Posts tonen met het label pislucht. Alle posts tonen
Posts tonen met het label pislucht. Alle posts tonen

donderdag 22 juni 2023

DE POPPENDOKTER.

Via internet koop ik een kadootje voor mijn kleinzoon. Hij is bijna jarig. Ik zit achter mijn pc, tik op Google ‘Wheelybug Tiger’ in, dat is wat hij wil hebben. Ik krijg een stuk of tien verkoopadressen. Nu alleen nog de zaak kiezen met de laagste prijs- en verzendkosten. De volgende dag bezorgt Post NL het al. Makkelijk, zó een kadootje kopen maar je moet er wel een pc voor hebben natuurlijk. Anders ben je aangewezen op een reisje naar het stadscentrum want in negen van de tien Rotterdamse wijken zijn geen speelgoedwinkels meer. Voor winkels als Toys, Intertoy en Bart Smit moet je echt in het centrum wezen.

In de vijftiger jaren woon ik in Spangen. Uit de verhalen van mijn moeder weet ik, dat er in die tijd in Spangen twee speelgoedzaken zijn: de Poppendokter en ’t Hart. Die laatste zaak is wat groter, heeft meer speelgoed in voorraad en is ook wat moderner, overzichtelijker, netter. De Poppendokter is een rommeltje. Die zaak heet de Poppendokter omdat de eigenaar speelgoed repareert. Zijn specialiteit is poppen. Mijn moeder koopt liever niet bij die zaak. Ze krijgt sowieso al de kriebels van het hoge stemmetje van hem en behalve dat hangt er bij de Poppendokter een penetrante pislucht, alsof de dokter gewend is om, achter de toonbank zijn kleine boodschap te doen.

Mijn oudste zus heeft een pop, die gekleed is als non. Die pop is door een ongelukje beschadigd. Zij heeft een gat in haar wang. Diep treurig is mijn zus. Het is haar lievelingspop. Jammer, maar de mooiigheid is er nu vanaf.

Een zus van mama is echt een non. In een Brabants klooster. Die pop is precies zo gekleed als onze tante. Daarom is mijn zus zo gehecht aan die pop. Mama brengt de pop, stilletjes naar de poppendokter. Die kapotte wang laat ze daar ‘helen’.  Ze wil mijn zus verrassen  en  haar de ‘genezen’ pop   voor haar verjaardag geven. Als mijn zus vraagt waar haar zusterspop is, zegt mama, dat ze de pop haar heeft weggedaan, omdat ze zo’n lelijk wangetje heeft  en dat het toch nooit vanzelf meer mooi zal worden. Tegelijk met dat mama dat zegt, geeft ze een knipoogje naar mij. Dat vindt ik wel leuk (ik was echt een moederskindje).

Het loopt precies zoals mama het wil. Wat is mijn zus blij! Ze moet er zelfs een beetje van huilen, want ze dacht echt dat ze haar lievelingspop nooit meer zou zien. (Had mama haar even gefopt!) Mijn zus vindt dat de poppendokter het wangetje mooi hersteld heeft. Ik vind het foeilelijk. Het wanggat is gestopt, zoals mama  een gat in een ouwe rooie wollen sok zou stoppen. Haar ene wang is nu knalrood en haar andere roze. Voor mij is de poppendokter een klungel. Maar goed, het is mijn pop niet.

Ik ga zo eens googlen op ‘poppendokter’. Zouden ze er nog wezen? Mijn barbie Ken heeft zijn beentje gebroken. Hij is helemaal zielig. Ik ben benieuwd of ik vandaag nog ergens met hem terecht kan.

vrijdag 4 maart 2022

VERNEDEREN

Een lift kan niet praten. Zijn geheim neemt hij mee. Al vijf jaar lang kent hij zijn vervuiler. De vraag is alleen nog: wanneer is de grens bereikt?  

De lift is snel en schoon. Ik stap in op de vijftiende. Twee verdiepingen lager stapt  Rachid in, een joch van elf en zijn iets jongere zusje Aicha. Zij  heeft mandarijnen en pistachenootjes bij zich. Hij gaat helemaal op in zijn smartphone.

 “Naar school?” vraag ik.  

“Ja,” we hebben eerst schoolzwemmen. Ik kan al beetje zwemmen …  mijn vader niet... Rachid ook niet, hè Rachid?” Afwezig schudt hij zijn hoofd..

 “Nou, dan ga jij je vader en Rachid toch zwemles geven.?”

Rachid komt  even los van z’n speeltje:

   “Nee, kan niet, vader woont in Bijlmer”

   “En jij dan Rachid, wil jij zelf niet leren zwemmen?” Rachid laat zich verder niet door mij afleiden.

