maandag 4 april 2016

BOS

Teleurstellend vond ik het weer afgelopen zaterdag. Er was door de weerman een prachtige warme en zonnige zaterdag beloofd en wat werd het: een sombere dag , een beetje kil haast.  De zondag kwam meer in de buurt van de voorspelling: een warme maar bewolkte dag . Nou vond ik het tot één uur ’s middags toch niet echt warm. Na enen, ja, toen  begon het eigenlijk pas lekker te worden …
… excuses trouwens voor het slappe begin van dit stukje ...

Juist omdat die voorspelling zo positief was voor de zondag had ik met Ella afgesproken om te gaan wandelen door het Kralingse Bos en misschien ook een pannenkoekje te gaan eten. Omdat het om elf uur nog niet veel soeps was met het weer besloten Ella en ik om eerst maar een bakkie koffie (met een mergpijpje) bij mij thuis te drinken.
Ik ken Ella van de mindfullness-groep.  Ze was een van de weinige vrouwen met wie ik enig contact kon krijgen. Dat zal vast ook aan mij gelegen hebben. Zij was toen nogal depressief en dat is ze eigenlijk nog wel maar onaangenaam gezelschap is ze allerminst.

Rond twaalf uur reden we met Ella’s gele Mazda Cabriolet naar het bos. Het scheelde niet veel of ze reed op de rotonde, vlakbij mijn huis, een onvoorzichtige bromfietser van de sokken. De man reed aan de verkeerde kant van de weg. Het liep gelukkig goed af voor die zakkenwasser.  Ja, want ook al was die bromfietser fout, als automobilist moet je toch mooi voor alle schade opdraaien.

Het was gelukkig nog niet zo druk in het bos; er waren in ieder geval nog genoeg parkeerplaatsen.  Ella vond een plekje vlakbij het hertenkamp.
Vandaar wandelden we zigzag door het bos, tot aan  het terras bij de atletiekvereniging PAC. Daar besloten we wat te gaan drinken.

Zomaar opeens na een lange moeizame autorit in Italië, met haar man en dochter,  was Ella ineens helemaal de kluts kwijt. Ze wist het gewoon niet meer en niet zo’n klein beetje ook … ze wist bijna niks meer. Sindsdien is ze eigenlijk nooit helemaal meer de oude geworden …  veel perioden van neerslachtigheid volgden.
Ze vertelde dat ze dertig jaar getrouwd is geweest met Wim en dat hij haar op een dag opeens overviel met de mededeling dat hij bij haar wegging en binnen een week liet hij haar weten dat hij een ander had. Daardoor raakte ze totaal de kluts kwijt.  Ella vond het zo wreed dat zij, nu ze ziek geworden was, in de steek gelaten werd door hem. Nu Wim weg was kwam de eerste zorg voor Ella op het bordje terecht van hun dochter … vreselijk vond Ella dat, woedend was ze daarover.

Ik vertelde haar, dat het mij ook nogal pijn deed dat mijn vrouw me, nu ik ongeneeslijk ziek was, in de steek liet. Mijn vrouw zei destijds letterlijk dat ze geen energie meer had om er te zijn voor twee bipolairen namelijk voor onze zoon en voor mij.  
‘Dan kies ik liever voor mijn zoon dan voor jou kind’, zei ze.

Op het terras bij die atletiekclub dronken Ella en ik  thee en daarna liepen we langs het strandbad weer terug.  De weersverwachting: warm maar wel bewolkt, deed denk ik veel mensen thuisblijven, want het was helemaal niet druk. Terwijl het zo rond twee uur zelfs onbewolkt was en een graad of twintig.
De zon scheen veel te fel op mijn kale kop; ik was mijn petje vergeten.

