zondag 20 februari 2022

BLAFFENDE HONDEN (2)

 

Blaffende honden (2)

Ik zit daar nog geen kwartier achter me bier of uit dat huis waar dat wijf net naar binnenging komt een enorm gespierde donkere vent naar buiten met diezelfde pleurishond.” 

   Weer zwaait Sanne-Jan met de stok, geeft die een enorme zwieper en Bruto ijlt er achteraan. In een mum van tijd is de hond terug; met de knuppel tussen zijn kaken geklemd.

   “Af.”

   “Grrrrrrr”

   “Gaat af”

   “Grrrrrrr”

Sanne-Jan sjort, trekt, rukt, wrikt maar hij geeft geen millimeter toe.

   “Af, gaat, af!”

   Sanne-Jan tilt het dier nu omhoog aan de stok die het beest tussen zijn kaken heeft geklemd.

   “Grrrrrr….” Het kwijl stroomt zijn bek uit. Maar hij houdt vast en Sanne-Jan nu ook. Zijn baasje gaat nu met hem slingeren; naar voren naar achteren naar opzij links en naar opzij rechts …

   “Grrrrrrr, grrrrrww, grwwww,

en dan laat hij los

   “Grrroewf, grrroewf.,” flarden kwijl slaan in Sanne-Jan’s gezicht.

   “Zit!”  

   “Dus, omdat toevallig die ene mooie blanke vrouw met pitbull een donkere partner heeft, hebben alle mooie blanke vrouwen met pitbull een donkere partner. Is dat wat je wil zeggen?

    “Oké, ik overdrijf misschien. Niet alle maar dan toch zeker bijna alle …….’

   “Zullen we samen eens op een mooie zondagmiddag op een bankje gaan zitten in het park en gaan tellen hoeveel koppeltjes donker-pitbull we zien lopen? Negen van de tien zei je, hè?”

   “Ach, schei toch uit man, met dat slappe wetenschappelijke gelul van je. Misschien is het wel acht van de tien, daar wil ik van af wezen; je weet toch dat ik graag een beetje overdrijf. Moet je kijken daar: staat weer zo’n klootzak met zijn pleurishond op ons voetbalveldje. Ik heb toch zo de pest heb aan dat soort figuren. Hij laat dat gevaarlijke rotbeest maar vrij rondrennen, schijten en zeiken, waar onze kinderen straks lopen te ballen.” 

   Bruto zit braaf. Sanne-Jan slaat hem op zijn kont.

   “Ga los.”

   Hij moet  eerst even  rennen, daarna doet hij pas wat. Hij verdeelt het heel  eerlijk tussen beide delen van het voetbalveld. Piesen doet hij tegen de cornervlaggen op de ene helft,  poepen in een van de doelen.  Sanne-Jan staat geleund tegen een paal met  het bord ‘verboden voor honden’. Als Bruto zich weer bij hem meldt,  lijnt hij hem weer aan en loopt langzaam  in de richting van de bankjes een eindje verderop, waar twee oudere heren druk met elkaar in gesprek zijn. 

   “Maakt het jou echt wat uit of die jongeman blank of donker is?

   “Nee, man, wat maakt mij dat nou uit! Je denkt toch zeker niet dat ik een racist ben. Neem nou maar van mij aan:  het zijn gewoon altijd kleurlingen, altijd.”

   “Dan moet ik je nu toch teleurstellen. Kijk, daar, die pitbull, ja, die is gitzwart maar zijn eigenaar is een bleekscheet. Mag ik je even voorstellen: mijn schoonzoon Sanne-Jan en zijn hondje.’

‘’Sanne-Jan, dit is meneer van der Zee, een kennis van me.”

   “Voor jou is het ‘ome Karel. Pittig beesie, hè? Ik kan hem toch zeker wel aaien? Of ben ik dan gelijk mijn hand kwijt, hahaha.” 

 

zaterdag 19 februari 2022

BLAFFENDE HONDEN .....

“Geloof me nou Koos, negen van de tien keer loopt er een donkere kerel naast.” 

“Nou, is dat niet een beetje overdreven, Karel? Ik zie soms ook wel eens een mooie blanke vrouw met een pitbull lopen.

   “ Ja, dat heb ik ook wel eens gezien en toen dacht ik bij me eigen, hé, d’r loopt geen donkere vent naast die klote hond, hoe ken dat nou mogelijk wezen? 

