woensdag 19 januari 2022

OBSCENE RIJKDOM

 Samen bezitten de 20 ministers van ons nieuwe kabinet maar liefst 42 woningen.  Minister Micky Adriaansens van Economische Zaken heeft vier huizen. Minister Liesje Schreinemacher van Buitenlandse Handel heeft er drie. Het bontst maakt minister Henk Staghouwer van Landbouw het wel: hij bezit zeven woningen. Deze regering moet nou de woningnood in Nederland aanpakken. Voor meer dan de helft bestaat die regering uit huisjesmelkers. Mensen die een tweede woning voor een groot deel van het jaar leeg laten staan. Dat voorspelt niet veel goeds!

Van de overige Nederlandse huizenbezitters heeft circa 4% een tweede woning. In totaal zijn dat er zo’n 400.000 tweede huizen. Verhouding 4 : 100. Wel even een heel andere verhouding dan de 2 : 1 van het kabinet.  De tweede huizen alsmede, recreatiewoningen op parken zijn zeer lucratief. Stijgen enorm in waarde. Grond daarvoor is makkelijk te koop. Veel  makkelijker dan bouwgrond voor eerste woningen. Terwijl een eerste woning toch een primaire levensbehoefte is.  Zowel de prijzen van eerste als tweede woningen zijn de laatste jaren enorm de pan uit gerezen. Dit draagt sterk bij aan de steeds groter wordende ongelijkheid.

330.000 woningen heeft Nederland anno nu tekort. Stel: alle tweede huizen worden verboden of worden fiscaal aangepakt, zodat iedereen zichzelf in de voet schiet. Dan zou dat tekort in één klap worden opgelost.  Maar dat kunnen we absoluut niet verwachten van een regering, die zelf zo dik in het vastgoed zit.

De alsmaar groeiende kloof tussen arm en rijk: daar moet dit kabinet  zeer zeker ook wat doen; het ontwricht de samenleving. De tien rijkste  mannen ter wereld bezitten vandaag de dag samen 15.000 miljard dollar. Dit is evenveel als de armste 3,1 miljard mensen. Obscene rijkdom kan je dat wel noemen. Obsceen omdat die ondernemers, met een verdienste van ‘15.000 dollar per seconde’ letterlijk slapende rijk worden. Mede door stelselmatige uitbuiting en wegbezuiniging van werknemers kunnen ondernemers hun winsten maximaliseren.

Corona heeft ook niet bepaald evenwicht gebracht in de economie. Maatregelen om de pandemie te bestrijden pakten desastreus uit. Voor dagloners in de toeristenindustrie en kleine zelfstandigen. De omzetten schoten omhoog bij supermarkten, bezorgbedrijven, techbedrijven en vaccin-ontwikkelaars. Wereldwijd werden negen individuen miljonair, omdat ze toevallig betrokken waren bij de ontwikkeling van vaccins.

De winstmaximalisatie kan worden beteugeld door belastingontwijking aan te pakken.  De vrije speelruimte voor de ‘markt’ in te perken. Meer overheidsingrijpen. Dat kan winstmaximalisatie minder aanlokkelijk maken. De groeiende kloof tussen rijk en arm, zowel nationaal als mondiaal, moet iedereen zorg baren. Het ondermijnt de gemeenschapszin. Ontwricht samenlevingen.

 

 

 

Geïnspireerd door: Volkskrant d.d. 18-01-2022

dinsdag 18 januari 2022

INCEST

 Hoi lieve Dorien,

Eindelijk, zal je wel denken,  hoor ik weer eens iets van Ronald. Eerlijk gezegd zou ik je wel elke dag willen mailen. Maar ik weet uit ervaring dat het leven druk is met twee kleine  kinderen. En dan ook nog eens een drukke baan. Dus dat doe ik je maar niet aan. Alles goed met jou, SanneJan en de tweeling?  Kim en Birgit, heten de meiden toch?