Ik was nooit een psychiatrische kliniek opgenomen geweest, zei ik tegen Ella. Behalve dan kortgeleden in de Bavo op de Binnenweg maar dat had niks te maken met mijn bipolaire stoornis. Dat was voor mijn, destijds nogal raadselachtige,  slaapwandelen.
In mijn manische perioden kreeg ik zo nu en dan absurd-grappige ideeën zoals bijvoorbeeld het opkopen van een hoedjeswinkel in de Zwartjanstraat …  mijn ex wilde daar (terecht natuurlijk) niks van horen  maar ik kon het dan toch niet laten om naar aanleiding daarvan ruzie met haar te zoeken … haar te beschimpen. Er deugde dan niet veel van haar. Ik kan me nu heel goed voorstellen, dat dergelijke episodes energieverslindend zijn geweest voor haar en dat ze die uiteindelijk liever kwijt was dan rijk.

Tot slot van de wandeling besloten Ella en ik bij de Nagtegaal een pannenkoek te gaan eten; heel erg lekker maar de prijs was  belachelijk: tien euro per pannenkoek!  De kostprijs is toch nog geen euro! Hoe durven ze dat ervoor  te vragen.


zondag 3 april 2016

SPARTA

Vrijdagavond was ik met mijn oudste zoon en mijn vriend Jacco weer eens op het Kasteel. Het Kasteel is de naam van het stadion van de voetbalclub Sparta. Ik was er lang niet geweest. Dat komt, omdat ik niet van de eerste divisie oftewel de Jupiler League houd. Ik noem mezelf dan wel fan van Sparta maar eigenlijk mag ik me zo niet noemen. Want een echte fan moedigt ook in mindere tijden zijn cluppie aan. Maar het spijt me, ik kan het niet opbrengen om Sparta te zien zwoegen tegen clubs als Achilles, Almere Sport, Telstar, Top Oss, Emmen enzovoorts. Ik gruw er van, maar nu, nu Sparta kampioen dreigt te gaan worden van die Jupiler league begint het toch ineens weer bij me te kriebelen en maakt het me niet meer uit hoe de tegenstander heet. Afgelopen vrijdag kon Sparta al kampioen worden, als ze zelf zouden winnen en als de twee belagers: VVV en Eindhoven punten zouden morsen. Welnu, dat gebeurde dus niet. Sparta speelde gelijk (1 – 1) en VVV en Eindhoven wonnen allebei hun wedstrijd. Maar ik vond het leuk om weer eens op een uitverkocht Kasteel te zijn, het Sparta-lied mee te brullen (altijd met een brok in mijn keel), twintig minuten in de rij te moeten staan voor je biertje een half uurtje moeten  wachten voordat je eindelijk je plasje kwijt kan. Wat deze avond ook heel bijzonder maakte was de veertiende minuut. Gelijk toen de veertiende minuut begon (13.01) stonden alle toeschouwers als een man op en begonnen te applaudisseren voor de beste voetballer die Nederland ooit gehad heeft: Johan Cruijff. Ik vond het alleen niet van erg veel respect getuigen, dat de voetballers van Sparta en NAC gewoon doorgingen met hun spelletje. Ik had liever gezien dat ze het spel hadden stil gelegd en ook zouden meeklappen. Maar de spelers kozen daar dus niet voor en die scheidrechter liet het ook maar gaan.

Op de tribune waar we zaten zat ook weer een uitzonderlijk heethoofdig persoon. Van de scheidsrechter (Janssen) deugde niets, zijn herkomst alleen al: Venlo, dat was in zijn ogen al niet pluis omdat een van de naaste belagers van Sparta het Venlose VVV was. De scheidsrechter had,  volgens de heethoofd naast me aan tegenstander NAC wel 10 rode kaarten moeten geven, terwijl hij blind was voor de overtredingen van Sparta-zijde. De scheidsrechter beschimpte hij volop:’(vuile) klootzak, paarde- en hondenlul, (kanker-)viezerik
 -blinde en dan ben ik nog een hoop vergeten. Op een gegeven moment boog het scheldkanon zich naar een jochie van een jaar of tien dat voor hem zat en zei:’Sorry hoor jongen, maar zo als ik nu doe, doe ik niet altijd … thuis ben ik weer normaal.’
Ik vond zelf die scheids ook slecht, hij nam allerlei tegenstrijdige beslissingen … was wat weifelend, trad weinig doortastend op.. Mijn zoon, die er veel meer kijk op heeft dan ik, vond hem goed fluiten.

