woensdag 22 december 2021

EERSTE KOU

 

Jos heeft al zijn kerstkaarten verzonden. Dat moet natuurlijk ook wel anders komen ze niet op tijd aan. Hij heeft het zich makkelijk gemaakt dit jaar, op alle kaarten heeft hij geschreven: ’Prettige feestdagen en een goed en gezond 2022, groetjes, Jos.’ Nu heeft hij even tijd voor een stevige wandeling door het Prinsenpark. Het vriest … niet hard maar toch genoeg voor een flinterdun  vliesje ijs op de slootjes aldaar. Het ijs is zo fragiel, dat zo’n licht beestje als een waterhoentje er gelijk doorheen kukelt wanneer het er vanaf de kant op springt.

 Onwillekeurig denkt  Jos  aan die winterse dag waarop hij met een paar vriendjes uit de buurt ging ‘ijsie’ kraken op de sloot van de Spaanse Bocht in Spangen.  Hij zal een jaar of tien geweest zijn. Het ijs was destijds wel een stuk dikker dan vandaag. ‘IJsie kraken’ houdt in dat een stel jongens en meisjes (meestal meer jongens dan meisjes) naast elkaar gaan staan aan  de ene  kant van de bevroren sloot om vervolgens hand in hand naar de overkant van de sloot te stampen.  Bij de eerste overtochten gaf het ijs nog geen krimp ; zeker als het flink dik was. Maar het werd spannender naarmate het aantal oversteken toenam.  Het ijs ging steeds vervaarlijker kraken.  Er werd net zo lang doorgegaan tot er minimaal één van het stel door het ijs gezakt was.  En natuurlijk was Jos weer eens de lul. Hij liep uiterst links in de keten. Doorgaans is  bij IJsie kraken  links in de keten lopen veilig. Meestal  lopen vooral zij, die in het midden lopen het meeste gevaar.  Zo koud als die dag heeft hij het nooit meer gehad. Mijn vriendjes hebben hem toen vlug naar huis gebracht. Hij woonde gelukkig dichtbij. Mijn moeder schrok heel erg , ze was zelfs een beet je boos  dat hij zoiets gevaarlijk gedaan had .. ‘het had veel slechter af kunnen lopen’.

Met grote passen zet Jos zijn wandeling voort. Een reiger zit geheel ineen gekrompen, snavel omlaag, langs de waterkant. Het gras is nog berijpt. Een paar meter hoger, in een ontbladerde berk zit een stel kraaien met opgetrokken schouders de kou te trotseren.  In de verte hoort hij een ambulance  naderbij komen. In mijn directe omgeving, hij loopt inmiddels vlakbij de begraafplaats Oud-Kralingen, is voor zover hij het kan zien niks gebeurd.  Het is heel stil in het park; er is letterlijk  geen kip te zien.  De ambulance hoort hij nu niet meer.

Op een bankje aan de Michael Angelolaan  ziet hij een man  zitten. De man kijkt schichtig naar links en rechts … zet een plastic tasje naast zich neer, pakt er een blikje bier uit, klikt het open, neemt er een slok uit en stopt het vlug weer in zijn tasje terug  ... de man is veel te schaars gekleed: een t-shirtje met een sjofel colbertje. De man zou meer hebben aan een paar slokken jonge jenever dan aan dat koude biertje. Jos heeft te doen met deze man, die in deze vrieskou, in een vrijwel verlaten park, aan zijn verslaving moet toegeven.

Jos is inmiddels aangekomen bij het flatgebouw waar hij woont. Daar staat die ambulance. In de hal van de flat wordt druk gepraat over de zieke, die opgehaald wordt. De liftdeuren gaan open en op de brancard ziet hij een lachende Lea liggen, een buurvrouw van derde étage: ‘Ik heb niks hoor, ‘zegt ze, ‘er is helemaal niks aan de hand met me, helemaal niks, maar ik moet gewoon mee.’ 

maandag 20 december 2021

BIJ DE CHINEES

 

Of hij spreekt geen Nederlands, hij houdt niet van mijn gebabbel of hij vindt mij gewoon een beetje eng. Hoe het ook zij, de ouwe Chinees draait zich een halve slag op de bank als ik naast hem kom zitten. Ik pak mijn laatste kauwgompie en de Volkskrant van deze ochtend; ben zojuist ik het ziekenhuis voor het eerst van mijn leven bij een uroloog geweest. Gedurende de afgelopen drie weken heb ik die dokter moeten opschrijven hoeveel ik drink en hoeveel ik pies.

