Posts tonen met het label kwijl. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kwijl. Alle posts tonen

zaterdag 19 maart 2022

HARD GEKOOKT EITJE (2)

Veel te schaars gekleed staat Coby onder de plataan. De boom houdt haar droog in de striemende regen. Passerende auto’s spatten haar, met zwarte netkousen bedekte benen, zeiknat. Ze zwaait naar elke voorbijkomende automobilist. Vijftien euro heeft ze nog nodig om een lijntje coke te kunnen scoren. Dat betekent één pijp- of twee trekbeurten.

Een eindje verderop zitten Sjaak en Ben  in de oude zwarte Mercedes, waar Coby haar coke scoort. Ze houden haar, tegen een vergoeding van vijfenzeventig procent van haar omzet, extra in de gaten. Je weet het maar nooit bij haar, het is een bijzonder meissie.

Ze belt Sjaak:

   “Breng es water voor me pillen.”

   “Je kan de klere krijgen; er ligt genoeg water op straat; neem daar maar een slok van; daar ga je echt niet dood van.”

   Ze knielt op het roze asfalt van het fietspad en likt wat water uit een plas water. Haar pillen krijgt ze er nauwelijks mee weggespoeld. Haar houding heeft in ieder geval een klantje getrokken. Want achter haar staat een kreukelige Mazda geparkeerd, de lichten als schijnwerpers gericht op haar, voor een heroïnehoer onwaarschijnlijk dikke achterwerk.

   “Hé, meissie, roept de bestuurder, kom eens bij Ome Cor. Wat moet jij kosten?”

   “Pijpen vijftien, trekken zevenvijftig.”

   “Met of zonder condoom?”

   “Zonder condoom, vijfentwintig euro.”

   “Oké, trekken alleen is wel genoeg.”

   “Kom d’r maar in, meissie.”

   “De helft vooruitbetalen”

   “Je kan tweevijftig vooruit krijgen en geen cent meer, trut.”

   Ja, ik ben niet achterlijk. Ze belazeren je waar je bij staat. Ze kan die zeven vijftig krijgen van me maar die moet ze wel eerst verdienen. Ik zwiep mijn pik alvast uit mijn gulp, terwijl zij instapt. Ik rijd gelijk weg. Bij wijze van uitzondering heb ik eens een mollig wijfie in mijn wagen. Die zit vast niet hier in het circuit.

Ik vind het lekker om afgetrokken te worden terwijl ik rijd.

“Nou waar wacht je nog op, hij staat voor je klaar, aan het werk!’ 

Ik streel haar bolle buikje. Zij masseert mijn penis, afwisselend hard en zacht, langzaam en snel. Niet gek. Stop! Een stoplicht springt op rood. Zij gaat gewoon door. Ik sluit mijn ogen en kom klaar. Getoeter achter me. Het licht is al lang weer groen. Godverdomme, dat zie je toch wel dat dat licht op groen springt. Kan je dat niet even zeggen, trut. Ze kijkt me aan. Kwijl loopt langs haar kin. Verrek, ik kijk nog eens goed aan, nee maar …  dat wijf, die griet…  dat is een mongool. Met de tissues uit haar tasje wrijft ze haar handen en mijn pik schoon en pakt hem weer netjes in. Dan zie ik dat ze met die tissues tussen haar benen gaat zitten frummelen. Heeft ze in mijn auto zitten zeiken. Ik zet mijn auto langs de kant en flikker haar er gelijk uit. Ze vraagt niet eens meer om de rest van haar poen. Had ze niet moeten wagen ook. Gadverdamme wat een stank, die zeik.

   Ik stond net op het punt om weg te rijden als ik word vastgereden door een aftandse Maercedes.. Er stappen  twee ongure figuren uit. De een heeft een krik, de ander een breekijzer in zijn handen. Ik schijt zowat in mijn broek van angst. Gelukkig slaan ze alleen maar mijn auto aan diggelen. Ik mankeer niks. Cobie staat al weer onder een boom naar voorbij rijdende automobilisten te zwaaien.