Ik vind het altijd wel prettig om een enigszins tegenvallend wedstrijdresultaat met een paar biertjes weg te spoelen. Mijn zoon ging niet mee; hij was moe en ging liever naar huis. Jacco en ik gingen met de tram naar het Oude Noorden en dronken in het cafeetje op de hoek van het Noordplein en de Noordmolenstraat een paar lekkere Coentjes. Een Coentje is een licht biertje (4% alc), genoemd naar de grootste Rotterdamse voetballer ooit: Coentje Moulijn.

Op maandagavond 11 april is de wedstrijd Sparta tegen  jong Ajax op het Kasteel. Weer kan Sparta dan kampioen worden. Ik heb daar vanmiddag kaartjes voor gekocht. Mijn zoon en Jacco gaan ook weer mee. Het was al bijna uitverkocht. Hopelijk wordt het kampioenschap dan behaald  en kunnen we volgend seizoen weer genieten van wedstrijden tegen tegenstanders van wat hoger niveau zoals Feijenoord, PSV, Twente, Utrecht, Ajax enzovoorts. Dan zal ik ook weer meer op het Kasteel te vinden zijn dan de afgelopen vijf magere jaren in de Jupiler league

zaterdag 2 april 2016

CREMATIE

Het overlijden van Annie is allemaal zo snel gegaan. Helemaal kapot ben ik er van. Ik denk niet dat ik er ooit nog bovenop kom. Ik kreeg een telefoontje van het buurthuis, waar ze op de breiclub zat, dat ze met een ambulance naar het Sint Franciscus ziekenhuis was gebracht. Ze schreeuwde het uit van de pijn en greep daarbij steeds naar haar hartstreek. Nog geen tien minuten later kreeg ik een telefoontje van het ziekenhuis of ik maar met de hoogste spoed wilde komen. want ze vroeg steeds naar me. Dus ik sprong op me fiets, een taxi kan ik niet betalen … en binnen het half uur was ik daar.
Was Annie al gestorven! Er was niks meer aan te doen. Ze had een gescheurde aorta. Zesenzestig was ze pas .. ik vierenzestig en ik moest nog een jaar werken ook … hoe ik dat thuis zonder Annie allemaal moest organiseren … ik wist het niet.
De crematie … Annie wilde persé gecremeerd worden, was een zielige vertoning. Sonja en ik waren er, iemand van de breiclub en de directeur van het buurthuis. Toen de plechtigheid bijna ten einde was kwam Sjanie als een wilde binnenzetten met haar begeleidster Connie.
‘Mamma, mamma, mamma, riep Sjanie en ze liep als een bezetene heen en weer in die plechtigheidsruimte maar wist zij veel dat ze Annie al lang hadden laten zakken. Misschien waren ze haar al aan het verbranden. Tegen die begeleider vertel ik wat er tot nu gebeurd was en vroeg haar zo snel mogelijk weer weg te gaan met Sjanie. Ik was doodsbang dat mijn stiefdochter zich te pletter zou vallen. Het was hartverscheurend om te zien en te horen hoe ellendig mijn stiefdochter zich voelde. Ze werd pas wat rustiger toen haar stiefzusje Sonja naar haar toeging en haar in haar armen nam. Begeleidster Connie keek toe hoe de vrouwen bij elkaar uithuilden en elkaar troostten. Ik kon me er beter niet mee bemoeien want dan gaat het bij Sjanie meestal van kwaad tot erger. Sonja was zo verstandig om Sjanie en Connie naar buiten te werken en ze te bedanken voor hun komst en dat ze nu maar moesten gaan.

