zondag 14 september 2014

WITTE DE WITH

Op het terras van café ‘de Witte Aap op de Witte de Withstraat zit  ik een biertje te drinken. Ik bestel een kleintje pils. De barman blijkt geen Nederlands te verstaan en ik krijg een halve liter bier. Daar moet ik natuurlijk ook voor betalen: viereneenhalve euro; niet te weinig ….  maar goed … het is vandaag feest op de Witte de With … dus redeneren de biertappers hier waarschijnlijk: we maken er ook gelijk feestprijzen bij.

‘Is deze stoel nog vrij, meneer?’ vraagt een oudere dame van pakweg vijfenzeventig.
Ze wijst naar die ene stoel bij mijn tafeltje.
‘Ja, is vrij, mevrouw, kom er  gezellig bij zitten.’  Aan elke hand heeft ze een goed gevulde king-size Wibra tas.
‘Goed, ik ga eerst even een biertje halen.’ Ze zet haar tassen op de stoel. ‘Past u even op mijn spullen?’’
Dan ziet ze me de laatste slokken van mijn bier wegklokken.
‘ Eh, wilt u ook een biertje … zal ik gelijk voor u meenemen?’
‘Nou … lekker, alleen eh,  niet nog es zo’n grote als deze … doe maar een kleintje pils.’

Gezellig vandaag op de Witte de Withstraat en omgeving … een dichter op een zeepkist … een Afrikaanse dans- en djembégroep … een kerk op de Schiedamse Vest met prachtige gemozaïekte muurtjes … , in de oude Heksenketel op de Baan is toneel:  ‘Wachten op Godot’ van Becket.’

‘Alstublieft, één biertje voor u en één voor mij,’ ze gaat zitten, ‘proost (ze drinkt haar pilsje bijna in een teug leeg) sorry hoor maar  ik had me toch een dorst. Weet u wat dit is hier … dit gedoe … ’
 ‘Ja,’ zeg ik, ‘allemaal moderne kunst.’ ‘Ik ben net naar een toneelstuk geweest van Samuel Becket, ‘Wachten op Godot’ heet het en het wordt gespeeld door mensen die bij de GGZ lopen, zeg maar psychiatrische patiënten. Was wel goed om zien … anders … maar wel goed.’
‘Okee,’ zegt ze, ‘dat is dus modern …. anders … ik zou hier nooit geweest zijn als ma niet hoognodig wat nieuw ondergoed nodig had. Dat wat ze nog in de kast heeft liggen is niet toonbaar meer. Volop gaten in haar hempjes en broekjes. Vlekken, die er, zelfs al blijf je er een uur op boenen en ook al gebruik je Biotex of groene zeep, nog niet uitgaan. Ik dacht, ik ga nu maar gelijk eens een flink aantal sets ondergoed kopen voor ma. Dan ga ik es naar de Wibra. Daar is dat spul toch het voordeligst. Ga ik op zondag, denk ik, dan is het ook het rustigst in de stad, qua mensen bedoel ik dan. Maar dat viel me toch een beetje tegen. Ik kwam uit Metro Beurs en liep ik dus naar de Wibra, toen hoorde ik ineens Afrikaanse muziek en ik zag veel drukte in deze straat. Als ik  straks die hempjes en broekjes heb gekocht voor ma, dacht ik, ga ik daar toch es even kijken. Van die Afrikaanse dans heb ik echt genoten; ik hou zelf ook erg van dansen …. rumba, chachacha, jaaa de tango ook … houdt u ook van dansen?’
‘Ja, ik hou van wild …. vrij dansen … zonder al die verplichte pasjes.’
‘O,’ zegt ze en ze kijkt me een beetje bedenkelijk aan, ….. ‘ma kan niet meer zo lang alleen blijven. Tegenwoordig ben ik het, als ouwe dochter, die voor haar zieke bejaarde moeder moet gaan lopen zorgen. Thuiszorg doet geen kl… sorry  … Thuiszorg doet niks meer voor ma. Nou, ik moet gaan …. dag meneer.’ (en ze geeft me een hand).
‘Dag,’ zeg ik, ‘vergeet u dat geld niet mee te nemen … voor dat pilsje dat u voor me meenam.’
‘Joh, schei jij nou effe gauw uit … neem er nog maar lekker een van mij. Tot ziens!’

