Heb ik me toch weer te zomers aangekleed op deze zonnige maar verraderlijk kille maandagmiddag. Ik was zelfs nog van plan geweest om in mijn korte broek te gaan. Dat heb ik maar uit mijn hoofd gezet, omdat ik mijn ultra-witte benen niet aan de anderen van onze wandelclub durf bloot te stellen.
We zijn met zijn tienen en we hebben er, aan het gebabbel en
gelach te horen, allemaal veel zin in. Het is zelfs zo gezellig dat we af en
toe vergeten om om ons heen te kijken. O ja, dat vergeet ik helemaal nog op te schrijven: we wandelen door ons mooie Kralingse Bos, intuïtief begeleid door
Sonja.
Het is genieten van die kleurrijke bermbloempjes langs
vrijwel alle wandelpaden: vergeet-me-nietjes, ooievaarsbek, boterbloem,
boerenwormenkruid, brem, koolzaad, margrieten, paardenbloem, meidoorn … het is gewoon te veel om op te
noemen.
Lang niet alle gesprekken zijn te volgen. Het zijn ook niet
altijd de vrolijkste onderwerpen … soms gaat het over de (naderende) dood. Twee wandelaars praten over verdrietige
zaken: ze hebben het over kennissen en gebruiken woorden als ‘uitgezaaid’ en ’uitbehandeld’.
Het bos, die fleurige bloemen verzachten enigszins de bijbehorende smart. Het is hard, die naderende dood, in de lente.
De act van Theo Maassen, die ik dit weekend zag, sluit daar
op aan. De cabaretier deed alsof hij zelf de uitgebloeide paardenbloem was, die
hij in zijn hand hield. Alle pluisjes zaten er nog aan. Hij blies tegen de
pluisjes, die vervolgens allemaal opvlogen en langzaam naar de grond dwarrelden. ’Het lijkt me mooi om zo te sterven … al mijn
pluisjes hechten zich in de aarde en
komen volgend jaar weer terug.
Nou ja! Hadden we het toch bijna niet gezien: zo’n twee á drie
meter boven ons hoofd een bewoond ooievaarsnest. Een echtpaar. Jongen waren
niet te zien, waarschijnlijk moesten er nog eieren uitgebroed of gelegd worden.
Midden op ons mooie wandelpad ligt een aangevreten dooie
rat. Met een geroutineerde voetbeweging
wip ik hem (of haar) als mest tussen de bermplantjes.
Na een dik uur wandelen, gaat het tempo omhoog. Koffie-, cappuccino-,
chocomel- en biertijd is nabij. Ondanks de kilte blijven we bij de Nachtegaal
buiten zitten aan ‘onze’ ronde babbel-tafel. Vol trots tonen Carla en Trudie
foto’s van hun (achter)kleinkinderen. Rob laat ons ook een foto van een van z’n
achterkleinkinderen zien: dat blijkt een jong taks-hondje te zijn van zijn zus.
Altijd grapjes die man.
Ik vertel dat ik over twee weken een paar dagen ga fietsen
rondom Valkenburg … een senioren-single midweek. ‘Single??’ vroeg een van mijn buurvrouwen,
met een zweem van teleurstelling in haar stem: ‘Hoezo? Ben je op zoek dan?’ Welneen
joh, op zoek ben ik niet maar wie weet wat
er op mijn pad komt. Over drie weken weten we meer.
De Nachtegaal is altijd de laatste étappe van onze
wandeling. Van daar lopen we naar huis. Zeer
ongeriefelijk hier is de immense hoeveelheid ganzenpoep op het trottoir.
Veel te veel ganzen. Alleen al in dit weekend heb ik zeker dertig ganzenkuikens
achter hun vader en moeder aan zien waggelen en zwemmen. Niet allemáál maar een flink aantal van hen mag
van mij geruimd worden.