Nu eerst even de penis poetsen; krijg daartoe van een verpleegster een bekertje water en een warm doekje (net zo’n warm doekje als je na het eten bij de chinees krijgt). Dan krijg ik een ampulletje  dat ik vol moet piesen met die glanzend-schone piemel.

De laatste tijd heb ik  wat last van urineverlies, doe het soms in mijn broek, soms in mijn bed.  Gelukkig niet elke dag maar een paar keer per jaar vind ik al te veel!  Ik heb niet het idee dat het iets ernstigs is. Hoop dat het met een beetje medicijnen te corrigeren is.  Ik moet ook nog  even voorover gebogen gaan staan met mijn handen op de behandeltafel ….. met mijn broek op mijn schoenen……..de vrouwelijke arts trekt razendsnel een handschoen roert met een vinger in een potje met glijmiddel en drukt diezelfde vinger (godzijdank) trefzeker in mijn anus en bevoelt even mijn prostaat, die prima blijk te functioneren. 

Pijn deed het niet maar toch zit ik niet helemaal lekker op dat bankje. Stuurs blijft mijn buurman naar de ingang van het ziekenhuis kijken; terwijl ik mijn ochtendkrantje lees. Kindergeschreeuw komt van achteren en als een veer schiet de Chinees omhoog en loopt naar het kind van een jaar of vier dat waarschijnlijk het Chinese equivalent voor opa uitroept. De Chinees verandert van een norse stuurse bankzitter in een voorbeeldig enthousiaste opa: hij bukt zich naar de kleine jongen, tilt hem op en lijkt, vrij vertaald te zeggen ‘hallo jongen, wat ben je groot geworden; wat ben ik blij dat ik je eindelijk weer eens zie’. Enkele passen achter de jongen lopend de ouders, die lachend het tafereel van opa met hun zoontje gadeslaan. De Chinees heeft alleen maar oog voor de kleine jongen. Hartverwarmend, het maakt me vrolijk en onwillekeurig glimlach ik….. De vader van de kleine jongen ziet mijn lach en hij knikt me vrolijk, vriendelijk toe. Snel wendt hij zijn blik van me af  en kijkt hij naar zijn familie.  Gevieren lopen ze het ziekenhuis in.

Met mij is niets aan de hand, komt de zuster me zeggen, alles doet het goed. Ik drink alleen te veel…..drie keer meer dan normaal…daar komt het door….geen alcohol hoor……..nee gewoon koffie, water, sapjes en natuurlijk ook af en toe wat sterkers.

Maar…..dus om het voortaan droog te houden….logisch eigenlijk wel …..is minder drinken het devies.

 

* eerder (in 2007) gepubliceerd 

 

zondag 19 december 2021

BIOBAK

 Voor de toegangsdeur van het flatgebouw waar ik woon, staat sinds enige maanden een container waar groenafval in gedeponeerd kan worden.  Ik vond het wel een goed idee. Zeker omdat die voor mijn deur is neergezet.  Veel eerder hebben ze ons van de gemeente ook al eens verzocht om papier en glas in afzonderlijke containers te deponeren. In het begin voldeed ik, en met mij veel anderen in mijn flat daar braaf aan, ondanks dat die bakken op meer dan een kilometer afstand van de flat stonden. Maar toen ik, vaker dan het me lief was, zowel een overvolle glas- als papierbak aantrof,  ben ik ermee gestopt om twee kilometer met die zware tassen heen en weer te sjouwen.  Ik heb destijds nog wel gebeld naar 14010, een algemeen telefoonnummer alwaar allerlei  grote en kleine klachten over schoon en veilig in de regio Rotterdam kunnen worden doorgegeven.  Ik liep de laatste drie jaar regelmatig langs die bakken op weg naar de sportschool. Het zag er daar omheen niet best uit: een puinhoop: veel glasscherven, lege potten en flessen en volop karton. Sinds een half jaartje is het eindelijk goed geregeld: op tweehonderd meter van mijn huis staan nu een papier- en een glasbak en er is altijd plaats genoeg.    