Kim is de oudste, toen diende Birgit zich aan. Zij is geboren met een hazenlipje, schreef je. Nou, laten we hopen dat het niet erger geworden is Dorien. Het is zo al vervelend genoeg, toch? Ik las wel in 'Effectief ouderschap' dat een hazenlipje tegenwoordig heel mooi gecorrigeerd kan worden. Maar ja, het is wel een vreselijk gedoe natuurlijk. Ze zijn al weer bijna één jaar, hè. Time flies! Nog even en je woont weer Bleiswijk.

Zal je wel pijn doen dat geweldige huis in Zuidland, met al dat land er omheen, te verlaten? Maar ja, elk einde biedt ook weer nieuwe uitdagingen/kansen voor een nieuw begin. Uit je mail begrijp ik dat je er veel zin in hebt. Voor de kinderen is het wel leuker om in een echt buurtje te wonen; op zo'n boerderij zitten de kids toch wat geïsoleerd. Misschien kom je in Bleiswijk ook in een wat minder strenge ‘zwarte-kousen-kerk’ omgeving terecht. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat jij  je prettig voelt in dat milieu.

Wat mij betreft, Dorien,  hoef je niet te wachten totdat  je verhuisd bent om wat af te spreken. Jij bent nu ook al van harte welkom en dat geldt natuurlijk ook voor SanneJan en de meiden.

Ik heb dezer dagen ook weer een kind in huis. Mijn  oudste, Karel, 22 is hij alweer, durft na zijn ontslag uit het ziekenhuis nog niet zijn eigen huis te wonen. Zoals je weet was hij opgenomen met een schedelbasisfractuur. Af en toe gaat hij nu een uurtje naar zijn eigen huis, proefdraaien. Het zal nog wel een tijdje duren voordat hij op zichzelf kan gaan wonen. Hij blijft maar last houden van duizeligheid. Daarbij is hij ook nog eens behoorlijk depressief. Moeilijk, moeilijk moeilijk.

Inmiddels werk ik bijna vijf maanden bij ‘Volop &Genoeg: voor al uw geldzaken’; leningen vooral. Het werk dat ik daar moet doen is tamelijk dom te noemen. De zwaarte van het werk zit hem vooral in de kwantiteit. Daarin prioriteiten stellen is van het hoogste belang. Leuk kan ik het niet vinden. Vind het eigenlijk heel verdrietig om te zien hoeveel hebberige mensen een lening sluiten. Misschien kunnen ze die wel nooit terugbetalen. Daarom ga ik maar eens op zoek naar wat anders. Een baan in een kleine organisatie, een beetje vergelijkbaar met wat ik hiervoor deed als boekhouder bij buurthuis de Put, waar wij nog samenwerkten. Het zal niet meevallen, want voor dergelijke banen is de spoeling dun.

Heb jij trouwens een prettig evenwicht gevonden tussen werken, thuis zorgen en ‘dingen voor jezelf doen’? Ik heb het altijd erg leuk gevonden, die combinatie: huisman/deeltijdwerker . Het is wel een struggle om niet geheel en al opgevreten te worden door alle verplichtingen. Af en toe moet ik ook wel eens leuke dingen kunnen doen zonder vrouw en kinderen. Voetbal, film, bordeel (grapje), theater, gokhuis, lezen, schrijven……het viel om den donder niet mee om daar in die drukke ‘kleinekinderenperiode’ aan toe te komen…..en dan heb jij nog twee van die handenbindertjes. De een zal bewerkelijker zijn dan de ander.  Is het niet?  Je bent echt niet te benijden, Dorien.

Buurthuis de Put is bij mij al bijna helemaal vervaagd. Ik heb nog wel de jaarrekening gemaakt. Dat vroeg het oude bestuur me nog. Toen ontmoette ik nog wat oud-collega’s van ons. Carolien natuurlijk, die bij haar nieuwe werkgever gelijk stevig uitpakte: ze versierde het Hoofd Personeelszaken. Sleepte daar en passant een salarisverhoging uit van 1000 euro per maand. Nu doet ze het werk van haar voormalige minnaar. Die kreeg de zak.

Nico, onze oude gedreven directeur, is uiteindelijk met een gouden handdruk naar huis gestuurd. Hoewel we aan die man jarenlang he-le-maal niks gehad hebben.....en dan die handdruk.......