Met een ietwat schommelende tred loopt ze de Witte de Withstraat op en verdwijnt langzaam in de bescheiden menigte.

zaterdag 13 september 2014

EEN DIKKE PIL

Het zou een mooie onbewolkte septemberdag worden: 23 graden. Dat zei die Gerrit van het weer in het acht uur journaal. Voor mij is dat echt geen reden om al zo vroeg mijn nest uit te komen … weer of geen weer half acht is gewoon te vroeg … ik ben wel klaarwakker, dat wel  … lig maar een beetje in mijn bed te woelen en naar de klok te kijken … is het ineens al negen uur, dan mòèt ik toch wel even geslapen hebben …mijn vrouw is al uit bed … ik moet er uit om te piesen … neem ook gelijk een slokkie water, want ik heb een vreselijk droge strot ... vanavond maar niet zo veel zuipen, Jee … daarna duik ik gewoon mijn bed weer in.
Weer is de tijd razendsnel gegaan. Het was net nog maar negen uur en nu zomaar ineens bijna tien uur; acht minuten voor tien om precies te zijn.
‘Pas om tien uur, geen minuut eerder ga ik opstaan,’ zeg ik tegen mezelf.  Het wordt zeker geen minuut eerder, want om tien uur blijf ik gewoon liggen … en om vijf over tien  … en ook nog om tien over tien en pas om dertien over tien, als ik die heerlijke geur ruik van de koffie, die mijn vrouw aan het zetten is, gooi ik de deken van mij af, stap uit mijn bed, zet mijn bril op mijn neus, kleed me aan en geef mijn plantjes water. Dan ontbijten, koffie, krantje en mompel ik in mezelf: ‘… en nog een wasje doen …’

Mijn vrouw zegt: ’Hé Jee, je bent toch niet vergeten dat ik vandaag met Sam heb afgesproken?’
‘Nee,’ lieg ik, ‘dat ben ik niet vergeten, hoor, je gaat vanmiddag toch pas weg?’
‘Ik ga om twaalf uur weg, over een half uurtje dus, Jee en jij kookt vandaag, hè?’
Sam gaat mijn vrouw vandaag een rondleiding geven door Leiden. Hij woont inmiddels twee jaar in Leiden dus hij weet wel het een en ander over die stad te vertellen.
‘Ja, ik kook vandaag.’ (Dat was ik stomweg vergeten.)

… en een donker wasje moet ik nog doen. Het is mooi wasdroogweer. Als de was hangt, dan fiets ik in tien minuten naar het park, want ik had sowieso geen zin in een lange fietstocht. Dan zie ik wel in het park waar ik zin in heb: of een wandeling rond het meer of een lekker relaxed plekkie opzoeken in het bos en daar op een bankje in mijn boek gaan zitten lezen. Ik ben nu bezig in een boek van John Irving: ‘Tot ik jou  vind.’
Boeiend boek. Maar vreselijk dik. Een dikke pil van maar liefst 830 bladzijden. Ik schiet er haast niet in op omdat ik er eigenlijk alleen in lees voor het slapen gaan. Daarom neem ik dat boek nu mee in mijn rugzak; misschien kan ik straks in het park een paar uurtjes lezen in dat boek.

In het park heb ik al snel wat gevonden: een bank met uitzicht op een weids gazon, een meer, een fiets- en wandelpad, niet te veel af en aan lopende mensen. Een prima plek om flink wat bladzijden te verslinden van ‘Tot ik jou vind.’ Ik ga er even goed voor zitten.

