woensdag 10 april 2024

PIPO.

Weet je, ik heb er genoeg van. Ik wil niet zo lang meer alleen met haar op haar kamertje zijn. Ze kreunt, snurkt, kwijlt en grient. Gilt het bij tijd en wijle uit van de pijn. Roept om haar vader of moeder die al meer dan honderd jaar dood zijn. Dan pakt ze mijn arm, trekt me naar zich toe, zoent me op mijn voorhoofd. Ik zit hier nu al meer dan een maand iedere dag een  paar uur in die kamer. Al die tijd heeft ze haar ogen nog niet open gehad, tenminste zolang ik hier naast haar zit. Misschien wil ze me wel niet zien ... dat zóú natuurlijk kunnen  maar dat geloof ik eigenlijk niet.  In werkelijkheid denk ik dat mijn moeder er helemaal geen benul van heeft wie naast haar zit.

Het verpleeghuis biedt mij, op proef, een half uurtje per week Pipo de ClinicClown aan op moeders kamer. Wordt vergoed door de zorgverzekeraar. Laat maar komen: beter wat dan niks. De eerste keer heb ik hem maar zijn gang laten gaan. Ma had toevallig net haar incontinentie-luier volgescheten. De stank was ondragelijk.  Die Pipo rook waarschijnlijk niks door die grote rooie neus op zijn gok. Mijn neusgaten stonden echter wagenwijd open voor die verstikkende strontlucht.  Een half uur danste en trommelde hij. Hij speelde met vingerpoppen, lachte aanstekelijk en goochelde wat. Hij zong de longen uit zijn lijf (oude kinderliedjes). Op en top vrolijkheid straalde hij uit toen het half uurtje precies voorbij was. Blij huppelend, luid zingend en enthousiast zwaaiend naar moeder,  verliet hij haar kamer. Geen wonder die uitbundigheid bij Pipo! Ten eerste kon hij die gore schijtstank ontvluchten  en ten tweede hoefde híjzelf moeder niet te verschonen. Want dat onsmakelijke klusje lag op mijn bordje sinds het nijpende personeelsgebrek in de zorg. Maar, alle gekheid op een stokje: ik deed het graag voor haar. Wat ze allemaal wel niet voor mij heeft gedaan! Ik voelde me echt superblij als ze er weer schoon bij lag en ze verder kon met al haar onbewuste belevenissen.

Een week later hoor  ik op de gang ‘Pipo-geluiden’ naderen. Ik sta op en ga de deur open doen. Daar in de deuropening staat Pipo. Ik zeg hem dat mijn moeder en ik het  verder wel zullen redden samen. Ook zonder zijn goede bedoelingen. Hij mag dit deurtje voortaan overslaan.

 Ik doe de deur dicht.  Ga weer naast haar bed zitten. Moeder trekt me aan mijn arm naar zich toe, geeft me een zoen op mijn schouder en grabbelt naar mijn hand. 

FLASHBACK.

Als ik als tiener een poosje van huis was geweest, riep mijn moeder tegenstrijdige gevoelens bij me op. Ze deed me gelukkig voelen, door tegen mij, mijn broertjes en zusjes te zeggen, dat ze zo blij was dat ik  weer terug  was.

Ik weet natuurlijk niet precies hoe ze was als ik er niet was. Misschien had ik het mis maar het leek mij, dat ze vooral die eerste dag dat ik weer thuis was, de hele tijd liep te stralen. Alsof ze ook tegen zichzèlf alsmaar zei dat ze zo blij was dat ik er weer was. Ze wreef veel en vaak in haar witte besproete  handen, alsof ze warm gewreven moesten worden.  Maar het was lang niet altijd koud als ze wreef, ook had ze het dan lekker naar haar zin.

