Posts tonen met het label rolstoel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label rolstoel. Alle posts tonen

vrijdag 4 november 2022

HAP, SLIK, WEG.

Mijn broer Simon, is eenenzestig en functioneert op het niveau van een peuter van anderhalf. Hij woont in Strijen, althans daar staat zijn bed, in een Instelling voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten. Ik ga een paar uurtjes bij hem op bezoek.

Qua conditie is hij nog een van ‘de besten’ daar. Hij is voornamelijk verstandelijk gehandicapt. Heeft dan wel suikerziekte en is half blind, een rolstoel heeft hij niet nodig en met zijn begeleiders kan hij redelijk communiceren. Zijn vijf medebewoners zijn dubbel gehandicapt: er valt geen woord met ze te wisselen en ze hebben allen een rolstoel of een ander hulpmiddel nodig om zich voort te bewegen.

Als ik die zondagmiddag bij Simon op bezoek ga, zit hij met vijf andere bewoners plus de begeleidsters Toosje en Edith, aan de patat-mèt. De borden zijn net vol geschept. Ik mag ook aanschuiven maar sla de uitnodiging af. Ik heb net een groot bord muesli naar binnen gewerkt. Patat wordt blijkbaar ook hier als een lekkernij  beschouwd, gezien de grote, hongerige ogen van de meeste bewoners.

Mijn broer lust alles. Hij is een (broodmagere) veelvraat en een razendsnelle eter. Als hij de kans krijgt tenminste. Want de leiding hier, wil hem eetmanieren bijbrengen. Zijn hele leven lang heeft hij zijn eten zonder te kauwen naar binnen kunnen proppen en net nu de tandarts zijn laatste paar tanden en kiezen heeft getrokken, roept de leiding in koor: ‘Simon, kauwen!!’ Het valt om de donder niet mee voor hem, om te kauwen met dat sompende tandvlees. Ze zullen het wel goed bedoelen. Een begeleidster heeft de patatjes voor Simon in kleine partjes gesneden , hij prikt ze één voor één aan zijn vork en … hap, slik, weg.

‘Nee, Simon, even wachten. Simon!! Eerst je mond leeg eten,’ zegt begeleidster Toosje, ‘én kauwen!’. Zij kijkt hem streng doch liefdevol aan en houdt nu onverbiddelijk zijn hand met vork vast tot ie zijn mond leeg heeft. Zolang zijn hand vastgehouden wordt zit Simon onrustig te bouncen in de richting van zijn bord en weer terug. Zodra Toosje zijn hand loslaat pakt hij zijn flitsende eettempo weer moeiteloos op.

Helemaal weggedrukt op de zitting van haar rolstoel, zit vijftig plusser Karin, een piepklein, gremlin-achtig wezentje, moeilijk te doen. Bij elk patatje dat haar aangeboden wordt draait  ze demonstratief haar hoofd om, slaakt een kreet die door merg en been gaat, steekt haar tong uit en wanneer het patatje uit haar zicht is verdwenen, likt ze met haar buitensporig grote tong aan haar rechter bovenarm, van onder naar boven. Dan weigert ze nòg eens een patatje … weer die kreet en weer likt ze aan haar bovenarm … een ritueel dat zich nog enkele malen zal herhalen.

Ik schrik me te pletter, als epilepticus Tom, die, uit voorzorg, met een soort wielrennershelm aan tafel zit, van zijn stoel dondert en beangstigend gaat liggen stuiptrekken en schuimbekken. Van schrik heb ik een deel van mijn inmiddels lauw geworden  koffie over mijn witte overhemd gegooid ….. de anderen hier zijn dat blijkbaar van Tom gewend. Hoe dan ook: ze laten zich de patatjes er niet minder om smaken. Geduldig wordt Tom weer door beide begeleidsters in de eethouding gehesen; nog even het schuim van zijn mond en klaar is hij weer.

 

Harold is een langzame eter, hij is de incontinente senior van de groep (tegen de zeventig schat ik hem). Hij zit de godganse dag met een halve theedoek in zijn mond te soppen … ook onder het eten gaat hij daar het liefst mee door. Hij heeft er bolle wangen van gekregen. Hem die theedoek ontfutselen  is schier onmogelijk. Na elk patatje gaat die doek weer naar binnen.