 Groente- fruit- en plantenafval en ook vleesresten  kan gegooid worden in die biobak.  Awel, dus dat ‘kan’ in die groencontainer, schrijf ik hier nog maar eens met nadruk op. Want er wordt niet op gehandhaafd. Dus wanneer je besluit om dat soort afval gewoon bij het restafval te gooien dan word je niet direct op de bon geslingerd. Bekeuren is denk ik ook niet nodig want zo te zien wordt er goed gebruik van gemaakt. Veel te goed moet ik zelfs zeggen. In no-time is die container namelijk vol. En het vervelende is dat ze veel te weinig geleegd worden waardoor de groenresten naast de container op het trottoir  komen te liggen en door het stadsgedierte  verder over de stoep verspreid worden.  Het wordt dan echt een glibberige glijboel.  Mandarijnenschillen, klokhuizen, kippenpoten, kroketten waar één hap van genomen is, half afgekloven karbonades,  platgedrukte patatjes waarvan sommige met piccalilly, halve pizza’s, beschimmeld brood en vooral heel veel bananenschillen. Nondeju, wat worden er in zo’n flat, als de mijne,  veel bananen verorberd!  Nu is algemeen bekend dat de kans om over één bananenschil uit te glijden al zeer groot is; laat staan over tientallen bananenschillen, zeker als ze ook nog  eens vermengd zijn met andere soorten half verrot  bioafval.  De huidige situatie is niet alleen onveilig maar ook nog onhygiënisch. Er wonen in mijn flat nogal wat rolstoelers en scootmobielers. Wat te denken van wat die voertuigen allemaal de flat in rijden  en … niet om het een of ander, maar ook voor de gewone voetganger is  het haast onvermijdelijk om die biosmurrie  te vermijden …  je wil niet weten hoe de liften er momenteel uit zien!  Ik wilde niet wachten tot er ongelukken zouden gebeuren dus  belde ik 14010. De gemeentelijke mevrouw die mij te woord stond, vertaalde mijn tamelijk verontrustende ooggetuige verslag van de toestand in en rondom de container als volgt: ‘Dus als ik u goed begrijp, meneer wilt  u  dat de container wat regelmatiger geleegd wordt?’ ‘ Neen mevrouw, eh … ja, dat wil ik natuurlijk ook wel, maar wat ik wil is dat er deze morgen  een wagen langskomt om de troep hier op te ruimen voordat er ongelukken gebeuren.’  Ja, zegt de vrouw, mag ik uw burgersofinummer, meneer?’ Dat geef ik haar. ‘Meneer, het streven is om binnen drie dagen een wagen langs te sturen en als dat binnen drie dagen nog niet gebeurd is dan kunt u weer naar dit telefoonnummer bellen; vermeld dan wel  de volgende tiencijferige code: 5281-7216-77. Dag meneer.’  Ik krijg geen kan meer om te reageren,  de gemeentejuf heeft het telefoongesprek beëindigd. Uit mijn keukenraam zie ik dat beneden op straat mijn naaste buurvrouw Dien op haar gat valt; een andere flatbewoner probeert haar nog overeind te helpen maar gaat dan zelf ook onderuit.

zaterdag 18 december 2021

LEEG MAKEN

Die avond stap ik de deur uit van de woning waar ik de laatste acht jaar woonde. De laatste acht van de in totaal vijf en veertig jaren, die ik samen met Carole woonde. Het huilen staat me de hele dag al nader dan het lachen.

Alsof ik voor een paar weken de bak in moet, zo loop ik verdwaasd rond te kijken over wat ik minimaal moet meenemen. Mijn vriend Bahram heeft een kamertje over. ‘Kom een tijdje bij mij wonen, is goed’ zei hij spontaan en hartelijk. Een tijdje … een paar weekjes om mijn hoofd leeg te maken … mijn hoofd, boordevol vol flarden machteloze wrok, boosheid, haat, verdriet, wantrouwen schuldgevoel maar ook hopeloos verlangen, liefde en vertedering. Als ik niet slaap of even niks doe dan vertonen zich onophoudelijk en dwingend scenes uit ons huwelijk aan mij.

Wrange scenes:

De optater die ik Carole verkocht, zo’n dertig jaar geleden nu. Ik was woest dat ze me voor ‘asociaal’ uitmaakte; de aanleiding weet ik niet eens meer precies.