Als ik nu, vele jaren na haar dood, aan haar terugdenk zie ik haar zitten in dat hoekje van de woonkamer, vòòr het raam naar de keuken. Naast de gaskachel. Van de televisie kon ze niks zien. Dat hoefde voor haar ook niet zo nodig. Ze luisterde wel naar de tv, als een soort radio. Want ze reageerde op liedjes van Rudi Carell, de Spelbrekers, op de grapjes van Snip en Snap  of op een dagsluiting van bisschop Bluyssen. Naar hem luisterde ze heel geconcentreerd, ook van die Bluys werd ze een beetje blij. Diep In haar hart was ze nog altijd heel fijn katholiek, héél diep …  bijna tè …

Op die eetstoel in de hoek van de woonkamer, zat ze tot een uur of tien ’s avonds nog allerlei klusjes te doen. Naaiklusjes (sokken, broeken, onderbroeken, maillots) meestal; soms ook papierwerk (invullen).  

De televisie stond met zijn beeldbuisje  altijd op mijn meestal zwaar ronkende vader gericht. Mijn vader was trouwens nóóit zo uitbundig blij als ik weer thuis was na een tijdje weg te zijn geweest. Het was nu ook weer niet zo, dat hij liever had dat ik weggebleven was.

Mijn moeder had het er vaak met mij en (later) ook met mijn op een na oudste zus over dat mijn vader in de Tweede Wereldoorlog in het Jappenkamp heel erg zwaar mishandeld is. Daarom kon hij ook niet weten hoe hij leuk en gezellig moest zijn bij zijn grote gezin. Dat valt natuurlijk ook nog eens niet mee als je vader bent van zo’n gezin met tien kinderen. Maar ik geloof dat dàt iets was, wat mijn moeder juist heel graag wilde: een groot gezin. En dat van dat Jappenkamp was  natuurlijk al zo lang geleden gebeurd. In 1942. Daar was nu helaas op korte termijn niks meer aan te veranderen.

maandag 8 april 2024

NIET LEUK.

Na zijn show liep ik linea recta naar hem toe. Hij stond luidkeels aandacht te vragen voor sokken met zijn naam er op. Tientallen lagen er op dat tafeltje vòòr hem. Met één armbeweging flikkerde ik zijn hele merchandising-troep van tafel.



Pissig was ik: ‘Nog nooit heb ik me zo diep, diep, diep zitten ergeren als tijdens jouw optreden. Dat je hier nog durft te gaan staan met die ‘klote sokken met je naam d’r op’. (Dat zei ik allemaal in het Engels!) Tot mijn genoegen kreeg ik van hen, die ook net uit de zaal kwamen schuifelen , een warm applausje (en niet alleen van de bijna dementerenden).


De acteur wilde me te lijf gaan. Ternauwernood kon hij in bedwang gehouden worden door enkele beveiligers. De ene ‘f*ck’ na de andere ‘f*ck’ klonk door de f*yer. Na zo’n tien minuten kalmeerde hij.


Over zichzelf oordeelde de 'acteur', dat hij goed gepresteerd had. Als hij op toneel om zijn eigen grapjes lachte, lachte het publiek, een stuk of honderd, spontaan mee. Als er iets mis ging in zijn armzalige jongleer-act (en er ging echt véél mis) was er geen boegeroep te horen maar kreeg hij het voordeel van de twijfel: ‘aaaaach’. Als hij dan weer verontschuldigend glimlachte naar de zaal, lachte een klein beetje mensen ook wel weer mee. Sommigen applaudisseerden in ’s hemelsnaam maar, heel zachtjes.


Trots vertelde die krotenkoker ons nog, dat hij al 13(!) jaar in Nederland woonde, studeerde, werkte … en nog geen woord Nederlands …..werkelijk … nog geen woord sprak. Van zijn mobiel las hij een voor hemzelf totaal onbegrijpelijke Nederlandse tekst voor. Die ging over de content van zijn show. Zijn regisseur had die tekst geschreven. Toppunt van deze lulligheid was, dat zo halverwege ‘per ongeluk expres’ het verdwaalde zinnetje: ‘ik heb een dikke uitpuilbuik’ in die tekst gepropt was. Grapje van de regisseur.Er was een jong ventje in de zaal, dat niet meer bij kwam van de uitpuilbuikl- ‘vondst’. Enkelen van de al tegen de dementie aanlopende toeschouwers keken wat verdoold in het rond. Werden ze nu wel of niet in het ootje genomen. Was het om te lachen en toch leuk? Enkelen besloten zomaar, tot een zuinig lachje. De meerderheid van het publiek kiest voor: dit was niet om te lachen en dus niet leuk.


