Nooit eerder heb ik hem hier in de buurt gezien. Ik woon hier toch
al weer een paar jaar. Het is toch onmiskenbaar Peter Broeker. Rechtop,
schouders naar achteren, mooi wit koppie met haar en nog zo slank als een gemiddelde marathonloper.
Kom daar tegenwoordig maar eens om bij een willekeurige 70-er.
Hij laat zijn hondje, een vuilnisbakkie, uit tegenover mijn huis. Het
verbaast me wel dat hij hier zo rondloopt. Ik kan me haast niet voorstellen dat
hij hier woont. Crooswijk, Oude Noorden … dat is toch beneden zijn stand. Destijds
ging hij er prat op te wonen in de Schiedamse rijke-pikken-buurt. Onder andere de
familie van Pieter van Vollenhoven woont
daar.
Op de voetbalclub hoor ik onlangs, dat Peter sinds kort in Crooswijk
is komen wonen. Hij was urgent woningzoekende. Alles is hij met gokken kwijtgeraakt.
Letterlijk alles: zijn vorstelijke
villa, zijn prachtige vrouw, zijn leuke zonen, zijn chique auto … alles … alleen
zijn hondje heeft hij nog.
‘Rustig, Kelly, rustig,’ zegt Peter tegen zijn hondje, dat net niet
met zijn snuffert bij de boom met al die lekkere luchtjes kan komen.
Ik loop hem tegen het lijf als ik een vuilniszak naar de
vuilcontainer breng.
‘Hé,’ zeg ik, ‘als dat Peter Broeker niet is!
‘Ehhhh…….ja, dat ben ik.’
‘Jahaaaaa, we kennen elkaar van Sparta,’ zeg ik, ‘jouw zoon Sander
en mijn zoon Leen voetballen jarenlang in dezelfde jeugdelftallen.
‘Kelly! af!, verdomme!’ Het
beestje is net bezig een kliekje aardappelen, jus en prinsessenbonen naar
binnen te schrokken.
Langzaam begint Peter wat te dagen. Blijkbaar hebben zowel ik als
mijn zoon weinig indruk op hem gemaakt. Logisch ook wel want als ‘voetbalvader’
heeft hij een veel grotere staat van dienst dan ik. Hij heeft zelf betaald voetbal gespeeld bij ADO!
Hij was, volgens eigen zeggen, een sluwe, soms gemene middenvelder. Ik was
slechts de matige keeper in het elfde van de amateurclub HOV.
Peter schept in voetbalkantines, na de wedstrijdjes, vaak onbeschaamd op over zijn glorietijd. De andere voetbalvaders
hangen aan zijn lippen en lachen hartelijk om zijn smakelijke verhalen. Het
bier vloeit dan rijkelijk. Over zijn
zoon Sander is hij duidelijk: dat wordt een nog betere voetballer dan hijzelf.
Kelly, ziet een jonge bouvier aankomen. Angstig kruipt het hondje zo
dicht mogelijk tegen het baasje aan.
‘Nu je het zegt, jij bent Jee! Leen zijn vader. Jij fietste toch altijd naar alle
uitwedstrijdjes en toernooitjes? Antwerpen, Venlo, Parijs, Bielefeld, Luik. Je
mag gerust weten dat we je toen allemaal als knettergek beschouwden.
Ik vertel Peter, dat Leen ruim twaalf jaar gevoetbald heeft bij een
Belgische profclub, een tweede klasser: FC Lommerrijk. Hij is op zijn 37e
gestopt. Toen is hij weer gaan werken als onderwijzer in een achterstandsbuurt
Rotterdam.
‘En hoe is Sander gevaren, Peter?’
Tja, Sander is op zijn 20e gestopt, na zijn Feijenoord-tijd. Bowlen
doet hij tegenwoordig regelmatig met vrienden.
Kelly is onrustig, trekt zijn riem zó strak, dat die grote, sterke Peter
bijna omkukelt.
‘Je ziet het, Jee, ik heb
hier ook al weinig meer te vertellen. Meneer wil naar huis! Nou, tot ziens,
Jee.
Doe Leen de groeten van me.’