Sanne-Jan laat z’n hondje uit. Nou ja, hondje, het is een pitbullterriër. Klein maar dapper en bovenal gemeen vasthoudend. Als hij eenmaal een menselijk ledemaat tussen zijn kaken heeft geklemd, is er een chirurgische ingreep voor nodig om dat daaruit  los te krijgen. Bruto loopt rechts naast Sanne-Jan, kort aangelijnd. In zijn linkerhand heeft Sanne-Jan een halve honkbalknuppel; de andere helft is al door het beest vermorzeld. Bij het bord ‘Verboden voor honden’ maakt Sanne-Jan zijn levensgevaarlijke viervoeter los van de riem en geeft hem een stevige tik op zijn kont.

“Grwoef, Grwoef,” blij over zijn bevrijding zet hij het op een spurten.  De op het grasveld grazende ganzen worden door Bruto opgejaagd en vliegen paniekerig  gakkend op; hoog opspringend heeft hij er nog bijna een te pakken ook. 

“Kijk daar nou? Een blanke vrouw met een pitbull? Nou, dat zal ik je precies vertellen, jongen. Die honden zijn namelijk ook te koop voor blanke Nederlanders, zoals jij en ik. Inderdaad, ik zie zo veel donkere mannen en vrouwen lopen met een pitbull en óók blànke jongens … met van die opgepompte armen en borsten. Ook mijn schoonzoon, een tamelijk tengere Hollandse jongen heeft er trouwens een.”

 “Hier, Bruto, hier!” Sanne-Jan zwaait met de halve knuppel.

 “Grrrf, Grrrf” hij springt tegen Sanne-Jan op, zo hoog hij kan,

 “Zit,”  Braaf zit de hond te wachten op wat komen gaat. Maar het duurt hem te lang.

“Grauwoef, grauwoef’

Sanne-Jan zwaait met de stok en Bruto springt er naar; hij wil de stok nu al pakken. Dat kan  niet en dat mag nog niet.

“Ga af”

De hond staart grommend en kwijlend naar Sanne-Jan.

''Braaf zo”  

 “Hoor je mij soms zeggen dat die teringhonden niet gekocht mogen worden door blanken?! Ze doen het gewoon haast niet. Maar ik wou je wat vertellen over dat mooie wijf dat ik laatst zag met dat beest. Ik dacht, ik ga effe achter dat mokkel aan. Beetje spionneren, weetjewel. Ik zie haar op de Kroes- eh Kruiskade ergens naar binnen gaan. Nou, dan kan het al haast niet meer missen hè? Ik denk: kom, ik ga effe een pilsie pakken in een kroegie daar tegenover. Vroeger was dat een gezellig bruin café; tegenwoordig is het donker bruin. Ik zit daar nog geen kwartier achter me bier of uit dat huis, waar dat mooie wijf net naar binnenging, komt een enorm gespierde donkere vent naar buiten met diezelfde pleurishond.”

vrijdag 18 februari 2022

ZWAANSHALS

 

Het Oude Noorden is toch helemaal geen wijk voor jùllie! Wij willen daar gaan wonen. Het is dan 1970. Familie, vrienden vinden het maar niks: ‘Jullie zijn van die artistieke, intellectuele types. Wat moet je met al die drugsverslaafden en asocialen daar? Het kan er nogal eens ruig aan toe gaan.’

Mijn vriendin Carola en ik hebben in die wijk een huisje ‘onder de huurwaarde’ op het oog. De huurders die nu in dat huis zitten, vragen 1500 gulden overname. Voor een aftands bankstel, versleten gordijnen en een gammele salontafel; alles bij elkaar nog geen stuiver  waard. We betalen maar, want anders kunnen we fluiten naar dat huis; op het Zwaanshals.  Dertien gulden per week is de huur. De huisbaas heeft nog wel één voorwaarde: Carola en ik moeten zo spoedig mogelijk trouwen! Huisbaas Arie duldt geen hokkers in zijn pand.

Carola en ik zijn zo volgzaam om aan die voorwaarde te voldoen. Binnen het halfjaar trouwen we. Niet dat we er rouwig om zijn: we zijn dolgelukkig met elkaar maar we hebben het nog nooit over trouwen gehad.

Zelf beschouwen we ons allerminst als artistiekelingen.  Ja, we kleden ons wel in ’flower power’-stijl.  De gemiddelde Oudenoorderling doet daar niet aan; die houdt het onopvallend. Wij kléden ons dan wel meer als hippy’s maar in ons hart voelen we ons één met de wijkbewoners.

