M’n hometrainer.
Ik zit thuis de Volkskrant
te lezen, als er op mijn bel wordt gedrukt. Het is Hasna, mijn Iraanse buurvrouw,
62 jaar, hoofddoekje, brilletje, tamelijk klein , dik, breed maar heel erg aardig. Ze is me al heel
vaak eten komen brengen. Meestal nog lekker ook. Hasna staat vrolijk lachend te
zwaaien op de galerij achter mijn keukenraam. Ook nu heeft ze weer een bordje
eten voor me in haar hand. Ik zwaai glimlachend
terug en open de voordeur.
‘O wat heerlijk, kom je me
nu alweer verwennen?!’ zeg ik. Ik zie op de berg rijst een kippenpootje, een
paar stronkjes bloemkool en eetlepel spinazie liggen. Hasna duwt me het bord in
mijn handen en ze probeert me met een
lachend en tegelijk vragend gezicht, in haar onbegrijpelijke mengeling van
Farsi en Nederlands, iets duidelijk te maken. Het enige woordje dat ik in haar hele
verhaal versta is ‘fiets’.
En weer volgt er een hele
riedel van Hasna, wederom met het woord ’fiets’ centraal en nu wijst ze met haar
wijsvinger naar zichzelf. ‘Oh, zal dat het zijn?’ denk ik. Zij rijdt zelf op een driewieler, zo’n grote
driewieler voor volwassenen, die niet (meer) goed kunnen fietsen. Ik denk dat
ik haar nu begrijp: ik mag haar driewieler lenen.
‘Nee, nee, dat hoeft echt
niet, hoor, ik heb zelf een heel goeie fiets.’ zeg ik. Het bordje eten zet ik
even op de keukentafel.
Hasna volhardt in haar
verhaal. Meer elementen worden me nu duidelijk. Ik hoor haar zeggen ‘zoon’ en ‘één
maand’ en dan wéér ‘fiets’. Ik kan daar toch ook niet direct chocola van maken.
Dan heeft ze plotseling genoeg van mijn onbegrip, duwt me zachtaardig doch
resoluut opzij, loopt brutaalweg mijn woonkamer in en stapt meteen op mijn hometrainer
af. Hasna doet een poging het ding op te tillen maar die is veel te zwaar voor
haar alleen.
‘Ik dik … ik fietsen thuis … zoon kopen fiets … één maand,’ zegt ze en
kijkt me bijna wanhopig aan. Nu pas begrijp ik haar verhaal. Ze wil mijn
hometrainer voor een maandje lenen, tot haar zoon er een voor haar gekocht
heeft.
Helaas moet ik haar
teleurstellen. Ik gebruik die hometrainer zelf iedere dag, omdat ik anders dichtslib. ‘Maar,’ zeg ik, ’je
mag hier wel elke dag komen fietsen,
hoor, als je wil.’ Hasna verstaat
kennelijk het Nederlands beter dan dat ze het spreekt, want ze moet hard om
mijn voorstel lachen. ‘Nee, nee,’ zegt ze en ze gaat in het haar typerende schommelende
loopje weer naar buiten. Ik excuseer me nogmaals dat ik de hometrainer echt
zelf nodig heb. Dat begrijpt ze wel. Ze wijst nog naar het bordje eten op de
keukentafel en zegt: ’Eten ….eten …lekker warm.’
‘Ja, lekker, nog bedankt,
hè, Hasna.‘
Alléén het kippenpootje
eet ik op, lekker, lekker. De rest van dat eten heb ik in de wc geflikkerd. Ik
houd namelijk helemaal niet van de combinatie bloemkool en spinazie.
Dan duik ik weer snel in mijn krantje.