Mijn hard gekookte eitje ligt nog ongedeerd op de achterbank. 

zondag 20 februari 2022

BLAFFENDE HONDEN (2)

 

Blaffende honden (2)

Ik zit daar nog geen kwartier achter me bier of uit dat huis waar dat wijf net naar binnenging komt een enorm gespierde donkere vent naar buiten met diezelfde pleurishond.” 

   Weer zwaait Sanne-Jan met de stok, geeft die een enorme zwieper en Bruto ijlt er achteraan. In een mum van tijd is de hond terug; met de knuppel tussen zijn kaken geklemd.

   “Af.”

   “Grrrrrrr”

   “Gaat af”

   “Grrrrrrr”

Sanne-Jan sjort, trekt, rukt, wrikt maar hij geeft geen millimeter toe.

   “Af, gaat, af!”

   Sanne-Jan tilt het dier nu omhoog aan de stok die het beest tussen zijn kaken heeft geklemd.

   “Grrrrrr….” Het kwijl stroomt zijn bek uit. Maar hij houdt vast en Sanne-Jan nu ook. Zijn baasje gaat nu met hem slingeren; naar voren naar achteren naar opzij links en naar opzij rechts …

   “Grrrrrrr, grrrrrww, grwwww,

en dan laat hij los

   “Grrroewf, grrroewf.,” flarden kwijl slaan in Sanne-Jan’s gezicht.

   “Zit!”  

   “Dus, omdat toevallig die ene mooie blanke vrouw met pitbull een donkere partner heeft, hebben alle mooie blanke vrouwen met pitbull een donkere partner. Is dat wat je wil zeggen?

    “Oké, ik overdrijf misschien. Niet alle maar dan toch zeker bijna alle …….’

   “Zullen we samen eens op een mooie zondagmiddag op een bankje gaan zitten in het park en gaan tellen hoeveel koppeltjes donker-pitbull we zien lopen? Negen van de tien zei je, hè?”

   “Ach, schei toch uit man, met dat slappe wetenschappelijke gelul van je. Misschien is het wel acht van de tien, daar wil ik van af wezen; je weet toch dat ik graag een beetje overdrijf. Moet je kijken daar: staat weer zo’n klootzak met zijn pleurishond op ons voetbalveldje. Ik heb toch zo de pest heb aan dat soort figuren. Hij laat dat gevaarlijke rotbeest maar vrij rondrennen, schijten en zeiken, waar onze kinderen straks lopen te ballen.” 

   Bruto zit braaf. Sanne-Jan slaat hem op zijn kont.

   “Ga los.”

   Hij moet  eerst even  rennen, daarna doet hij pas wat. Hij verdeelt het heel  eerlijk tussen beide delen van het voetbalveld. Piesen doet hij tegen de cornervlaggen op de ene helft,  poepen in een van de doelen.  Sanne-Jan staat geleund tegen een paal met  het bord ‘verboden voor honden’. Als Bruto zich weer bij hem meldt,  lijnt hij hem weer aan en loopt langzaam  in de richting van de bankjes een eindje verderop, waar twee oudere heren druk met elkaar in gesprek zijn. 

   “Maakt het jou echt wat uit of die jongeman blank of donker is?

   “Nee, man, wat maakt mij dat nou uit! Je denkt toch zeker niet dat ik een racist ben. Neem nou maar van mij aan:  het zijn gewoon altijd kleurlingen, altijd.”

   “Dan moet ik je nu toch teleurstellen. Kijk, daar, die pitbull, ja, die is gitzwart maar zijn eigenaar is een bleekscheet. Mag ik je even voorstellen: mijn schoonzoon Sanne-Jan en zijn hondje.’

‘’Sanne-Jan, dit is meneer van der Zee, een kennis van me.”

   “Voor jou is het ‘ome Karel. Pittig beesie, hè? Ik kan hem toch zeker wel aaien? Of ben ik dan gelijk mijn hand kwijt, hahaha.”