De tijd breekt aan voor het altijd feestelijke toetje: Simon volgt vanaf de eettafel met een begerige blik, alle bewegingen van Edith en Toosje in de keuken. Zij maken voor ieder een beker yoghurt met sinaasappelsiroop en zij lossen daarin de noodzakelijke medicijnen op. Een klusje dat alle aandacht opeist van de dames.

Simons toetje staat nog maar goed en wel voor zijn neus of hij grijpt het met twee handen vast, flapt zijn buiten proportionele  tong uit zijn mond, klapt die tegen de beker en gooit de hele inhoud in  no-time achter in zijn keel. Zijn van gulzigheid nog waterige ogen schieten zowat uit zijn kassen als hij de hardste boer van de dag laat. De koffie heb ik godzijdank inmiddels al op.

Met een natte washand poetsen Toosje en Edith nog even de gezichten schoon en niet eerder dan na het gristelijke danken, mag iedereen van tafel.

Ik wandel met Simon nog een uurtje in het fraaie park vlakbij de instelling. Zingen doen we dan ook. Hij kent nog aardig wat liedjes. Simon brult alléén de laatste paar woorden van elke liedregel mee:

-          ‘ … slaapt gij nog …’

-          ‘… witte stippen …’

-          ‘ … toemba, toemba … ’

-          ‘ … zo zwart als roet … ‘  (dat mag dan nog).

‘Hoe zorgeloos kan het leven toch wezen?’ Met  dank aan Toosje en Edith!

vrijdag 25 februari 2022

VOCHTIG WC-PAPIER

 Hij moest wel drie keer roepen voor ze reageerde en ze reageerde tenslotte omdat hij de derde keer ‘godverdomme’ aan haar naam vooraf liet gaan.

‘Ik kom zo naar beneden, man. Doe es effe rustig. Ik ben de was aan het opvouwen.’

‘Nee, ik doe niet rustig, Carla, kom godv … ‘

Carla heeft haar muziek al weer knetterhard aangezet; ze lalalalalalalaat mee met ‘Non je ne regrette rien’ van Edith Piaf. Dat nummer zet ze altijd op bij saaie klussen. Ook bij strijken, aardappelen schillen, ramen zemen en stofzuigen … dan is er tenminste nog iets moois om van te genieten.

Van heel ver af dringt er een iel stemmetje tot haar door. Ze zet de muziek zacht en hoort Theo.

‘ … poepen, verdomme Carla, ik moet poepen; ik kan het niet meer houden. Je moet nu gauw naar beneden komen!’

Ze stommelt meteen de trap af.

‘Ik kan toch ook niet ruiken dat jij moet poepen, Theo ... nou ja, hoewel …’

   … schiet nou maar op, ik doe het zowat in mijn broek.’

Carla rijdt haar vriend in zijn rolstoel naar de toilet; sinds kort hebben ze een invalidentoilet.‘ Dat is wel een zegen hoor, die invalidentoilet. Wat hebben we staan klooien in dat kuthokkie van één vierkante meter. Daar zijn heel wat ‘ongelukjes’ gebeurd. ‘t Is niks, maar hij moest dan ook altijd weer van onderen helemaal verschoond worden.’

Zij maakt zijn broek los, laat die alvast een beetje zakken. Om zijn rolstoel uit te kunnen komen moet hij zich optrekken aan Carla, dan draaien ze een kwartslag. Gelukkig is Theo niet zo zwaar. Ze trekt zijn broek nog wat verder naar beneden. Ze laat hem op de pot zakken, dan kan hij zijn gang gaan. Snel doet ze de wc-deur achter zich dicht. Ze loopt een eindje weg, de huiskamer in. De pers- en plonsgeluiden hoeft zij niet zo nodig te horen. Zij is nog niet klaar met hem. Deze klus is nou niet bepaald saai maar ze vindt het wel heel erg jammer dat ze hier ‘non je ne regrette rien’ niet knetterhard kan op zetten. Neuriën heeft ze al eens geprobeerd maar daarvoor heeft ze helaas geen power genoeg.