Dorien, ik ga er een eind aan maken (nee hoor, niet echt, hihi) en aardappeltjes bakken. We eten vandaag peentjes, erwtjes en (lekkerrr) speciaaltjes  met gebakken aardappelen dus.

Helemaal alleen laat ik je nog niet, want ik  stop er nog een kort verhaaltje van me bij.

 

Veel liefs en kusjes

Voor jou  Dorien,

je schattige tweeling Kim en Birgit,

en groet  SanneJan van me

 

Ronald

 

N.B.    Wist je, Dorien, dat een tweeling eigenlijk een degeneratieverschijnsel is. Ik lees dat in het blad ‘Effectief Ouderschap’. In Nederland worden er de laatste jaren heel veel, vooral allochtone tweelingen  geboren, uit huwelijken tussen neven en geïmporteerde nichten of nichten en  geïmporteerde neven. Ik noem het maar een vorm van inteelt.  Ik stuur je dat artikeltje wel toe dan doe ik er ook gelijk dat artikel: 'kindjes met een hazenlip' bij. Doeiiiii!

 

N.B.B. Dat verhaaltje houd je van me tegoed hoor, Dorien!

Daaaaaag

maandag 17 januari 2022

EEN MIETJE

 Ze vindt hem een mietje; heeft liever niet dat haar zoon Léon met hem omgaat.   Léon en Ton zijn onafscheidelijke vrienden, pubers nog. Behalve als Léon een vriendinnetje heeft dan komt hij op de tweede plaats. Ton gaat dan maar met zijn broertjes voetballen; eens wat meer aan zijn huiswerk doen; zijn moeder helpen … boodschappen doen, huishouden. Vriendinnetjes heeft hij nog niet gehad ... hij zou wel willen maar het lukt gewoon niet … hij is heel verlegen … in zijn bed in zijn fantasie gaat het beter …

Hij maakt op een zomerse dag, kennis met Léon zijn moeder. Ze is het  type ‘lekker wijf’. Hij is een beetje bang van haar ... tegelijk windt ze hem ook op. Ze praat en lacht heel hard. Aan hem vraagt ze of hij ook thee wil en een knappertje?  Beleefd zegt hij: ‘Ja, graag mevrouw.’  

Léon z’n moeder is een kettingroker … sjekkies. Zonder te vragen rolt Leon een sjekkie uit het pakje shag van zijn moeder. Onverwachts   geeft ze hem een pets op zijn vingers. Het vloeitje en het plukkie shag vallen op de grond..  ‘Voortaan eerst even vragen hè, Léon! Nee hoor, geintje,’ lacht ze, al hoestend en proestend. ‘ Draai maar lekker een sjekkie, hoor knul!’  Ook als ze thee inschenkt heeft ze een sjekkie in haar mondhoek … er zit lippenstift aan d’r peukie. Ze heeft een lage, zwoele stem.   ‘Jij mag er ook wel een draaien, Ton.’  Ahhach, ze weet heus wel dat hij niet rookt … die schat … hij doet niet wat zijn mama hem verbiedt. ‘Neen, mevrouw ik mag nog niet roken van mijn ouders, ze vinden me nog te jong.’

Ze is niet zo groot, Léon zijn moeder. Ze heeft blond haar; grijze uitlopers.  Ze heeft haar  gezicht zwaar opgemaakt. Haar ogen ook. Een kort  zomers bloemetjesjurkje heeft ze aan.  Een deel van haar borsten puilt uit die jurk. Ton ziet haar sappige benen … een beetje uit elkaar geschoven ...hij wìl er eigenlijk helemaal niet naar kijken … maar toch ziet hij het. Onwillekeurig beweegt er wat in zijn broek. Hij hoopt maar dat Léon z’n moeder niks in de gaten heeft.