De acteur was klaar. Het ventje dat zo’n lol had in dat uitpuilbuikje, huppelde zingend langs de zelfbenoemde artiest naar de uitgang: ‘hij heeft een uitpuilbuikje, ha, ha, ha’, ‘hij heeft een uitpuilbuikje, ha, ha’. Dat kon het niet bepaald verwende publiek toch wel weer amuseren.

Zijn naam? Albert Dusan uit Newcastle. Um zu kotzen.

zondag 7 april 2024

INCONTINENTIE-MATERIAAL.

Ik sta om een uur of tien uit mijn keukenraam te kijken. Zie ik opeens een knul naar zo’n geel-rood DHL pakketpost bestelbusje rennen. Hij is alleen in zijn boxer-short. De DHL-man heeft kennelijk de autosleuteltjes in het busje laten zitten. Want die knul sjeest in no time op vijftig onze straat uit. Lullig wel, voor de mensen die er speciaal voor thuis gebleven zijn … voor zo’n pakketje. Wat die knul niet weet is dat onze straat daar uitkomt op een fietspad. Hij zal dus weldra op zo’n ‘rood-witte paal in het wegdek’ knallen als ie niet goed uit zijn doppen kijkt. Maar hij stuurt de bus bijtijds het trottoir op. Waar die verder heen gaat kan ik niet zien. Het is die kant op overal ellende. File, file, file, ten gevolge van de werkzaamheden aan dat super viaduct bij de Hoofdweg. De aansluiting op de Rotte tunnel.



Van vier hoog zie ik, dat beneden die DHL’er enigszins verdwaasd, verbaasd en beteuterd onze straat staat te spotten. ‘Waar is mijn busje?’ Alsof hij door de vele dozen in onze flat, vergeten is waar hij precies zijn busje geparkeerd heeft. Twee grote dozen van flatbewoners, die niet thuis waren zet hij naast zich neer. De DHL’er gaat op een doos zitten maar die is daar niet tegen bestand. ’t Is een wel héél erge ‘obesitastische’ DHL-man. De doos zakt in, scheurt open: tientallen senioren luiers schuiven het trottoir op. Ik besloot toch maar even naar die dikke DHL’er beneden te gaan.


Krap drie minuten later, ik was net beneden, kwam die DHL-bus de andere kant de straat weer ingesjeesd. De bus werd half op het trottoir geparkeerd. De knul sprong er heel soepeltjes uit. Nog steeds in zijn boxershort. ‘Sorry hoor,’ roept hij ,’ verkeerde busje’. Even soepeltjes sprong hij weer in zijn blauwe Undermeister-bus.


Ik schiet de obesitas man aan: ‘DHL zou vanochtend een pakket bij me bezorgen, zo rond half elf. Dat komt dan zeker straks nog?’

‘ Hoe is uw naam?
‘Jos Mastwijk’.

‘Ik heb net bij u aangebeld, meneer Mastwijk, maar u reageerde niet. Dit hier is voor u.’. En hij wijst naar de uit de doos ontsnapte senioren-luiers.


De DHL man moest weer snel door. Ik had mijn handen vol aan mijn honderd luiers. Zou je denken dat iemand uit de flat me zou komen helpen?

zaterdag 6 april 2024

ETTERBAK.

Van de onderwijzers, die ik op de lagere school had, was er één een uitgesproken etterbak ... één lag voortdurend met zichzelf overhoop en met die anderen heb ik geluk gehad, die waren vriendelijk, leuk en gezellig.


Ik zat op een katholieke lagere school. De Sint-Nicolaasschool. In alle klaslokalen was boven de ingang een kruis aan de muur gespijkerd. Daar hing Jezus aan dood te bloeden.


De lagere school uit ‘mijn’ tijd, bestond uit zes klassen. De meester van de eerste klas heette Paul van der Broek. Toentertijd mochten we de meester nog niet bij hun voornaam noemen. Dat ‘bij de voornaam noemen’ van de onderwijzers kwam er pas halverwege de zeventigerjaren.