Dan komen met gierende banden, op nog geen tien meter van mijn bank, politiewagens tot stilstand. Steeds duidelijker klinkt er geraas van een naderende helikoper. Politieagenten en hun honden stevenen af op een jongen en een meisje die hand in hand in de richting van het meer lopen. Ze bieden geen verzet als ze aangehouden worden. Een agent zet ze tegen een houten schuttinkje.

Ik moet bij dat bankje weg van de politie. Wat daar nou gaande is? Geen idee! Morgen lees ik het wel in de krant.

In het park heb ik nu geen zin meer en fiets naar huis … thuis op het balkon lees ik wel verder. Wanneer ik bijna thuis ben zie ik die helikopter opstijgen en vliegen in de richting van het centrum. 

vrijdag 12 september 2014

PARKJE

‘Speelweide‘ staat te lezen op het ene bord langs het gazon met hier en daar een wipkip; aan een overhellende tak van een oude boom hangt een dik touw, waaraan een autoband is bevestigd. Even verderop, langs datzelfde gazon, in datzelfde parkje staat in grote letters op een ander aanwijzingsbord luid en duidelijk:‘Geen hondenuitlaatplek’. Om het helemaal duidelijk te maken is op dit laatste bord nòg een bord geplaatst: een rond bord met een dikke rode rand waarin de met een rood kruis doorgestreepte afbeelding van een zwarte schijtende hond. Kan het duidelijker? Oprotten dus met die honden! Hier moeten kinderen kunnen spelen zonder dat ze onder de kak komen te zitten.
Staat me daar op dat gazon toch een fraai duo hondenbezitters lekker met elkaar te beppen! Ze hebben hun hond niet los lopen op het gazon. Neen, ze hebben hem of haar, dat heb ik in de gauwigheid even niet kunnen beoordelen, aan een lijn lopen van naar schatting vijftig meter. Nou, wat is dan het verschil tussen los en aan zo’n lange lijn? Geen van beiden heeft natuurlijk een plastic zakkie bij zich en als ze het wel bij zich hebben, dan hebben ze geen idee waar ze de drollen van hun trouwe viervoeters moeten oprapen om de doodeenvoudige reden dat het duo alleen maar aandacht heeft voor elkaar.
Hij is een  schriel mannetje van een jaar of zestig, grijskaal, met een ruimzittende oranje bermuda, witte, harige beentjes, geitenwollen sokken, sandalen en een openhangend blauwwit geruit overhemd, waar zijn dikke pens onvoordelig uitpuilt. 
Zij is een dikke vijftiger, blond, opgestoken haar, goed gebruind, beetje aan de dikke kant; ze draagt een voor haar leeftijd iets te kort blauw rokje, een strak hemdje en geen beha; ze loopt op gele crocs. 
Allebei staan ze te roken met de rug naar de huisdieren; hun riemen zijn inmiddels flink in de klit geraakt.  Het interesseert de hondenbezitters duidelijk helemaal niks, dat ze iets doen wat niet is toegestaan. Heerlijk ontspannen babbelen met elkaar.  Ze zijn niet eens op hun hoede, dat er wel eens een agent of een boswachter voorbij zou kunnen komen. Ze hòèven ook helemaal niet op hun hoede te zijn, want ze weten donders goed, er komt toch niemand controleren. Nòòit.

Elders in het park staan wel agenten; zes bij elkaar maar liefst. Drie politiewagens en een geel  - blauwe ambulance staan in de buurt. In dit deel van het park mògen helemaal geen auto’s komen. Maar dit is waarschijnlijk een noodsituatie. De dienstwagens staan alle vier op fiets- of voetpaden van het parkje geparkeerd. De agenten en drie politiehonden staan in een halve cirkel om een jeugdig stel heen, dat tegen houten schuttinkje hangt. Het is een soort hippie stel, kralen, kettingen en ook nog eens poepbruin; vast net van vakantie terug. De jongen en het meisje trekken zich niets aan van de politie en de honden. Ze staan gewoon met elkaar te vrijen alsof er niets aan de hand is. Van de agenten mogen ze blijkbaar hun gang gaan. De politiehonden daarentegen reageren daar duidelijk anders op, want die slaan aan bij de minste of geringste beweging van het stel.