Buiten stonden Sonja’s echtgenoot Ben en hun twee kinderen te wachten. Ben wilde ik er absoluut niet bij hebben … bij de crematie. Zijn kinderen, twee tieners, jongens, hadden er wat mij betreft wel bij mogen zijn maar Ben zijn standpunt was: als ik niet welkom ben, dan wil ook niet dat mijn kinderen daar bij zijn …  Sonja was natuurlijk des duivels maar er viel met mij niet over te praten. Wat Ben, mij en Annie had aangedaan kon ik hem niet vergeten of vergeven. Acht jaar lang heeft hij mijn bloedeigen dochter en mijn kleinkinderen bij Annie en mij weggehouden en toen ik daar een keertje over kwam praten met hem, was meneer zo’n held om mij in zijn dwaze dronkenschap een flessie bier naar mijn hoofd te gooien … ik kon nog net bukken, het nog volle flesje bier vloog kapot tegen zijn fraai gegranolde wandje …’wegwezen’ moest ik ‘vuile viespeuk’ noemde hij mij …  en waarom? … volgens hem zou ik Annie, Sjanie, Sonja  en ook zijn twee jongens seksueel misbruikt hebben … een vuile gore fantast is hij!

vrijdag 1 april 2016

TEHUIS

Het begon met schelden tegen Annie, mijn vrouw, toen ging Sjanie met van alles lopen gooien, liep in huis hard te schreeuwen en het meest angstaanjagende van alles was, dat ze  zomaar steeds kwam te vallen tijdens haar gegooi en geschreeuw .. epilepsie leek het wel. De ene keer kwam ze lelijker terecht dan de andere keer. Een keer brak ze d’r neus en verloor ze drie tanden. En dat allemaal in een voor Annie en mij onbegrijpelijk woedeaanval en dan deed het zich feitelijk alleen voor als ik  niet thuis was. Het was een soort van afreageren op Annie, zeg maar.. Ze was vaak nog bezig als ik uit mijn werk thuis kwam. Ik deed dan rustig mijn jas uit, zette mijn pet af en liep naar Sjanie toe. Ik merkte gelijk al dat ze wat rustiger werd. Ik zei helemaal niets. Ik wees alleen maar in de richting van haar kamer. Ik zette grote ogen op, ik zei niks … wees naar haar kamer. Achteruit liep ze naar haar kamertje . Vlak voor haar slaapkamer draaide ze zich om, opende de slaapkamerdeur en ze wilde hem meteen op slot draaien maar die vlieger ging niet op. Met één grote stap was ik ook bij de deur en hield hem open. Zonder dat ik ook maar iets hoefde te zeggen ging Sjanie op haar bed liggen. Ik bleef haar met grote  ogen aankijken. Dat bleef ik doen totdat zij in slaap was gevallen.

Dit was een patroon. Voor mij was dit nog wel vol te houden maar voor Annie was dit niet te doen. Zijn raakte zo nu en dan gewond door die, met dank aan Sjanie, rondvliegende voorwerpen. Op een keer smeet ze onze mooie fruitschaal in Annie d’r richting en dat deed ze met zoveel kracht dat Annie’s scheenbeen daarvan brak. Toen hebben Annie en ik elkaar eens aangekeken en uiteindelijk besloten om haar uit huis te laten plaatsen … ook voor haar eigen bestwil. Maar ik moet wel zeggen dat zo’n beslissing altijd pijn doet, pijn voor Annie als moeder natuurlijk maar zeker ook voor mij als haar stiefvader, want ik heb noot en te nimmer verschil willen maken omdat ze toevallig mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Katja altijd net zo behandeld als haar.


Het is nu al weer bijna twintig jaar. Met deze Pasen is het precies twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. Het werd Huize de Koeling in Vriezenkoop. Elk weekend gingen we bij ons meissie op bezoek. En het is nu ook al weer bijna achttien jaar geleden, dat we  uit Vriezenkoop te horen kregen dat het beter was alsdat we niet meer op bezoek zouden komen bij Sjanie. Ze hadden gemerkt dat ze zowel voor als na afloop van ons bezoek helemaal uit haar doen was … ze ging schelden, hard door de gangen lopen, gooien met van alles dus dat was heel vergelijkbaar met hoe ze zich thuis gedroeg. Vandaar dat ze dachten dat we voorlopig maar niet moesten komen. Dat duurt nu achttien jaar. Met Goede Vrijdag had ik nog even gebeld naar de Koeling om te vragen of Sjanie een middagje langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds Annie vier jaar geleden de geest gaf … maar dat kon niet want ze was die middag al bij haar zusje, ja, bij mijn eigen dochter Katja nota bene. Je zou zeggen Theo, dan ga je daar toch lekker naar toe … die woont vlak bij je in de buurt. Ja, dat klopt … alleen mag ik daar ook al niet komen … maar dat heeft hier niks mee te maken.  