Meester Lansbergen was een fijne onderwijzer. Hij was bijna een vriend van ons. Over hem later meer. Meester Hogenveer daarentegen was een duivel. Twee tot drie maal per dag bad hij vroom en gedwee tot zijn lieve heertje. Maar als hij voor de klas stond, greep hij zijn kans. Door zijn sadistische gesar heeft hij me getraumatiseerd. Zo liet Hogenveer geen kans voorbij gaan om mij ten overstaan van de klas voor lul te zetten: ‘Hij wordt zo rood als een boei.’ Jongens! Willen jullie weten wat dat gezegde betekent? Simpel! Dan moeten jullie nu naar Jos kijken.’ Ik ging door de grond. De klas kwam niet meer bij.
Als elfjarige was ik verliefd op een leuk meisje. Dat was het serpent Hogenveer ter ore gekomen. Voor de hele klas vroeg hij zich proestend af hoe zo’n oerlelijkerd als Jos, het in zijn hoofd durfde te halen om naar meisjes te lonken.


Sindsdien bad ik dagelijks op mijn blote knietjes tot God de Almachtige Heer dat Hogenveer op langdurige en liefst ondragelijke wijze aan zijn eind zou komen.


Meester Lansbergen was van de derde. Hij heeft me gemotiveerd om goed m’n best te doen op school. Nieuwsgierig te zijn. Veel te lezen. Hij las het razend spannende boek Fulco de Minstreel voor (geschreven door C. Joh. Kievit). Heel suggestief deed hij dat. Met goede intonatie en passende stemmen bij verschillende figuren. Geweldige onderwijzer.


Jaren later las ik in de wijkkrant, over een ongelukje. Bij een lichte explosie in een buurthuis had een medewerker eerstegraads brandwonden in het gezicht opgelopen. Hij had het zicht in beide ogen verloren. Vreselijk vond ik het. Totdat ik hoorde dat het bericht over Hogenveer ging. Yessss! Mijn gebed was verhoord!

vrijdag 5 april 2024

ONZE TROUWDAG.

Het is een weldaad hier in Buitenhoorne. Vijf april 1970 was onze trouwdag. Februari 1969 leerden we elkaar kennen. Het was voor ons beiden liefde op het eerste gezicht. Twintigers waren we nog.



Zo af en toe vieren we onze trouwdag met z'n tweetjes. Ergens waar niemand ons kan vinden. In dit geval dus in Buitenhoorne, in het noorden van de provincie Drenthe, dicht tegen Groningen aan. Als dit stukje gelezen wordt, zijn we al lang en breed weer thuis. Zeventigers zijn we nu al weer.


We vieren onze 54e (!) trouwdag , in een warme, ruime doch ideeënarme hotelkamer. We willen daar samen zijn in stilte. Ons stemgeluid zal er niet te horen zijn. Neen, uitsluitend de klanken van onze lievelingsmuziek. Verder gaan we genieten van de geuren en smaken van ons lievelingseten en drinken. Een gezonde wandeling, zal deze dag vanzelfsprekend ook niet ontbreken.
Daar starten we de dag ook mee. Zo vroeg op de dag is dat voor ons nog geen probleem.


Als we die ochtend voor het eerst de deur van onze hotelkamer openen, klinkt het zinnenprikkelende intro van ‘A whiter shade of pale’ van Procul Harum. We kijken elkaar aan, glimlachen en voelen ons gelijk weer zestien. We zoenen elkaar op de mond, omhelzen elkaar en dansen, slow, neen … we slijpen … heel intens ...


‘When we called out for another drink,
‘The waiter brought a tray’


We kussen elkaar nog eens … en gearmd lopen we naar de tafel met de kostelijke brunch: koffie, lekkere broodjes, croissants, sapjes, vers fruit, eitjes (ook gepocheerde), allerlei kaasjes ….: ‘om je vingers bij af te likken’.