Een geraas komt alsmaar naderbij …  een helikopter … hij landt honderd meter achter het stel. Alle zes de politieagenten (en de honden) lopen gezamenlijk op het stel af en voert het mee in de richting van de heli. De jongen en het meisje lopen gewillig voor de agenten uit en stappen de helikopter in. Twee agenten gaan met ze mee.   De overige politieagenten, de honden en de ambulancewerkers  gaan naar hun wagens terug en rijden (met te hoge snelheid) in verschillende richtingen weg. De heli is inmiddels opgestegen en vliegt  in de richting van het stadscentrum.

donderdag 11 september 2014

ZIEK

Echt ziek ben ik haast nooit, tenminste lichamelijk ziek, bedoel ik.  Mazelen heb ik gehad, herinner ik me nu ineens. Een of twee jaar was ik, geloof ik. Maar echt veel weet ik er ook niet meer van. Toen zat, dacht ik,  mijn hele lijf onder de rooie pukkeltjes en opengekrabde jeukbultjes en gedroogde korstjes. Jezus, ik geloof dat ik toen de ergste jeuk van mijn hele leven had, tot nu toe, ook. Tegenwoordig kan je daartegen ingeënt worden. Dat is dan een van de nadelen als je in 1950 geboren bent: dat dat toen nog niet kon.
Geelzucht heb ik  ook gehad. Ik was een jaar of negen. Wat ik me nog heel goed weet te herinneren is, dat ik er vreselijk geel uitzag, niet te geloven zo geel. Het leek wel alsof mijn hele lijf ingesmeerd was met banaan-kerriesaus. Ook zal ik nooit vergeten dat mijn ontlasting toen geel was. Heel speciaal was …… nee, ik moet het anders opschrijven: normaal sliep ik altijd in mijn eigen kleine kamertje op de bovenverdieping. Maar nu, met geelzucht en banaan-kerriesaus over mijn lijf, mocht ik in de woonkamer ziek-liggen-zijn. Mijn bed was dus speciaal van boven naar beneden gesleept. Wie dat gedaan had weet ik niet want mijn vader was zeeman en hij was toen, zeker weten, op zee … ergens tussen New York en Rotterdam. Wie zou dat dan gedaan hebben; alléén kon mijn moeder het niet. Dus iemand moet geholpen hebben met dat bed naar beneden te brengen. De buurman … zou op zich kunnen maar ze zei altijd, dat ze hem een grote bek vond hebben, dus dan gaat ze het denk ik ook niet aan hem vragen. Ik denk dat de kapper haar geholpen heeft … dat kappertje, hij knipte mijn moeder bij ons thuis, een leuk klein mannetje met een rode snor en een rode sik (oftewel: ‘een rode pratende kut’ in de volksmond); ja, het klikte wel tussen mijn moeder en dat mannetje, dus ze zal het wel aan hem gevraagd hebben. En toen denk ik heeft hij het ook gedaan samen met haar.
Voor de rest had ik meestal niet zo veel. Ja, ik heb wel drie kier angina gehad. Dat is een soort keelontsteking, die volgens mij alleen mensen krijgen, die veel te veel roken. Op mijn vijftiende begon ik met roken, eerst half zware shag en dan ging ik al heel snel over op zware van de Weduwe van Nelle en Brandaris. Van mijn vijftiende tot mijn dertigste heb ik zo’n twee pakjes shag per week gerookt en drie zeer pijnlijke keelontstekingen angina gehad.  Bij zo’n keelonsteking was het zo dat je absoluut niet in staat was om te slikken … je krijgt niks naar binnen geen eten … geen drinken.  Dat betekende dus, dat alle speeksel uitgespuugd moest worden. Als ik angina had, zette ik daarom, als ik ging slapen  altijd een spuugkom naast mijn bed; per ongeluk stapte ik dan wel eens middenin die kom wanneer ik ’s nachts moest piesen … ellende. De dokter schreef me steeds een  penicilinekuur voor en die hielp geweldig; maar het duurde toch zeker wel een week voordat ik weer normaal kon slikken.