Uit jaloezie gooide ik eens een heel regiment grappig kleine likeur-flesjes op de plavuizen in de keuken aan diggelen. Mij was ter ore gekomen dat Carole zo’n enorme lol had gehad met een andere leuke man op haar wintersportvakantie.

In het Casino Rotterdam vergokte ik een paar duizend gulden van ons huishoudgeld, een gestoorde actie; een domme poging om rijk en gelukkig te worden.

En dan blijk ik in  het jaar 2000 ineens een lastige stoornis te hebben. De bipolaire stoornis. In de eerste manie, vijftien jaar geleden, na dertig huwelijksjaren dus, zeg  ik, Carole onverbloemd hoe seksueel passief zij is in onze relatie. Sindsdien houdt ze niet meer van mij. Vijftien jaar later hoor ik dat pas voor het eerst.

Blije Scenes:

 Carole die in 1969 op het station Utrecht uit de trein stapt, me ziet staan; blij lachend rent ze op me af valt me in de armen.

Mama Carole, in haar sexy lichtblauwe overall; een fleurig sjaaltje om haar nek, lange blonde haren, achter de kinderwagen wandelend in het Kralingse Bos. Onze  jongste, Dennis, ligt te pitten. André, twee jaar ouder loopt met zo’n grote speen in zijn mond en zijn bal in twee handen tegelijk, naast de kinderwagen.

Nog geen maand eerder zoenden Carole en ik weer even met elkaar, tongen ja, dat probeerden we althans heel even. We hielden elkaar lekker stevig vast en gelijk kreeg ik alweer een stijve. We keken elkaar aan en ik zei verrast: ’Hé, stralende ogen! Je bent ineens weer een stuk ….. jonger!’ … ’Ja’ zei zij, ‘jij ook,’ en we omhelsden elkaar nog even, streelden nog fijn en gingen slapen. Ieder in onze eigen slaapkamer. Dat dan weer wel.

Carole maakt nooit zulke positieve opmerking over haar eigen lijf. Ze is duidelijk ontevreden over haar eigen lichaam. ‘Dik, gerimpeld, uitgezakt,’ zijn haar woorden. Ik kan daar niet goed over oordelen, omdat ik de haar de laatste vijftien jaar niet meer naakt heb mogen aanschouwen. Werkelijk waar! Toen ik een vuile onderbroek van me in de wasmand stopte, riep Carole me van onder de douche. Ze had een grote handdoek om haar onderlichaam geslagen en toonde me haar borsten. Zo prachtig, zo stevig, zo mooi rond. Niks gerimpeld of uitgezakt. Het ontroerde me (en het wond me natuurlijk ook gelijk weer op!). ‘Daar mag je echt héél trots op zijn Carole!’ zei ik.

 

 (eerder geplaatst in juni 2015)

  

vrijdag 17 december 2021

HONGER

 

‘Honger? Honger? Als je echt honger hebt dan pak je wat je pakken kan. Dan zeur je niet, dat je  geen vlees, vis of eieren mag eten omdat je veganistisch bent.’ Luid, duidelijk en knerpend schalt de honger-mening van het  Surinaamse meisje door het metrostel.  Naast haar zit een iel grietje, ook van kleur, dat protesteert: ‘Neen, neen, als ik honger heb ga ik een BigMac scoren, of een patatje pindasaus bij Bram Ladage.’ 

De Surinaamse is groot, volumineus, haar lijf barst bijna uit haar warme maar veel te krappe jas. Die ander is half zo groot als zij. Ik kan die kleine ook nauwelijks zien. Alleen als ze wat voorover buigt wanneer ze iets zegt, zie ik iets van haar tamelijk witte gezichtje.  De rest van haar lijf gaat dus schuil achter haar vriendin.

Ik  ben op weg naar het ziekenhuis. Mijn aandacht wordt getrokken door het duo dat naast me, aan de andere kant van het gangpad zit. Ik spits mijn oren om nog wat van hun honger-gesprek op te vangen maar dat valt niet mee omdat de metro behoorlijk wat lawaai produceert. Alleen op de stations kan ik ze een beetje afluisteren. ‘Heb jij dan ooit wel eens honger gehad? vraagt het iele meisje. ‘Gelukkig niet. Bij mij thuis is altijd voldoende te eten.’ ‘Dus je hebt nooit echt honger gehad? Hoe weet je dan zo zeker dat je dan alles pakt wat je pakken kan?’