Na die verrukkelijke brunch moeten we allebei wat ‘uitbuiken’. Nare term ‘uitbuiken’ , bah, maar ’t is toch ook wel weer heel toepasselijk na iets te veel van al dat lekkers gegeten te hebben. Ik vergezel vervolgens haar naar de groene canapé, kus haar op haar hand, zij aait me over mijn hoofd en ik loop naar mijn canapé, de gele. De ‘Sound of silence’ zwelt nu op in onze kamer.


‘The vision that was planted in my brain, still remain,
Within the sound of silence.’


Het uitbuiken loopt uit op een middagdutje, dat zowat duurt tot aan de copieuze maaltijd, die ons dan wordt voorgezet: Boeuf Bouruignon met de onovertroffen wijn: Saint Émilion. Tijdens het diner wordt de muziek van onze favoriete band Pink Floyd ten gehore gebracht: ‘Atom Heart Mother’. Geweldige symphonische rock. Pure klasse. Zonder woorden.


We bestellen nog twee flessen Saint Émilion. Genieten volop tot in de kleine uurtjes, van de wijn, de kaasjes, de muziek en ... elkaar. De volgende ochtend ontwaken we veel te laat maar zó vitaal, opgewekt en ontspannen, in ons 55e huwelijksjaar!

donderdag 4 april 2024

VERDOMMENIS.

Ik ben op de markt. Het is druk. Wacht op mijn beurt. De groentevrouw praat met een knul, die aan de beurt is. Ik ben zó.



Familie van elkaar, die twee, denk ik. Ze hebben het over ome Koos en tante Riek. Dat ze zo gelachen hebben ...vooral om ome Koos …. en dat ze zo’n geluk hadden met het weer.


Ik heb alleen pastinaken en blauwe druiven zonder pit nodig. Een kleine Marokkaanse baardmans is helaas nog vóór mij aan de beurt. Hij heeft al twee keer staan ‘namaak kuchen’ , zonder resultaat.


Ik dacht dat die knakker klaar was … moet ie ook nog tien ‘van die sinaasappelen hebben met zo’n tuutje van boven'. Ik zie ze hier niet leggen’. ‘Tuutje van onderen, zal je bedoelen, schat. Mineola’s! Ze liggen hier vlak voor je snufferd, Youry … tuutje naar beneden. Zie je? Tien doen of vijftien.‘ Hij houdt het op tien. Youry pakt zijn boodschappen in.


Die kleine baardmans is hem gesmeerd. Na zijn ‘gekuch’ stak hij nog wel twee keer zijn hand op. Heel bescheiden stamelde hij nog ‘mievrouw’ ....maar ze zag hem niet staan ... hij schudde zijn hoofd, haalde zijn schouders op en schuifelde weg.


Wie kan ik helpen?


‘Mij. Doe maar een kilo pastinaken’.
Terwijl ze mij helpt, blijft ze kletsen met Youry.
’Ik heb ome Koos na afloop van de barbecue ingepeperd, dat Ik zijn kwetsende gedrag niet meer pik. Naar niemand toe niet. Je komt er bij mij nooit meer in als je vrouwen ‘kutwijven’, Marokkanen ‘geitenneukers’ en homo’s ‘strontneukers blijft noemen’.


‘Verder nog iets, mevrouw?’ ‘Ja, een kilo blauwe druiven zonder pit.’

‘Koos dacht eerst dat ik een grapje maakte. Hij heeft echt een bord voor zijn kop’. Nou, dag Youry. Doe de groeten aan je moeder.’
‘Ja. Dag tante Aaf’.


‘Anders nog iets, mevrouw?’ ‘Neen, meer niet’. ‘Dat is dan zes euro vijftig.’

Naadloos richt die groentevrouw zich dan ineens heel persoonlijk tot mij:
‘Sinds die Wilders met z’n PVV hier de grootste is geworden denken de Hollanders maar, dat ze iedereen maar raak kunnen beledigen, pesten of uitschelden. Straks gaat dat zooitje hier gvd nog helemaal de dienst uitmaken ook’.


‘Tsja, mevrouwtje er zal toch echt iets moeten gebeuren hier in dit land, anders gaat Nederland naar de verdommenis. Fijne dag’.