Geestelijk ben ik weliswaar niet zo sterk maar lichamelijk ben ik de laatste jaren kerngezond; tot opeens de linkerpink moeilijk ging doen: hij trekt krom en er groeit gestaag een bobbel in. Een specialist in Franciscus stelde de diagnose: Ziekte van Dupuytren! Over een paar weken wordt ik  eraan geholpen op de afdeling plastische chirurgie. Dan  heb ik hopelijk weer een normale pink. 

woensdag 10 september 2014

THIJS

Ons huisdier, de kater Thijs, rood, cypers en gecastreerd irriteert me mateloos. En die irritatie neemt met de week toe. Waarom? Gewoon omdat hij zich irritant ten opzichte van mij gedraagt. Om te beginnen stuift hij al meteen als ik ons huis binnenstap, weg naar de voor hem gemakkelijkste plaats om onzichtbaar te zijn voor mij.  Het heeft geen enkele zin om te proberen Thijs pakken te krijgen. Dat weglopen van hem dat vind ik echt heel jammer. Ik wou dat hij me eens duidelijk kon uitleggen waarom die dat deed.
Een oud collega van me vertelde me eens dat de beste manier om een kat te lokken, was op een zachte vriendelijke toon in zijn richting praten, het maakt niet uit wat je zegt als het maar zacht en vriendelijk klinkt:
‘Vuile vieze rot kat, heb je nu alweer gekotst op het vloerkleed?’
Dit laatste moet je, als zoiets echt gebeurt, natuurlijk niet zo lief zeggen, dan schiet het zijn doel voorbij. Thijs moet er dan van schrikken, dus moet je het wel bulderen. .
‘Ja,’ zeg ik  dan liefelijk tegen Thijs, ‘baasje gaat vandaag je poep-en-pies-bakkie weer eens helemaal spik en span schoonmaken; hij laat al je inmiddels keihard geworden drolletjes en die natte steentjes soepel in de vuilnisbak glijden en dan doet hij een hele zak vol superschone blauw - witte pearls in je bak.   
En dan is de bak nog niet eens klein halfuurtje verschoond of Thijs presteert het om ernaast te zijken. Ik bulder dan:
‘Thijs, heb je nou alweer naast de kattenbak gezeken?’
Ik weet wel, dat bulderen geen zier helpt, hij wordt er waarschijnlijk alleen nog maar nerveuzer van en dan gaat hij misschien nog wel meer naast de pot piesen. En dat betekent ook dat ik weer heel wat dagen lief, zacht en vriendelijk tot hem moet spreken; anders blijft hij voor me wegrennen. 
Doelbewust pesten zal ik Thijs nooit doen. Ik heb echter de indruk dat hij dat wel bij mij doet: als ik ’s  nachts in de badkamer moet zijn. Om de een of andere reden laat Thijs me keer op keer vreselijk schrikken door, nog in het pikkedonker, razendsnel uit die badkamer  weg te schieten. Ik wen daar nooit aan.
Ik wil ook echt wel leuke goede dingen over hem vertellen. Nou, als ik zie hoe mijn vrouw en hij met elkaar omgaan: als ik in de woonkamer naar een televisieserie zit te kijken, dan denkt Thijs waarschijnlijk dat hij niet bang voor mij hoeft te zijn. In ieder geval gaat hij dan heel relaxed op de stoelleuning naast mijn vrouw ook mee zitten kijken naar die serie.
Mijn vrouw borstelt hem ook iedere dag; dat zal ook best een goede band scheppen. Als mijn vrouw uit bed komt of ze komt thuis van weggeweest dan wordt ze luid en duidelijk begroet en hij houdt niet op met kwaken (want daar lijkt het geluid dat hij voortbrengt nog het meeste op) en cirkeltjes om haar draaien totdat zij hem uitbundig geaaid heeft.
Op zich zou ik wel zo’n goede relatie willen hebben met Thijs als mijn vrouw heeft.
Ach ja, ik zal wel een jaloerse zeurpiet zijn.