Ze hebben denk ik door dat ik meeluister. Vluchtig kijken ze even mijn kant op … dan vervolgen ze, wat minder luid, hun gesprek. Ik kan ze toch nog redelijk goed verstaan; we zijn op station Oostplein. 

‘Dat weet  ik ook niet zeker, dat lijkt mij zo. Je wilt dan toch overleven … ik zag gisteren in de krant een foto van een vierjarig Nigeriaans jongetje …  uitgemergeld. Bijna alle vlees was van zijn botjes. Hij was op weg naar de dichtstbij zijnde voedselbank maar onderweg  viel hij. Het lukte hem niet meer op te staan. Zijn armpjes, zijn beentjes, alles was te veel verzwakt. Op die foto zie je hem liggen met zijn neusje in het zand. Je ziet hem nog proberen zich met zijn handjes op te drukken. Tevergeefs.’ ’Zielig hoor, dat ventje.’   De dames stappen uit bij station Blaak. De metro dendert weer verder.  

‘Twee derde van de wereld lijdt honger maar wij hebben ‘Pedigree Fresh Buster’ – dat zijn brokjes voor honden die uit hun bek stinken.’ (Theo Maassen) ... zo maar opeens denk ik aan die oliebollentent op het Lage Land … ik krijg trek … zit ik plompverloren te watertanden bij de gedachte aan een oliebol. Straks als ik terugkom van het ziekenhuis ga ik er lekker twee kopen … twee oliebollen … of neen,  twee krentenbollen …  voor vanavond bij de koffie.

Ruimschoots op tijd ben ik in het Franciscus Gasthuis. Het is één uur en ik moet pas om half twee bij de afdeling orthopedie zijn. Ik houd er niet van om ergens te laat of op het nippertje te komen.  Nu is er nog voldoende tijd om naar de toilet te gaan en wat te eten. Ik neem een kopje koffie en een broodje gezond.

Ik ga naar de orthopeed voor mijn rechterschouder. Die heb ik ruim zes jaar geleden gebroken. Ik heb nog steeds last. De dokter raadt me daarom aan om een nieuwe schouder te laten plaatsen. In de eerste helft van 2022 zal dat gaan gebeuren.    

donderdag 16 december 2021

PIM-PAM-PET

 

Er zijn altijd mensen die denken dat ze verveling, neerslachtigheid,  eenzaamheid of relatieproblemen kunnen oplossen door veel te gaan vreten of alcohol te gaan zuipen. Alleen doodzuipen en/of doodvreten  helpt al die problemen effectief de wereld uit.  Sinds ik pim-pam-pet voel ik me een stuk lekkerder. Ja, pim-pam-pet, dat leuke spel voor het hele gezin. Ik pieker er echter niet over om dat spel met mijn vrouw en kinderen te spelen……... Ik hou pim-pam-pet gewoon voor mezelf.

Pim-pam-pet is een soort quiz. Het bestaat uit vijftig quizkaartjes. Een rond kunststof basisschijfje van een centimeter dik en een doorsnee van twaalf centimeter; op  de rand van dit schijfje staan in hokjes van een bij een centimeter de letters van  het alfabet en een vraagteken. Dit schijfje is dus  de basis van het spel. Precies vanuit het midden van die basis steekt een pinnetje. Dit pinnetje past precies onderin het holle pinnetje in het midden van het draaischijfje. Dit schijfje wordt dus op die basis geplaatst. Door met duim en wijsvinger een snelle wrijvende, enigszins drukkende beweging te maken, is het mogelijk het bovenste schijfje over die basis heen te laten draaien (het lijkt op ‘met de vingers knippen’ maar dat wordt meestal gedaan met duim en middelvinger; (ook lijkt het wel enigszins op het laten tollen van een klein tolletje).In dit ronde draaischijfje is  aan de rand een vierkantje van een bij een centimeter uitgespaard . In dat vierkante openingetje wordt als dat draaischijfje tot stilstand komt een van de letters van het alfabet(of het vraagteken)  zichtbaar.

Hoe gaat het spel nu?

1.            de speler pakt een quizkaart en leest de vraag hardop (bijvoorbeeld: noem enkele soorten broodbeleg)

2.            de speler draait het draaischijfje rond met zijn vingers`: als het schijfje dan bijvoorbeeld stilstaat bij de letter P: zijn: pindakaas en paardenrookvlees goede antwoorden.