donderdag 31 maart 2016

TAXICHAUFFEUR

Mijn dochter Sjanie, mijn aangenomen kind, begon op haar achttiende ineens kuren te vertonen. Voor die tijd was ze ook wel bijzonder,  daar niet van, maar vanaf haar achttiende werd het echt storend.
Vòòr haar achttiende was ze erg rustig, teruggetrokken bijna. Op school sprak ze nooit. Ze knikte als het ‘ja’ moest zijn en schudde haar hoofd bij ‘nee’. Ze wisten op haar eerste school niet eens of ze wel kon praten. Bij ons thuis praatte Sjanie wel, niet honderduit … maar … gewoon … Toen Sjanie tien was besloten ze op die school om haar te laten onderzoeken en daar is uitgekomen dat ze naar een andere school zou moeten. Een school met meer kinderen zoals zij ... de een praat weinig, de ander veel, weer een ander kan nog niet schrijven of lezen kortom allemaal kinderen met een vlekkie. Die school was alleen niet naast de deur: aan het andere end van de stad. Dus ze werd elke dag met de taxi gehaald en gebracht. Nou, zo ging het een tijdje goed … ze begon een beetje te praten op school …  tot ze een paar dagen achter mekaar helemaal overstuur uit school kwam: stampen, gillen, kreisen en dikke tranen huilen.
‘Wat is er Sjanie?’’ Ik neem mijn stiefdochter stevig in mijn armen en leg haar op haar bed. Ik blijf bij haar in de buurt … streel over haar haren, over haar rug. Ze komt tot rust. Nog een keer vraag ik: ‘Wat is er gebeurd Sjanie?’ Ze schokt met haar schouders. Maar zij hoeft mij niks te vertellen. Ik weet wat hier achter zit. Het is die taxichauffeur, die aan haar gezeten heeft. Daar is ze overstuur van. ’Sjanie,’ zeg ik, ’papa gaat morgen mee met jou in de taxi. Papa gaat mee naar jouw school, meissie. Ze knikt en snikt. Ik zeg niks tegen haar over mijn vermoedens.
 De volgende morgen sta ik met Sjanie klaar voor de taxi. Ik noteer eerst even zijn nummerbord, voordat ik instap. Zij zit voorin; ik achterin.
‘Waarom moet jij mijn nummerbord noteren, ouwe?’
‘Ouwe?… ouwe? … moet jij eens goed naar me luisteren met die gluiperdkop van je; je weet donders goed dat ik meneer Spreeuwenhoven ben, ja?!  Ik laat ik me niet piepelen door zo’n lul van een taxichauffeur als jij. Ik  ga jouw baas vertellen hoe of jij mij denkt te kunnen behandelen ... en waarom ik jouw nummerbord  noteer? ….. dat gaat je geen ene klote aan vuile tyfuslijder, dat je d’r bent … rijden moet je .. schiet nou maar op!

Zie je wel dat ik gelijk had … zelfs waar ik bij zit kan hij niet met zijn vieze gore graaiklauwen van mijn stiefdochter afblijven. Vanaf de achterbank zie ik ineens dat rechterklauwtje van meneer de chauffeur opschuiven in de richting van mijn dochter d’r bovenbeentjes. Precies op het moment dat ik dat zie gebeuren,  geef ik een enorme trap tegen de arm van de chauffeur.  Hij schreeuwt het uit van de pijn … hij kan nog maar ternauwernood zijn stuur recht houden.
‘Dit muisje krijgt nog een staartje meneer de chauffeur. Ik heb je op heterdaad betrapt.’
Sjanie was helemaal overstuur.  Ik ben even bij haar gebleven op school en toen mijn zij weer was gekalmeerd, ben ik gelijk naar de taxicentrale gegaan en heb met de directeur gesproken. Die wist onmiddellijk over wie ik het had. Die chauffeur was al eerder in de fout gegaan. De man werd op staande voet ontslagen. Dat hadden ze trouwens al veel eerder moeten doen.