dinsdag 9 september 2014

VOETBALLEN

Voetballen betekent eigenlijk alles voor me. Bijvoorbeeld: meestal zit ik ’s avonds rond negen uur een stukkie te schrijven zoals dit maar  deze avond is er een wedstrijd van het Nederlands Elftal (tegen Tsjechië) en die wordt gespeeld tussen tussen kwart voor negen en half elf. Dus kan ik dan niet schrijven. Daarom moet ik het nu doen; en nu is het daar veel te laat voor. Het zal dus wel een klote stukkie worden, dat kan haast niet anders. Het is nu al elf uur …
Wat een klootzak zeg, die Janmaat, om die bal zo terug te koppen op zijn eigen keeper en dan nog wel in de allerlaatste minuut… zijn kopbal komt tegen de paal … en de terugstuitende bal is dan een makkelijke prooi voor de Tsjechische aanvaller, die scoort en Tsjechië wint met  2 – 1. Een ouderwetse klote wedstrijd van het Nederlands elftal was dat dus ga ik er vanaf nu geen woord meer aan vuil maken. Vanaf nu alleen nog maar leuke dingen, op een na.
Voetbal is het enige waarmee ik alles kan vergeten. Heb ik de grootst mogelijke heibel met collega’s of met mijn baas en eet, drink en slaap ik al tien dagen slecht, gegarandeerd; als er op elfde dag een goede voetbalwedstrijd op tv is dan vergeet ik zeker twee maal drie kwartier alles en zelfs ook tijdens dat kwartiertje van de rust zit ik niet te tobben.
De eerste foto waar ik als min of meer normaal mensje op sta, ben ik te zien zoals een voetballer op een elftalfoto staat: met zo’n beetje gemeen lachje (‘pas maar op ik ga toch wel van je winnen) en zittend op mijn hurken. Alleen op die foto, en dat zie je bij voetballers op een elftalfoto meestal nooit, heb ik een bal in mijn handen … mij eerste leren bal!
Erg jammer was dat de dag, dat die foto genomen werd, mijn zusje haar Eerste Heilige Communie deed. Daarom moest ik de hele dag in een wit overhemd met een flikkerstrikje lopen en ook in  een  net kort broekje, grijze sokjes en bruine sandalen, want het was ook altijd warm weer met Eerste Communies toentertijd tenminste want het wat toch altijd met Hemelvaartsdag toch? Een bril had ik ook op die foto op … dat klopt ook want volgens de dokter had ik destijds een bril nodig, eerst dacht ik nog: dat zie je toch nooit een voetballer met  een bril maar toen bedacht ik me, dat in de tijd dat die foto van mij genomen werd, in de jaren vijftig,  er genoeg voetballers en ook keepers waren, die met een bril op voetbalden of keepten natuurlijk. De keeper van Sparta, mijn lievelingsclub, droeg altijd een bril. Dat was dus ook in de vijftiger jaren.