We kennen de wijk nog niet zo goed. Het ons wel duidelijk dat het Oude Noorden een arbeiderswijk is. Duidelijk wat minder sjiek dan het poenerige Hillegersberg, de wijk waar mijn vrouw vandaan komt. Ik zelf kom van IJsselmonde; daar  woont  van alles door elkaar. Vooral voor Carola is het een hele overgang maar zij voelt zich van meet af aan meer thuis in het Oude Noorden dan in haar oude ‘rijke pikkenbuurt’.

Het Zwaanshals is een florerende winkelstraat. Binnen honderd meter van onze voordeur zitten drie slagerijen, drie bakkerswinkels, twee groenteboeren, vijf kroegen, een politiebureau, een boekenwinkeltje, een autospuiter (mijn huisbaas), een dansschool en een sigarenmagazijn, waar ik altijd mijn shag en vloeitjes  koop.

Gerard en Theo

Gerard en Theo, zestigers, zijn de mannen van de sigarenzaak. Ze zijn een even onafscheidelijk als onvergetelijk duo. Gerard is de eigenaar van de zaak. Theo zijn trouwe, niet zo snuggere hulp. Gerard is rijk, slim en zwaar lichamelijk  gehandicapt. Hij heeft geen armen en benen.   Pienter kijkt hij uit zijn kleine waterige oogjes. Hij  heeft een geruite pet op en uit zijn mond steekt altijd een sigaar. Theo zijn taak is het om zo af en toe de as van die sigaar in de asbak of op straat te pinken. Als de sigaar bijna op is, trekt hij de sigaar tussen de lippen van zijn baas weg. 

Gerard zit in een rolstoel. Van zijn schouders tot op de voetensteun, bedekt een geruite deken zijn lijf.  Op de plek waar normaal gesproken Gerards bovenbenen zouden zitten, staat nu de winkelkassa. Na elke verkoop zegt hij, met zijn robotachtige stemgeluid, het bedrag dat Theo met de klant moet afrekenen. Hij rekent ook voor Theo uit hoeveel geld hij aan de klant terug mag geven.  

Door al het werk dat hij doet voor Gerard, met name door het jarenlang jaar duwen van diens rolstoel, is Theo enigszins misvormd. Zijn bovenlichaam vormt met zijn onderlichaam een hoek van  bijna negentig graden.

Beide heren zijn nogal tragisch aan hun eind gekomen. Gerard  door een brute roofoverval. Op vijftig meter van de sigarenwinkel; nog geen honderd meter van hun huis, wordt hij gewurgd met het koord waarmee de kassa om zijn nek zit. Die arme Theo kan helemaal niks uitrichten. De sigarenzaak moet dan sluiten.

Zonder Gerard is zijn leven zinloos. Nog geen half jaar later komt Theo in het naburige Verzorgingshuis ‘Stoppenein’ om het leven. Hij heeft de hand aan zichzelf geslagen. De  moord op Gerard wordt nooit opgehelderd.

 

Er zit niks anders op: ik zal naar een andere sigarenzaak moeten uitkijken voor mijn Drum en Mascotte.  Het zal wel een stuk verder lopen worden.

donderdag 17 februari 2022

CLINICLOWNS

 

Wat bleef er voor  Harrie anders over dan te proberen  clown te worden. Als buurtwerker, leraar Frans, boekhouder,  controller, amateurtoneelspeler is hij mislukt. Steeds weer moet hij met de staart tussen zijn benen vertrekken.  Hij is een notoire querulant … altijd maar weer ruzie , nu eens met zijn naaste collega’s dan weer met zijn leidinggevenden.  Nu zit hij in de bijstand … daar kan hij niet van rondkomen. Dus besluit hij te gaan bijklussen … als clown, alleen moet hij nog een partner vinden … … hij wil namelijk als met zijn tweeën gaan werken.  Niet zó maar een gewoon clownsduo: hij wil in ziekenhuizen gaan werken voor doodzieke kinderen. En in verpleeghuizen voor bijna terminale ouderen. Daar schijnt veel vraag naar te wezen de laatste tijd. Dat is dankbaar werk, makkelijk ook en leuk. Die kinderen en oudjes zitten zo in de shit, dat ze al lachen om een scheet.  Een clown in een ziekenhuis  werkt  nooit alleen. Er zijn altijd  minstens twee clowns.  Harrie gaat op zoek naar een humoristische partner. Daartoe zet hij een advertentie in de Havenloods:  ‘Clown zoekt clown’ Er komen tientallen brieven op. De een nog grappiger dan de ander. Maar eigenlijk allemaal niks. Op één na. Een stemmige ‘rust in vrede’ kaart, waaruit, als je die openklapt, een engeltje flapt, dat een boertje laat. Dat is de kaart van de enige serieuze kandidaat: Patrick. Op het kennismakingsgesprek bij Harrie thuis komt  Patrick aanlopen met paarse zwemvliezen, een maxi-luier en een Feyenoord-shirtje. Op zijn kop heeft  hij een rasta-pruik. Het klikt gelijk tussen die twee.

