft ze zo haar internationale contacten. 

Met zijn drieën, Petra heeft zich tussen Tim en Tony in gewurmd, genieten ze van de wedstrijd. Aan Petra is het duidelijk af te zien, dat ze geen bal verstand heeft van deze sport. Onophoudelijk zit ze  te springen, te gillen en te juichen. Herhaaldelijk valt ze de jongens uit enthousiaste onwetendheid om hun nek. Tim en Tony worden er horendol van. Uiteindelijk winnen de New York Yankees hun achtentwintigste titel. Dolgelukkig zijn de jongens daarmee.

Het is al tegen middernacht als de Statendam weer in Rotterdam aanmeert. Het is vooral voor Petra een duur reisje geworden. Desondanks nodigt ze, ten afscheid, de boys uit samen, op haar kosten,  nog wat te eten in Hotel New York. Dat is het hotel waar de jongens overnachten, voordat ze vroeg in de ochtend weer terug reizen naar Newcastle.  Het eten (en de wijntjes) smaken verrukkelijk. Hotel New York heeft een uitstekende keuken. Petra betaalt. Iedereen blij … totdat zij merkt dat ze dan helemaal blut is: geen cash meer heeft,  geen saldo meer op haar bankpasje. Dus ook geen geld meer om de taxi naar huis  te betalen.

Vijftig euro heeft ze minstens nodig om thuis te komen. In Crooswijk. De maatjes zijn niet te beroerd om haar ieder vijfentwintig euro geven maar … daar moet wel wat tegenover staan, vinden ze allebei. Voor dàt geld is Petra wel bereid om,  op hun kamer in Hotel New York, eerst Tony en vervolgens Tim een beurt te geven.

‘Toen heb ik me echt een hoer gevoeld,’ verzucht Petra, het inmiddels oude, lelijke wijfie.