Mijn iets  oudere neef Klaas stond ook op die bewuste foto. Hij stond ook echt zoals een voetballer staat op een elftalfoto. Een ietwat stoer lachje, een beetje voorover gebogen en met zijn handen leunend op mijn schouders. Maar Klaas heb ik er af afgeknipt. Niet dat we niet lekker met elkaar konden ballen, daar gaat het niet om. We deden boompjesvoetbal, putjesvoetbal, de bal tegen de stoeprand gooien, de bal zo hoog mogelijk schieten, we namen penalties op elkaar, de ene keer was ik keeper dan weer hij. Neen, ik heb hem eraf geknipt, omdat hij een keer, toen we samen op mijn kamer waren, wilde zien of ik ook haar op mijn lul had en hoeveel.

maandag 8 september 2014

HELD

Hij heeft op 8 september 2014 zeker alle Nederlandse kranten gehaald en misschien komt hij vanavond ook nog bij Pauw of Humbert Tan. Voor mij is die man een regelrechte held: Hans Boland. Hij is vertaler van beroep. Vertaler vanuit het Russisch naar het Nederlands Hij vertaalde onder andere werken van Dostojevski, Achmatova en Poesjkin. Voor deze vertalingen èn voor zijn verdiensten op cultureel en onderwijskundig gebied, is hem de hoogste Russische culturele onderscheiding toegekend.
Uit politieke overwegingen heeft Hans Boland, die hoge onderscheiding geweigerd. Op 4 november zou hij de prijs in ontvangst kunnen nemen uit handen van president Poetin.
DUS WAAROM IS DEZE BOLAND VOOR MIJ NU DE ABSOLUTE HELD?  
BOLAND BEDANKTE VOOR DIE EER DIE PRIJS TE ONTVANGEN UIT HANDEN VAN POETIN!!
Dat hij de prijs zou krijgen, hoorde hij van de cultureel attaché op de Russische ambassade. Hans noemt die attaché, een  keurig ontwikkelde man, precies het tegenovergestelde van Poetin. Hij heeft er nog een paar dagen over nagedacht, omdat hij die ambassademan niet voor het hoofd wilde stoten. Maar hij heeft toch besloten om zich niet voor het karretje van Poetin te laten spannen, zoals onze koning Willem Alexander wèl heeft gedaan door zijn bezoek aan Poetin in het Kremlin. Poetin stak bij die gelegenheid z’n middelvinger op naar het Westen.
Hans Boland noemt Poetin een gevaar voor de wereldvrede; hij veracht en haat de werkwijze van de Russische president. Voor Boland is Poetin volstrekt verwerpelijk en absoluut niet beter dan Hitler of Stalin.
Als hij de prijs zou accepteren, zou hij verraad plegen aan zijn ouders, die hem principieel hebben opgevoed. Het zou verraad zijn aan de dichteres Anna Achmatova, symbool van het Russisch verzet tegen Stalin. Het zou verraad zijn aan Poesjkin, die een provocateur was, een sociaal onmogelijk figuur, maar hij was oprecht en iedereen vergaf hem. Hans zegt dat Poesjkin leeft in zijn geest en hij zou het walgelijk vinden als zijn naam en de naam van Poesjkin met die van Poetin in verband zou worden gebracht.
Hans Boland heeft in de jaren negentig, zes jaar in Rusland gewoond. Hij heeft toen een aantal gedichten aangeboden aan een literair tijdschrift, twee werden niet geplaatst uit zelfcensuur. De redactie was bang, dat er een bom zou ontploffen op kantoor. Het waren gedichtjes over antisemitisme … antisemitisme is in Rusland nog altijd verschrikkelijk.
Op 4 november, de dag van de officiële prijsuitreiking, wordt Hans, samen met zijn partner in het Kremlin verwacht.  Jawel, samen, met z’n partner: Hans is homo en heeft een relatie met een 31 jarige man uit Indonesië. Dat wist Poetin, die homohater, vast niet. Kort geleden heeft Boland een roman geschreven: ‘De zachte held’; hij is van plan om op die vierde november relaxed  in die roman te gaan zitten lezen, als een stil protest tegen Poetin.
Waarschijnlijk zal hij  nooit meer worden toegelaten tot Rusland. Bij een bezoek eerder dit jaar heeft hij al min of meer van het land afscheid genomen.  Maar Poesjkin laat hij zich niet afpakken. Momenteel zit hij hartstochtelijk brieven van Poesjkin te vertalen.


deels uit:
Volkskrant

8-9-2014