3.            de speler krijgt twee punten; immers hij weet twee broodbelegsoorten met een ‘P’.

Dan mag de volgende speler een kaartje pakken en een letter draaien en o ja , stopt het draaischijfje bij de vraagteken mag de speler zelf een letter kiezen.

Ik doe het helemaal alleen.....en wat niemand hoeft te weten is, dat ik altijd één fictief spelmaatje kies. De ene keer  Bram, de andere keer Gerard, Jan of Wim dan weer Marietje, Mien, of Miep het is maar net hoe ik me voel wie ik neem.

Treurnis is in het leven volop aanwezig en pim-pam-pet  kan …. let wel kan…een van de remedies zijn  om kwellende levensdroefheid te verdrijven. Er zijn dus meer wegen die naar Rome leiden.

Zo kan een hele dag alleen thuis ook weldadig zijn, immers,  alle stress die zijn oorsprong buiten de deur heeft, blijft simpelweg buiten. Geen gezeur over dit te doen of dat te laten. Heerlijk. Telefoon……lekker laten gaan of…. hup….uit! Het enige dat op zo’n dag moet is koken. Dat wel, maar koken is iets stressloos. Vorige week woensdag haalde ik een pondje spruiten af, maakte ze schoon en zette ze met een bodempje water op, bracht ze aan de kook, zette de kookwekker op twintig minuten en dacht: nu even een moment voor mezelf  ……. even tijd voor twintig minuutjes pim-pam-petten. Allemaal leuke vragen krijg ik, zoals: noem zoveel mogelijk meisjesnamen met een ‘M’, of welke gebruiksvoorwerpen ken je met een ‘L’; heel leuk vind ik: noem enkele ziektes met een ‘P’ met dit spel verdrijf ik de tijd zo snel………ik zit net lekker een stel antwoorden op die laatste vraag op te schrijven: psoriasis, pneunomie (longontsteking), pokken, psychiatrische stoornis, pleuris, proptosis, polyurie, pest, prostatitis, parkinson, paranoia, penisnijd, psychose……dat zijn er al twaalf……..dan ruik ik ineens wat ……..een onbekend raar luchie, een beet je zoetig, een beetje aangebrand….jezus…. dat zijn toch niet de spruiten, hé…..maar, jawel hoor, het zijn de spruiten wel degelijk. Die kloterige, kankerkookwekker staat nog steeds stil op die twintig minuten…..al drie kwartier lang staat die klotenwekker stil op die twintig kutminuten. Ik heb dat ding meteen een flinke zwiep de Rotte in gegeven. Daar verstoort die wreed, moeder meerkoet in haar middagdutje. Wat gaat dat beest tekeer.

De spruiten zijn zwart . Gelijk de wc in. Een boterhammetje gegeten met een gebakken eitje met kaas.  Ook lekker. Voor mij beslist geen straf. Voor haar wel. Zonder warme prak is haar dag niet oké. Ze is dus  chagrijnig.

Godzijdank is er dan de pim-pam-pet ,die me fijn door de avond heen sleept.

Bloemen met een ‘O’; foei, dat valt niet mee, zeg, dat valt om de donder niet mee…..orchidee…oleander.

Zij ging zelfs ook opeens meedoen, wat absoluut de bedoeling niet is.

Komt waarschijnlijk omdat ik, per ongeluk, hardop zei:’Bloemen met een ‘O’’

‘Oostindische kers,’ flapte ze er gelijk uit.

woensdag 15 december 2021

VISITE (2)

 

VISITE (2)

Terwijl hij met de kopjes koffie naar de woonkamer loopt, probeert hij te bedenken waarom Dine juist vandaag bij hem langs komt. Waarom belt of mailt ze hem niet gewoon? Misschien heeft ze wel  iets leuks te vertellen of is ze nieuwsgierig naar hoe het met hem gaat, nadat hij zo ziek is geweest. Toen ze nog bij elkaar waren hield ze regelmatig telefonisch of schriftelijk contact met familie, vrienden en kennissen.  In die zes en een halfjaar dat ze nu  gescheiden zijn, had hij  nooit contact met haar gehad, op die ene keer na dan. John had er ook niet echt behoefte aan gehad. Dat had waarschijnlijk ook te maken met de latrelatie die hij ruim een jaar na de scheiding  was begonnen met Ank, een vrouw die bij hem in de buurt woont. Die latrelatie is een half jaar geleden geploft; misschien wil Dine wel weten hoe hij zich redt als alleenstaande man.

