Een lift kan niet praten. Zijn geheim neemt hij mee. Al vijf jaar lang kent hij zijn vervuiler. De vraag is alleen nog: wanneer is de grens bereikt?
De lift is snel en schoon. Ik stap in op de vijftiende. Twee
verdiepingen lager stapt Rachid in, een
joch van elf en zijn iets jongere zusje Aicha. Zij heeft mandarijnen en pistachenootjes bij
zich. Hij gaat helemaal op in zijn smartphone.
“Naar school?” vraag ik.
“Ja,” we hebben eerst schoolzwemmen. Ik kan al beetje zwemmen … mijn vader niet... Rachid ook niet, hè Rachid?” Afwezig schudt hij zijn hoofd..
“Nou, dan ga jij je vader
en Rachid toch zwemles geven.?”
Rachid komt even los van z’n speeltje:
“Nee, kan niet, vader woont
in Bijlmer”
“En jij dan Rachid, wil jij
zelf niet leren zwemmen?” Rachid laat zich verder niet door mij afleiden.
In de hal spreek ik
bovenbuurvrouw Janny. Gisterenmiddag lag er een plas in de lift. Eerst denkt ze dat het water is maar bij het
opdweilen ruikt ze een penetrante pislucht. Er heeft dus weer iemand in de lift
gezeken.
“We zullen het er vanavond
wel over hebben op de bewonersvergadering, dit kan niet langer zo.”
Na de hele dag in de boekhouding te hebben gezeten, doe ik eens
sportief en neem de trap naar de vijftiende. Zo dadelijk eten en dan om zeven
uur naar de vergadering.
Als ik de flat uitloop,
zitten Rachid en zijn zusje op de stoep.
“Moeten jullie niet naar
binnen?”
“Neen,” zegt Aicha, “moeder werkt … komt tien
uur thuis.”
“Heb je dan geen sleutel?” Rachid schudt alleen maar ‘neen’.
“Zag je die Rachid net nog
zitten op het stoepje voor de flat? Beetje triest joch, hè, vind je ook niet?” zegt
Janny in de pauze van de vergadering.. “Hij zit bij mijn dochtertje in de klas. ’t
Is geen lieverdje, hoor. Hij luistert slecht, zit ook vaak te slapen in
de klas. Laatst gooide hij een natte prop papier bij mijn dochter in d’r nek.
Ik gelijk naar school natuurlijk. Hoor ik van haar meester, dat ze binnenkort
geen last meer van hem zal hebben. Hij gaat naar een bijzondere school. Hier
kan hij niet mee komen.”
De bewonerscommissie weet niet
veel raad met die rotzooi in de lift. Wie bevuilt er nu zijn eigen nest? Misschien
is de vervuiler wel een gast? Kan ook. Nooit heeft iemand hem op heterdaad
kunnen betrappen. Hij wacht tot hij alleen is in de lift.
De vergadering besluit om in de flat te gaan collecteren voor een camera in de lift. Kunnen we misschien te weten komen wie die viespeuk is.
“D’r is met viltstiften gekliederd op de wanden van de lift,” zegt een buurman na de vergadering.
”Graffiti?”
“Nee, het bekende woeste gekladder!”
‘’Niet om aan te zien. Een kleuter zou het gedaan kunnen hebben, maar
dan wel een kleuter van pakweg één meter vijftig. Bovendien lagen er in de lift
sinaasappelschillen, een klokhuis, een verfrommeld leeg zakje chips, een
ingedeukt blikje cola en … een drol.’’
De lift schokt en hapert.
“Als ik de klootzak, die
dat steeds weer flikt in mijn klauwen krijg, maak ik hem helemaal af”, zegt
mijn boze buurman, die klaar staat met een emmer warm water en een dweiltje om
de troep op te ruimen.
“Heb je dàt al gezien?” Hij wijst naar de grote spiegel in de lift. Afgeleid door de krassen, de troep op de vloer en de poep, heb ik niet gezien, dat met een scherp voorwerp een hakenkruis gekerfd is in de spiegel. Klodders spuug zakken traag over de spiegel. Dit moet toch van heel recent zijn. Wie doet nou zoiets?
Ik heb een vroegertje genomen. Op het voetbalveldje naast de parkeerplaats wordt gevoetbald. Rachid kijkt toe.
In de berging verzamel ik gereedschap dat ik nodig heb voor het klusje van vanavond en ga naar boven. Het licht doet het niet in de lift; daar ben ik niet rouwig om. Die troep hier hoef ik nu even niet te zien!
Ik ga een dekenkist maken.
Als ik net bezig ben met het klusje merk ik dat ik sleuteltje dertien mis. Dus
moet ik weer naar beneden, hortend en stotend. Nu doet het licht het wel weer.
Ik stap de lift uit, Rachid
stapt in.
“Ha, Rachid,”. Hij knikt
zuinig.
Snel pak ik in de berging sleuteltje dertien. Als ik weer in de lift
wil stappen ligt daar een grote plas. Die moet wel van Rachid zijn! Dat kan
niet anders. Hij was de laatste gebruiker van de lift vòòr mij.
Geen reactie, als ik bij Rachid aanbel.’s Avonds rond 10 uur probeer ik het nog eens. Moeder is dan thuis en zegt, dat haar kinderen nooit zoiets zouden doen.
De volgende dag moet ik lopend naar beneden, want de lift is defect.
Rachids moeder en zijn zusje zijn het middelpunt van geschreeuw en gehuil in de
hal. Er staat een ambulance voor de deur; er is ook politie.
Rachid is te ver gegaan. De
lift heeft een vrije val gemaakt vanaf de dertiende verdieping. Daar ligt de
jongen, levenloos in zijn eigen vuil; met zijn vingers nog stevig om zijn
plasser. De lift heeft zijn geheim prijs gegeven. Het vernederen van de lift is
Rachid fataal geworden.