Allebei werken ze niet meer. Harrie zit in de bijstand. Patrick in de WAO. Hij heeft zich helemaal kapot gewerkt. Van zijn zestiende tot zijn vijftigste heeft Patrick bij de RET tramrails lopen schoonmaken.  Van hun uitkeringen kunnen ze niet rondkomen.  Als clownsduo willen ze een leuk centje bijverdienen. Wat zou zo’n act nou opleveren?  In Google zoeken ze het op: het ligt bruto tussen de 1.000 en 15.000 bruto per maand. Ligt er aan hoe goed je bent. Hoe beter hoe meer.

Na twee weken oefenen zijn ze er klaar voor. Het eerste optreden van de Hapa’s  is in het Maria Kinderziekenhuis. Het schuift honderd euro bruto. Op kamer 136 bij Loretta, doen ze hun act. Loretta heeft hersentumor. Ze is zeven jaar en heeft een kaal hoofd. Er gaat een slangetje in haar neus; in haar arm zit een infuus. Naast haar bed staat een apparaat rustig te knipperen.

De Hapa’s komen de kamer van Loretta binnen. Ze mimen en jabberen. Ze lopen in oranje overalls, hebben een paarse clownsneus. Op hun hoofd hebben ze, als hoedje, een geranium. (Loretta moet dan al lachen.) Patrick loopt een paar minuten, met onwijs grote stappen, kakelend heen en weer in de kamer (Loretta lacht weer) tot Harrie hem tegen houdt en wijst naar zijn geraniumhoedje. Zijn geranium moet water. Patrick pakt de plantenspuit uit zijn overall en spuit in de richting van de geranium maar op die plant komt niks terecht … alles in Harrie’s gezicht … alles … (Loretta komt haast niet meer bij)………Harrie gromt dan boos …

Nou, zo gaat de act nog even door ... het wordt steeds kolderieker.  Loretta’s dag kan niet meer stuk dankzij het veelbelovende debuut van de bijklussende Harrie en Patrick ofwel de Hapa’s.

 

woensdag 16 februari 2022

OSSENKOPSTUUR

 Mijn fiets kan ik nog net kwijt tussen een plark dronkemanskots en een reuzachtige dobermannspinchershoop. Ik moet hier, bij die viezigheid,  toch echt even stoppen om mijn regenpak aan te trekken. Het is vrij kil, deze zondagochtend.  Er staat een stevige zuid-westenwind. Kort na mijn vertrek  begint het te miezeren. Ik fiets vanuit hartje Rotterdam naar Zuid. Altijd als het regent kies ik de route door de Maastunnel. Dan zit ik tenminste nog 5 minuten droog op mijn fiets Vervolgens ga ik  over de voormalige Europoortspoorlijn richting Rockanje. Dat is echt een lekker  fietspad; geen auto in de buurt, dus ook geen gore uitlaatgassen.  

Er zijn vanmorgen weinig mensen actief. Joggers en wielrenners zijn op  de vingers van twee handen te tellen en dat gedurende een fietstocht van bijna twee uur. Het zal wel aan het weer liggen; het wordt steeds druileriger.

Ik ben zelf geen wielrenner. Dat wil niet zeggen dat ik op dit soort tochten niet stevig doorfiets. Vooral sinds ik een speciaal stuur heb. Een ossekopstuur. Een ovaalvormig stuur, dat met de punt schuin omhoog midden op een  gewoon fietsstuur staat.  Voor de ellebogen zijn er speciale steunen gemonteerd. Door met beide handen dat stuur hoog vast te houden en rug  zo ver mogelijk  te krommen, ontstaat een houding die snel fietsen bijna afdwingt. Dat doe ik dan ook; zeker met de wind mee. Maar … een wielrenner ben ik  beslist niet. Ik kies er voor om steeds een andere route te fietsen. Dat betekent dat ik me heel afhankelijk opstel van de door de overheid geplaatste wegwijzers. Eigenlijk moet ik dat toch wat minder doen. Vandaag had ik daar achteraf spijt van. Ik volg, op de terugweg, keurig de borden richting Rotterdam …  nog 9 kilometer wordt op zeker moment aangegeven … dan splitst de weg zich in één deel schuin naar links en één deel schuin naar rechts. Ik mag zelf kiezen … kies de verkeerde dus  en ben een halfuurtje natter thuis.