Tot haar achttiende is Sjanie verder redelijk rustig gebleven; op school ging ze zelfs praten. Na haar achttiende was ze thuis helaas niet meer te handhaven.

dinsdag 29 maart 2016

KINDERBIJSLAG

Sjanie van Tiggelen is mijn stiefdochter. Zij was twee toen ik, Theo Spreeuwenhove, haar adopteerde. Ik wist precies wie of de vader was  en mijn vrouw Annie natuurlijk ook.   En de vader was niet Annie d’r eerste man … nee dat was een soort van ‘uitstapje’ van Annie. Nou ja ‘uitstapje’ is eigenlijk helemaal niet juist omschreven: Annie d’r eerste man Joop van Tiggelen was vrijwel helemaal verlamd en met dat verlamde lichaam van hem had hij een deal gemaakt  met Koos Dorpse, een vriend van hem, dat Koos een kind zou verwekken bij Annie. Kan je het nog volgen. Kan het nog gekker? Dus we besloten allebei, Annie en ik, Sjanie maar niet de achternaam van d’r echte vader te geven maar de naam van de toenmalige verlamde partner van Annie.
Ik ben altijd al twee jaar ouder geweest dan mijn vrouw en zij, Annie dus heeft heel lang, van kinds af aan al achter me aan gelopen, snap je wat ik bedoel? Ze wilde mij als partner. Maar ik vond mezelf meestal nog te jong. Ik had tegen mezelf gezegd als ik 23 ben is het tijd zat om aan trouwen te gaan denken. Tsja, alleen, toen ik 23 was,  was Annie al getrouwd met die Joop van Tiggelen. Joop is al heel snel en jong overleden aan die verlammingsziekte. En toen was voor mij de weg vrij om te gaan trouwen want ik was toe inmiddels al 24 jaar. Al die jaren heb ik mijn moeder en mijn broertjes en zusjes zo goed en zo kwaad als het ging geholpen. Ik moest ook wel want toen ik zestien was heb ik mijn vader het huis uit geschopt.
De man was gewoon een sadist en een egoïst.
Mijn op een na oudste broer Daan, daar had ie de pik op. Om het minste of geringste ging die hem slaan of schoppen, soms tot bloedens toe en dan was Daan alleen nog maar vijf minuten te laat voor het eten thuis gekomen. Op een keer, we lagen allemaal al op bed hoorden we onze moeder kermen ‘neen, laat los, nee, niet doen au, au, au.’ Dus ik mijn bed uit … zit me vader boven op mijn moeder, zit ie haar strot dicht te drukken met zijn duimen … nog een geluk dat ze nog geluid kond maken. Toen kon het natuurlijk niet lang meer duren
We waren met zijn achten, acht kinderen, er kwam dus elk kwartaal aardig wat kinderbijslag binnen maar denk maar niet dat wij thuis ooit wat van dat geld te zien kregen. Hij bracht het of naar de kroeg of naar dat wijf … Gusta Vijfkilo, ergens in Crooswijk, op de Paradijslaan. Ja, Ik heb hem eens op de fiets achtervolgd van zijn werk naar die troela van Vijfkilo. Toen dat secreet van een vader van me daar binnenstapte, sprong ik ineens tevoorschijn, ik was toen zestien. ’Zo ‘, zei ik, ‘nou weet ik waar al onze kinderbijslag naar toe gaat.’