‘Zo’, zegt hij, ‘één zwarte koffie met een beetje suiker.’ Die gevulde koek moet je er maar bij denken … dat zegt hij niet hardop … hij weet dat ze niet van dat soort flauwe grapjes houdt. ‘Je hebt gordelroos gehad,  hè?’  Ze pakt haar koffie en gaat zitten in haar karakteristieke houding:  de rechtervoet onder het linker bovenbeen.

Hoe zou ze dat nou weten?  Met onze zonen heb ik het er niet over gehad.  Misschien leest zij of een van haar vele vriendinnen mijn verhaaltjes wel ….

‘Ik hoorde het van Carolina, je weet wel … ‘

Hij had drie maanden lang vreselijke pijn en jeuk gehad … was nog in de pijnpoli geweest van het IJsselland Ziekenhuis. ‘Het gaat nu weer prima,’ zegt hij.

‘Ik ga straks na de koffie nog even bij Carolina, in Oosterflank langs, daar ben ik nog steeds bevriend mee; ik ben nu toch in de buurt,‘ zegt Dine. Hij ziet haar kijken naar het schilderij aan de muur achter haar.  Ze vindt het mooi. Hij ook. Het is een heel duur verjaardagscadeau van Ank, een paar jaar geleden maar hij heeft er geen zin in om daar nu woorden aan vuil te maken.   

‘Heb je het al gehoord?’ vraagt hij haar. ‘Wat moet ik gehoord hebben?’ ‘Dat ik weer vrijgezel ben.’ antwoordt hij. Hij realiseert zich dat hij het haar zelf nooit rechtstreeks verteld heeft .. over die latrelatie. Zijn zonen weten het wel; zijn oudste zoon Coos heeft Ank zelfs wel eens ontmoet. Coos zal het haar toch wel verteld hebben?

‘Jammer voor je John en …  en … bevalt het je wel, zo in je uppie?’ vraagt ze.

Het bevalt hem uitstekend. Hij heeft nu een leuk leven … verveelt zich geen moment. Een half jaar is het nu uit. Allerlei vervelend gekissebis schiet hem door het hoofd maar hij wil het er niet meer over hebben en hij wil er zeker Dine niet mee lastig vallen.

‘Tsja,’ antwoordt hij, ‘Ank wilde na een aantal soms hoog oplopende ruzies geen latrelatie meer, ze wil alleen nog doorgaan met mij als haar vriendje.’ Hij verwerpt dat idee onmiddellijk . Ank verwijt hem krijsend en met haat in haar ogen dat hij het fijn vindt, dat zij afhankelijk van hem is …  van iemand die hem zoiets  verwijt, wil hij het vriendje niet zijn.

 

Hoe gaat het eigenlijk met jou, Dine?  Hij ziet dat ze gelukkig is, ze straalt zoals ze lang geleden ooit straalde, ze gaat op stap met haar vrienden en vriendinnen, ze musiceert, tussen de schuifdeuren, met haar bandje, ze is weer gaan schilderen en ze heeft Netflix aangeschaft; regelmatig kijkt  ze tot een uur of vier ’s nachts tv … of ze inmiddels een relatie heeft durft hij haar nog steeds niet te vragen.  

Hij is sinds een paar maanden, na een jarenlange verwijdering weer ‘on speaking terms’ met zijn jongste zoon Harry.  Dine is daar helemaal blij mee.  Ze stuurde John in juli ook al een kaartje waarmee hij niet alleen gefeliciteerd werd met zijn verjaardag maar ook met het feit dat onze twee kleindochters na zes jaar niet alleen een oma maar ook weer een opa hebben.

Hij drinkt nog een kopje koffie met haar. Ze praten dan nog wat over hun kleinkinderen, zijn oude buren, het Oude Noorden, de woningnood en over haar dementerende vriendin Rita, totdat zij het tijd vindt om op te stappen, naar haar vriendin Carolina.  Hij vindt het leuk dat ze langs is geweest … zoenen ten afscheid doen ze in deze coronatijd natuurlijk niet … ‘tot ziens Dine’ …  hij hoort haar niets terugzeggen.