Na de thee wil hij gelijk naar Léons kamer. Léon heeft een pick-up en goeie muziek van de Rolling Stones, Them en Bob Dylan.  Hun favoriet is nu de Belg Ferre Grignard (Ring, Ring, I ‘ve got to sing). Als ze allebei vijftien zijn gaan ze naar een concert van hem in Antwerpen. In jongerencentrum de Muze. Boven, in de slaapkamer zitten ze op het bed van Léon:  luisteren, swingen, genieten.

Léon zijn moeder  vindt het maar niks: haar Léon en Ton samen op dat bed. Ton wil altijd zo gauw mogelijk naar boven naar Léons kamer. Alsof hij niet lekker zit in de woonkamer. Hij is haar type niet. Ze vindt hem ook geen vriend voor haar zoon. Ton is zo gedwee, zo stilletjes, zo klef, helemaal geen vent … en …ze heeft Ton ook nog nooit met een meisje gezien. 

zondag 16 januari 2022

MET GESLOTEN OGEN

 Mijn collega Hasim is nu al  weer vier weken ziek thuis. Iets met zijn longen. Hij zal wel verrast zijn als ik dadelijk ineens voor zijn neus sta.

   “Station Marconiplein” wordt omgeroepen. Hier moet ik er uit. Als  het geluid van de metro is verstomd klinken alleen nog mijn voetstappen op het kille perron. Via de roltrap kom ik in de hal waar langs de glazen wanden enkele sjofel geklede Afrikanen dicht bij elkaar staan. Ze kijken even mijn kant op maar vervolgen al weer snel hun gesprek Het Marconiplein is een wirwar van busbanen, tramrails en -leidingen,  fietspaden, autowegen en een enkel zebrapad. De vele stoplichten knipperen op oranje. Alleen de stank van uitlaatgassen herinnert nog aan de avondspits.

   Ik doe het bovenste knoopje van mijn jack dicht en trek mijn muts wat verder over mijn oren. Aan de overkant, bij die drie kantoortorens begint de Havenstraat.

   “Helemaal uitlopen en dan naar rechts,” heeft Hasim gezegd.

   Als ik langs de kolossale betonnen bedrijfspanden loop, die de donkere, uitzonderlijk brede Havenstraat markeren, hoor ik het angstaanjagend, aanzwellend geluid van sirenes. Met hoge snelheid passeren twee ambulances, een brandweerwagen en een ladderwagen.

   “Ga je mee, schat,” vraagt  een ondervoed en veel te schaars gekleed heroïnehoertje me op de  hoek met de Keileweg. Ze duikt opeens op achter de oplegger van een geparkeerde vrachtwagen. Verschrikt glimlach ik en schud mijn hoofd.

   Verderop in een donker, beschut hoekje van het  bouwvallige bedrijfspand van de ‘Coöperatie’, ligt iemand, in elkaar gedoken, onder een paar kartonnen dozen, luidkeels te snurken.

   Achter de ‘Coöperatie’ verrijst de grauwe flat waar Hasim moet wonen. Daar staan de ambulance en brandweerwagens van zoëven. Op een balkon, vier hoog, schuift een brandweerman, een brancard op de uitgeschoven ladder. Traag beweegt die in de richting van de ziekenwagen. Ik blijf even staan en kijk ernaar. Op de brancard, aan de zuurstof,  ligt, met gesloten ogen, mijn collega Hasim.

zaterdag 15 januari 2022

ONGEWENST

 Margreet en ik zijn in de onverwachte kou van deze lentenacht, bibberend op weg naar huis. We zijn de tijd vergeten op dat leuke feestje. Het is een heel eind lopen. De laatste bus hebben we gemist.  Zonder jas koelen we in onze bezwete kleren snel af. We houden elkaar stevig vast. In de buurt van het Centraal Station komt ons een stel tegemoet dat het spiegelbeeld kan zijn van Margreet en ik: hij gekleed in spijkerbroek en T-shirt; zij in een lange bloemetjesjurk. Hij met lang, donker krulhaar. Zij met lang, steil, blond haar met bloemetjes erin. Zij bibberen net zo van de kou als wij.                                                                                                                                                                                                                  Het stel vraagt ons de weg naar de jeugdherberg. Het maakt Margreet en mij niets uit dat het Duitsers zijn. Margreet en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “de jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier heel dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”:   “Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen.”