In feite kom ik altijd nat thuis. Ik zweet als een otter als ik lange afstanden fiets. Sokken, onderbroek T-shirt en jack moeten  bij thuiskomst worden uitgewrongen. Bijna ben ik thuis als ik mijn vrouw, zie wegfietsen. Hééééé schreeuw ik, wat ga je doen?  Ze gaat naar het huis van Loes, haar vriendin.Haar poes eten geven. Loes is op wintersport.

Thuis ga ik gelijk (zo heet mogelijk) douchen, daarna relaxen onder de zonnebank dan schone kleren aan. Goed dat ik gefietst heb vandaag: ben moe en ontspannen tegelijk. Het is vanmiddag mijn kookbeurt. Altijd op zondag. Vandaag staat op het menu: ossenhaas met rode kool. Ik weet dat mijn vriendin het niet zo heeft op rode kool.  Maar ik weet  zeker, dat die verrukkelijke ossenhaas alles goedmaakt.

dinsdag 15 februari 2022

DE HEF

Multimiljardair Jeff Bezos heeft bij scheepswerf Oceanco in Alblasserdam een leuk speeltje laten bouwen: een jacht van 127 meter lang en meer dan 46 meter hoog. Stukkie te hoog voor de Rotterdamse Hef. Bezos wil dat onze monumentale brug voor hem wordt gedemonteerd.  

Bezos is zo vermogend dat hij zich een privé-tripje naar Mars kan veroorloven. Eigenlijk is hij net zo stom als hij vermogend is.  Hij laat een  zeewaardige driemaster bouwen zonder op te meten of dat bootje zo naar de Noordzee kan varen. Bij aanvang van zo’n project moeten toch altijd eerst de maximale afmetingen berekend worden.  Het superjacht moet, om in de Noordzee te komen, onder de Hef door. Het te lage middendeel van de brug moet daarvoor tijdelijk verwijderd worden. Bezos en de zijnen hadden beter een scheepswerf hunnen kiezen, dichter bij de Noordzee.

De Hef is een bezienswaardigheid in Rotterdam en kent een lange en roerige geschiedenis. De eerste delen van de brug staan er al sinds 1878 en vanaf die tijd is hij hoogstwaarschijnlijk  niet gekrompen. In 1940 wordt de Hef (ook genaamd: de Koningshavenbrug) door een Duits bombardement zwaar beschadigd. Snelle restauratie volgt om het treinverkeer weer mogelijk te maken. Tot 1993 blijft de trein daar rijden; dan wil het gemeentebestuur de Hef slopen. Dat stuit op heftig verzet van de Rotterdammers.. en  … er wordt naar ons geluisterd.  De gemeente belooft in 2017, na een uitvoerige renovatie,  dat de Hef nooit, maar dan ook nooit meer onttakeld zal worden. Sindsdien heeft de Hef een beschermde status.

Het gemeentebestuur is nu al zowat akkoord met de noodzakelijke ingrepen. Het gaat de bestuurders om het economisch belang van de scheepsbouwsector en met name de werkgelegenheid voor de regio. De Hef wordt zo het slachtoffer van grensoverschrijdende  activiteiten ..  van de Hef moeten ze afblijven!

Bezos is bereid om de miljoenen, die dit geintje kost, op te hoesten. Voor een multimiljardair als Jeff Bezos stelt een paar miljoen niks voor. Het is de bedoeling dat het schip van Bezos uiterlijk deze zomer uitvaart en zich voegt bij een tweede jacht dat de miljardair heeft besteld bij een andere scheepsbouwer.

Rotterdam was tot voor kort een 100% arbeidersstad. En van die arbeiders wonen er hier nog steeds veel.  Als Burgemeester Aboutaleb nou eens goed onderhandelt met die Bezos en een smartengeld van een miljoen of wat bij hem lospeutert. Voor het leed dat de  Hef en ons Rotterdammers, door dat geknutsel wordt aangedaan. Dan kunnen van dat geld arbeiders van hier een leuk ruimte-uitstapje naar Mars maken. Hebben zij er ook nog wat aan. Want nu is het alleen een unieke vertoning, waarbij Rotterdam als ‘dickpic’ wordt ingezet om te zien wat de superrijken voor elkaar kunnen krijgen.

