Ik fiets naar Maassluis. Het is een prachtig dorpje. Niet groot. Maar dat zegt het ‘dorpje’ al. De hoog gelegen Dorpsstraat biedt een mooi uitzicht op de Marktstraat met haar prachtige monumentale panden. Hier wordt langs het kanaaltje markt gehouden. Uitkijken dat je het kanaal niet inkukelt kaasboer!.
Ik besloot de kant van het Westland op te gaan. De snelweg
naar Rotterdam, daar moest ik nog onderdoor en dan opent zich een prachtig
landschap van water en uitgestrekt groen. Ik zie zwanen, futen, eenden, meerkoetjes
en af en toe welt het water op, hetgeen een karper doet vermoeden. Het riet wuift wat meer dan je zou verwachten bij zo’n lichte wind als nu waait.
Ik vraag me af waar ik uit kom als ik hier rechtdoor fiets.
Schipluiden, denk ik.
In de verte komt iemand aan fietsen. Ik zal het eens vragen.
Het is een dame met hondje voorop in een mandje.
‘Mevrouw, waar kom ik uit als ik deze weg langs dit kanaal volg?’
Er hangt een doorzichtig
plastic zak aan haar stuur met een stel bierblikjes en colablikjes. Ze stapt
af.
‘Schipluiden toch, hè, die kant op? vraag ik. ‘Neen, dat zal
niet lukken dan moet u rechts en weer rechts en dan nog eens over een bruggetje
links … neen, beter van niet,’ zegt ze.
‘Ik denk dat ik er dan toch maar voor kies rustig terug te fietsen
naar Rotterdam.’
Ze zegt, dat ik in dat geval beter naar de overkant van het water
kan gaan bij dat bruggetje daar in de verte. Dan kom ik in Vlaardingen. In het
Vlaardingse bos, waarvan ze niet meer weet hoe het heet.
‘Dat is zo vervelend, hè? Hoe ouder je wordt hoe meer je
gaat vergeten’.
‘Ja’, zeg ik, ‘dat heb ik precies zo’.
‘Maar u bent nog zo jong’, zegt ze.
‘Nou ja’, glimlacht hij…
Zie ik er nou echt zo jong uit, ik ben toch ook al
vierenzestig. Volgens mij is zij niet veel ouder dan ik. Hooguit zesenzestig.
Ze zal wel wat ouder zijn. Want ik heb proefondervindelijk vastgesteld, dat ik
niet meer spontaan opgewonden raak van vrouwen die ouder zijn dan ik. Even denk
ik nog wel: ‘Best een leuke vrouw.’ Zegt
ze later, dat ze drieënzestig is.
Het is een zachte decembermiddag. Een temperatuurtje van rond
de tien graden en bijna windstil. Beetje fris maar heerlijk fietsweer. Ik slaag
er steeds weer in om rondom Rotterdam leuke fietsroutes te ontdekken. Vandaag
weer een stuk tussen Vlaardingen en Maassluis. Ik fiets tussen de Maas en de snelweg
van Rotterdam naar Hoek van Holland over
smalle geasfalteerde weggetjes langs boerderijen en door kleinschalige stukjes
bos. Af en toe wind ik me overmatig op over de een of andere klootzak, die tachtig
rijdt, waar die met zijn lul op wielen maar dertig mag. Een paar keer moet ik
constateren dat die ‘lul op wielen’ een vrouw is. Waarom moeten ze zo hard
rijden, verdomme? Ik word er strontzenuwachtig van.
Nou, mevrouw, dank u wel. Dan fiets ik eerst naar
Vlaardingen en dan weet ik het verder wel.
‘Ja’, zegt ze wijzend op haar plastic tasje, ‘jongelui
gooien die blikjes maar overal neer. Dat vinden ze geloof ik “koel”,’ ze bedoelt
natuurlijk “Cool”. Die rotzooi achteloos weg werpen in die mooie natuur hier!.
Ik erger me daar groen en geel aan. Ik ben daar nu wat van aan het opruimen’.
‘Oh, ik denk u gaat me zo een lekker pilsje aanbieden. Maar alle
blikjes zijn dus leeg?’
‘Ja’, en ze lacht daar heel vriendelijk bij.
Nou, dan neem ik maar een slokje van mijn eigen sinaasappelsap.
En een hapje van mijn boterham met kaas.
Het hondje met lange zwarte haren voor z’n ogen staat me zachtjes
jankend, kwijlend aan te kijken, terwijl ik kleine hapjes eet.
‘Mag hij een stukje, mevrouw?
‘Nou, een klein
stukje dan’.
Het beestje blijft kwijlen, tot alles op is; hij kwijlt wel
tien stukjes bij elkaar.
‘Als u nog eens in de buurt bent, meneer, moet u beslist
eens naar dat kerkje daar verderop fietsen en het interieur bekijken. Jugendstil!
Heel fraai.