We hebben ruimte genoeg en zijn tenslotte zelf op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak aan een slaapplek  geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keer iets terug kunnen doen.

   We drinken thuis, om warm te worden, een paar glazen wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn op weg naar Amsterdam. De vrouw is zwanger. Er is nog niets van te zien. Ze zijn allerminst gelukkig met die zwangerschap; ze zijn op weg naar een abortuskliniek in Amsterdam. Aborteren moet in die tijd nog in de illegaliteit gebeuren en is peperduur.

   We zijn door de wijn opgewarmd en slaperig gemaakt. Tegen onze gasten zeggen we dat we er om acht uur de volgende morgen uit moeten. Ze kunnen het ontbijt vinden in de keuken en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

   Ze hebben ons huis keurig achtergelaten, is onze eerste indruk als wij ’s avonds uit ons werk komen. De  afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen. Eigenlijk vinden we dat niet meer dan normaal.

   Ik wil later op de avond Pink Floyd opzetten maar ik zoek tevergeefs naar de elpee Ummagumma.

   “Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend?” vraag ik aan Margreet. 

   “Aan niemand.”

   “Verdomme, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Het dringt langzamerhand tot me door dat alles van  Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete elpees weg zijn. We kunnen aan het einde van de week de balans opmaken: behalve een flink aantal waardevolle spullen, hebben ze ook nog een kleine duizend gulden cash-geld gejat. We hebben in onze naïviteit gastvrij onderdak verleend aan een koppel Schweinhunde.

Het minst erge vind ik achteraf eigenlijk dat ze die ongewenste vrucht van mijn poen hebben laten afdrijven.

vrijdag 14 januari 2022

LEKKE BAND

En paar keer per jaar en  uitgerekend op de meest ongelegen momenten krijg ik een lekke band ... geniepig sissend of met een luide knal, Het komt best wel eens voor dat ik er geen enkel bezwaar tegen heb. Als ik bijvoorbeeld lekker in het zonnetje op weg ben naar een oersaaie afspraak. Maar uitgerekend dan blijven mijn banden juist altijd  heel.

De lekke band komt namelijk uitsluitend op de meest onmogelijke momenten: op weg naar een gezellig feestje, een etentje met een vriendin, opening van de expositie van m’n vrouw, balletuitvoering van m’n dochter, kampioenswedstrijd van m’n zoon. Heel jammer maar helaas. Tot op heden heb ik nog nooit een lekke band gehad als ik bandenplakspullen bij me had. Als mijn band leegloopt, liggen de bandenwippers, solutie en dergelijke steevast thuis. 

Een oud-collega van me heeft zich op haar vijftigste nog laten omscholen tot fietsenmaker. Van haar krijg ik de tip om één keer per jaar beide binnen- en buitenbanden te vernieuwen. Dat zou lekke banden schelen. Ik volg haar raad op maar binnen twee weken penetreert een grote roestige spijker de net aangeschafte en nu al weer lekke banden. Banden maken blijkbaar zélf wel uit wanneer ze klappen.

Ik ben de wanhoop nabij. Het stortregent. Op de fiets met die lekke banden moet ik naar de fysio. Nog vijf kilometer lopen, zonder regenpak, dat natuurlijk ook thuis ligt Ik voel me klote. Zeker als passerende en tegemoetkomende fietsers pesterig een lange neus naar me lijken te trekken. 

Onlangs gebeurt er iets positiefs. Ik sta weer eens lek. Een hulpvaardige dame stapt van haar fiets. ‘Kan ik u misschien helpen, ik heb plakspullen bij me.’ Zij is zelf eens zo geholpen, zegt ze en sindsdien helpt ze anderen ook zo af en toe. Haar zoon van acht wil mijn band oppompen. Dat gaat nogal wat tijd kosten. Maar om hem dat nou te weigeren is ook zo lullig. Wel uitzonderlijk, een lekke band, een belangrijke afspraak in het ziekenhuis en toch nog op tijd komen. Zij het op het nippertje!.