‘Carla, ik ben klaar,’ roept hij .

‘Spoel je zelf eerst even door, Theo?’ Dat vergeet hij nogal eens .. gééft helemaal niks, dan zèg ik het gewoon. Het scheelt in ieder geval een aardige lading stank. Als Theo zegt, dat hij ook al luchtverfrisser gespoten heeft, ga ik zijn kont afvegen. Ik gebruik van dat vochtige wc-papier van Edet, dat vinden we allebei wel prettig. Het veegt heel goed schoon, het ruikt ook zo lekker fris . Tot slot nog even handen wassen, Theo zijn broek aantrekken en hem weer in zijn rolstoel laten zakken. Dan zet ik hem voor de tv. Hij kijkt graag tv, die lieve schat, als het maar sport is; maakt niet uit wat.

Drie maanden geleden: Theo staat met een stel vrienden in het NEC-stadion naar de voetbalwedstrijd NEC - Vitesse te kijken. Het vriendenclubje is voor NEC en dat scoort: 1 - 0. Terwijl de uitbundige NEC-supporters juichen, dansen, en springen, stort opeens een deel van hun tribune in. Tientallen toeschouwers, waaronder Theo en twee van zijn vrienden, vallen van drie, vier meter hoog. Zijn maatjes mankeren nauwelijks iets. Theo heeft een dwarslaesie.

           

 

dinsdag 8 februari 2022

OPLETTEN

 Zes hoog is de flat. Op elke verdieping twintig appartementen. Ik woon op de zesde. Het is drie uur in de middag. De meeste buren hier ken ik niet eens. De meeste buren mij trouwens ook niet, denk ik. Een oude dame opent de toegangsdeur tot de flat. Ik glip met haar mee naar binnen.

‘Woont jij hier?’, vraagt de vrouw achterdochtig.

 ‘Jazeker,’ zeg ik tegen het dametje.

‘Heb je dan geen sleutel?’

 ‘Nee,’ zeg ik, ‘niet bij me.’

‘Dan kan je toch wel bellen?’

‘Ja, dat had ik kunnen doen.’

‘Waarom deed je dat dan niet?’

‘Er is nu, denk ik, niemand thuis.’

De lift is er. Ze stappen in.

‘Ik moet naar zes en u?’

‘Naar vier.’ 

De jongeman drukt op de knopjes.

‘Als je geen sleutels bij je hebt dan kan je er boven toch ook niet in.’

‘Ja, ik kan er wel in. Mijn buurman heeft ook sleutels van mijn huis.’

 ‘Waarom belde je daar dan niet aan?’

 ‘Ik vond het wel makkelijk om gelijk met u naar binnen te gaan.’

 ‘Woon je allang hier?’

‘Vier jaar.’

‘Zo, vier jaar al … vreemd …..ik heb je nog nooit eerder gezien.’

 ‘O,' zeg ik, ‘maar ìk ken u wel hoor!’

‘O ja?’

‘Jazeker, ik zie u en uw zus hier regelmatig in de hal wachten op de buurtbus..’

‘O ja, nu zie ik het ook. Jij bent van die rolstoel.’

‘Drie maanden heb ik in een rolstoel gezeten, ja.’

‘En je lóópt nu weer … daarom herkende ik je niet … je bent nu ineens zo lang.’

 ‘Ja, ik zit al een week niet meer in die rolstoel. Lopen gaat nog niet zo goed ….moet nog flink oefenen.’

‘Nou, doe je best dan, hè, zal ik maar zeggen.

‘Trouwens, mevrouw, wel goed hoor, dat u me daarnet niet zo maar liet binnenkomen.’

‘Ja, ik ben niet meer zo goed van vertrouwen. Heeft vast met mijn leeftijd te maken.’

‘U bent een van de weinigen hier die nog een beetje oplet.’

‘Tja. Nou, we zijn op vier. Ik moet er hier uit … dag, ik hoop dat je weer snel  goed loopt.’

‘Geen probleem! Dag mevrouw. Fijne dag!’