   In de hal spreek ik bovenbuurvrouw Janny. Gisterenmiddag lag er een plas in de lift.  Eerst denkt ze dat het water is maar bij het opdweilen ruikt ze een penetrante pislucht. Er heeft dus weer iemand in de lift gezeken.

   “We zullen het er vanavond wel over hebben op de bewonersvergadering, dit kan niet langer zo.”

Na de hele dag in de boekhouding te hebben gezeten, doe ik eens sportief en neem de trap naar de vijftiende. Zo dadelijk eten en dan om zeven uur naar de vergadering.

   Als ik de flat uitloop, zitten Rachid en zijn zusje op de stoep.

   “Moeten jullie niet naar binnen?”

   “Neen,” zegt Aicha, “moeder werkt … komt tien uur thuis.”

   “Heb je dan geen sleutel?” Rachid schudt alleen maar ‘neen’.  

   “Zag je die Rachid net nog zitten op het stoepje voor de flat? Beetje triest joch, hè, vind je ook niet?” zegt Janny in de pauze van de vergadering.. “Hij zit bij mijn dochtertje  in de klas. ’t  Is geen lieverdje, hoor. Hij luistert slecht, zit ook vaak te slapen in de klas. Laatst gooide hij een natte prop papier bij mijn dochter in d’r nek. Ik gelijk naar school natuurlijk. Hoor ik van haar meester, dat ze binnenkort geen last meer van hem zal hebben. Hij gaat naar een bijzondere school. Hier kan hij niet mee komen.”

   De bewonerscommissie weet niet veel raad met die rotzooi in de lift. Wie bevuilt er nu zijn eigen nest? Misschien is de vervuiler wel een gast? Kan ook. Nooit heeft iemand hem op heterdaad kunnen betrappen. Hij wacht tot hij alleen is in de lift.

De vergadering besluit om in de flat te gaan collecteren voor een camera in de lift. Kunnen we misschien te weten komen wie die viespeuk is. 

“D’r is met viltstiften gekliederd op de wanden van de lift,” zegt een buurman na de vergadering. 

   ”Graffiti?” 

   “Nee, het bekende woeste gekladder!”

‘’Niet om aan te zien. Een kleuter zou het gedaan kunnen hebben, maar dan wel een kleuter van pakweg één meter vijftig. Bovendien lagen er in de lift sinaasappelschillen, een klokhuis, een verfrommeld leeg zakje chips, een ingedeukt blikje cola en …  een drol.’’ De lift schokt en hapert.

   “Als ik de klootzak, die dat steeds weer flikt in mijn klauwen krijg, maak ik hem helemaal af”, zegt mijn boze buurman, die klaar staat met een emmer warm water en een dweiltje om de troep op te ruimen.

   “Heb je dàt al gezien?” Hij wijst naar de grote spiegel in de lift. Afgeleid door de krassen, de troep op de vloer en de poep, heb ik niet gezien, dat met een scherp voorwerp een hakenkruis gekerfd is in de spiegel. Klodders spuug zakken traag over de spiegel. Dit moet toch van heel recent zijn. Wie doet nou zoiets? 

Ik heb een vroegertje genomen. Op het voetbalveldje naast de parkeerplaats wordt  gevoetbald. Rachid kijkt toe. 

   In de berging verzamel ik gereedschap dat ik nodig heb voor het klusje van vanavond en ga naar boven. Het licht doet het niet in de lift; daar ben ik niet rouwig om. Die troep hier hoef ik nu even niet te zien!

   Ik ga een dekenkist maken. Als ik net bezig ben met het klusje merk ik dat ik sleuteltje dertien mis. Dus moet ik weer naar beneden, hortend en stotend. Nu doet het licht het wel weer.

   Ik stap de lift uit, Rachid stapt in.

   “Ha, Rachid,”. Hij knikt zuinig.

Snel pak ik in de berging sleuteltje dertien. Als ik weer in de lift wil stappen ligt daar een grote plas. Die moet wel van Rachid zijn! Dat kan niet anders. Hij was de laatste gebruiker van de lift vòòr mij.

   Geen reactie, als ik bij Rachid aanbel.’s Avonds rond 10 uur probeer ik het nog eens. Moeder is dan thuis en zegt, dat haar kinderen nooit zoiets zouden doen. 

De volgende dag moet ik lopend naar beneden, want de lift is defect. Rachids moeder en zijn zusje zijn het middelpunt van geschreeuw en gehuil in de hal. Er staat een ambulance voor de deur; er is ook politie.

   Rachid is te ver gegaan. De lift heeft een vrije val gemaakt vanaf de dertiende verdieping. Daar ligt de jongen, levenloos in zijn eigen vuil; met zijn vingers nog stevig om zijn plasser. De lift heeft zijn geheim prijs gegeven. Het vernederen van de lift is Rachid fataal geworden.