 

Die lekke band komt natuurlijk helemaal vanzelf. Alleen laat ik mijn plannen er niet meer door dwarsbomen. Ik heb voortaan, net als die aardige mevrouw, altijd plakspullen bij me, voor mezelf en zo af en toe ook eens voor een ander.

donderdag 13 januari 2022

HAAN

Haan komt me helpen met de riolering van mijn tuinhuisje. Hij is een ouwe kennis. Dertig jaar eerder, begin jaren zeventig van de vorige eeuw, waren wij collega’s op een vormingscentrum.  Haan komt daar later werken en gaat er ook weer eerder met ontslag. Het lukt hem niet zo. Dat werk. Mij trouwens ook niet. Het is klote werk. Met werkende meiden en knullen, pubers nog, die een rothekel hebben aan school.   Vier dagen in de week mogen ze werken, één dag in de week moeten ze naar school. Naar dat vormingscentrum. Daar krijgen ze maatschappijleer, sport, handenarbeid en dramatische vorming. Ik geef drama. Dramatisch! Het lukt van geen kanten. Die pubers zijn daar totaal niet in geïnteresseerd. Ze vinden het zonde van hun tijd. Gaan liever werken. Ze lachen me uit met mijn spelopdrachten, die veel te veel fantasie vragen. Weigeren in actie te komen. Negeren mij. Gaan gezellig met elkaar zitten babbelen en  sigaretjes roken, want dat mocht in die tijd nog. Ik weet er geen raad mee. Snap ook wel dat ’drama’ ver van hun bed is. Zelfs met simpele rollenspelen hoef ik niet bij ze aan te komen, Stennis maak ik niet. Op den duur ga ik zelf maar mee zitten kletsen en roken. Dan blijft het rustig in mijn lokaal, dat altijd weer blauw ziet van de rook. Mijn collega’s hebben zo gelukkig geen last van mijn groep.

 Van Haan hebben mijn collega’s wel last. Haan geeft maatschappijleer. De groep zit in een kring aan tafeltjes. Ook voor de les van Haan is geen enkele interesse. Maar Haan is een doordouwer. Alsmaar sjekkies draaiend geeft hij les. Of zijn leerlingen nu wel of niet bij de les zijn. Hij praat en rookt gewoon de vijftig minuten lang vol op de automatische piloot.

 Haan is een echte zeikerd. Niet alleen voor zijn groepen; ook voor zijn collega’s. Een verbale zeikerd. Hij blijft gaan. Er komt geen einde aan. Zelf heeft hij dat zelf niet in de gaten. Collega’s worden gestoord van. zijn eindeloze gelul. Haan kan er slecht tegen dat collega’s hem bekritiseren  … hij gaat wat anders zoeken.

 Haan gaat leren voor vakman in de bouw. Hij heeft technisch inzicht, zegt hij zelf. Leert voor loodgieter. En zo kan ik hem goed gebruiken. Voor werk aan mijn tuinhuisje. Haan legt het riool en de waterleiding aan. Dat kan hij goed, althans dat zegt hij.

 Ik koop de nodige spullen in. Op 8 december, de dag dat we zouden gaan beginnen is het helaas te koud. Drie graden onder nul en het sneeuwt. Dus gaat het niet door. We houden contact; Eens gaan we het doen. Ja, als het kwik weer boven nul is. Haan houdt wel contact, blijft kletsen.  maar werken: ho maar. Dan huur ik daar maar een ZZP’er voor in. Als ik op Haan moet wachten. Het weer knapt wat op en voor de kerst is de klus klaar... 

 Kort na de feestdagen spreek ik hem nog. Haan heeft geen leuke kerst gehad. Hij is vrijgezel. Heeft alleen gezeten met de kerst. Een bakje uiensoep met een sliertje vlees is zijn kerstmenu. Het is zijn eigen schuld dat hij het niet naar zijn zin heeft gehad, vindt hij zelf. Het is zijn eigen keuze. Voelt zich niet zo lekker. Begin januari zie ik zijn overlijdensadvertentie in de krant staan.