‘Wie is dat brutale joch?’ vroeg dat wijf van Vijfkilo. ‘Ik ben Theo, ik ben de oudste zoon van die coléreleijer die daar bij jou naar binnen stapt, jullie zijn het waard om allebei een flinke oplawaai te krijgen van mij. Toen kwam mijn vader dreigend naar me toe met opgeheven hand maar ik gaf geen krimp ….’Kom maar op Godvredomme, als je durft …je krijgt van mij drie keer zo hard terug vuile teringschoft die je d’r bent’. Ik weet nog goed dat ik dat zei.

maandag 28 maart 2016

STAMPPOT

Theo Spreeuwenhove is wel goed maar niet gek … ook al maak ik fietsbellen bij de Sociale Werkplaats. Toen mijn vrouw daar ook nog werkte moest ze de etiketten van potjes met bonen afweken waar de uiterste verkoopdatum van verlopen was …. en ze moest er weer nieuwe etiketten opplakken met een datum van een jaar verderop. Zo ging dat … neen, zo gaat dat nog steeds. Je wordt belazerd waar je bijstaat.

Ik zelf ben een enorme muziekfan. Eigenlijk alleen van Nederlandstalige muziek. Ik heb wel Engelstalige muziek maar alleen van de Blue Diamonds en de George Baker Selection en o, ja er is één echte Engelse zangeres waar ik dol op ben en dat is July Francis. Ik mag wel zeggen dat ik op het gebied van Nederlandstalig alles heb van Willy Alberti tot Gerard Cox. Ik heb ook alles op het gebied van afspeelapparatuur: speakers en een versterker natuurlijk, twee platenspelers (één voor enkel singletjes), een cd-speler, een cassetterecorder en een grote bandrecorder (zo een met van die banden, waar zes uur muziek op kan). Ik werd met mijn muziek ook veel gevraagd op bruiloften en partijen …  nee, ik speelde geen dj, ik zette alleen de nummers op waar de mensen om vroegen … om dj te zijn, daar ben ik veelste verlegen voor. Nou heb ik zo veel verschillende platen van verschillende Hollandse artiesten maar als ik uit me werk kom, dan wil eigenlijk maar één plaat horen en die zet ik dus ook altijd op: de Rotterdamse potporie met: Ketelbinkie, Langs de Maas, Stad waar ik eens ben geboren, Zo werd getokt in Rotterdam, Neem de metro, mama, 't Lied van de haven, Als ik één ding nog 'ns over kon doen … ahh heerlijk … en na het horen van die klanken voel ik me helemaal fris na weer een fietsbellendag.

Op een dag kreeg ik geen geluid uit mijn speakers, toen ik mijn potporie wilde afspelen, godsamme wat had ik de pest in …maar ik had al gauw in de gaten wat er loos was  … mijn vrouw Annie had muziek zitten luisteren en dat vind ik helemaal geen probleem maar dan moet ze het wel goed doen, anders zit ik met de gebakken peren. Ik zeg tegen Annie, met mijn lieve stem: ’Annie, heb jij misschien een plaatje gedraaid of een cassettebandje afgespeeld?’ Ze gaf geen antwoord, ze keek wel een beetje bangig naar de grond. ‘Annie,’ zeg ik, en ik ging naast haar zitten, streelde haar hoofd, nek en rug, ’als jij me nu zegt dat je naar muziek geluisterd hebt, dan zet ik straks jouw lievelingsplaatje op’.
Maar ze hield haar mond stijf dicht.
Ze had een cassettebandje gedraaid en daarom deed mijn muziek van de elpee het niet over de speakers.. Elpees gaan over uitgang 1 en cassettebandjes gaan over uitgang 2. Toen ik dat eenmaal door had kwam de muziek natuurlijk probleemloos..

Ze zei nooit veel, Annie. Koken was meer haar ding, dat deed ze ook goed en veel; vrijwel elke dag. Zonder veel variatie, dat wel. Meestal maakte ze stamppot; daar was ze echt goed in. ‘s Zomers en ’s winters, ja. Zelf had ik wel eens trek in wat anders, nasi of zo maar dat kon ze niet, dus dat deed ik gewoon zelf,  voor mezelf en de kinderen. Zij lustte ook geen nasi. Ik maakte dan voor haar witte rijst met boter en suiker. Nou daar zat ze me toch van te smullen.