 

 

maandag 14 februari 2022

KADAVERCONTAINER (2)

 

Kadavercontainer (2)

De woorden van het stukje ‘Kadavercontainer’ vormen samen een gruwelijk geheel.  Dergelijke harde scènes kunnen vòòrkomen in een verhaal. Het zijn hier slechts woorden, geen daden. Het is fictie. Dieren horen niet zo behandeld worden.

Maar … tegelijkertijd doden we alleen in de Nederlandse slachthuizen al meer 600 miljoen dieren per jaar. Met grof geweld de slachthuizen in geschopt, daar vergast, de kelen doorgesneden of zelfs levend verhakt. Ernstig dierenleed, allemaal voor de consumptie van ‘ons’ vlees en zuivel. Ontoelaatbaar, ondraaglijk en wreed. Dat is geen fictie.

Is daar ook zo’n ophef over?

De ‘zieke’ schrijver van het stukje ‘Kadavercontainers’.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hierna nogmaals het stukje ‘Kadavercontainer’. Voor hen die het nog niet lazen.

Kadavercontainer

Het ‘vlooientheater’ is in diepe slaap. Zijn poes ligt op haar zij naast de radiator. Zwaar ademend, piepend. De vier pootjes en haar gekromde rug vormen samen een cirkel. Zijn vorige kat, lag twintig jaar geleden, in exact dezelfde houding, dood op het balkon. Twaalf is die geworden.

 Zijn kat is nu al weer achttien. Ze heeft haar vacht al maanden niet gewassen. Kan ze ook niet meer. Veel te stram.  Vals krabben, dàt kan ze wel! Altijd als ze gekamd wordt. Ze tatoeëert zijn armen, buik en gezicht. Dikke plukken haren vliegen dan in het rond. De glans is van haar af; ze is mottig, pluizig en ze stinkt.

Nu slaapt ze op haar kleedje. Het kleedje met haarplukken, vlooieneitjes, kattenbaksteentjes en aangekoekte stront. Ze neemt het niet zo nauw meer met de hygiëne. Ze gaat nog wel op de kattenbak maar maakt er een zooitje van. Halverwege stapt ze eruit. Met een stuk drol aan haar kont drentelt ze van de vestibule naar haar kleedje in de woonkamer. Ergens op deze route valt de restdrol. Meestal op het tapijt in de woonkamer.

Slechte longen heeft ze. Haar ademhaling piept en soms staat ze een kwartier te rochelen. Toch kan ze nog wel wàt.  Als hij, om haar een beetje te plagen,  met de stofzuiger achter haar aan zit, blijft ze hysterisch heen en weer rennen, op zoek naar een veilig plekje. Dit houdt ze zeker wel vijf minuten  vol.

Ze slaapt, piept en ligt zowat voor dood op haar gore kleedje. Hij kijk naar haar en tilt zijn arm op. In zijn rechterhand een baksteen in zijn linkerhand een lege vuilnisbakzak. Zonder verder nadenken slaat hij het schedeltje van zijn poes tot moes. Geen kik geeft ze. Bloedspetters zijn overal in de kamer. Gelukkig geen bloedbad. Het is maar een klein poesje. Daar waar de kei haar kopje raakte ligt het meeste bloed. Die grenenhouten kast … vol spetters … het lijkt alsof op die mooie kast honderden muggen doodgemept zijn. Zijn nieuwe, witte Nikes zitten ook onder. Hij had ze eigenlijk uit willen laten. Helemaal vergeten. Het mooie is er nu wel vanaf. Van zijn Nikes. Met de hiel van zijn rechtervoet stampt hij haar kopje nog wat platter. Hij opent de lege vuilnisbakzak en neemt het iele staartje van het dier tussen duim en wijsvinger. Tilt het vederlichte wichtje op en laat het, met een vies gezicht,  in de vuilniszak glippen.  Tja, lekker is anders! Hij doet de Nikes, de baksteen en het stinkkleedje er ook maar gelijk bij.

Hij maakt een sopje. Poetst zorgvuldig de bloedspetters weg.  Gaat dan naar het afvalverwerkingsbedrijf.  Met een voldane glimlach laat hij zijn katje in de kadavercontainer vallen. Ze is daar beneden niet de enige. In de gauwigheid ziet hij de stoffelijke resten van een bouvier, een siameesje, een reiger, een zwanenjong,  een papegaai en een kraai. Een kraai die nog beweegt.  Ja, verdomd. Die kraai vliegt weg. De lijkenpikker!